Castenrayse mensen vertellen Rachel Cohen deel 16
Het heemkundelokaal is op donderdag 23 en 30 december niet geopend. Met
ingang van donderdag 6 januari 2011 bent u van 13.30-16.00 uur weer welkom.
Wij wensen iedereen heel Fijne Kerstdagen!
17
Hoofdstuk 6, Bevrijd
En die dag kwam: Op 22 november 1944 trokken de Engelse tanks door ons dorp! Als op afspraak kwamen alle
mensen die zich verborgen hadden moeten houden uit hun schuilplaatsen te voorschijn. Ik was vrij! Ik was weer
Rachel Cohen en niet Ria Cornelissen. Ik liep naar de andere Joodse onderduikers en riep uit: "Eindelijk zijn we
bevrijd!" (Ik wist zelfs een paar namen, zoals De Groot, Van Gelder, etc.) Ze stonden me ongelovig aan te
kijken toen ik zei dat ik ook ondergedoken was geweest. Ik leek sprekend op de andere meisjes uit de buurt,
blond met blauwe ogen en ik had ook het plaatselijke dialect al leren spreken.
De Baas wilde graag weten of het huis er nog stond, dus ik bood aan om te gaan kijken. Onderweg, bij de 'oude'
Heidens-boerderij was alles afgezet met draad, waaraan witte lapjes hingen. Dat was een mijnenveld. Ik wist
echter niet wat dat betekende en liep er dwars doorheen. Gelukkig trapte ik niet op een mijn, zoals de
intelligente lezer wel gemerkt zal hebben. Ik had die dagen de gewoonte mijn privé-engel overwerk te geven.
Langs de weg lag het lijk van een Duitse soldaat. Daar schrok ik wel even van. Toen ik aankwam bij onze
boerderij en de Engelse soldaten die daar waren ingetrokken vertelde over het lijk van die soldaat, was hun
typisch Engelse reactie: "Never mind." Later heeft geloof ik tante Mien gezorgd dat het lijk begraven werd aan
de kant van de weg, tot 't weer opgegraven werd. Ik heb gekeken of alles nog onder de grond zat in de
schanseschuur, en ging weer terug naar Tienray. (Te voet natuurlijk)
Maar het bleek dat de oorlog nog niet helemaal was afgelopen. Toen ik het winkeltje van de kruidenier naderde,
hoorde ik opeens een verdacht schril gefluit: een bom! Ik Jiet me ter plaatse in de greppel vallen en toen de bom
een fractie van een seconde later insloeg, was ik al in betrekkelijke veiligheid. Een stuk heet staal schoot langs
mij heen en veroorzaakte een brandwond op mijn arm. Daar was ik dan bijna gegaan, niet zo lang voor het einde
van de oorlog. En inderdaad, 's avonds hoorde ik dat er enkele doden op die plaats waren gevallen. Ik had daar
niets van gezien, omdat ik meteen verder ben gelopen naar Tienray. Thuis vond ik een stukje van die bom in de
voering van mijn jas en een klein gaatje in de mouw, waar het metaal doorheen gekomen was. Ik was blij weer
veilig terug te zijn. Dit was de laatste bomaanval op Castenray.
We maakten voorbereidingen om weer terug te gaan naar het Schoor. Alles werd ingepakt, en wij gingen op
weg. We namen onze spullen mee en een groot gedeelte daarvan droeg onze Belgische knol. Een 'knol' van een
paard. Ik hield het paard aan de teugels. Tussen Castenray en het Schoor hoorde ik een zwaar brommend geluid
achter me en draaide ik me om, om te zien wat er aankwam. Op dat moment draaide het paard zich ook en stond
zodoende dwars over de straat. Met zijn enorme corpus stopte hij een heel regiment van Engelse tanks. Tot een
van de 'Tommies' (Engelse soldaten} van een tank afsprong, het paard bij de teugels nam en aan de kant zette,
zodat de tanks weer verder konden oprukken naar het front.
Het eerste wat we deden toen we weer thuis kwamen, was het opgraven van de waardevolle dingen die onder de
'schanse' in de schuur begraven waren. Het leven begon weer op de boerderij. Veel herinner ik me niet van deze
tijd. Na verloop van enige tijd hoorde ik dat men via het Rode Kruis inlichtingen kon inwinnen over
"overgebleven Joden". Dus nam ik contact op met Wim (Louis Mossel) en een andere ex-onderduiker, Manus
Cohen (of de zoon van Manus, dat weet ik niet meer). Met z'n drieën gingen we op zoek naar familie. Wim
heeft helaas geen familieleden kunnen opsporen. De jongens Cohen (geloof ik), hebben hun zuster gevonden.
We gingen gedeeltelijk met vrachtauto's, legerauto's en te voet naar Eindhoven. Daar werden we aan een zekere
Heer St::onfeld voorgesteld. Het was zijn taak te zorgen voor Joodse wezen en ondergedoken kinderen. Hij
bracht ons onder bij een Joodse familie Leiders, die net was gearriveerd. Toen ik daar de kamer binnenkwam,
stond een oude heer op en stelde zich voor als Philip Cohen uit Venlo. Ik stelde me voor als Rachel Cohen uit
Arnhem, waarop hij vroeg: "De dochter van Sam Cohen?" Toen ik dat bevestigde zei hij: "Je ouders wonen in
Neerbeek, Zuid Limburg. Je vader zocht jou en je broer Elie, maar omdat de slag in de Ardennen in volle
heftigheid aan de gang was, moest hij weer terug naar Zuid Limburg."
(wordt vervolgd)
V