13
Jakobs de eigenaar. Thei Jakobs kwam uit Sevenum en zijn echtgenote Gon uit Horst. Ze begonnen
in Castenray een café, kruidenierswinkel en veehandel Thei ging daarvoor met de fiets de boer op,
terwijl Gon de winkel en het café runde. Thei en Gon kregen negen kinderen. In april 1981 vierden
ze in Castenray hun gouden bruiloft. In 1968 verhuurden ze het café aan Harrie Heidens en zijn
echtgenote. Op eigen grond bouwden Thei en Gon een nieuwe woning aan de Horsterweg. Anno
2010 wonen daar Geert Janssen en Annet Bruinis.
Castenrayse mensèn vertellen Rachel Cohen deel 13
Het aantal schepen dat door hen gedurende de oorlog tot zinken is gebracht, gaat alle nachtmerries te boven.
Hier enkele cijfers als voorbeeld: In het eerste halfjaar van 1941 verloren de Geallieerden 2.840.000 ton en in
het tweede halljaar 1.350.000 ton. En zo ging dat maar door. Tot eindelijk een oplossing werd gevonden: de
schepen werden begeleid door vliegtuigen die van radar voorzien waren, waarmee de U-boten op tijd werden
ontdekt en onmiddellijk door speciaal geschut onschadelijk werden gemaakt.
Een ander obstakel was de sterke Duitse luchtmacht. Het nam heel wat jaren in beslag tot de verenigde
inspanningen van de R.A.F. (de Engelse luchtmacht) en de U.S.A.F. (de Amerikaanse luchtmacht), de Duitse
vliegtuigen terugdrongen tot boven Duitsland en Oost Europa. Pas toen, dat was in het begin van 1944, hadden
de Geallieerden kans op een geslaagde invasie in West Europa, waar de bezette volkeren zo naar snakten en niet
konden begrijpen, waarom die invasie zo lang uitbleef.
Hoofdstuk 5, NA DE INVASIE
Op 6 juni 1944 was het dan zover. Meer dan 4000 schepen en 11.000 vliegtuigen werden ingeschakeld bij deze
grandioze operatie. Vanaf vijf uur' s ochtends werden de Duitse kuststellingen gebombardeerd, vanuit de lucht
door de vliegtuigen, vanuit de zee door de kanonnen van de oorlogsboten en ook door de daar speciaal op
geconstrueerde tanks met waterdichte kanonnen, die al vanuit de landingsboten begonnen te vuren. Ondanks dit
alles ging het niet van een leien dakje. De Duitsers verzetten zich taai en vooral op de eerste dagen vielen er
duizenden slachtoffers bij de Geallieerden. Hoe moeizaam de strijd verliep, kunnen wij afleiden van de data: pas
op 23 augustus, dus zo'n 12 weken na de invasie, stonden de bevrijders in Parijs. Men kan zich voorstellen wat
een ongelooflijke militaire macht de Duitsers hadden ontwikkeld voor en gedurende de oorlog, dat zij in het
Westen zo'n tegenstand konden tonen, terwijl zij tegelijkertijd in het Oosten een front van drie duizend
kilometer lang -de hele breedte van Rusland van Noord naar Zuid -tegen de Russen in stand hielden. (Alhoewel
zij daar, zoals al gezegd, ook aan het verliezen waren, maar van Stalingrad tot Berlijn nam de Russen twee jaar
en vijf maanden!)
In september begonnen wij ook het oorlog voeren van dichtbij mee te maken. De Geallieerden bevrijdden op 14
september Maastricht en het front begon zich in onze richting te verschuiven. Toen kwamen wij in de
gevechtslinie. Onder de perenboom werd een gat gegraven, daar gingen balken overheen en daarop werden
zandzakken gedeponeerd. Dat was onze schuilkelder. Er waren intussen ook evacués bij ons te gast. Niemand
durfde de kelder uit om eten in het huis klaar te gaan maken. Het huis en de omgeving waren vol Duitse
soldaten. Ik ging elke dag wel het huis in om eten klaar te maken. De Duitsers vroegen me wie ik was, en ik
antwoordde: De zuster van de Baas." We hadden allebei blauwe ogen. Een andere officier vroeg me wie ik
liever had, de Tommies (Engelse soldaten) of de Duitse soldaten. Zonder na te denken zei ik: Als de Duitsers
in Duitsland zouden zijn gebleven, zouden de Tommies nu in Engeland zijn en onze Koningin zou in Holland
zijn." Daar had de soldaat geen woord op terug.
Een andere dag was ons eten gestolen van het vuur, een ijzeren hengselpot vol vlees. De volgende dag zag ik
een soldaat lopen met mijn pot. Ik stormde woedend op hem af: "Geef me die pot! Maar hij deed zich Oost -
Indisch doof. "Geef dat ding terug!", maar hij dacht er niet aan. "Goed, kom dan maar mee naar de
Ortskommandant." Terwijl elders in Europa de zonen en dochters van mijn volk onder de wrede laarzen van de
Moffen werden vernietigd, daagde ik deze soldaat voor zijn Ortskommandant. ..Wij, ieder aan het hengsel van
de pot trekkend, naar de boerderij van de buren, waar de Ortskommandant was ingetrokken. Ik vertelde hem het
verhaal van mijn pot met vlees in het Duits. De eerste reactie van de Ortskommandant was: "Sinds wanneer
spreken Hollandse meisjes zo goed Duits? Als ik had gedacht aan de mogelijke consequenties van een
diepgaand onderzoek van die Mof, was ik misschien van angst met de tanden gaan klapperen, maar God zij
dank waren die gedachten ver van mij. Ik antwoordde: "Wij boerenmeisjes gaan op de middelbare school en
leren talen- wat dacht U dat wij dom zijn?!" Bij de Duitsers was 'dumme Hollander' een begrip. Ik gaf de
soldaat een klap op zijn bovenarm en van schrik liet hij de pot los en ik er vandoor! (wordt vervolgd)