13
Nico van Melo-fietsroute
Vorige week woensdag hebben we op het gemeentehuis een oriënterend gesprek gehad met wethouder
Jan Loonen en ambtenaar Hans Beterams over het uitzetten van een Nico van Melo-fietsroute. Men
stond zeer positief tegenover onze ideeën. Er bleken nog een paar organisaties plannen voor een thema
fietsroute te hebben. We nemen met hen contact op, evenals met het Toeristisch Platform en bekijken of
we gezamenlijk de fietsroutes kunnen realiseren.
Oorlogsmonumenten
In 2002 hebben we een zeer waardige herdenking georganiseerd voor de in totaal acht slachtoffers van
in Castenray en Klein Oirlo neergeschoten geallieerde bommenwerpers. Indertijd zijn er vlak bij de plek
waar de vliegtuigen zijn neergestort eenvoudige tekstpaneeltjes geplaatst. Op die locaties plaatsen we
binnen afzienbare tijd stenen reliëfmonumenten die meer recht doen aan het offer dat de inzittenden van
de bommenwerpers gebracht hebben.
Castenrayse mensen vertellen Rachel Cohen deel 6
Vader verscheen doodsbleek boven aan de trap. Toen begon die 'vriend' te schaterlachen. We hebben hem nooit
meer gezien.
Daarna kwam de tijd dat het koper afgeleverd moest worden aan de Duitsers. We hadden leuke koperen
spulletjes. Of die de weg naar de Duitse rovers gegaan zijn of naar de kelder weet ik niet, maar op het buffet
stonden ze sindsdien niet meer. Ook de fietsen moesten ingeleverd worden. Het feit dat je je fiets kwijt was, was
nog niet genoeg voor de Duitsers. Ook werden de jongens en mannen opgeroepen om ze schoon te maken en te
oliën. Zo gebeurde het dat pa te samen met een groep Joodse bewoners uit Arnhem op Tisha Beav (een Joodse
treurdag) aan het fietsen poetsen was voor de Duitsers. Dat was niet zo makkelijk op een vastendag die tot 11.10
uur 's avonds duurde. Maar vader hield vol en kwam 's avonds laat naar huis.
Ondanks dit alles ging het leren door en ik deed mijn toelatingsexamen voor de H.B.S. A in Arnhem op het
Willemsplein. Verder dan de boeken kopen of de boekenbeurs ben ik niet gekomen. Joodse kinderen gingen naar
een geïmproviseerde school. Een oud huisje naast de Rijnbrug.
Van het eerste jaar op de H.B.S. herinner ik me nog, dat we studenten hadden die les gaven en dat we een
wedstrijd hielden wie het slechtste cijfer voor Duits haalde. Ik haalde nogal wat kattenkwaad uit, hetgeen
tengevolge had dat ik bleef zitten in de eerste klas. Wij waren thuis niet gewend aan zittenblijven, dus moest ik
eerst tranen tevoorschijn persen om met mijn schandalige rapport bij vader aan te komen en dat lukte ook nog.
Het tweedejaar op de H.B.S. was nog erger. Elke dag kwamen namelijk minder leerlingen naar school: óf men
dook onder, óf men werd weggevoerd
Wij hadden een wiskundeleraar die zei: "Volgende les misschien in Polen." Waarop ik zei: "Ik ga niet mee daar
naar toe." Waarop hij zei: "Ga je dan aan de weg zitten en zegje: "Ik ben vondeling van beroep?!"
Helaas heb ik hem nooit meer gezien nadien en kon ik hem niet vertellen, hoe ik uiteindelijk gered ben.
Op 10 april 1943 moesten alle Joden uit de provincie weg zijn. Zoals de Duitsers dat noemden 'Judenrein'. Wij
kregen een 'Sperr' uit Amsterdam van de Joodse Raad en vader pakte daar pakjes in voor de mensen in
Westerbork. We woonden in de Krugerstraat, Amsterdam Oost. Daar was het getto. Elke avond reden de groene
overvalwagens door de straat met bewapende SS-mannen. Zij stormden de huizen binnen en namen hele
families mee op transport. Heel lang hadden we rugzakken klaar staan naast de deur. Wij waren er op
voorbereid dat ook onze beurt zou komen en dan moest alles klaar zijn voor de reis naar Polen via Westerbork.
Merkwaardig genoeg, hadden wij altijd het gevoel dat de oorlog snel afgelopen zou zijn en dat wij het kamp wel
zouden overleven met werken. Niemand wist eigenlijk precies wat er na Westerbork ging gebeuren.
Pas na de oorlog hoorden we van ooggetuigen wat er gebeurt was. Vanaf 10 april 1943 ging ik op de Joodse
H.B.S. in de Stadstimmertuin, waar de heer Jacobs de directeur was en ook de heer Coltof les gaf. Juffrouw
Eitje was onze geschiedenislerares en ze stelde mij voor aan de klas met de hele geschiedenis van mijn
voorouders. Zij had mijn voorouders zo goed gekend. Zoiets moetje overkomen als je 14 bent en als je als niet-
Amsterdammer op een Amsterdamse school komt. Ook dat heb ik overleefd, zowel als de bombardementen van
de geallieerden die over Afdam vlogen en ons vaak op weg naar school of terug in de schuilkelder deden
belanden na het geloei van het luchtalann. (wordt vervolgd)