Schenking
Van Ger Hoeijmakers uit Horst kregen we een zuurstoftankje met koperen kraangedeelte dat komt
van het in de Tweede Wereldoorlog nabij de Lichtenberg neergestorte vliegtuig. Het zuurstoftankje
heeft een plaats gekregen in een vitrine in ons heemkundelokaal 't Moëzehool. Het zal bij
toekomstige exposities over de oorlog tentoongesteld gaan worden. Ger, zeer bedankt!
Van Mart Arts kregen we een koperen scheplepel en een oud naamschildje met 'Wed. G. Philipsen
KI. Oirlo F30'. Ook Mart, zeer bedankt hiervoor!
Jan Weijs, Gerrit Strijbos en Hay Willemssen, zeer bedankt voor het plaatsen van het infobord
bij de kerk. Het houten raamwerk is gemaakt door Jan Weijs en het bord is gemaakt door
DesignXpress uit Venray (bedrijf van Tom Smits).
Project Castenrayse Vennen
Dit jaar staat bij onze stichting het natuurreservaat De Castenrayse Vennen centraal. Op zaterdag 10
en zondag 11 juli geven we uitvoering aan het project, waaraan we al enige tijd werken. Jan Strijbos
heeft een boek geschreven over het natuurgebied. In meer dan 30 hoofdstukken worden vrijwel alle
aspecten van het gebied belicht in het boek dat 245 pagina's telt. Het is niet alleen een leesboek, maar
ook een kijkboek, want er staan ruim 500 foto's, landkaartjes en tekeningen in afgebeeld. Op de hoek
van de Rietweg en Gerrit Artsstraat willen we een kunstwerk plaatsen dat herinnert aan de
schaatsperiode rond de Tweede Wereldoorlog. Verder organiseren we weer een grote expositie in
gemeenschapshuis De Wis. Tevens zijn we in overleg met Staatsbosbeheer over de plaatsing van een
infobord. De presentatie van het boek, de onthulling van het kunstwerk en de expositie vinden plaats
op zaterdag 10 juli vanaf 14.00 uur. De expositie kan ook nog op zondag 11 juli bezocht worden.
Castenrayse mensen vertellen Hub Kuijpers, Pater Humberto deel 6
Juf Marcellis (Horst 1917- Johannesburg 1982) heeft mij in de noodschool (1948-1949) leren lezen
en schrijven. Zij is in 1951 ingetreden bij de Dominicanessen in Venlo en als missiezuster onder de
kloosternaam Marie Immaculé gaan werken in Zuid Afrika. Op een van mijn rapporten schreef zij:
Gedrag in de kerk slecht.
Op 19 juni 1950 heb ik het vormsel ontvangen uit handen van Mgr. Lemmens. En vlak voor het
verlaten van de lagere school deden we Plechtige Communie, die pastoraal gezien de eerste bewuste
geloofsuitdrukking bedoelde te zijn van de jonge christen. Naast andere cadeautjes kregen we een
pakje sigaretten van 10. Mijn vaste vrienden werden onder andere Pieter Maes, Huub Cleven, Joop
Arts en Piet Philipsen, alias Riëter Piet. Martien Willemssen en Martien Kuijpers waren ook vaak bij
ons gezelschap. We speelden dan met zijn allen Monopolie. Op het einde van de lagere school kregen
we het voorrecht om te roken. Ik heb er nooit gebruik van gemaakt, omdat ik roken gewoon niet
lekker vond, maar misschien ook omdat we de eerste twee jaar op het seminarie in Stevensbeek niet
mochten roken en ik de smaak dus niet te pakken kreeg.
Mijn vader zei altijd: "Je hoeft hier tijdens de vakantie niet lopen te niksnutten." Ik ging dus bij
boeren en tuinders werken: augurken plukken en aardappelen rapen bij Petje Steegs; tomaten plukken
bij ome Tinus; ploegen bij ome Toon in Horst en rozen binden bij Piet Philipsen; in Horst de oogst
binnenhalen, mijten bouwen, enz., vooral bij Classens {Paulissen Thiesin Klein Oirlo. Zij hadden
een broeder (Br. Johannes, oftewel Wim, 1924-2003) in de Congregatie van het H. Sacrament
Brakkenstein, Nijmegen. Hem en twee andere Castenrayse broeders, Martinus Duijkers (Sjaak, 1930
en Julianus Philipsen (Teng, 1925-1987), kende ik toen nog niet. Ik zou later ook in die congregatie
intreden. Bij Classens had To, de zus van Wim, de touwtjes in handen. Haar moeder gaf mij altijd
een glas melk 's morgens, voordat ik begon te werken. Ook bij Sjang Classens heb ik in de landbouw
gewerkt.
Op de zesde klas werden Pieter Maes, Huub Cleven, Joop Arts en ik misdienaar. Die dienst aan het
altaar, maar ook eerder de mooie zwarte baard van een missionaris, ik weet niet meer welke, hebben
mij op het spoor gezet van de priesterroeping. Zeker heeft daar ook toe bijgedragen het geheime
gebed van mijn moeder, zoals ze mij na mijn priesterwijding vertelde en zeker ook de inzet van mijn
vader in het kerkelijke gebeuren, als organist en dirigent. Hij zag mij niet graag vertrekken naar het
seminarie. Het kostte geld en hij raakte in mij een hulp kwijt in de kapperszaak. Later, in het
noviciaat in Baarlo en tijdens mijn theologiestudie in Nijmegen, was ik officieel kapper van onze
kloosterlingen, (wordt vervolgd)