Castenrayse mensen vertellen - Jan Vissers deel 4 (slot) een vrachtwagen van transportbedrijf Joosten uit Oirlo gepakt. De machine nam hier dus al heel wat werk uit handen van de mensen. Smul Piet was de dakdekker die de daken van stro moest repareren. Hij deed dat zo goed en zo kwaad als het ging en als hij kon. Riet was niet voorhanden, dus werden de daken met stro gedekt tot ze niet meer lekten. Daar ging het immers om. Waar Smul het strodekken had geleerd, wist niemand. Hij deed het gewoon, ook al bakte hij er niet zo veel van. In die tijd echter was alle hulp aan herstel welkom. Smul deed zijn best en werkte hard. Hij was ook jager en had een jachtgeweer. Ook op andere wijze wist hij wat wild te verschalken. Als wij naar huis 'voeren', stond hij meestal op de kar om te kijken of hij in de weilanden wild zag rondlopen. Met beide handen in zijn zakken stond hij dan op het einde van de kar wijdbeens het land af te zoeken. Op een gegeven moment zag de voerman dat weer en hij gaf zijn paard een tik op de billen. Het paard schoot vooruit en Smul vloog met de beide handen in zijn zakken van de kar en plofte languit in de hoefslag op de grond met zijn pijp in de keel. Het viel achteraf allemaal goed uit. Smul werd weer op de kar geholpen en even later werd er met zijn allen om gelachen. Op een gegeven moment, toen we op de kar door de Peel reden, hoorden we een ontploffing. Wat bleek er gebeurd te zijn? Een koe die in een weiland liep 'te wejje', te grazen, was op een mijn gelopen en lag dodelijk gewond op de grond. Later werd het dier afgevoerd en omdat het goed gebloed had, was het geschikt voor menselijke consumptie. Het dier werd dus opgegeten. We zagen ook wel eens boeren met hun paard het land omploegen om er vruchten op te verbouwen. Op een gegeven moment zagen we een boer, die ook aan het ploegen was, wel 20 meter achter zijn paard en ploeg aanlopen. Hij 'stuurde' zijn paard dus met een heel lange 'lejs'. Bij navraag bleek later dat er nog mijnen in de grond zouden liggen en omdat die bij aanraking konden ontploffen, liep de boer op een veilige afstand van zijn ploeg. Hij scheen niet veel gevoel voor het risico voor zijn paard te hebben gehad. Maar het was immers vlak na de oorlog. Vijfjaar geleden publiceerden we al eens het onderstaande verhaal dat Toon Kuijpers uit Horst optekende uit de mond van oud-inwoonster Nel Gellings. Het blijft in deze tijd een mooi verhaal. Kerstmis 1944. Een grote doos vol met allerlei lekkernijen en verschillende soorten etenswaar stond op de grond voor het armetierige kerststalletje, toen we op Kerstdag, 25 december 1944, 's morgens vroeg vanuit ons bed de woonkamer binnenkwamen. Met grote ogen vol verbazing keken we naar de doos. Niemand durfde iets aan te raken. Zoiets hadden we al lang niet meer gezien, laat staan gegeten. "Zou het kerstkindje dat hebben gebracht?", vroegen we ons af. "Moeder, moeder, kom eens vlug kijken!" riepen we. Moeder kwam vlug op ons geroep af en vertelde ons dat een groep Engelse soldaten, die in ons huis ingekwartierd lagen, de doos hadden gebracht en bij het kribbetje hadden neergezet. Aan het woord is mevr. Jenniskens-Gellings uit Wanssum, alias Gellings Nel uit Castenray, vroeger wonend op boerderij 'De Pous', gelegen aan de huidige Lollebeekweg. Helaas is deze boerderij door de ruilverkaveling gesloopt. "We moeten dankbaar zijn", vertelde mijn moeder verder, "dat we gezond zijn teruggekeerd uit Swolgen, waar we bij Grad Gooren in de Legert gastvrij een veilig heenkomen hebben gevonden, toen we door de Duitse bezetter het huis werden uitgestuurd". Wij, als kinderen, hadden natuurlijk meer oog voor de lekkernijen dan voor moeders verhaal. Onze Wim, de jongste van ons 5-tal, zat al met zijn vingers aan het lekkers. "Straks, als we met de oudste kinderen terugkomen uit de mis, die in het Patronaat plaatsvindt, zullen we er allemaal lekker van eten", stelde moeder ons gerust. "Moeder, waarom hebben de soldaten ons dat lekkers gegeven?", vroeg Nelly nieuwsgierig. "Ik denk", zei moeder, "dat ik dat wel weet, ik heb zo'n vermoeden. Toen ik eerder op zolder onze kerstspullen wilde gaan halen, om de woonkamer te versieren, bleek alles weg te zijn. Eerst dacht ik dat het gestolen was. Ik heb nog overal gezocht, maar kon niets vinden. (Wordt vervolgd) 19

Castenrays dorpsblad De Schans | 2009 | | pagina 19