Gewoonten en gebruiken rond 1900 - deel 33 Week van de Geschiedenisprijs Helaas heeft Venray niet de Week van de Geschiedenisprijs gewonnen met de activiteit Zwetsen in de Kroeg. De prijs van 5000,- ging naar het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk met een serie van dertien gesprekken, waarin grootouders hun kleinkinderen verhalen vertelden over de watersnoodramp in 1953. Venray hoorde met Ouwerkerk tot de tien genomineerden uit meer dan zeshonderd aanmeldingen. Schenking Van Jac en Truus Vennekens kregen we als gevolg van de expositie Geloofsbeleving in Beeld een bordje met kop en schotel dat als cadeau ter herinnering aan de Eerste H. communie was gegeven. Verder het Wees Gegroet uitgebeeld en een kruis met kandelaars, zoals dit vroeger gebruikt werd, wanneer iemand bediend werd. Zeer bedankt, hiervoor! Behalve de liefde speelde derhalve vroeger ook de financiële omstandigheid van de aanstaande bruid of bruidegom een grote rol. 'Van 'n moj tóffel kunde nie aete, d'r mot ok wat öp ligge', zei men om aan te geven dat een mooi uiterlijk niet maatgevend was. Zeker de ouders waren die mening toegedaan, want er was vroeger veel armoe, vooral als de oogst eens tegenviel of er geen werk was. Er waren zelfs mensen die in hun eigen familiekring trouwden om het geld in de familie te houden. Zocht een jongen verkering met een meisje, dan werd van beide kanten door de ouders terdege onderzocht of hij of zij wel een geschikte partij was. Een meisje werd beoordeeld op gedrag, kundigheid en karakter. En er werd gekeken of ze goed kon werken, want'n vrowwehand en enne perdstand meuge nie stil staon' Was een meisje met teveel jongens uitgeweest, dan was het "n afgelékte böttram' of men noemde ze 'pérdsgek'. Was ze te druk of te aanstellerig, dan zei men: 'Kraejende henne, fléötende denne, brullende koewe zien zaelde goeje'. Deed een meisje uit 'de lagere stand' wat al te 'gröts' en kleedde ze zich wat te deftig, dan zei men: "As me de koe nie kende, zeuj me nie wieëte wor 't kalf vandén kwaam." Als men vermoedde dat een jongen verblind werd door de seksuele aantrekkingskracht van een meisje, dan werd hij gewaarschuwd met: "As me trowt um de vot, is 't huwelek gaaw kepot." Ook de jongen werd door de ouders van het meisje meestal zwaar beoordeeld en als het 'nie angekart' was, dan werd dat het meisje goed duidelijk gemaakt. Vond men dat de jongen al te veel meisjes 'versleten' had, dan was het 'mér enne fiks' die het meisje niet gelukkig zou maken. Ook al kende men de uitdrukking: "t Is 'n slaechte kat die zich doeëd moest vur ieën gat.' Had de jongen geen geld en waren de ouders van het meisje vermogend, dan was hij 'zó kaal as enne kikvors' en probeerde hij 'mit 'n waorst nor 'n scheenk te goeëje'. Bij de meeste welgestelden 'hing de punder échter de deur' en werd de jongen goed gewogen. Eén of twee koeien meer of minder kon al verschil in stand maken. En gaf het meisje haar jongen niet op, dan was er vaak 'hommel ien de hut'. Gedachtig de uitdrukking "n Paerd en 'n vrow zuukte doon bij huus', ging men het niet ver zoeken. Ook al niet, omdat er weinig contacten waren met de jongeren uit wat verder gelegen dorpen. En mobieltjes en chatten kende men uiteraard nog niet. Daarbij kwam dat de situatie verder weg voor de ouders moeilijker te controleren was. 'Wiedaf is 't goéd liêge', zei men dan. Had een jongen een meisje zwanger gemaakt en wilde hij niet met haar trouwen, dan werd het dikwijls afgekocht. Dat gebeurde bijvoorbeeld, wanneer een jongen een dienstmeisje van de ouders had zwanger gemaakt. Deze was dan beneden hun stand en ze werd bijvoorbeeld voor duizend gulden afgekocht. Lukte het afkopen niet, dan werd er in de meeste gevallen toch maar getrouwd. Liet een oudere man een jong meisje zwanger zitten, dan werd 'd'n ezel éngedreve' en 'ketelmeziek gemókt', een gerechtsvoltrekking door het volk. Jongeren verzamelden zich dan en trokken met ketels, deksels en andere zaken die veel lawaai maakten naar het huis van de oudere man. Voorop liep een jongeman die alsmaar met een zweep klapte. Onder oorverdovend lawaai werd het huis van de man beklad met verf en vuil. Ook werd een ezel op de muur getekend met een mengsel van teer, roet en karsmeer dat diep in de stenen drong en bijna niet te verwijderen was. 13

Castenrays dorpsblad De Schans | 2008 | | pagina 13