Gewoonten en gebruiken rond 1900 - deel 29
uitgebrande steenkool). Vroeger vóór 1929) liep hier de Kleine Lijkweg. Overledenen uit die buurt
werden via deze weg met kar en paard naar het kerkhof in Oirlo gebracht
Linksboven ligt de boerderij van Har en Truuj Cremers en vlakbij liep een veldweg van de Roffert
achter de boerderij van Sjaan Willemssen langs. De veldweg kruiste bij Pietje Poels de Provinciale
H eg (nu Horsterweg) en liep verder achter de boerderijen van de Straat langs. De
sacramentsprocessie trok vroeger van de kerk via de Straat naar Petje Steeghs (waar nu Piet
Steeghs woont) om daar via de veldweg naar de Roffert en de Oirloseweg weer richting kerk te
trekkenRustaltaren stonden bij Petje Steeghs, bij Sjaan Willemssen en bij Teng Dinghs (Grad
zienen Teng).
Trouwen
Als gelovige katholieken hield men zich veelal aan de regels van het katholieke geloof. In de
catechismus leerde men: 'Het huwelijk is het sacrament waardoor man en vrouw zich tot echtgenoten
verbinden en de genade ontvangen om de plichten van den huwelijken staat naar behoren te vervullen."
Deze regel bepaalde in hoge mate het gedrag en de omgang van de geliefden vóór en na het huwelijk.
Volgens de kerk moest de tijd die aan het huwelijk vooraf ging, dienen om zonder overtreding van het
gebod tot kuisheid volledig toe te leven naar het moment van de kerkelijke inzegening van het huwelijk.
Dat was ook de reden dat ouders de handel en wandel van de aanstaande bruid goed in de gaten
hielden. Daardoor waren de gelegenheden om jongens te ontmoeten ook zeer beperkt. In een dorp als
Castenray kende men natuurlijk iedereen door en door. Men kende niet alleen elkanders afkomst, maar
ook de financiële en sociale omstandigheden. Maar nadere kennismaking door omgang met elkaar was
na de schooljaren nauwelijks meer mogelijk.
Op zondag was er na de kerkdienst enige gelegenheid elkaar te zien. In de kerk zaten de mannen rechts
en de vrouwen links, maar ook veel jonge mannen zaten of stonden achter in de kerk. Na de mis waren
deze jonge mannen het eerste buiten en de vrouwen moesten dan tussen de groep mannen naar buiten.
Ze werden dan van top tot teen bekeken en ogen zochten elkaar. Zo begon menige vrijerij. Ook op weg
naar de kerk kon men elkaar soms ontmoeten, vooral bij avonddiensten, zoals de vastenpreken. Dan
gebeurden er echt wel eens zaken die vóór het huwelijk eigenlijk niet waren toegestaan. Raakte een
meisje ongewild zwanger, dan was Holland in nood. Abortus kwam vroeger nauwelijks voor. Wel
gebruikte men middelen om de zwangere vrouw te laten schrikken, zodat de vrucht afkwamMen deed
dat bijvoorbeeld door de afwisseling van een heet en een ijskoud bad. Ook gebruikte men wel zeepsop
of men liet de vrouw zeepwater of een hele liter koffie drinken. En zo waren er nog meer middeltjes
die men aangreep om de zwangerschap te onderbreken.
Ook kwam 'd'n opslag' voor, de miskraam of de ongewilde zwangerschapsonderbreking. 'Bij eur is de
kar öpgeslage', zei men dan. Men was volgens de kerkelijke leer, indien mogelijk, verplicht de
afgekomen vrucht te laten dopen, maar dat gebeurde lang niet altijd.
Er waren vroeger, zoals gezegd, duidelijk veel minder gelegenheden voor de jongelui om met elkaar in
contact te komen. Tegenwoordig zijn er bij wijze van spreken wel elke minuut gelegenheden om elkaar te
ontmoeten, hetzij op school hetzij elders. Er zijn zoveel gelegenheden om uit te gaan en via de moderne
communicatiemiddelen kan men heel eenvoudig contact met elkaar hebben en houden. Dat was vroeger
wel andere. Veel scholen waren niet gemengd en uitgaansgelegenheden waren er maar weinig. De sociale
controle was groot en ook de strenge opvoeding en de kerk misten hun invloed niet Dat vroeger veel
relaties ontstonden tussen jongens en meisjes uit dezelfde buurt of uit hetzelfde dorp, was niet vreemd. In
de kleine dorpen was men goed op de hoogte van de financiële en sociale positie van elkaar. Een
gelegenheid om elkaar te zien, vonden de jongeren in de kerkdiensten, ook al zaten de jongens rechts en
de meisjes links. En wanneer hun blikken elkaar ontmoetten, hadden ze al bijna verkering. Dat gebeurde
ook op weg naar de kerk, bij het naar buiten gaan en weer bij het naar huis gaan. Lien Truyen uil Horst
(Kaös Lien) vertelde 't volgende: "Jao, nor de kaerkgaori vur dieëlname an 't ferteguregebed dat moog,
jaodat mós ummers. Of ge dat gaer of nie gaer dut, wiër nie gevraogd. Wij, ien dén tied, dun dat gaer.
Dan zagde de jönges teminste efkes. Ien de kaerk wiër dan dur de ieën of ander van de megjes, die lings
ien de kaerkbaenk zategekrócht en die ddllie waachte dan, of ieën van de herfsthane, die rechs van de
middepad zatetrug króchte. Was dal 't geval dan hadde al hóst enne vreejer. Nao de dienst wiër dan nog
efkes mit mekaar geprót, hieël aerg stiekem, went niemes moog dat wieëlelót staan ziën.
11