Carnaval is weer voorbij en vandaag is het Aswoensdag, het begin van de vastentijd. Echt vasten,
zoals dat vroeger gebeurde, is er tegenwoordig niet meer bij. Wel kunnen we in de vasten iets extra's
doen door in de week van de goede doelen bij de bundeling van de collectes iets te geven voor de
vastenactie en voor de andere goede doelen. Op die manier delen we iets van onze rijkdom en
voldoen we toch nog enigszins aan de intentie van de vasten: je iets ontzeggen.
Vastenavond werd vroeger gevierd met allerlei volksfeesten, dikwijls tot ongenoegen van de
katholieke geestelijkheid. Die wilde in die dagen de kerk vol hebben van 's morgens tot 's avonds bij
het veertigurengebed. De pastoor zei dan dat de mensen moesten komen bidden voor degenen die
wél vastenavond vierden. Tijdens de vastenavonddagen stond het Allerheiligste uitgestald. Dat was
een grote, gezegende hostie in de monstrans. De monstrans werd van 's morgens zes tot 's avonds
vijf uur uitgestald in de expositietroon die nu nog op het tabernakel staat. Al die uren moest er
iemand in de kerk zijn. Om dat te garanderen werden de uren onder de buurten verdeeld, of werden
kerkelijke orden, zoals de Derde Orde. ingeschakeld. Ook werden de jeugdverenigingen, zoals de
Jonge Wacht (jongens), de KJV (Katholieke Jeugdvereniging) of de KJM (Katholieke Jonge
Meisjes) opgeroepen hun plicht te vervullen.
Tijdens het veertigurengebed ging je de kerk binnen, bad enkele Onze Vaders en Weesgegroetjes,
ging naar buiten om even te pauzeren, ging weer de kerk binnen om te bidden en vervolgens weer
naar buiten. Dat diende men acht tot tien keer te doen. Naargelang het aantal keren dat men de kerk
in en uit ging, verdiende men een volle aflaat en kon je, als je later dood was en in het vagevuur
terecht kwam, enige tijd afkopen. Lien Truyen-Kuijpers: "Om af te koeien, want het was heet in het
vagevuur. Dan hoefde je niet zo lang je gat te branden aan het vuur." Men zei dan:"Ge kunt 'r wér 'n
tiedje tege." Had je een aflaat over, dan kon je die gebruiken voor een overleden familielid. Vóór
1933, toen wij nog ais rectoraat onder de parochie Oirlo vielen, was er in Casten ray nog geen
veertigurengebed.
De meisjes gingen toentertijd best graag naar het veertigurengebed, omdat het een gelegenheid bood
om de jongens even te ontmoeten. In de kerk werd dan door een van de meisjes, die links in de
kerkbanken zaten, gekucht of gehoest en men wachtte dan tot een van de jongens, die rechts van het
middenpad zaten, terug kuchte of hoestte. Was dat het geval, dan had je al bijna verkering. Na de
dienst werd dan nog stiekem even met elkaar gepraat. Niemand mocht van de verkering weten, laat
staan de jongelui samen zien.
"Wanneer het flink gevroren had - en dat gebeurde nogal eens - dan trokken de meisjes massaal naar
't Broek om te schaatsen en om wat met de jongens om te gaan. De meisjes moesten voor donker
thuis zijn, dus veel tijd om verkeerde dingen te doen of om streken uit te halen, had men niet", zo
vertelde Lien 1 ruyen-Kuijpers (Kaös Lien). In die tijd mochten ook alleen jonge, ongetrouwde
meisjes de kerk poetsen. Ook moesten de meisjes lange, zwarte kousen tot boven de knieën dragen.
Mochten ze met vastenavond een paar uurtjes gaan dansen, dan gingen onderweg de zwarte kousen
uit en kwamen de vleeskleurige kousen er onderuit. Op de terugweg trok men de zwarte kousen er
weer overheen, want als ze thuis zouden zien datje met lichte kousen was gaan dansen, dan wasje
wel erg diep gezonken en werd je betiteld als 'een heel slecht meisje'.
Sommige mensen lieten met vastenavond ook zien dat ze wat meer geld hadden dan anderen. De
mensen moesten weten hoeveel 'stért ze óp de stal han staon'. Gewoonlijk rookten ze sigaretten van
15 cent per pakje, maar met vastenavond kochten ze een pakje North State van 25 cent per pakje.
Anderen lieten een briefje van tien gulden wisselen. Dat was heel veel geld, want een glas bier 'uut
de kan' kostte slechts een dubbeltje.
Toch waren er volgens Handrie Wismans vroeger ook al mensen die zich inzetten voor de viering
van de vastenavond in Castenray. En dat viel niet mee, want alles wat met vastenavond van doen
had, was tegen het kerkelijke gezag. De cafés waren toen bij Toon Dinghs, Bertje van Rhee, Thei
Jakobs en bij Baer Kuijpers, de 'kaöster*. Bertje van Rhee was de echte gangmaker. Hij onderhield
de contacten met de Venrayse carnavalsvereniging. Elk jaar stond er met vastenavond óf bij Van
Rhee, óf bij Thei Jakobs een danstent. Soms zelfs bij beide cafés één. In de tent was dansmuziek en
je kon er bier drinken, wat in die tijd rijkelijk vloeide. De losse vloer werd na het feest bij Handrie
Wismans thuis op de hooizolder opgeborgen. Soms werd de vloer gehaald en bij een boer in de
schuur gelegd om een bruiloft of een ander feest te vieren.
11