19 krijgen. Het is meestal mijn taak. Ze zijn bang voor de granaten. Ik in mijn binnenste ook. Zr. Jozefita en Zr. Damase hebben voortdurend veel werk met het kleine, gewonde Stientje. Ze verblijft nu altijd in de kelder. Wij moeten zo dikwijls vliegensvlug de kelder in en dat gaat niet met ziekentransport. Zr. Hendrina breit voor de weldoeners de hele dag! Zr. Damase kreeg bij Vissers en Cox melk, rolham en spek. Wij kunnen geregeld een kwartier ver appels halen. Zr. Theresia en ik komen pas terug. Aan de brug staat een Duitse wacht. Overdag werd wat minder geschoten, 's Nachts schrikken we dikwijls op, als de granaten inslaan. Iedere dag hebben we nu twee H. Missen. Wij kunnen ons boven dagelijks behoorlijk wassen (voor wie niet bang is, wel te verstaan). Zaterdag kan iedere zuster wam water krijgen. Voor het eerst heeft Zr. Gertraud gelegenheid fijne was te wassen. Wij zijn allen even vuil, zoals we nog nooit in ons kloosterleven geweest zijn. Wij hebben nog hoofdkussens erbij gekregen. Hier en daar heb ik een zak gekregen. Wat hooi erin en Zr. Gertraud leverde prima hoofdkussens af. Grote weelde! Weelde! 10 t/m 14 november Dat wil zeggen, granaten van alle kanten. Dikwijls in de schuilkelder, 's Nachts wakker schrikken van korte, hevige aanvallen. Overdag in de kou, 's avonds in het donker. Wat kan de mens wat verdragen als het moet! Beter gezegd als God, Moeder Maria, St. Jozef hem beschermen. 15 november Onder het fluiten en inslaan der granaten, was ik even naar Klein Oirlo geweest (eenzame weg, geen huizen, 11 km. ver). Wij moesten levensmiddelen hebben. Bij voorkeur ga ik 's woensdags met St. Jozef op stap. Drie flinke stukken spek, drie partijtjes boter, meel, twee broden, tien eieren, toverde St. Jozef in mijn koffertje. Martens, Maasen (Maes JS) en Hermans waren weer onze weldoeners. Toch was ik onderweg bang. Al biddende ging het voort, het was Sperrgebiet gevechtszone! Onze Pastoor maakte het goed. De koster en andere heren kwamen hem bezoeken. De koster begon te schreien. Allen waren zeer onder de indruk. Ongemerkt verdween ik en met St. Jozef ging het terug naar Meerlo. Enkele Oirlose mensen waren met kar en paard naar huis geweest om naar believen wat te halen. Zr. Damase had zorg voor de naaimachines en andere gewichtige zaken. Wij gingen samen bij de opperbevelhebber verlof vragen. Het huis werd zorgvuldig bewaakt door zwaar bewapende soldaten, die overal in de grond zaten. Ik huiverde en vreesde, dat men elk ogenblik op ons zou schieten. Op doodstraf was het verboden het huis te naderen. Zeer vriendelijk werden wij door de heren ontvangen. Ze deden al het mogelijke om ons van het gevaarlijke avontuur af te houden (altijd granaten). Zr. Damase hield aan om schriftelijk verlof te krijgen. Ze belden de bezetting van ons klooster op en vroegen inlichtingen. Deze zei, dat het uiterst gevaarlijk was naar Oirlo te komen. Onophoudelijk sloegen de granaten in. Ook was uit het klooster niet veel meer te krijgen wegens herhaaldelijk plunderen van komende en gaande soldaten. Bovendien was voor de deur een bom gevallen. Toen gaf Zr. Damase op, wat zij nog wenste te halen (naaimachine). Maar ik had schrik gekregen en voelde er weinig voor om mee te gaan. Ik had al zoveel van dat soort meegemaakt. Bovendien vond ik het niet zo nodig. Ik zag er 't nut niet van in om zo mijn leven te wagen. Buiten zei ik: "Ik ga niet mee!" De krater van een granaatinslag tegenover de woning van de familie Rambags-Cleven aan de Horsterwegwaar nu de familie van Eek woont. V.V.*

Castenrays dorpsblad De Schans | 2006 | | pagina 19