Stichting Heemkundig Genootschap
Woensdag 4 oktober: Vergadering bij Jan Strijbos. Aanvang 19.30 uur.
Vrijdag 6 oktober: Opening Jubileumtentoonstelling Museum 't Freulekeshuus in de aula
van het Kunstencentrum Jerusalem te Venray. Aanvang 17.00 uur.
Zaterdag 14 oktober: Landelijke Archievendag met openstelling gemeentearchief Venray.
Zaterdag 21 oktober: Officiële ingebruikname van het onderkomen van heemkundegroep
't Raokeliëzer Merselo. Nadere gegevens volgen.
Maandag 23 oktober: Geschiedenisquiz Venray met als thema 'Geloof en bijgeloof.
Woensdag 1 november: Vergadering bij Jan Strijbos. Aanvang 19.30 uur.
Boerengezegden
9 Mar goéd aete, went dat hildt lief en ziel bijjén!
9 De boks öp half elf hebbe hange.
9 Urst groeëte meense, dan pas hangoeëre!
9 Ennen haölteren Ties. (Een stijf iemand met weinig pit.)
9 De heks ien 't vaeld hebbe. (Een kleine wervelwind op de akker.)
Juffrouw Timmermans - deel 3.
Mijn salaris.
Ik verdiende in die dagen een maandsalaris van 78 gulden en ik moest aan kostgeld betalen een
bedrag van 45 gulden per maand. Ik hield dus niet veel over.
In het weekend reisde ik naar huis. In die tijd een hele onderneming.
Ik ging dan naar koster Kuijpers om te vragen de rode vlag uit te hangen, zodat de buschauffeur
wist dat hij moest stoppen, omdat er een passagier in huis wachtte. Vooral bij slecht weer was dat
wel handig. Truuj, de vrouw van de koster, had mij dat idee aan de hand gedaan. "Dan hoefde dor
bute nie an de straot te stón gieldere", had ze gezegd.
Ik reisde dan per bus naar Venlo en van daaruit per stoomtram naar Helden, waar ik werd afgehaald
door iemand van mijn familie die mij dan thuis bracht in Egchel.
Mijn werktijden waren van 's maandagsmorgens 8.30 uur tot 's zaterdagsmiddags 13.00 uur. Mijn
weekend was dus vrij kort.
Elke maandagmorgen ging ik weer blij gemoed naar Castenray, waar ik heel veel plezier aan mijn
werk met mijn kleine kinderen beleefde.
Boyke
In de tijd dat ik in Castenray werkte, kwam ik na werktijd wel eens bij de dienstbode van de rector,
'de rectorsmaat' juffrouw van Sas, waar ik dan wat kon bijpraten. Deze had een hondje dat Boyke
heette. Het was zo'n klein irritant kefding met witte en zwarte haren en een harige staart. Toen ik op
een zekere dag weer bij haar op bezoek kwam, zag ik dat het ellendige schepsel aan één kant een
dikke snuit had. Ik vroeg aan Van Sas, hoe het diertje daar toch aan was gekomen. Ze wist het niet.
Haar troeteldiertje had zich waarschijnlijk ergens aan pijn gedaan of had misschien een ontstoken
kaak of kies.
Enkele dagen later hoorde ik in het dorp dat het hondje weer eens bij Tinus van de Kaöster aan de
broek had gehangen. Deze had dat smerige kefding met zijn klomp van zich afgeschopt met een
dikke kop als gevolg. Iedereen in het dorp had er schik in, behalve van Sas en Boyke.
Bij meester Vollebergh
Meestel echter ging ik 's avonds naar het huis van meester Vollebergh, waar ik me thuis voelde. De
meester, alsook zijn vrouw, hebben altijd veel belangstelling voor mijn werk gehad. Ik voelde me
bij dat gezin echt thuis.
16
Hicfjtmg fjcemfcun&g 6tnootscfiaJ Castenray
Castenrqy_J