toegezegd en zooals ook steeds het geval is geweest, de kinderen van Klein-Oirlo zouden kunnen
gaan en kunnen blijven gaan, voorzoover ze dat wilden naar die school, dus naar de schoolte
Castenray. Maar het is anders uitgekomen. Toen in 1921 Klein-Oirlo de keuze kreeg tusschen Oirlo
en Castenray, kwamen alle kinderen naar Castenray en dit lag trouwens ook voorde hand, al was
het alleen maar, omdat de afstand naar de Castenraysche school gemiddeld 10 minuten korter is
dan die naar de Oirlosche. Bij de opening der bijzondere school te Castenray in 1928 werd de hoop
uitgesproken, dat alles zoo zou kunnen blijven en zooals gezegd, ook alleen in die veronderstelling
heeft Klein-Oirlo medegewerkt. Sindsdien is er echter van alles bijgekomen. Hier vooral te noemen
de bouw der meisjesschool te Oirlo (in 1931 JS), welke er z.i. nooit had moeten komen en waarop
nu ook wel geen kans meer zou bestaan als ze er nog niet was. Toen al direct vreesden wij, dat onze
school daardoor wel in het gedrang zou komen. Sprekers Castenraysche voorganger in den Raad
heeft die vrees dan ook al eens in dit College uitgesproken.
De Voorzitter interrumpeert even om te zeggen, dat de Raad als zoodanig geheel buiten de
omzetting der school te Castenray en den bouw der meisjesschool te Oirlo heeft gedaan, zijn
medewerking was een zuiver lijdelijke overeenkomstig de wet.
De heer Steeshs meende van niet, doch het doet feitelijk ook niet ter zake. Feit blijft evenwel, dat
men toen zei, de kinderen van Klein-Oirlo niet noodig te hebben voor de scholen van Oirlo. Bij de
indeeling der parochies is echter, om te hooren wat de menschen het liefst hadden, een stemming
gehouden, bij welke parochie ze wilden behoor en.
1925. Meester Vervoort met
zijn klas. Theodorus Petrus
Antonius van de Voort geb.
01-08-1903 te Meerlo. Van 01
06-1923 tot 15-06-1923
tijdelijk benoemd in
Castenray. Vanaf 16-06-1923
in vaste dienst in Castenray.
Jaarwedde f 1290,-
De Voorzitter verzoekt den
heer Steeghs zich te
bekorten en er geen zaken
bij te halen, die geheel
buiten deze kwestie staan
en die bij de respectieve
Kerkbesturen thuis
behooren. Met het stichten
van parochies heeft de
Raad toch zeker niets te maken.
De heer Steeshs zaat verder en zegt, dat bij die stemming den menschen is toegezegd, dat hun
kinderen, hoe ook de stemming ten aanzien van de parochie-indeeling zou uitvallen, toch altijd naar
Castenray ter school zouden kunnen blijven gaan. En bij de opening der nieuwe school werd die
belofte nogmaals herhaald. Wat zien we echter nu gebeuren? De Kleine kinderen van Klein-Oirlo,
dus die voor het eerst naar school moeten, worden te Castenray eenvoudig geweigerd en moeten nu
dus alléén naar Oirlo gaan. En het onvermijdelijk gevolg hiervan zal zijn, dat binnen 2 a 3 jaren de
school te Castenray zoodanig ontvolkt is, dat het een tweeklassige moet worden. Is dat nu in den
haak? Hadden de bewoners van Klein-Oirlo in 1928 geweten, dat het zoo zou gaan, beslist waren
ze er dan toen op tegen geweest de openbare school te Castenray om te zetten in een bijzondere.
Men maakt schromelijk misbruik van onze goedmoedigheid of goedwilligheid of hoe men het dan
ook noemen wil. In Zuid - Limburg kwam men met zoo iets niet zoo gemakkelijk klaar en zou men
het trouwens ook niet aandurven.
(wordt vervolgd)
5
9