-4- kwamen er al Engelse vliegtuigen aan en het was gewoon prijsschieten voor de vliegtuigen, want de trein stopte en had geen afweergeschut. Het was meteen raak. De deur werd open gedaan en ze gingen meteen met z'n allen op de grond liggen. Ger Philipsen rende meteen de bossen in en werd opgevangen door Jan Vollenberg (ook uit Klein Oirlo), die iets hoorde en erheen ging en toen hij het zag, wist hij dat zijn broer Teng er ook in zat. Dus daar wachtte hij op en toen Ger bij hem kwam, zei hij dat hij nog op Teng moest wachten, maar Ger zei, dat Teng zich wel zou redden, dus toen gingen ze snel weg. Ger en Jan moesten bij het front wachten, want daar hadden ze schijnwerpers en het was dus haast onmogelijk om er voorbij te komen. Toen ze daar gingen liggen, kwamen er ook nog twee anderen aan rennen, Piet Classens en Alias Pouwlese. Ze hadden even gepraat en daarna zijn Piet en Alias verder gegaan. Daarna heeft Ger ze tot 2 maart niet meer gezien. Jan en Ger zijn later in een rabat gaan liggen en keken af en toe eens naar boven, om de zaak te verkennen. Eén keer toen ze keken, zagen ze boven een andere rabat ook 3 hoofden uit komen. Ze renden er naar toe en kwamen er achter dat het 3 mannen uit Maasbree waren. Later gingen ze met z'n allen op weg naar Holland. Niet over de weg, want dat was te gevaarlijk. Ze zagen al snel een boerderij, maar daar begon een hond te blaffen, dus moesten ze wegwezen. Ze gingen verder op klompen en kwamen wel eens een sloot tegen, waar ze daar dan net over konden springen. Opeens viel een van de mannen van Maasbree in een tankval (soort sloo van wel 5 meter diep, alleen was die droog. Hij had geen pijn, maar kreunde alleen een beetje. Ze hielpen hem eruit en gingen verder, maar daar was de volgende tankval al en dat zei Ger tegen Jan. Maar Jan zou het niet goed begrepen hebben, daarom liep hij er gewoon in en raakte bewusteloos. Ze haalden hem eruit en legden hem op de kant. Later gingen de mannen uit Maasbree naar Tegelen en beloofden met een dokter terug te komen, maar ze hebben elkaar nooit meer terug gezien. Toen Ger er over nadacht, zat hij flink in de penarie. Ze zaten in een gevaarlijk Duitsland en wisten niet eens precies waar, maar hij kon niks vinden. Daarom ging hij maar terug, maar dat was moeilijk in het donker. Maar toen Jan riep, kon hij hem weer vinden. Jan had het alleen koud, daarom gaf Ger zijn oveijas aan hem en ze gingen verder de grens over door een paar prikkeldraden en ze probeerden zo snel mogelijk van de grens weg te komen. Al ging dat moeilijk, want er waren loopgraven met daarachter prikkeldraden, wat kon leiden tot mijnen. Daarom moesten ze maar een plek vinden waar dat niet was en ze vonden er een. Maar daar was het te gevaarlijk om over te gaan, wantje zag in de verte sigarettenrook, dus daar zouden best wel eens Duitsers kunnen zijn. Daarom liepen ze nog een stuk langs het prikkeldraad en daar was toch nog een open stuk, waar een Duitser bij een boerderij op wacht stond. Dus besloten ze maar achterom te gaan. Dat was niet zo slim, want daar stonden allemaal Duitsers met geweren op wacht en van de andere kant kwam die Duitser die op wacht stond terug hun kant op. Dat was een probleem, maar ze zetten alles op alles en liepen langs de Duitser, die terugkwam en ze zeiden: "Goeie morgen", waarop de Duitser antwoordde: "Guten Morgen" en hij hinderde hen verder niet. Ze konden van geluk spreken. Toen ze een stuk verder over de grens waren, kwamen ze een oudere broer met zijn dochter tegen en Ger en Jan vroegen waar Tegelen lag. Ze kregen de weg aangewezen en ze gingen verder naar Tegelen. Toen ze in Belfeld aankwamen, werden ze aangesproken door meneer Dinghs die vroeg of ze van Duitsland afkwamen. Waarop Jan knikte en ze werden meegenomen naar een boerderij, waar ze eten en verblijf kregen. Nadat ze gegeten hadden, gingen ze slapen op de hooizolder/s Morgens kwam er een man aan die vroeg waar Ger en Jan naartoe wilden en ze zeiden dat ze naar de familie Vollenberg wilden. De man ging daarna naar Venlo en ze werden de volgende ochtend gewekt door Wullem Vollenberg, die hen mee nam naar zijn huis. Na ook even ondergedoken gezeten te hebben tegen onraad, was het verder rustig, totdat de geallieerden de westkant van de Maas aanvielen en de Duitsers verdreven. Daardoor kwamen er veel ontploffingen van mortiergranaten. Daarom gingen ze maar weer terug naar Tegelen, waar ze ook nog de hele tijd onder de planken van de vloer hebben gelegen. Op 3 december, toen Blerick werd bevrijd, hebben ze in Tegelen een stuk van de toren van de kerk af geschoten. Na een tijdje gingen ze ook onder de vloer vandaan om eten te halen, want alles raakte op. Ger heeft geprobeerd de Maas over te komen, om te tekenen voor de O.D. (een illegale organisatie in de Tweede Wereldoorlog). Na dat formuliertje ingevuld te hebben, werd Ger doorverwezen naar een sigarettenfabriek, waar hij kon werken. Maar ook net voor de bevrijding werd de voedselvoorraad wel erg klein. Toen Ger een keer bij zijn oom en tante kwam, begon zijn tante te vloeken dat ze zo weinig te eten bij zich hadden, terwijl over de grens iedereen met veel eten Nederland in kwam. Ger's tante stelde voor om ook naar de grens te gaan. Daar aangekomen, zagen ze dat ze bij een boer het erf aan het plunderen waren. Daarom namen zij ook maar 3 zakken vol mee terug, maar toen ze bij de grens kwamen, zagen ze dat er mensen van de 'grüne Polizei' bij de grens stonden. Daarom zochten ze een andere plaats en die plaats was tussen Venlo en Tegelen. De mensen die zo over het land liepen, werden beschoten door de 'grüne Polizei', maar gelukkig werden Ger en zijn oom niet geraakt. Het bleek dat de Amerikanen in Kaldenkirchen waren en verder naar Nederland kwamen. Toen Ger weer in Tegelen terugkwam, kwamen de Amerikaanse soldaten hem na en bevrijdden ook Tegelen. Ger wilde natuurlijk meteen naar zijn huis, want Klein Oirlo was ook al bevrijd en ze hadden ook al 4 maanden niks meer over hem gehoord. Toen is Ger met nog twee andere Klein Oirlose mensen op stap gegaan en ze zijn de Maas

Castenrays dorpsblad De Schans | 2004 | | pagina 4