Sc lihdcï
L
de hoef word mooi gemaakt, er werd een vuurtje gemaakt, er werd een
spijkertje in gedaan, er werd een touw omgedaan.
sandra
bij de smid was het fijn. en het paard was lief. de smid werikte
hard. hij was kletsnat, de hoef ging er af en er aan.
onder de hoef was het fles. het was leuk bedacht van de jufrou
het hoef beranden ze er aan. er warennog heelveel hoefijzerrs
ÜQrx