toen de pest in Venray heerste (1635-1636) een documentaire iEL EN MAAS Donderdag 2002 - Pagina 21 igina I 3 )e wortels van het woord >st" of "Pestilentie" liggen in fit Latijnse woord "Pestis", in de oudheid werd bruikt als aanduiding voor erlei soorten calamiteiten, laronder de besmettelijke >0 kte, die er synoniem mee :rd. 15! )oor Louis Rutten lissen 1348 en 1665 kende ropa regelmatig, zelfs om de n jaar, een grote pestepidemie, arnaast waren er talloze lokale iaj bars tingen. 'est onder de mensen werd eds vooraf gegaan door pest gi der de ratten. Stierven er veel ten dan was het opletten gebla- I'S i, want de vlooien, die deze als stheer gebruikt hadden, waren dwongen op zoek te gaan naar 6( liere gastheren. Hoewel zij lie- rattenbloed hadden, namen zij n genoegen met het bloed van mens. DE OVERDRACHT Het heeft een lange tijd duurd, voordat men in de gaten ai d, waardoor de pest veroor- I aki werd. De rattenvlct kreeg bij besmette rat de pestbacil in maag. Wanneer zij genood- akt was haar gastheer te verrui- voor de mens, spoot zij in de letwond wat besmet speeksel, arin een antistol middel zat. Zo in zij het bloed opzuigen maar gelijkertijd besmette zij de mens et het pestbacil. niet binnengehaald kon worden. derij zouden verlaten. DE RAT Als gastheer van de pestvlo fun- rde meestal de zwarte rat. Hij eft de voorkeur aan droge plaat- n (bijvoorbeeld zolders), klimt de beste, is tamelijk honkvast, jeft een beperkte actieradius, (halve als hij natuurlijk deel uit- ikt van een transport over land zee (leger en handel), en is :r intelligent. Na 1700 verdringt" de bruine die een voorkeur heeft voor ;n natte omgeving, geleidelijk de zwarte. Vermoedelijk werd biotoop ook voor de zwarte rat junstig doordat het strooien ik langzamerhand vervangen erd door het pannendak en ook tt "tuyn werk "zijn langste tijd rliad had. DE VOORTEKENEN Geheel in de geest van de bijge lovige Middeleeuwer, die de Pest als een straf van God zag om dc mensen weer op het rechte pad te krijgen, stuurde God van te voren tekenen' waaraan men kon zien, dat er iets vreselijks ophan den was. Dat konden begrafenisspelletjes van kinderen zijn, insectenplagen, de stand van de sterren ten opzichte van elkaar, kometen en de sterfte van vogels, die zo maar uit de lucht dood neervielen. Een vogel, die zelfs de naam pestvogel droeg en om dc drie a zes jaar hier overwinterde, werd door zijn ver schijnen ook als een voorteken beschouwd. DE OORLOG Een belangrijke factor, die bij het uitbreken van de Pest, ook wel de 'haestige schouwelycke sieckte genoemd, een grote rol speelde, was de oorlog. Rondtrek kende troepen konden de besmet telijke ziekte met zich meevoeren en zo voor de verspreiding zor gen. De aanwezigheid van troe pen (inkwartiering of belegering) verslechterde meestal de leefom standigheden en was men gevoeli ger voor de pestbesmetting. Oor log en pest zijn 'gesellen'. PREVENTIE TEGEN DE PEST: VUUR Hippocrates, een geneesheer uit de Griekse oudheid, had al in de gaten dat bijvoorbeeld smeden weinig last hadden van de pest. Typisch is ook, dat Paus Clemens VI tijdens zijn verblijf in Avignon in het jaar 1348 op advies van zijn arts vier maanden dag en nacht tussen vuren gezeten heeft om te voorkomen dat bedorven lucht (:de pest) hem zou kunnen berei ken. Zijn lijfarts Guy de Chauliac, die later zelf ziek werd en weer genas, heeft een uitgebreide stu die van de symptomen gemaakt bij zichzelf en anderen. Hij stelde toen al vast, dat er twee soorten pest waren: de longpest (na drie dagen dood) en de builenpest (na drie a vijf dagen dood, met welis waar een overlevingskans van ongeveer 60%). DE ZIEKTE Na enige tijd verschijnt er na de 9 esmetting in de lies een buil, ook cl bubo genoemd, die vergezeld a;it van koorts. De incubatietijd I ongeveer drie tot vijf dagen, 'let alle besmette mensen ster- en aan de builenpest(P). Wel aan Llongpest.die door besmette icstlijders zelf wordt overgedra- en via de uitgeademde lucht incubatietijd: drie dagen). Het uitbreken van een pestepi- cmie,vooral in de steden, had ten verlammende uitwerking op iet sociale, religieuze en econo- i nische leven. De rijken vluchtten lit de stad, anderen probeerden log zoveel mogelijk van de I eneugten van het leven te genie- I fn (pluk de dag). Er ontstond een f toot gebrek aan arbeidskrachten pachters). Zo kreeg in Blitterswij- k de scholtis in 16.36 het gras elfs niet gemaaid, ook al wilde 'ij daar steeds meer voor betalen. P Ie boeren "excuseerden zich It de "uitvlucht": "Sy en konden "ss iet niet gedoen, aangesien het in "'I !en saeytyt was ende dat het "jn dek soe seer verstorven were, aders wolden sy het geit wel Ka prne verdienen". In Sittard was in 1489 het aantal Pestlijders zo groot, dat de oogst Foto: gemaakt tijdens de Pest- tentoonstelling in Nijmegen in 1998. GELUID Zwarte ratten hebben blijkbaar een voorliefde voor hoge tonen. Van deze wetenschap heeft ken nelijk dc rattenvanger van Hame ien met zijn fluit gebruik gemaakt om de ratten te 'lokken'. In het jaar 1284 brak daar de pest uit en vermoedelijk is hij toen de redder geweest van dit dorp. Harde geluiden schijnen hen echter af te schrikken, immers op een kerkklok in St. Anthonispol- der in de Hoekse waard stond in het Latijn geschreven: 'fugo pestem' (ik jaag de pest weg met mijn gelui). Ook in Naarden ver zocht men dezelfde geluidsbron om hetzelfde: 'dat de clock Ner- den (Naarden) wel behocle voor brant, pest en onweer'. In Doornik (België) schoten sol daten ongeladen kanonnen af om zo de pest te verjagen. Overigens schijnt het onder boeren nogal eens voor te komen, dat men gevangen ratten met een gloeiende pook het achterwerk dichtschroeide, opdat door het gekrijs de andere ratten de boer- PESTRECEPTEN: GELDERS RECEPT 1390 In de afrekening van rentmees ter Johan van Steenbergen komen wij rond 1390 de pest in Gelder land tegen. Hij moet dan flinke uitgaven doen, zoals hij schrijft, om 1 pont pillarum contra pesti- lentiam" te kopen en verder dat hij nog geld uit heeft uitgegeven voor twee appels tegen 'die pesti- lencie by meister Jan voir myne vrouw van Gelre'. In deze appels waren kruidnagelen of andere specerijen gestoken om de 'kwa lijke dampen' van de pest te ver drijven, geheel dus in de geest van het denken van die tijd. ANTWERPS RECEPT 1528 "Om eenen te helpen, dye de pestilentie heeft, dan neemt men twee onchen angelica watere". Angelica watere is met de halve hoeveelheid daarvan ook een goed voorbehoedmiddel "het allerbeste water, dat men vint teg- hen de pestilencie, des morgens nuchtern gedroncken: een halve once". Deze twee recepten komen uit een medisch boek, getiteld 'Den Sack der consten'. DEURNES RECEPT 1624 Neem drie loot goudbloemwor telen, drie loot wijnruit, drie loot uien, drie loot Barbarakruid, drie loot haalwortelen en drie loot krytsteen. De kruiden fijnhakken en in een dichte aarden pot doen, daarop twee kwart wijnazijn en laat dit inkoken tot de helft of een derde. Filtreer het door een witte doek en doe het vocht in een dichte kan. Laat het vocht staan tot het lauw is en voeg dan drie loot goede Venetiaanse theriak toe. Opkloppen tot er schuim op komt en sluit dan de kan af. Het geheel is tenminste een jaar goed. Als iemand voelt, dat hij besmet is, dan moet men hem een roemer vol hiervan geven, voordat hij geslapen heeft. Dan kan hij gaan slapen en niet eerder Hij moet zich goed warm houden en goed zweten. Met Gods hulp zal hij genezen. N.B.: Dit recept is getest in aan wezigheid van degene, die het heeft voorgeschreven, waardoor wel 400 mensen zijn geholpen. Slechts één is gestorven, maar hij had geslapen voordat hij de drank innam etc. (Vrij naar een recept uit het Deumes Gemeentearchief. Met dank aan Hans van de Broek uit Deurne.) VENRAYS RECEPT 1633 Op de kaft van een register van inkomsten van veldvruchten van de eerste kaplanie (1632-1633) vonden wij een tamelijk moeilijk leesbaar recept: Remedi voor de peste: nehmt inden eersten het ghewicht van een goude croone (muntsoort) Venetien triakel ende (net) so veel solpher, eenen lepel olie van raepsaet, een glas wijneeck (azijn) en dit tsamen gemengelt ende gedronken, soe men ghevult ghe- raeckt te syn. Ende voor een goet vier (vuur) wel gedeckt te ligghen (onleesbaar). N B. Triakel, in het Grieks Teria- kel, is in de oude geneeskundige behandeling een tegengift van complexe samenstelling, dat men name onder andere opium bevat te en als middel tegen de beet van vergiftige dieren gold en vervol gens als universeel geneesmiddel werd toegepast. Meestal komt het er op neer, dat men veel gaat zwe ten end dat men zowel boven als onder gaat 'uytwerpen'. WEERTS RECEPT 1644 In het liber memorialis van Pater Antonius van den Steen OFM uit 1644, dat als een soort handleiding voor Gardiaans beschouwd kan worden, gaf de auteur op blz. 161-163 ook enkele raadgevingen voor het geval de pest mocht uitbreken. Blijkbaar zat de pest van 1635-1636 hem nog sterk in het geheugen. Niemand liep volgens hem zoveel gevaar als de paters zelf, die meer dan wie dan ook met de pest geconfronteerd werden. Het was dus zaak, dat de paters goed wisten hoe ze de pest konden voorkomen en behandelen en welke de uiterlijke tekenen van de ziekte waren. Vooral de teke nen van de naderende dood waren belangrijk in verband met het toedienen van het H. Oliesel. Als geneesmiddel schreef hij voor: 'een gelas of dobbelen roemer vol pekel van osschenvlees, mengelt daaronder soo groot als een hase- note, cleyn gestoten solpher ende een half soo dick Veneets driakel, dat also cout wort ingenomen ende voor een goet vuur sich werm gehouden'. Noteert: (let wel), dat men deze pekel eerst moet zieden (koken) ende schuymen en daarnae door eenen doeck ziegen (zeven) en in eene glelase flesche op een werme plaetse bewaeren. Desen dranck moet men nemen soo haest als (zodra) men den' aen- stoot van de pest gevoelt, ofte tenminste binnen 24 uren ende het sal onder en boven doen pur geren (zuiveren) en al het fenyn (vergift) verdrijven, zoals de erva ring dikwijls leert, schrijft de monnik erbij. AZIJN Azijn (pestazijn), azijn (wij neeck) werd eeuwenlang als een populair middel tegen de pest beschouwd. De scherpe geur en smaak zouden iets doen aan de verdorven lucht, die volgens de opvatting van die tijd een zicht baar teken van God's toorn (de Gesel Gods) zou zijn, welke 'kwade dampen onder de mensen veroorzaakte'. TABAK Volgens het boek 'Schat der Gesontheyt' 'uit ongeveer 1700 zou tabak 'wondergoet syn teg- hens het pestilentiaals fenyn en dat het ten tijde, toen eene seer groote sterfte in Londen in Enge land was, de tabakshuyse bevryt waren van de pest'. Pestdokters hadden bij hun beschermende kleding een masker op met een snavel voor hun gezicht, waarin eerst welriekende kruiden en later tabak werd gestopt. KRUIDNAGELEN Wij zijn dit scherp riekend kruid ook al eens tegengekomen op het terras van 'de Klokkenluy- der', en daar gebruikt in combina tie met een schijfje citroen om de wespen weg te houden! HULP VAN BOVEN Naast allerlei aardse hulpmidde len zocht de diepgelovige 'mid deleeuwse' mens ook zijn toe vlucht tot bekende pestheiligen, die om hun bijzondere verdien sten 'Gods toorn' wel zouden kunnen tegenhouden. In onze contreien waren dat: Man Job (later verdrongen door Rochus), Antonius abt, Christoffel en Sebas- tianus. "In geval van hoge nood" kon men nog uitwijken naar een van de veertien noodhelpers, waartoe onder andere Barbara en Vitus behoorden. Heel populair in onze streken was vooral Antonius Abt, ook wel 'Verrekes Toén' in Venray genoemd, omdat hij als beeld een varken bij zich had. Bij de boeren vooral populair als beschermer tegen de varkenspest. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat in onze streken zoveel kapel- lekes aan hem zijn toegewijd. Dat geldt ook voor de andere pesthei lige: Rochus, die in het verhoren van de naar hem opgezonden gebeden beslist geconcurreerd moet hebben met de voornoemde Antonius Abt. Ook van hem komen wij in onze streken veel kapellekes tegen. Persoonlijk zou ons toen Rochus meer aangespro ken hebben, omdat hij heel aan schouwelijk aanwijst waar de pestbult op zijn ontbloot boven been zit. In werkelijkheid zat de pestbuil echter in de lies. Zijn feestdag is 16 augustus. Hij is ech ter nooit heilig verklaard. Zie Acta Sanctorum aug III 1752, blz. 380- 415, u weel wel, de boeken waar Henschenius indertijd mee begon nen is, en waar Venray onlangs enkele dele van heeft kunnen aan kopen. In de Horster Lambertuskerk ontdekten wij nog als pestheilige de oudtestamentische Man Job. Hij is helemaal overdekt met pest- zweren en moet zonder twijfel indruk gemaakt hebben op de toenmalige gelovigen. Zijn vere-, ring moet ouder zijn dn die van Rochus. VENRAY EN DE PEST Voor zover wij weten heeft Venray twee keer de 'eer' gehad door de pest bezocht te zijn, namelijk in 1468-1469 en in 1635- 1636. In werkelijkheid zal het wel vaker geweest zijn. I DE PEST VAN 1468-1469 In 1468 heerste de pest in Nij megen. Velen waren de stad uit gevlucht, zodat op een gegeven moment het stadsbestuur gedwongen was 'allen, die om die pestilencie willen uyt de stat geta- egen (vertrokken) syn' te gelasten terug te keren'. In 1469, toen Gaert van Kessel voor de hertog van Gelre de belasting moest gaan innen in Venray, vernam hij, in Leunen aangekomen, dat er in Venray een besmettelijke ziekte was uitgebroken. Omdat hij vrees de voor een eventuele besmetting en eigenlijk erg opzag tegen het ophalen van het belastinggeld in zulke tijd van malaise, besteedde hij zijn opdracht uit via Tyske van Kessel aan Peter Cuper. Deze was bereid om zich aan dit karwei te wagen, maar hij wilde wel meteen boter bij de vis. Je kon maar nooit weten. VAATWERK UIT DE 15e EEUW Vermoedelijk is het door Sjef Beerkens in de Bonte Koestraat gevonden 15e eeuws gaaf aarde werk wellicht afkomstig uit deze pestperiode, toen mensen uit angst voor pestbesmetting het door pestlijders gebruikte aarde werk in een afvalput deponeer den. Wie weet? HET ODAKAPELLEKE AAN DE HOENDERSTRAAT Na 1635 zijn er in het Venrayse zeker enkele kapellekes gesticht, die met de pestepidemie te maken hebben gehad: wij denken daarbij aan het Rochuskapelleke aan de Langstraat en het Barbara- kapelleke aan het Overbroek (zie mijn artikel in Peel en Maas van 18-8-94). Ook het Odakapelleke aan de Hoenderstraat moet in onze ogen zulk een aanleiding gekend hebben. Wij denken daar bij aan de pestepidemie van 1468- 1469. Immers, toen Oda op de zogenaamde 'ommeziende berg (een verkeerde vertaling van 'in monte circumspiciente' wat eigenlijk berg betekent, waar je om je heen kunt kijken) stond, moet zij volgens een kroniek schrijfster uit ongeveer 1525, gezegd hebben, dat die pestilen tie niet gemeynlick overal solde regneren (heersen)' en even ver der schrijft de kroniekschrijfster dat 'daer waer Oda gestaen heeft, noch een heilig stoxken (heilig huyske) ter memorie staet'. Het is niet uitgesloten, dat Oda zelf uit Venray is gevlucht voor de pest en is dat kapelleke gewoon opge richt ter memorie aan die pest. Waarom zou de kroniekschrijfster anders Oda de uitspraak over die pestilentie in de mond leggen? En waarom doet pater Reinese zijn belofte van een tweede kapelleke gestand als later zou blijken dat de Pest wel in het klooster heeft toe geslagen? H DE PEST VAN 1635-1636 Hoewel de jaren 1635-1636 algemeen als de pestjaren beschouwd worden, komen wij in het armengilde rond 1633 al de benaming pest tegen als wij lezen: 'aen Hanryck Vermeulen betaelt van een vat roggen,dat hij voer Erken Verhys in tyde der pest heeft gebacken' en iets verderop 'aen Mery Klaes utgedeylt in den tyd der pest den 11 julyens 1633: 1 gld'. Wij denken, dat hier iets anders aan de hand is geweest. Ook in Maastricht komt in datzelf de ,jaar zogenaamd de pest voor, maar later wordt opgemerkt, dat men ook andere ziektes daartoe graag rekende. Hoe het ook zij, in de jaren 1635-1636 heerste in Venray een echte pestepidemie, die in deze tijd vele dorpen en ste den teisterde. Het kan wel eens voorkomen, dat hij hier of daar een jaar eerder of later optrad.- (Roermond. Mesch en Geldern, 1634 en 1637), maar niet in Ven ray. DE PEST EN DE PAGAGAAIENZIEKTE Deze 'haestige en schouwelijke sieckte' heeft niet alleen in het verleden de fantasie van verschil lende schrijvers op hol doen slaan, nog onlangs werd ons stre ven naar een onvervalste lokale geschiedschrijving in dit opzicht in een pas verschenen historisch boek weer ernstig gekwaejert'. PASTOOR VAN HAEFF Rond de jaren tachtig van de 19e eeuw schreef deze Venrayse pastoor als eerste over de pest van 1635-1636. Zo schrijft hij: 'In 1635 is in Venray de pest geko men, waar op enen dag meer dan vijftig mensen stierven (dat is later door hem veranderd in dertig). Weinig huizen zijn er overge bleven, die niet door de pest besmet werden, ook te Oostrum zijn op eenen dag vijftien dooden geweest en niet meer dan twee gepaarde (getrouwde) menschen overgebleven en te Veltum zijn alle huizen met de pestziekte geïnfecteerd geworden. In het klooster Jerusalem zijn 17 of 18 zusters en in het klooster Bethle hem twee zusters aan derselve gestorven. Er zijn binnen het jaar (1635 dus) meer dan 2000 men schen gestorven'. Aldus pastoor van Haeff, die blijkbaar niet wist dat Venray nauwelijks 2900 men sen telde end dat het pestjaar 1636 nog moest komen. Het tragi sche van zulk onnadenkend geschrijf is, dat het daarna klakke loos wordt overgeschreven zon der enige controle van de feiten (de zogenaamde papegaaienziek te). Dat doet bijvoorbeeld G. Ver beek in zijn zogenaamde histori sche notities (zie Bibliotheek G.A.V. volgnummer 1411) en nog enkele andere schrijvers, onder andere de auteur van het onlangs verschenen boek over de geschie denis van Merselo, waarin deze episode in de Venrayse geschiede nis ook behandeld wordt. Om u in de gelegenheid te stellen zelf een oordeel over een en ander te vellen, laten wij de betreffende tekst over de Venrayse pestjaren 1635-1636 hier integraal volgen: Zo staat op blz. 83 van het bewus te boek 'Het jaar 1635 staat te boek als een rampjaar, want de pest heerste. Hier gelegerde Kro atische troepen hadden de epide mie vanuit Gennep waar zij gevochten hadden, overgebracht. Soms stierven dertig tot veertig mensen op één dag Vrijwel geen huis bleef gespaard voor deze besmettelijke ziekte. In Oos trum, om een voorbeeld te noe men, bleven van de gehele bevol king slechts twee bejaarden over. In het uit 1422 stammen de Augustinessenklooster 'Jeruza lem' stierven bijna twintig zus ters. Men schatte veel later in 1884 het totale dodental uit de rampjaren 1635/1636 in de gemeente Venray op circa 2000 inwoners Dit getal is waar schijnlijk overdreven'. Ja, dat kun je wel zeggen. Legt men deze tekst langs die van pastoor van Haeff, dan ziet men duidelijk, dat met.wat toe voegingen en veranderingen, de tekst klakkeloos is overgenomen, vermeld, dat in het archief van de paters een mededeling werd gevonden van de pastoor van Kes sel, dat 'In den jaere 1640 te Venray de pest was uitgebroken en dat er in Venray met de omlig gende gehuchten 2000 mensen gestorven waren. In Oostrum, zo gaat het artikel verder, vielen er op één dag vijftien slachtoffers en was de pest zo hevig, dat er niet meer dan twee gepaarde menschen (huwelijksparen) zijn overgebleven. Daarop zijn vier paters uit Weert gekomen om de zieken bij te staan. Deze vier paters hebben een voorlopig onderdak gevonden in het huis tegenover de vroegere artsenprak tijk in de Patersstraat. Deze paters worden in het artikel pest-verple- gers genoemd en zouden tijdens de pestjaren mensen verpleegd hebben. Pater Beda heeft echter in zijn eigen boek over de Minder broeders aangetoond, dat er door Pater Carolus van Coudenhoven maar wat nog erger is, zelfs op onverantwoordelijke wijze gewij zigd, zonder in dit geval daar een controleerbare bron voor te noe- HET GEVAL OOSTRUM Volgens van Haeff en ook ande re schrijvers moet de pest daar enorm huisgehouden hebben. Inderdaad zijn er in vergelijking met bijvoorbeeld Castenray heel veel personen daar in deze perio de overleden. Wij hebben dat bij benadering kunnen controleren aan de hand van de belastinglijs- ten van 1630 en 1638, waarbij wij het natuurlijke verloop van de bevolking 'gemakshalve' even buiten beschouwing hebben gela ten. Maar dat er maar twee gepaarde (volgens R. v.d Brand 'bejaarde') personen in Oostrum zouden zijn overgebleven, lijkt ons wel wat overdreven. UIT HET REGISTER VAN DE KAPEL TE OOSTRUM (1636) In dit register van juli 1636 vin den wij een interessante reactie van twee kerkmeesters op de toe stand in Oostrum. 'Alsoo het hyer tot Oostrum zeer verstorven is en nu wederom hefftiger begint met die geïnfecteerde sieckte der peste, alsoo dat hier tegenwoor- digh weenich alden syn in leven gebleven, soo hebben Peter aen de Meulen .en Jan Vaeghs, beide kerekemeister mit adjuncts Jan Smits, deur affsterven alleen Sche pen, op huiden 5 Juler 1636 doen bescheyden Derick Denis en Jan Peters, gênant Hesen, beide die alsten, so hier tegenwoordich deur die grote sterfte to fynden is, om yn ieder stuck to fuegen den naem, so 'men' onderpanden der kerckenpachte voor het lest of noch gebruicken of gebruickt hebben etc. Wat is hier nu de con troleerbare waarheid: zowel in 1630 als in 1638 (dus na de pestja ren) woonden er in Oostrum de volgende gezinnen met dezelfde naam: Derrick Verryckelt, Jan Cuypers, Jacob Houben, Jan Gcertgens, Jan Beltgens, Deryck Dinis, Jan aen de Meulen, Jan Vaechgens alias Groenen, Seger Hermans, Hendrik Groenen en Gaert Heylkens. En dan te moeten lezen, dat er in Oostrum maar twee gepaarden (bejaarden?) zijn overgebleven? Wij zijn hier wel van geschrokken. DE HAZEGAERF VAN 1994 NR. 16 In dit tijdschrift over de Venray se volkscultuur staat in een artikel over de Minderbroeders in Venray zijn belofte niet hebben hoeven na te komen. Dit tweede ^apelle- ke heeft toen een plaats gekregen vlak langs de toegangspoort van het klooster (vlak bij het huidige Freulekeshuus). De 'smeekbede' van Pater Reneri was blijkbaar verhoord! MEER DAN 3000 DODEN! Als Pastoor van Haeff het aantal pestdoden tijdens de pestepide mie 1635-1636 becijfert op 2000 binnen het jaar noemt hij ter loops ook Gemert: meer dan 3000 doden zouden daar in 1636 aan de pest gestorven zijn. Blijkbaar wilde van Haeff met zijn Venrays aantal pestdoden van 2000 con curreren met Gemert. Daarbij heeft hij voorzichtigheidshalve het aantal pestdoden van Gemert nog wat verlaagd, want Gautius, een latere pastoor in Gemert (1692-1736), had in het parochie- register genoteerd, dat hij naar een studie is gemaakt van de geschiedenis van zijn orde in de Nederlanden, waaruit duidelijk blijkt, dat er geen enkele verple ging van pestlijders in Venray heeft plaatsgehad. DE VERSPREIDING VAN DE PEST Hoewel van Haeff er met geen woord over rept, beweert R. v.d. Brand, dat de Kroaten de pest naar Venray hebben gebracht, maar daarbij vergeet hij, dat het in Venray een gaan en komen was van troepen, die van en naar Breda op weg naar de slagvelden of terug even Venray aandeden. Om nu de Kroaten de schuld te geven van deze pestbesmetting in Venray lijkt ons moeilijk te bewij zen, daar later juist dat gaan en komen van troepen ook door de Venrayse bestuurders genoemd wordt om vermindering van de belastingaanslagen te krijgen. Verder heeft Jan Van Nassau ook nog in datzelfde jaar met Sta- else troepen in Venray verblijf gehouden. Wie moet je dan de schuld geven? 01" zouden het de ruiters van Piccolomini geweest kunnen zijn, die in Venray met zeven regimenten kavalerie gedu rende vijf weken gelegerd waren? Bewijs het maar eens. MEER DAN 2000 DODEN Ook het aantal pestdoden is weer iets wat de fantasie haast vanzelf bevleugelt. En te weten, dat Venray in 1635 ongeveer 2900 inwoners telde. Dus tel uit je winst! De overgebleven 900 mensen zouden daarna voor de gehele gemeenschapsstructuur op heb ben moeten komen, wat met deze zogenaamde demografische ont wikkeling totaal onmogelijk zou zijn geweest. Vreemd is, dat je een paar jaar later al niets meer merkt van deze zogenaamde ramp, omdat het aantal huwelij ken (uitgesteld?) en geboortes dan zelfs piekt. BIJNA TWINTIG ZUSTERS Ook de dood van bijna twintig zusters in het Augustinessenkloos ter (sedert 1469) in Venray lijkt ons zeer dubieus. Met een gemiddelde bezetting van ruim twintig zusters zou dit het einde van het klooster bete kend hebben. Bovendien had Pater Reinerie, die een tweede Odakapelleke beloofd had, als de pest het klooster toen zou over slaan. Met dit hoge sterftecijfer zou hij Van het oude cluster: De Leun- sche Molen, het Lazarushüyske en de Molenhof is alleen de laat ste nog overgebleven. Vanaf die plaats een kijkje op Leunen en zijn kerk. (Foto: Paid Franssen) horen zeggen had vernomen dat er in Gemert tijdens de pestepide mie van 1635/1636 maar liefst drie en dertighonderd menschen overleden waren. Maar, schrijft hij verder, dat dit hoge aantal naar zijn mening geruchtelijkerwijze gegroeid was. En daar kon hij wel eens gelijk in hebben. Van Haeff moet ons inziens deze getallen gekend hebben en er toch in zekere zin door beïnvloed zijn Uitgaande van de cijfers van pas toor Van Haeff zou ongeveer 70% van de Venrayse bevolking gesneuveld zijn en daarbij steden als Leiden, Amsterdam en Nijme gen ver achter zich gelaten heb ben. DE PEST IN DE GROTE STEDEN Laten wij eens kijken hoe de pest verliep in de grote steden. Wij hebben daartoe Ronald Rorn- mes' artikel 'Pest in perspectief, aspecten van een gevreesde ziek te in vroegmoderne tijd' geraad pleegd. Utrecht was tot 1 juli 1634 pestvrij. Half juli werden de eerste slachtoffers van de nieuwe pestepidemie begraven. De pest bleef vooral in de omgeving van de Tolsteegpoort hangen. Tussen december 1634 en juli 1635 bleef de pest sluimeren. Begin augustus breidde de epidemie zich snel uit. eerst binnen de stadsmuren en daarna erbuiten. Zij duurde voort tot in de winter van 1637/1638 en maakte meer dan 4000 slacht offers. Volgens Ronald Rommes is de geschatte sterfte aan de pest in Utrecht tussen 1634 en 1637 ongeveer 14 a 16% van de bevol king. Amsterdam, Haarlem en Dordrecht komen volgens hem ook in de buurt van deze cijfers, terwijl Leiden ongeveer 32% en Wijk bij Duurstede ongeveer 30% halen. Voor Nijmegen wordt zelfs een percentage van ongeveer 40% aangenomen, wat wel begrijpelijk is, omdat deze stad een belangrij ke rol vervult bij de herovering van de Schenckenschans, waarbij vooral Franse troepen in en om de stad legerden, die ook met de pest besmet waren. Pestdokter van Diemerbroeck, die zelf deze pestepidemie inde stad Nijmegen meegemaakt en bestudeerd heeft, heeft daarover een boek g'eschreven:- 'Tractatus de Peste'.

Peel en Maas | 2002 | | pagina 21