A&A GROEP BELASTINGPLAN 2001 ^9" Sp- f m nrm PEEL EN MAAS donderdag 14 december 2000 - Pagina Peel en Maas biedt II samen met A&A accountantsgroep twee informatieve pagina's aan met de nodige wetenswaardigheden cq. tips, betrekking hebbende op het belastingplan 2001. A. Inkomensboxen en tarieven. 1. Het boxenstelsel De opbouw van het belastbaar inko men wordt onder de Wet Inkomsten belasting 2001 ingrijpend gewijzigd. De inkomensbestanddelen worden niet langer samengevoegd tot één belastbaar inkomen, maar in drie afzonderlijke boxen ondergebracht. Door deze (analytische) aanpak ont staat de mogelijkheid om de ver schillende inkomensbestanddelen per box afzonderlijk in de belasting heffing te betrekken, volgens eigen regels en tegen een eigen tarief. Elke box heeft een eigen belastbaar inkomen, hel totale inkomen in de drie boxen vormt het verzamelinko- men. Dat verzamelinkomen is van belang voor toepassing van diverse inkomensafhankelijke regelingen, zoals de drempels bij de aftrek van buitengewone lasten en giften. Box 1 Inkomen uit werk en woning In deze box vallen de volgende inko mensbestanddelen: - Winst uit onderneming. - Loon uit dienstbetrekking - Resultaat uit overige werkzaamhe den - Periodieke uitkeringen en verstrek kingen - Inkomsten uit eigen woning Verminderd met: - Uitgaven voor inkomensvoorzie ning - Uitgaven voor kinderopvang - Persoonsgebonden aftrek. capt kind dat doorgaans in een inrichting verblijft. Deze nieuwe aftrek zal nader bij ministeriële rege ling worden uitgewerkt. - scholingsuitgaven; Het gaat hierbij om uitgaven voor het volgen van een opleiding of studie. De uitgaven zijn aftrekbaar boven de drempel van f 1.102,- tot maximaal f 33.056,-. Aftrek is niet mogelijk indien de belastingplichtige periodieke uitke ringen en verstrekkingen voor zijn studie ontvangt. Indien recht bestaat op een prestatiebeurs, worden de scholingsuitgaven genormeerd op de bedragen die ter zake in de Wet stu diefinanciering zijn vastgesteLd. - uitgaven voor monumentenpanden, voorzover deze kosten bepaalde drempels overschrijden. De persoonsgebonden aftrek wordt in mindering gebracht op hel inko men in achtereenvolgens box 1, box 111 en box II. Door de aftrek kan geen verlies in een box ontstaan. Indien het inkomen in box I ontoereikend is voor verrekening, wordt het restant van de persoonsgebonden aftrek ver rekend in box III en daarna in box II. Resteert daarna nog persoonsgebon den aftrek, dan wordt die in het vol gende jaar verrekend, wederom in de verplichte volgorde van box I, box III en box II. 4. Belastingheffing partners De Wet inkomstenbelasting 2001 introduceert het begrip 'partner'. Hieronder wordt verstaan de niet duurzaam gescheiden levende echt genoot of geregistreerd partner. Ongehuwde meerderjarigen die meer dan zes maanden onafgebroken een gezamenlijke huishouding voe ren en op hetzelfde woonadres staan ingeschreven bij het bevolkingsre gister, kunnen gezamenlijk kiezen om als partner te worden aange merkt. Deze keuze moet jaarlijks worden gedaan bij een verzoek om een voorlopige teruggaaf of bij de aangifte. Op een eenmaal (bij de aan gifte) gemaakte keuze kan voor dat kalenderjaar niet worden teruggeko men. De keuze werkt door voor alle regelingen in de inkomstenbelasting. Samenwonenden kunnen niet kiezen om voor sommige regelingen wél en voor anderen niet als partners te wor den aangemerkt. Tarieven Schijf 1 Schijf 2 Schijf 3 Schijf 4 nihil - 32.769 32.679 - 59.520 59.520- 102,052 102.052 - hoger Tot 65 jaar 32.35 37,6 91. 42 52 65 jaar en ouder 14,45 19,7 42 52 Box 2 Inkomen uit aanmerkelijk belang In deze box valt de winst uit aande len in een B.V. waarvan u meer dan 5 van de aandelen bezit. Tarief: 25 Box 3 Inkomen uit sparen en beleggen. In deze box wordt het netto vermo gen tegen een forfaitair rendement van 4 belast. Het vermogen is het saldo tussenbe- zittingen en schulden die niet in box 1 en 2 vallen. Tarief: 30 2. Verdeling over de boxen Tussen de boxen bestaat een strikte rangorde. Inkomen dat wordt belast in een box kan niet (nogmaals) in een andere box in de heffing worden betrokken. Dat geldt ook voor inko men dat in een box uitdrukkelijk is vrijgesteld van belastingheffing. Inkomen kan pas in box II worden belast als het niet in box I valt: in box III vallen uitsluitend de inkomsten uit vermogensbestanddelen die niet in box I of in box II vallen. Bij het verschuiven van vermogen tussen de boxen in de loop van het kalender jaar, vindt geen tijdsevenredige toe rekening aan de verschillende boxen plaats. Schulden die niet in aanmerking zijn genomen in box 1 en 2 komen in box 3 in mindering op de heffingsgrond slag. 3. Persoonsgebonden aftrek Diverse uitgaven zijn fiscaal aftrek baar niet in de boxen maar als een afzonderlijke aftrekpost. Die uitga ven zijn ondergebracht in de per soonsgebonden aftrek. Hiertoe beho ren: - uitgaven voor onderhoudsverplich tingen zoals alimentatie. - verliezen op geldleningen aan beginnende ondernemers; Het ver lies op een Tante-Agaathlening blijft aftrekbaar tot maximaal f 50.000,-. - levensonderhoud van kinderen tot 27 jaar. Voor alle andere verwanten is geen aftrek meer mogelijk. - buitengewone uitgaven; Onder deze categorie vallen de uitgaven voor ziekte, invaliditeit, bevalling en overlijden, voor arbeidsongeschikt heid, chronische ziekten en voor adoptie. De uitgaven zijn slechts aftrekbaar indien en voor zover de drempel, die gerelateerd is aan het verzamelinkomen, wordt overschre den. - weekenduitgaven voor gehandicap te kinderen; Hieronder vallen de uit gaven die de belastingplichtige moet maken voor de verzorging thuis in de weekenden van een ernstig gehandi- Toedeling inkomsten De belastingheffing bij partners wordt zoveel mogelijk geïndividuali seerd. Inkomsten worden belast bij de partner die ze geniet, kosten komen in aftrek bij de partner op wie ze drukken. Bij een strikt geïndivi dualiseerde toerekening kunnen zich in de praktijk problemen voordoen. Om die te vermijden heeft de wetge ver de partners de mogelijkheid geboden om bepaalde, in de wet genoemde inkomsten en aftrekbare kosten vrijelijk tussen hen beiden te verdelen. Het gaat om de volgende inkomsten en aftrekbare kosten: het inkomen uit alle vermogensbe standdelen in box III. het inkomen uit aanmerkelijk belang uit box 11, de gemeenschappelijke inkomens bestanddelen in box 1. te weten: - de belastbare inkomsten uit eigen woning; - de uitgaven voor kinderopvang: - persoonsgebonden De partners kunnen deze inkomsten en kosten in hun aangiften geheel naar (gemeenschappelijke) keuze onderling verdelen, mits zij tezamen in totaal 100% van de inkomsten aangeven c.q. niet meer dan 100% van de aftrekbare kosten opvoeren. Voorts is vereist dat de partners het gehele jaar (fiscaal) als partners wor den aangemerkt. Als partners in de loop van het jaar uit elkaar gaan, kun nen zij verzoeken om toch voor dat gehele jaar als partners te worden aangemerkt. De vrije toedeling geldt pér kalenderjaar pér categorie inkomsten of kosten. Daarbij geldt wél dat wanneer een partner kiest voor bepaalde inkomsten of bestand delen hij of zij ook de bijbehorende kosten c.q. schulden krijgt toegere kend. Dit geldt met name ook voor de inkomsten uit eigen woning. Niet toegestaan is dat de ene partner het eigenwoningforfait bijtelt en de andere partner de (hypotheek)rente aftrekt, de partners mogen het saldo van het eigenwoningforfait minus de (hypotheek)rente vrijelijk verdelen. Een toedeling in afwijking van de civielrechtelijke verhoudingen wordt niet als een schenking aangemerkt.. De partners kunnen op de gekozen verdeling terugkomen zolang hun aanslagen nog niet onherroepelijk vaststaan. Als partners geen geza menlijke keus uitbrengen (ten aan zien van een bepaalde categorie inkomsten of kosten), geldt (voor die inkomsten of kosten) het wettelijk vermoeden van een 50%-50% verde ling. 5. Belastingheffing minderjarige kinderen De belastingheffing van minderjari gen wijzigt inhoudelijk niet onder de nieuwe Wet inkomstenbelasting 200 1De inkomsten worden aan het kind zelf toegerekend, met uitzondering van: de belastbare inkomsten uit eigen woning; het belastbare inko men uit aanmerkelijk belang; het belastbare inkomen uit sparen en beleggen. Deze inkomsten worden toegerekend aan de ouder die het gezag over het minderjarige kind uit oefent. Bij toerekening aan een ouderpaar worden de inkomsten hen gelijkelijk - ieder voor de helft - toe gerekend. Zij kunnen die .toegere kende inkomsten tussen hen beiden vrijelijk toedelen. Met het wettelijk vruchtgenot wordt geen rekening gehouden. Is er geen gezaghebbende ouder, dan worden alle inkomsten aan het minderjarige kind toegere kend. 6. Heffingskortingen De belastingvrije sommen worden vervangen door een stelsel van heffingskortingen. De heffingskor ting is een tax-credit, een korting op de te betalen belasting. Anders dan bij belastingvrije sommen wordt de omvang van de belastingverminde ring bij heffingskortingen niet'beïn vloed door de hoogte van het (top)tarief. De algemene heffings korting bedraagt f 3.473,-, maar nooit meer dan verschuldigde belas ting en premies volksverzekeringen. Voor partners geldt een gezamenlij ke verrekening: de partner die geen of onvoldoende belasting verschul digd is, kan de algemene heffings korting toch verkrijgen als de andere partner ten minste twee maal de heffingskorting aan belasting en pre mies heeft betaald. kelijk zijn jegens de schuldeisers. Dat betreft met name commanditaire vennoten en stille (onder)maten, zij verliezen hun status als 'echte' ondernemer en worden 'medege- rechtigde'. Het voordeel uit een medegerechtigdheid is belast in box I. De medegerechtigden worden als een bijzondere categorie winstgenie- ters gezien. Hun inkomen moet wor den berekend volgens de regels van de winst uit onderneming, maar de 'medegerechtigden', hebben slechts recht op een deel van de onderne mersfaciliteiten, zoals de investe ringsaftrek en de willekeurige afschrijving. De medegerechtigde heeft een beperkte verliesverreke- ning. 1.2. De ondernemersaftrek Diverse aftrekposten voor onderne mers worden samengevoegd tot één ondernemersaftrek. Het betreft de zelfstandigenaftrek, de speur- en ont wikkelingsaftrek (S&O-aftrek), de meewerkaftrek en de stakingsaftrek. Indien de ondernemer meerdere ondernemingen heeft, worden de resultaten van deze ondernemingen samengeteld voor de toepassing van de ondememersaftrek. De onderne mersaftrek wordt onderdeel van de fiscale winstberekening. De heffingskortingen omvatten één of meer van de volgende bedragen: j - de algemene heffingskorting van f3.473,- voor iedere belastingplichtige. De arbeidskorting' van maximaal I' 1027 voor belastingplichtigen die winst of inkomsten uit arbeid genieten. De kinderkorting van f 84,- voor belastingplichtigen met kinderen onder 12 jaar, mits het gezamenlijk inkomen van de partners niet meer bedraagt dan 1" 120.104,-, De aanvullende kinderkorting van f84,- voor belastingplichtigen met kin deren onder 12 jaar. mits het gezamenlijk inkomen van de partners niet meer bedraagt dan f 60,053,-. - De combinatiekorting van f 227,- voor belastingplichtigen met kinderen onder de 12 jaar die buiten de huishouding tenminste f8.381,- aan winst of inkomsten uit arbeid verdienen. - De alleenstaande-ouderkomng van f 2.779,- voor alleenstaande ouders met kinderen onder de 27 jaar die ten minste zes maanden tot hun huishouden behoren en die zij onderhouden. - Dc aanvullende aileenstaande-oudcrkorting van maximaal f2.779,- voor werkende alleenstaande ouders met tot hun huishouden behorende kinde ren onder de 12 jaar die zij onderhouden. - De ouderkorting van f 520,- voor belastingplichtigen die aan het eind van het jaar 65 jaar of ouder zijn en eeo verzamelinkomen hebben van niet meer dan f61.052,-, - De aanvullende ouderkoning van f 547,- voor belastingplichtigen die aait het eind van het jaar 65 jaar of ouder zijn en een verzamelinkomen hebben van niet meer dan f 61.052,- en recht hebben op een AOW-uirkermg voor alleenstaanden of voor alleenstaande ouders. Als de belastingplichtige niet verze kerd is voor een of meer volksverze keringen (de AOW. Anw en AWBZ) wordt de heffingskorting evenredig beperkt. Dit is met name van belang voor 65-plussers die niet meer pre mieplichtig zijn voor de AOW. De invorderingsvrijstelling vervalt. Er is een overgangsregeling getrof fen voor alfahulpen met een verdie nende partner. De middelingsregeling blijft bestaan (in box I) en moet worden toegepast zonder rekening te houden met de heffingskorting. De termijn voor indiening van het verzoek is ver ruimd tot 36 maanden na het onher roepelijk worden van de aanslag. B. Box I: inkomen uit werk en woning 1. Winst uit onderneming De belangrijkste wijzigingen voor ondernemers in de Wet inkomsten belasting 2001 zijn: 1. de herziening van het ondeme- mersbegrip: 2. introductie van de 'ondernemers aftrek'; 3. aanscherping van het urencriteri um; 4. beperking van de investerings- en scholingsaftrek bij samenwerkings verbanden; 5. aanpassingen in de fiscale oude dagsreserve (FOR); 6. een verzwaring van het privé- gebruik auto c.q. een aftrekbeper king voor woonwerkverkeer van de ondernemer. Deze wijzigingen worden hieronder toegelicht. 1.1. Herziening ondernemersbegrip In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt het begrip ondernemer gedefi nieerd als "de belastingplichtige voor rekening van wie een onderne ming wordt gedreven én die rechtst reeks wordt verbonden voor verbin tenissen betreffende die onderne ming". Dit laatste vereiste is nieuw. Beslissend daarbij is de rechtstreek se aansprakelijkheid jegens schuld eisers van de onderneming. Niet ver eist is dat die aansprakelijkheid jegens alle schuldeisers bestaat. Zo is in een samenwerkingsverband niet vereist dat alle firmanten of maten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schulden. De nieuwe definitie van hel ondernemersbegrip sluit het fiscaal ondernemerschap uit voor degenen die slechts medegerechtigd zijn tot het vermogen van een onder neming en niet rechtstreeks aanspra- Bij de zelfstandigenaftrek komt de leeftijdsgrens van 18 jaar te verval len; de bovengrens van 65 jaar voor de aftrek blijft wél gehandhaafd. De S&O-aftrek en meewerkaftrek worden ongewijzigd gehandhaafd. De huidige stakingswinstvrijstelling komt te vervallen. Daarvoor in de plaats komt de (beperktere) stakings aftrek. Die aftrek bedraagt maximaal f 8.000.- en wordt uitsluitend ver leend bij het. staken van de gehele onderneming. De stakingsaftrek wordt verminderd met de door de ondernemer in voorafgaande jaren reeds genoten bedragen aan sta kingsaftrek. Verder geldt dat de sta kingsaftrek bij een geruisloze door schuiving - net als onder de huidige wettelijke regeling - slechts mogelijk is indien de onderneming langer dan drie jaren voor rekening van de ondernemer is gedreven. Doordat de stakingsaftrek onderdeel is van de ondememersaftrek komt de onder nemer met meerdere ondernemingen slechts eenmaal in aanmerking voor de aftrek van f 8.000,-. Bij een gedeeltelijke staking wordt (na de overgangsregeling) geen aftrek meer verleend. Overgangsregeling stakingswinstvrijstelling De nieuwe stakingsaftrek wordt bij wijze van overgangsregeling tijde lijk verhoogd voor ondernemers die een of meer op 1 januari 2001 bestaande ondernemingen volledig staken. Voor 2001 bedraagt de sta kingsaftrek 100% van de huidige sta kingswinstvrijstelling, derhalve f 45.000,- voor ondernemers van 55 jaar en ouder en f 20.000,- voor jon gere ondernemers. Die vrijstelling wordt in vijfjaar tijdsevenredig ver minderd tot op f 8.000,-. Zie onder staande tabel. - de zgn. grotendeelseis - niet. Dat urencriterium wordt aangescherpt voor samenwerkingsverbanden van verbonden personen - met name voor man-vrouw-firma's en maatschap pen - door invoering van een gebrui- kelijkheidstoets. Van verbonden per sonen is sprake indien die personen tot het huishouden van de belasting plichtige behoren, diens bloed- of aanverwant in de rechte lijn zijn, dan wel tot het huishouden van die bloed en aanverwanten in de rechte lijn behoren. De gebruikelijkheidstoets houdt in dat de feitelijke werkzaam heden van de verbonden personen in het samenwerkingsverband met elkaar worden vergeleken. Als daar uit blijkt dat een firmant of maat, gerelateerd aan het hoofddoel van het samenwerkingsverband, slechts ondersteunende werkzaamheden verricht, moet worden nagegaan of zo'n samenwerkingsverband ook tussen onafhankelijke derden zou zijn overeengekomen. Is dat niet het geval, dan tellen de werkzaamheden niet mee voor het urencriterium. Dat betekent dat de betrokkene niet vol doet aan het urencriterium en derhal ve niet in aanmerking komt voor genoemde ondememersfaciliteiten. De ondersteunende firmant of part ner blijft wél ondernemer, maar komt niet langer in aanmerking voor bovengenoemde ondememersfacili teiten. Voor samenwerkende verbonden personen in een ondermaatschap is de gebruikelijkheidstoets aangepast. Bij deze samenwerkingsvorm tellen de werkzaamheden niet mee voor het urencriterium indien het samenwer kingsverband gericht is op het ver richten van diensten ten behoeve van een onderneming die wordt gedreven door een verbonden persoon. 1.4. Investerings- en scholingsaftrek bij firma's Onder de Wet inkomstenbelasting 2001 worden de (energie Investe ringsaftrek en de scholingsaftrek bij samenwerkingsverbanden - zoals fir ma's en maatschappen - niet meer per ondernemer (per firmant of maat) toegepast, maar voor de firma of maatschap als geheel. Dat betekent dat het investeringsbe drag of het bedrag aan scholingskos ten van alle firmanten of maten geza menlijk beslissend is voor de aftrek. Door die samenvoeging worden de schijven met de lagere aftrekpercen tages eerder bereikt, dan wel het maximum waarbij in het geheel geen aftrek meer wordt verkregen. tTip: Bent u vennoot van een maatschap of een vennoot schap onder firma, investeer dan in 2000 in verband met een hogere investeringsaftrek en een hoger tarief in het jaar 2000. 1.5. Fiscale oudedagsreserve (FOR) De FOR gaat met ingang van 2001 onder het winstregime vallen. Dat betekent dat de mutaties van de oudedagsreserve over de verlies- en winstrekening gaan lopen én dat de FOR op de (fiscale) balans moet worden opgevoerd. De onder de hui dige wet opgebouwde FOR zal naar de stand per 31 december 2000 op de balans per 1 januari 2001 worden opgevoerd. Deze oudedagsreserve wordt geacht onder de nieuwe wette lijke regeling te zijn gevormd. De ondernemer met meerdere onderne mingen kan kiezen aan welke onder nemingen hij de reeds opgebouwde FOR toedeelt. Het recht om aan de FOR te doteren wordt rechtstreeks gekoppeld aan het urencriterium. De toevoegingen zijn afhankelijk van de winst vóór de mutaties in de FOR. De hoogte van de toevoeging wordt - net als onder de huidige regeling - bepaald door de omvang van de winst uit onderneming(en) én de hoogte van het (gezamenlijke) bin nenlandse ondernemingsvermogen (bij meerdere ondernemingen). Bij de vaststelling van het onderne mingsvermogen moeten de fiscale reserves - anders dan de FOR - in aftrek worden gebracht. Overgangsregeling stakingsaftrek De stakingsaftrek bedraagt in bij jaar volledige slaking gedeeltelijke staking 55 jaar of ouder jonger dan 55 jaar 2001 f 45.000,- f20.000.- f20.000,- 2002 f37.600.- 1 17.600,- f17.600.- 2003 f30.200.- f 15.200.- f 15,200.- 2004 f 22.800.- f 12.800.- f 12.800,- 2005 f 15.400.- f 10.400,- f 10.400.- 2006 f 8.000.- f 8.CXX).- f 8.000,- Deze bedragen worden verminderd met de eerder door de ondernemer geno ten stakingswinstvrijstelling voor de betreffende onderneming en met de eerder genoten bedragen aan stakingsaftrek. Deze vermindering kan er niet toe leiden dat dc stakingsaftrek negatief wordt. 1.3. Aanscherping urencriterium Om in aanmerking te komen voor diverse ondernemersfaciliteiten - zoals de zelfstandigen- en startersaf- trek, de S&O aftrek, de meewerkaf trek en de fiscale oudedagsreserve (FOR) - moet voldaan worden aan het urencriterium. Dat criterium houdt in dat de ondernemer per kalenderjaar ten minste de helft van de voor werkzaamheden beschikba re tijd én 1225 uren of meer feitelijk moet besteden aan het drijven van de onderneming. Voor een startende ondernemer geldt het eerste vereiste Indien de FOR hoger is dan het ondernemingsvermogen, moet de oudedagsreserve tot dat verschil ver plicht afnemen indien: - de onderneming geheel of gedeel telijk wordt gestaakt; - de ondernemer bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; - de ondernemer in het kalenderjaar én in het daaraan voorafgaande jaar niet voldoet aan de vereisten om aan de FOR te doteren (bijv. omdat niet wordt voldaan aan het urencriteri um). De laatstgenoemde verplichte afne ming is nieuw. De verplichte afne ming kan onder omstandigheden later met een extra dotatie worden ingehaald. 1.6. Privé-gebruik auto De bijtelling voor het privé-gebruik van de auto van de zaak wordt ver hoogd. Er komt een gestaffelde bij telling, die beter aansluit bij het fei telijk privé-gebruik van de auto. Zie onderstaande tabel. De bijtelling moet worden toegepast voor personenauto's én bestelauto's (grijs kenteken). Een uitzondering geldt voor bestelauto's die door aard of inrichting nagenoeg uitsluitend geschikt zijn voor het vervoer van goederen. Het woonwerkverkeer wordt niet als privé-gebruik aange merkt. De bijtelling wordt berekend over de catalogusprijs van de auto (incl. BTW en BPM). Voor oldtimers - personen- of bestelauto's die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen - geldt niet langer de historische catalogusprijs, maar de waarde in het economische verkeer als basis voor de bijtelling. De bijtelling kan - net als onder de huidige regeling - niet hoger zijn dan de kosten en lasten die voor de betreffende auto in de onderneming zijn gemaakt. Een eigen bijdrage van de ondernemer in de autokosten komt op de bijtelling in mindering. Om de bijtelling te vermijden, moet de ondernemer aantonen dat hij de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 km voor privé-doeleinden gebruikt. De regels voor die bewijs voering en met name de vereiste rit- tenadministratie, zullen bij ministe riële regeling bekend worden gemaakt. 12 maanden. De belastingplichtig ,et kan ook op andere wijze aantone»i dat hij de reisafstand (geheel (de gedeeltelijk) per openbaar vervcx m heeft afgelegd. en Onder de nieuwe Wet inkomstenbt (ei lasting 2001 wordt voor hel wooiiet werkverkeer ook een fletsaftre n ingevoerd. Deze regeling biedt eehri aftrek van maximaal f747,- per jaa ?oc v; 2.3. Belastingvrije be kostenvergoedingen de Het vervallen van de aftrek va ;r£ beroepskosten gaat gepaard met ee >Zi aanscherping van de regels va belastingvrije kostenvergoedinge 2. door de werkgever. In de Wet inkort n stenbelasting 2001 is een uitgebreid j 1 opsomming opgenomen van verga 11 dingen die belastingvrij kunnen wor ;llt den verstrekt en vergoedingen die i n ieder geval belast zijn. Deze opsom ke mingen zijn grotendeels gelijk aand n 1 huidige regeling. Vergoedingen di ar niet in een van beide categorieën val de len, zijn slechts belastingvrij indie iv de vergoeding: ei - strekt ter dekking van kosten dime gemaakt zijn voor een behoorlijk :nl vervulling van de dienstbetrekking tv - naar algemene maatschappelijk u opvattingen niet als beloningsvoonge deel wordt ervaren. [fin Aantal privé-kllomcters 0 tot en met 500 501 tot en met 4.000 4.001 tot en met 7.000 meer dan 7.001 Onttrekking nihil 15 van de waarde van de auto 20 van de waarde van de auto 25 van de waarde van de auto Autokosten woon-werkverkeer De ondernemer die zijn privé-perso- nenauto gebruikt voor het woon werkverkeer, kan die kilometers onder de huidige wetgeving voor 60 cent per km. bij de zaak als bedrijfs kosten opvoeren. Die aftrek wordt nadrukkelijk beperkt. De aftrekbe perking treft ook de personen die tot het huishouden van de belasting plichtige behoren. led d iel ït. 2.4. Bedrijfsspaarregelingen De bedrijfsspaarregelingen worde niet beknot. De huidige vrijgesteld 'j* bedragen worden bevroren op 1.158,- voor een premiespaarregecn ling en f 1.736,- aan spaarlooi11' Wordt uitsluitend gespaard in dn vorm van aandelenoptierechten, da n, wordt dit laatste bedrag verdubbel De mogelijkheden om gespaard looi voortijdig - binnen vier jaar - belas tingvrij op te nemen worden uitge 5 breid met opnamen voor het starter van een eigen bedrijf, voor verlof sparen of voor scholingsuitgaven. Het handhaven van de bedrijfsspaai n, regelingen in de huidige vorm moe f Reisafstand (enkele reis) 0 tot en met 10 km 10 toten met 15 km 15 rot en met 20 km meer dan 20 km Aftrek per jaar nihil f 1.719,- f2.406,- f3.438.- 1.7. Overige wijzigingen Naast de hiervoor besproken wijzi gingen, worden vele bestaande rege lingen op onderdelen aangepast. Een selectie. - De aftrekbeperking voor gemengde kosten blijft bestaan. Een nieuwe aftrekbeperking wordt ingevoerd voor reis- en verblijfkosten voor con gressen ten behoeve van de onderne mer zelf. Die kosten zijn tot maxi maal f 3.306,- aftrekbaar, behoudens tegenbewijs door de ondernemer. - Bij ontbinding van de huwelijks goederengemeenschap waartoe het vermogen van een onderneming behoort, wordt het aandeel van de gescheiden echtgenoot in die onder neming voortaan automatisch zonder fiscale afrekening doorgeschoven naar de ondernemer. - Bij staking van de onderneming door het overlijden van de onderne merkan de bedrijfswoning (incl. tuin en ondergrond) op 60% van de leeg- waarde worden gesteld, mits de part ner of een andere huisgenoot in die woning blijft wonen. - Wijziging van de vervangreserve in een herinvesteringsreserve; - afschaffing van commerciële her waardering bij de geruisloze omzet ting van een eenmanszaak in een BV; - invoering van een faciliteit voor geruisloze terugkeer uit de BV naar de eenmanszaak. 2. Loon uit dienstbetrekking De belangrijkste wijzigingen in de loonsfeer hebben betrekking op: 1. het beperken van de aftrek voor beroeps- en reiskosten; 2. belastingvrije kostenvergoedin gen; 3. de bedrijfsspaarregelingen; 4. de bijtelling voor privé-gebruik auto; Deze wijzigingen worden hieronder toegelicht. 2. 1. Aftrek beroepskosten De forfaitaire aftrek voor beroeps kosten voor inkomsten uit tegen woordige en vroegere arbeid vervalt. Ook de aftrek van de werkelijke beroepskosten (boven de forfaitaire aftrek) wordt geschrapt. Als com pensatie voor deze aftrekbeperking krijgen werknemers een extra heffingskorting - de arbeidskorting van maximaal f 1.770,-. 2.2. Aftrek reiskosten Een aftrek van de reiskosten voor het woon-werkverkeer is nog slechts mogelijk als per openbaar vervoer wordt gereisd. De hoogte van de aftrek is afhankelijk van de reisaf stand tussen de woon- en arbeids plaats, die (geheel of gedeeltelijk) per openbaar vervoer is afgelegd. De werknemer moet beschikken over een openbaar-vervoerverklaring die betrekking heeft op een tijdvak van worden betaald door de werkgevers De 10% loonheffing die de werkge ver thans verschuldigd is over spaar loon, wordt verhoogd tot 15%. Dez 15%-heffing gaat ook gelden voo premiespaarregelingen. De werkge ver mag deze heffing niet verhalei op de werknemers. 2.5. Privé-gebruik auto De bijtelling privé-gebruik ati wordt ook voor werknemers gest; feld. waardoor die beter aansluit bi het feitelijke privégebruik. Hiervooi wordt verwezen naar de tabel vooi het privégebruik van de onderneme hiervoor onder 1.6. Om in aanmer- king te komen voor die lagere per centages dan 25 moet de werkne mer met behulp van een rittenadmi nistratie aantonen dat hij niet meei privé rijdt dan vermeld. De inrichting ^j. van zo'n km-administratie moet nog bij ministeriële regels worden vast gesteld. De bijtel ling kan ook achter] wege blijven als de werknemer (con tractueel) verboden is om de autofjT voor privé-doeleinden te gebruiken! én daarop, bij overtreding reële sanc-' ties staan. Het woon-werkverkeer wordt niell aangemerkt als privé-gebruik auto|' De bijtelling geldt ook voor bestel auto's (met een grijs kenteken). Vo( klassieke auto's die ouder zijn dan jaar. wordt de basis voor de bijtel linjiL] opgetrokken: de historische catalof guswaarde zal niet langer als uit-f gangspunt dienen, maar de waarde iiE het economisch verkeer. Het blijlit mogelijk om een eigen bijdrage va" de werknemer in de kosten van h< privé-gebruik van de auto in minde] ring te brengen op de bijtelling :rk lof Ml |0g I0?[D< Irek knd 3. Resultaat uit overige werkzaamheden 'Resultaat uit overige werkzaamhe] den' is een nieuwe bron van inko men. Daaronder vallen: - hel rendabel maken van vermogen] op een wijze die normaal actief ver-] mogensbeheer te buiten gaat; - het rendabel maken van vermogen] door een vermogensbestanddeel tei| beschikking te stellen aan een ver bonden persoon, die dat gebruikt] voor het behalen van winst uit onder neming of belastbaar resultaat uil] overige werkzaamheden; - het rendabel maken van vermogen door een vermogensbestanddeel ter beschikking te stellen aan een NV of BV waarin de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft. 3. 1. Meer dan normaal actief vermogensbeheer Hieronder vallen de inkomsten uil] andere arbeid zoals die ook onder del huidige wettelijke regeling tot hel] belastbaar inkomen behoren. Voor beelden: dei itht M m

Peel en Maas | 2000 | | pagina 24