Een kleine geschiedenis bijdrage van "De tot de Swaen" ff" peel en maas De behouden terugkeer van de zo node gemiste Zwaan op haar bekende plek boven de ingang van Hotel de Zwaan aan de Grote Markt lijkt ons een mooie gelegenheid om eens wat die per op de geschiedenis van dit histori sche pand in te gaan. Wij zijn er ons terdege van bewust, dat het niet gemakkelijk zal zijn om in dezen onze voorgangers-historici te overtreffen. Nieuwe feiten echter, die in de laatste jaren door het naarstig zoeken van de "Vrienden van het Venrays Archief" aan het licht zijn gebracht, geven ons evenwel zoveel vertrouwen, dat wij de ons zelf gestelde uitdaging aandurven. OLIEMOLEN-HERBERG. Men kan zich vandaag de dag maar moeilijk voorstellen, dat op de plaats, waar nu hotel de Zwaan ligt, in de 16e eeuw en waarschijnlijk nog wel vroeger een herberg met een oliemolen heeft gestaan. Met een herberg alleen zouden wij geen moeite hebben, maar met een oliemolen aan de Grote Markt? I DE OLIEMOLEN tot 1700). Als Hendrick Verheyden, telg uit een grote molenaarsfamilie, in 1544 pastoor Winter van de Grote Kerk een kannetje olie brengt, dan is dat niet alleen voor ons het begin van een lange reeks kannetjes olie, die zich uitstrekt tot aan de komst van de Fransen in Venray, maar ook de voortzetting van een traditie, die zijn oor sprong had in het besluit van de Karei de Grote, dat parochianen de pastoor, de kerk en de armen moesten ondersteunen. Dit gebeurde in de vorm van naturaliën en later met geld. Als een van de weinige rushuuske vlakbij de Leunse molen. Lazarushuuske wordt ook wel eens genoemd melaetsen - of blaetenhuuske. DE OLIE De olie was meestal afkomstig van raapzaad. Deze werd, zoals dat in vak manstaai heette, geslagen, vandaar de naam olieslager. De eerste slag leverde de zogenaamde boomolie op, die als smeermiddel werd gebruikt. De tweede slag werd de "zuutte ollie" genoemd. Deze had een betere kwa liteit. Daarvan werd dan ook de pastoor een kannetje gebracht. Deze olie werd gebruikt voor de heilige olie en voor de eeuwigdurend brandende lamp vóór het "Venerable Huyske" in de Grote Kerk. Dit wordt ook wel het Sacramentshuuske genoemd. De derde slag was weer van mindere kwaliteit. 23 KANNEN OLIE De 6e oktober 1618 wordt er door de kerkmeesters van de Grote Kerk afgere kend met Maria Verheyden, de vrouw van Hendrick Verheyden, voor de levering van 23 kannen olie, wat 8 gulden en 8 stuivers opbrengt. Dit is een mooi bewijs, dat de olie ook verkocht wordt en niet alleen voor eigen gebruik gediend heeft. De rekenmeester van de Grote Kerk schrijft, dat men Maria indertijd niet con tant heeft kunnen betalen, maar "bericken bonnen" heeft gegeven. Eerlijk gezegd weten wij ook niet, wat daar precies mee bedoeld is. Mogelijk is, dat wij hier te doen hebben met een soort tegoedbonnen, die later verzilderd worden. We geven echter onze mening graag prijs voor een betere Maria Verheyden heette eigenlijk Maria Tekening afkomstig uit het archief klosster Jerusalem. Aantekeningen op een getypt verdag van de brand van 1888 in het klooster. De Hoppenhof is al lang verdwenen; nu ceel van de parkeerplaats. is deze bijdrage door "de Swaen" altijd in de'vorm van olie geleverd. Zo brengen in 1801 nog steeds de erfgenamen van Paubs Meuws en Johanna Pits hun kanne- tje die naar de pastoor Gezien het selfsupporting karakter van de kleine agrarisch ingestelde gemeen- schip, is het logisch, dat men bijdroeg uit hetgene dat men zelf produceerde. Zo gaf de boer: rogge, de olieslager: olie, de bij enhouder: bijenwas en de herbergier: bier ofvijn. De wijn moest meestal geïmpor teerd worden. De concurrent, Derick ingen Engel", schuin tegenover Hendrick Verheyden op "het Hof'(nu Grote Markt) bracht wel zijn kannetje wijn,maar ja, die had ook geen oliemolen maar een her berg, die laterDe Strael" gaat heten, als de Pullens uit Straelen daar gaan wonen. Via deze "oliemolenlijn" van Hendrick Verheyden is het mogelijk als het ware een genealogische lijn op te zetten van al degenen, die op deze plaats in dit pand gewoond hebben. Hoewel de oliemolen rond 1700 ophoudt te bestaan, blijft toch vreemd genoeg de last van het kannetje olie op het pand rusten. In verkoopakten wordt deze verplichting dan ook altijd genoemd. DE OLIEMOLEN NOG OUDER DAN 1544! Bij het nagaan van de stamboom van de familie Henskens in Venray stelden wij vast; dat het stamhuis van de familie Henskens vlak naast het pand van de Verheydens lag, waar nu de Zwaan ligt. In 1535 woont namelijk een zekere Hensken Teus in het stamhuis en ernaast Tryn dy Moller. Ja, maar zult U zeggen Henskens Teus is toch geen Henskens. Hier/oor zijn wij U een kleine verklaring schuldig. Hït kwam in die tijd nog al eens voor, dat men van naam veranderde, dat wil zeggen, men gebruikte de naam van de vader als familienaam. Zo heet dan de zoon van Alaert Thonis: Peter Alaerts en de zoon van Ruth Vergraest: Arnt Rutten. Iets dergelijks is ook gebeurd met de naam van Hensken Teus. We kennen inderdaad later in Venray een Teus Henskens. Toen wij Tryn dy Moller er viae naast zagen wonen, wisten wij dat wij op het goede spoor zaten en omdat Mcller: molenaar betekent, wisten wij ook, dat wij hier te doen hadden met de weduwe van een molenaar(de eerste van een lange reeks), die na de dood van haar man de zaak nog voortzette. DE OLIEMOLEN=ROSMOLEN Als Jan, de zoon van voornoemde Hendrick Verheyden, zijn vaders taak in 1561 overneemt, noemen de mensen hem Jan dy Moller. Echter in de belastinglijs- ten wordt hij ook Jan Verrosmeulen genoemd. Dat laatste is juist heel interes sant, omdat het verraadt wat voor mole naar Jan Verheyden is, namelijk iemand die met een rosmolen werkt. Een rosmo len wordt aangedreven door een ros(=paard). Zulk een molen maakt gebruikt van een of meer paarden, die in een kring rond lopen en door middel van één of meer trekbomen een tandwiel in beweging brengen, dat op zijn beurt weer een molenpers aandrijft. Een dergelijke molen had het voordeel, dat hij niet van wind- of waterkracht afhankelijk was. Zo hadden de beide windmolens van de Grote Kerk samen een rosmblen, die in de buurt lag van het laza- Tönis en is de dochter van Alaert Tönis. Haar broer Matthis is later de bekende landschrijver geworden. Hij veranderde toen zijn naam Matthis Alarts. DE OLIEMOLEN ALS ONDERPAND Op 22 december 1682 geeft Willemke Reyniers, de weduwe van Jan Verheyden, haar herberg als onderpand voor een geld lening bij het Venrayse Armengilde. Mocht echter dit onderpand niet voldoen de zijn, dan zou de oliemolen als reserve- onderpand dienen, zoals één van de condi ties luidde. DE VERDWENEN OLIEMOLEN Als Heiltje, de dochter van Jan Verheyden en Willemke Reyniers, en bovendien weduwe van Michiel Vermeulen, haar bezittingen verdeelt tus sen haar en haar kinderen te weten Jan, Peter en Johanna, die getrouwd is met Cornelis Pits, erft het laatstgenoemde echtpaar alles. Bij de beschrijving van het eigendom wordt echter met geen woord meer gerept over de oliemolen. Ergens tussen 1682 en 1710 moet hij zijn afgebroken. Het kanne tje olie blijft nog steeds op het pand "drukken", met daarbij nog een schuld van 900 gulden aan diverse instellingen, zoals het Sint Annegilde en het Armengilde. "DE OLIEMOLENLIJN" 1533 Tryn dy Moller. 1544 Hendric Verheyden, de zoon van Tryn. 1561 Styn Verheyden, de weduwe van Hendrick. 1581 Jan dy Moller, alias Verrosmeulen, alias Verheyden. 1611 Hendrick Verheyden gehuwd met Maria Tönis. 1649 Jan Verheyden, gehuwd met Willemken Reyniers. 1682 Willemken Reyniers, weduwe. 1693 Heilke Verheyden, weduwe van Michiel Vermeulen. 1710 Johanna Vermeulen, gehuwd met Cornelis Pits. Op een enkele uitzondering na volgt deze "oliemolenlijn" de hierna volgende "herberglijn" tot 1710. Daarna komt de Meuws generatie, die tot 1872 op de Swaen zit. In dat jaar is definitief het laat- Situatie rond 1970. Op 9 september 1995 zal een nieuwe Zwaan boven de ingang geinstalleerd worden. De oude Zwaan gaat naar het museum Het Freulekeshuus om daar van zijn verdiende rust te genieten. ste restje Verheydensbloed uit de Swaen verdwenen. Jan Willem Poels is de eerste "vreemde" op de Swaen. II DE HERBERG In een admonitio van 789 drukt Karei de Grote alle mensen op het hart er voor te zorgen, dat er overal gelegenheid bestaat tot het opnemen van gasten, vreemdelin gen en armen. Deze plicht tot gastvrijheid beperkt zich niet tot de kloosters, maar geldt ook voor leken, die langs de grote verkeerswegen in hun tabemae (herbergen) de gastvrijheid beroepsmatig beoefenen. Bekijken wij nu de situatie in Venray, Geografisch gezien lag Venray op het kruispunt van 2 handelswegen. De ene weg kwam van Xanten, stak de Maas over en ging via Venray en de Bakelsedijk dwars door de Peel naar België èn Frankrijk. Een andere keuze was er niet, of het moest zijn, dat men een grote" omweg om de Peel heen wilde maken. Vermoedelijk hebben bij deze gevaarlijke oversteek door de Peel Venrayse gidsen of kremers met peelervaring hun diensten aangeboden, in de tachtigjarige oorlog (1568-1648) gebeurde dat in Venray heel vaak en zowel vriend als vijand werd toen door de Peel geloodst. Vanaf de Grote Markt zal men 's mor- gènsvroeg vertrokken zijn, zodat een overnachting in Venray wel noodzakelijk was. Zulk een oversteek begin je niet in de namiddag als je rekening moet houden met verandering van weersomstandighe den. Men verliet Venray dan via de Hoenderstraat, die in het verlengde lag van de Hoenderstaak in de Peel! De andere handelsroute was een alter natieve route, die parallel liep aan de weg vlak langs de Maas. Deze uit Köln afkom stige handelsroute liep van Venlo via Venray naar Grave, hij was het hele jaar door te gebruiken en doordat hij vlak langs de Peelrand liep veel veiliger door zijn vele zijdelingse uitwijkmogelijkhe den. Wat dat betreft was de Maas een grote belemmering. Typisch is dat in het wapen van Köln 3 Cronen voor komen en dat er ook in Venray een herberg "de dry Cronen" heeft gelegen, wat zou kunnen wijzen op een handelsrelatie met Köln. Op de Grote Markt kruiste deze route de reeds bovengenoemde en vervolgde zijn weg langs de Romaanse Kerk en na 'de bouw van de Gotische Kerk dwars door het kerkgebouw heen richting Overloon. Op die plaats in de Kerk stonden dan ook geen banken en kon men zonodig er zelfs met een kar doorheen rijden. Vermoedelijk is de Gotische Kerk inder tijd over een bestaande weg heen gebouwd, waarvoor een soort "wegen- recht" bestond. Aan zulke kruisingen van handelswe gen ontstonden bij voorkeur herbergen. "HET HOF" (=de Grote Markt) Er is nog een andere reden, waarom wij denken, dat er reeds vroeg in Venrays geschiedenis zich hier aan de Grote Markt een herberg gevestigd heeft. J 'l rt. ri. él ^1 Fragment van een rekening van een herbergierster uit Venray. Duidelijk zijn de 'papieren'kerfstoktekens te zien (18e eeuw). Lag het punt, waar nu hotel de Zwaan ligt niet recht tegenover de uitgang van de Grote Kerk en het daarvoor gelegen Dinghuys. Kon de dorstige kerkbezoeker niet zo via de kortste verbinding een even wicht aanbrengen tussen de gelaafde ziel en de uitgedroogde keel. Maar voordat hij zo ver was, moest hij eerst nog de linde boom en de gerichtssteen passeren. "Het Hof', middelpunt van Venrays maatschappelijk leven, waaronder de lin deboom, de raadsbesluiten werden geno men en aan de gerichtssteen recht werd gesproken. Waren het in de middeleeuwen en ook later nog niet heel gangbare uit drukkingen, als men in bepaalde gevallen adviseerde om te gaan: upgen Hove onder dy Lynde toe Ray en toe Ray aen den steen by dy Lynde. En daar, waar mensen zich verzamelen, daar is natuurlijk van zelfsprekend en onbetrouwbare krijgsheer, die iedereen, die maar betaalde wilde, zijn diensten aanbood (1588). Het heeft weinig gescheeld of hij had heel Venray platge brand. Graaf Mauritsdie in 1602 door Venray trok. Piccolomini, de keizerlijke aanvoerder die er in 1635, het pestjaar, niet voor terugschrok flinke sommen geld van de inwoners te vorderen. Cornelis Pits, die tijdens de kermis op de markt werd doodgestoken (1764). Jeu Michels, die in 1934 de Zwaan "inwendig" verrijkte met zijn naam(zie verderop "Het geheim van de Zwaan"). Hugh Mc Kenzie, de Engelse legerarts, die in 1944 door de Duitsers op de Grote Markt werd gevan gen genomen. Het is maar een kleine greep uit alles wat de Swaen gezien heeft. Maar onder bijna alle omstandigheden bleef hij zitten r-ifvifwo Ook toen was het al gezelligheid troef bij 'de Zwaan'. Gemeente-archief Venray behoefte aan een herberg. En zeker als de spanning hoog oploopt, zoals bij het Heksenproces van 1517 of bij de moorde naarsprocessen van 1647,1650 en 1688. Maar laten wij ook niet vergeten, de maandagse marktdagen en de jaarlijkse kermis, wanneer onder de lindeboom een altaar werd geplaatst en de gildebroeders zich met hun patroonheiligen op een draagbaar rond het altaar schaarden, dat moet toch een prachtig schouwspel zijn geweest. Maar het maakt wel hongerig en dorstig. DE ZWAAN ALS UITHANGTEKEN Van alle uithangtekens kwam de Zwaan door de eeuwen heen het meeste voor. Volgens sommigen ligt zijn oorsprong in de dagen van de hervorming, waar de Zwaan als een soort herkenningsteken werd gebruikt, om te laten zien, dat er Lutheranen daar samen kwamen. Daar is echter tegen in te brengen, dat reeds in de 15e eeuw aan de Brabantse herbergen uit hangtekens met een Zwaan voor kwamen. Bovendien hebben wij in Venray geen Lutheranen gekend. In 1540 schonk de stad Nijmegen de Graaf van Emden wijn in de Nijmeegse herberg de Zwaan (29) en ook in Deurne was in 1660 sprake van een huis genaamd "De Swaen" De naam "De Swaen" komen wij in Venray voor het eerst tegen in 1617, maar moet ons inziens al vóór 1600 gebruikt zijn. In onze omringende landen wordt de Zwaan ook als uithangteken gebruikt. In Engeland kent men zelfs de Zwaan met de twee halsen, een heraldische figuur, zoals de leeuw met de twee staarten. De adjectieven, waarmee de Zwaan meestal verbonden is, was de witte, de vergulde of gouden Zwaan. DE VENRAYSE ZWAAN Waardoor onderscheidt zich nu onze Venrayse Zwaan van alle andere uithang tekens in Venray? Meer dan 400 jaar is hij trouw geble ven aan de plaats, waar hij dagelijks het Venrays gebeuren heeft kunnen gadeslaan. Hij heeft ze allemaal zien komen en gaan: Appio Conti, de Napolitaanse legeraanvoerder (1585). Ridder Cicogna, in 1586. Maarten Schenck, de wisselvallige, meedogenloze waar hij zat. DE ZWAAN OUDER DAN 1628 Over het algemeen wordt in de vele artikelen en brochures, die over de Zwaan verschenen zijn, het jaartal 1628 als de oudste vermelding .genoemd. Men baseert zich daarbij op het meetboek van 1628, waarin gesproken wordt van "De Huisinghe de Swaen, gelegen aen den Merkt". Wij zijn echter bij onze naspeuringen blijkt, dat er nogal wat belastende en ont lastende verklaringen over Willem Janssen worden afgelegd onder andere, dat hij boetes in eigen zak gestoken zou hebben. De uitslag van deze rechtszaak weten wij helaas niet. HERBERG DE SWAEN OUDER DAN 1617 Hoewel wij over geen enkele vermel ding van "De Swaen" vóór 1617 beschik ken, menen wij toch te moeten stellen, dat de naam "De Swaen" al vóór 1600 voor- ksvam. Wij nemen aan, dat Hendrick Verheyden, die in 1617 als uitbater van deze herberg genoemd wordt en die rond 1588 met Maria Tönis trouwde, niet tot 1617 gewacht heeft om zijn herberg zo te noemen. Uit afrekeningen met verschillende per sonen en instanties weten wij, dat Hendrick vanaf 1589 regelmatig bier vers trekt aan soldaten, die hier doortrekken. Ook logeren bij hem "trommelaars" die blijkbaar de functie van ordonnans heb ben. En dat alles tussen 1590 en 1600. Vóór 1589 zien wij geen afrekeningen met Hendrick maar wei met zijn vader Jan dy Moller. In 1586 brengt Jan de Moller. samen met Arnt Rutten, de zoon van Ruth Vergraest wijn naar Seelant. Hoewel hendrick de herberg al in 1589 exploiteert houdt zijn vader de oliemolen nog tot 1612. Blijkbaar kan de vrouw van Hendrick de werkzaamheden in de herberg wel alleen aan, zo geëmancipeerd was zij wel, want in 1589 gaat Hendrick voor het Kerspel naar Brussel, voorwaar geen klei nigheid voor die dagen. Ook begeleidt hij nog troepentransporten naar hun plaats van bestemming. Jammer genoeg gaan de rekeningen niet verder dan 1582 terug en kunnen we alleen maar vermoeden, dat herberg en oliemolen al langer een combi natie vormden. Ook de namen van de andere, na 1600 genoemde herbergen komen niet vóór 1600 voor. Van de "Roos" weten we, dat ze rond 1586 geëxploiteerd werd door Tonnis Cremers. Herberg De Strael" is een uitzondering, omdat hij ondertussen een familienaam is geworden en van de "Bonte Koey"(1578) moeten wij nog steeds aannemen, dat hij iets met een her berg te maken heeft. DE BOSSCHE MOLEN In 1598 pachtte Hendrick Verheyden, die een zeer bedrijvig iemand moet zijn geweest, de korenmolen van de Grote Kerk voor drie jaren. De afrekeningen daarvan zijn gelukkig bewaard gebleven. Daaruit blijkt, dat de molen wegens oorlogs-omstandighe- den twee dagen heeft stilgestaan. Hendrick wilde daarvoor een bepaalde vergoeding hebben, hetgeen geweigerd werd. Toch zien wij in de afrekeningen wel enkele kortingen toegepast vanwege het stilstaan van de molen. VOOR DE DUIVEL NIET BANG Op zekere dag kwamen er twee solda ten op de "wintmeulen (=Bossche molen) nae Merselo aen ghelegen", die van Henrick meel verlangden. Hij schopte ze van de molen af en nam een van hen "het roer (=geweer)" af. Later had hij dat weer teruggegeven. Na dit voorval zond hij zijn molenaar naar het klooster (=Jerusalem) om een "salve garde" te halen. Dit kan zowel een vrijbrief zijn als een vrijgeleide. De soldaten gingen weg en namen Peter Alarts als gijzelaar gevan gen en dreigden hem te doden, als ze niet op de molen mochten komen. Hendrick reageerde daarop "niemand komt bij mij op de molen". Daarop namen de soldaten een ladder en klommen zo de molen bin nen. De soldaten namen vijf a zes zakken meel mee, die zij boven van de molen naar beneden wierpen. Peter Alarts heeft er zelf een naar Maashees moeten dragen. De afloop van deze geschiedenis is helaas niet bekend. OP DE WATERMOLEN IN DE SMAKT Na 1600 moet Hendrick Verheyden enkele jaren de watermolen in de Smakt gepacht hebben, net als zijn vader in vroe gere jaren. Dat weten wij uit een protest brief van Brien op de Smack, die klaagde dat het water zo hoog in de beek opge stuwd werd, dat hij niet zo dikwijls als vroeger kon grasmaaien in de weiden er langs. Dat was, volgens hem, wel anders, toen Hendrick Verheyden en Jacob ingen Strael deze molen exploiteerden. Die had den het volgens hem wel keurig in de hand- Het land was bovendien zoals hij schreef "verkelt" en "versuert". r r.N' RAADHUIS. Situatie rond 1900. Het straatbeeld wordt nog gekenmerkt door de 'kienderköpkes' en de Markt is nog bedekt met Maaskeien. In 1712 heeft Cornelis Pits hier '11 karren sandt gevaeren om de keyen er in te leggen'. Gemeente-archief Venray gestuit op een gebeurtenis, die zich afspeelde in De Swaen op 22 februari 1617. Enige voerlui waren namelijk onderweg met 12 tonnen haring en moes ten bij de passage door Venray tolgeld betalen. Dit gebeurde bijna altijd in De Swaen. Omdat de tolgaarder Willem Janssen er niet was, maar wel zijn vrouw, probeerden de voerlui van haar een licent- brief(tolbrief) te krijgen. De daar ook aan wezige Jacob Geerlincks ergerde zich daarover zozeer, dat hij uitriep: "ghy suit aen my den licent betalen en niet aen de huusvrouw van Willem Janssen Daarna begon hij de huisvrouw van Willem Janssen uit te schelden: "ghy bint een karmuy ende een vereken en u man is een dieff en heeft de prins tsyn besto len". Uit een daaruit volgende rechtszaak DE KERCKEWAAGH In 1608 pachtte Hendrick Verheyden voor "drye stedigen jaeren De Onze Lieve Vrouwe Waegh". Hij moet daarom betalen 10 gulden en 10 stuivers. "dit is geschiet int Raethuys in pre sentie van samentliche schepenen en kerekmeesters der tijd". Vermeldenswaard is, dat onlangs bij de afbraak van een pand in de Grotestraat één van de dertien gewichten te voorschijn is gekomen, die bij deze waag moeten gehoord hebben. Wij hopen te gelegener- tijd nog hier eens op terug te komen. DE SWAEN EN DE HOPPENHOF De hoppenhof, zo genoemd, omdat er Donderdag 7 september 1995 - Pagina 7 hop in verbouwd werd, lag tussen dc muur van het klooster Jerusalem cn de kerkhof muur. Op deze hoppenhof rustte dc verplich ting, dat men dc Pastoor, als eigenaar, elk jaar 4 kippen en 1 malder rogge gaf. De pastoor had overigens nog meer bezittingen rond de Kerk cn de Hoenderstraat liggen. Dit hele complex werd "de laathor genoemd en staat in nauw verband met Vcnray's ontstaansge schiedenis. De hoppenhof werd al gauw dc Swaensc hof genoemd, omdat hij bij de Herberg "Dc Swaen" hoorde. Wij mogen deze Swaense hof niet verwarren met de Swaensc hof (hof is hier boerderij! in Leunen, die in handen was van de Venlose familie Swaens en later door het Armengilde is aangekocht. Vóór Hendrick Verheyden was dc "hop penhof' in handen van het klooster Jerusalem, want in 1576 is er sprake van de aankoop van een "koelhof, gelegen tussen des convents muur aen die Borggraaf ende den groeten kerkhof', waarvoor de zusters toen 17 gulden en 3 stuivers Brabants betaalden. De zusters hebben niet lang plezier gehad van de koolhof, want door de vele schades, die het klooster opliep aan landerijen en bezit tingen gedurende de eerste jaren van de tachtigjarige oorlog, was men gedwongen weer land te verkopen, waartoe ook de koolhof hoort. In 1597 vinden wij een zekere Hendrick Bemmelen als eigenaar van deze hof vermeld. Heel waarschijnlijk is hij dan al in gebruik als hoppenhof, want Hendrick Bemmelen oefent ook het beroep van herbergier uit. Helaas vinden wij zijn naam maar één keer vermeld en moeten wij ons beperken tot de veronder stelling, dat Hendrick Verheyden de hof na 1597 in zijn bezit heeft gekregen. Vermoedelijk hebben de zusters deze hof indertijd gekocht van Mr. Jan Par, omdat die van dit stukje grond in 1550 één malder rogge aan het St. Bernards Altaar moet afdragen en deze verplichting heeft later Hendrick Verheyden ook. Hendrick Verheyden heeft niet direct geluk gehad met zijn hoppenhof, want zes jaar lang heeft de Schans op zijn hof gele gen. Deze werden overal in den lande opgeworpen om een bepaald gebied te verdedigen. Hendrick kreeg daarvoor wel een vergoeding. Wij komen later hier nog eens uitvoerig op terug. De hop was een heel belangrijk ingre diënt bij de bereiding van het bier, het gaf het bier aroma, helderheid en een bittere smaak. Bovendien werkte het conserve rend. Het hopbier was veel lekkerder dan het vroegere gruytbier. Het verdringen van het gruyt(een wisselende samenstelling van kruiden! ging gepaard met een grote opbloei van net brouwbedrijf. In 1806 is er nog sprake van de erfgena men Meuws van "den Hoff aen den kerk hof' (nu gedeelte van de parkeerplaats bij het gemeentehuis!. In 1856 verlcoopt/ruilt de familie Meuws het stuk grond aan/met de Grote Kerk. DE VERHEYDENS, EEN FAMILIE VAN AANZIEN De Verheydens moeten van 15e t/m 17e eeuw een toonaangevende familie zijn geweest, die zich vooral, zoals de Vermeulens, met het molenaarsvak heb ben bezig gehouden In 1512 wordt Paulus van der Heyden door Andreas van Venray tot notarius publicus benoemd en beëdigd. De eerste priorin van het klooster Bethlehem in Oostrum was Aleydt van der Heyden. Zij stierf, volgens het Anniversarienboek van het klooster (1450-1795), dat aanwezig is in het Gemeente-archief, in 1490. Ook Maria Verheyden heeft gedurende 9 jaren de positie van Mater in het kloos ter Jerusalem ingenomen. Zij stierf 9 november 1690. Jan Verheyden (Verheyen) is als enige met zijn vrouw en zijn dochter Heelken en zijn zoon Hendrick opgenomen in het Anniversarienboek van de Grote Kerk. Ook mag niet onvermeld blijven de rent meester Everardus Verheyden, die hier 1630 werkzaam was en trouwde met een dochter van de gerichtsbode Crebbers uit Venray. DE LAATSTE EIGENAAR MET NOG EEN TIKKELTJE VERHEYDENSBLOED IN DE ADEREN In 1745 kwam de familie Meuws in het bezit van de "Swaen": Paulus Meuws trouwde namelijk met een dochter van Cornelis Pits. Jan Meuws, hun kleinzoon, verkoopt in 1872 de hele "Swaen", bestaande uit café, hotel en stalhouderij aan de familie Poels. Daarmee verdwijnt het laatste restje Verheydensbloed uit de "herberglijn". HET GEHEIM VAN DE ZWAAN Toen de Reddingsbrigade, ook wel stamtafel Vaat 69 genoemd, de Zwaan boven water bracht, bleek de oude Zwaan nodig aan revisie toe. Tot hun grote ver rassing bleek zich in de holte een latje te bevinden met daarop een geschreven tekst: geschilderd door Cor Reynders november 1977. Gerestaureerd Anno Aannemingsbedrijf Verhoeven C.V. Constructiewerkplaats T.H.F. van Dijck, Bergen. Verder stond er ergens geschreven aug. 1934 get (onleesbaar) Michels. Samenvatting: Op grond van de directe en indirecte bewijzen kunnen wij wel stel len, dat er rond 1550 een herberg met een oliemolen op deze plek in Venray gestaan heeft. Vermoedelijk gaat een en ander nog veel verder terug. Opgedragen aan alle Venrayse vrou wen, die in het verleden bewezen hebben wat echte emancipatie is. Met dank aan Leo Kleuskens en de Vrienden van het Venrays Archief. Venray, augustus 1995. Louis Rutten Naschrift: B(j het ter perse gaan van dit artikel bleek dat bij het 'opschonen' van het Vcnray's gemeente-archief door de archiefmedewerker Paul van Meegeren een oud boeltje werd aangetroffen, dat veel interessante gegevens bevat over de pastorale laathof van de 16e en 17e eeuw. Een aantal dingen, die wjj tot nu toe moesten veronderstellen, kunnen nu op hun juistheid getoetst worden.

Peel en Maas | 1995 | | pagina 7