Vanuit de kelder van St. Jozef met 200 vluchtelingen naar Belgie Pater Evermarus Vrancken, zielzorger in Venrayse kelders Voor de tweedemaal werd het duide lijk dat de bevrijding weer niet zou ko men in een sneltreinvaart met fanfares en bloemen. Iedere avond donderden uit de verte bij Helmond, Asten en Oploo het geschut, soms luid dan scheen het weer verder weg te zijn. En weer zakte de stemming, moedeloos heid kreeg de overhand, kwamen" ze dan nooit. Ja ze zouden komen, maar zo geheel anders dan wij verwachten. Het was 30 september toen 's avonds om half zes 20 Britse Bommenwerpers de Duitse artilleriestellingen op het terrein van St. Anna bombardeerden. Een verschrikkelijke verwoesting werd aangericht onder de gebouwen, met de Duitse stellingen werd een groot deel van St. Anna volkomen vernietigd, 15 doden onder patiënten en ver pleegsters! Dit was de oorlog, de eerste vernielingen. De slachtoffers, daarmee zouden wij de vrijheid moeten kopen. De avond viel in, een drukkende stem ming, een sfeer van onheil lag over Venray, want overal maakten de mof fen stellingen, stelden luchtafweer op, terwijl in het donker de tiger-tanks door de straten kletterden op weg naar Overloon. Daar moesten ergens de En gelsen zijn, niemand wist het precies. Het was 's avonds half negen, toen een akelig gierend geluid uit de verte aankwam, steeds sterker werd, en plots ophield met een ontzettende ontplof fing. Wat was dat.... Granaten.... Die eerste angst die je bijna doet ver stijven, maar waarna je onmiddelijk als een automatische machine je bukt, ergens tegen aan gaat liggen, als het maar iets is, dat een gevoel van veilig heid geeft. Voor de een is het een tafel voor de ander de hoek van de kamer, als je maar in elkaar ergens onder of tegen aan ligt! De ene slag volgde na de andere. Plots was 't stil. IJselijk stil. De eerste granaten waren gevallen, waar ze van daan kwamen wist niemand, want het front was nog ver weg. Het is een vreemde gewaarwording, je denkt ie dere keer, dat deze granaat voor jou bestemd is, maar akelig huilend gaat hij over je heen. Naarmate er meer komen werd je „Frontzintuig" wakker, aan de hoogte van de fluittoon weet je dat de granaat dichtbij of verder weg neerploft. Uit eindelijk word je er geheel mee ver trouwd, hoewel een gevoel van onvei ligheid en gevaar altijd blijft. Altijd blijf je gespannen, voortdurend ben je op een nieuw salvo geconcen treerd, en het dichtslaan van een deur kan je tegen de grond doen slaan van de schrik. Dat waren dus de eerste granaten en daarmee werd het kelderleven ingeluid. Bijna niemand voelde zich meer veilig 's nachts bovengronds en zo werden de kelders als slaapplaats en later ook als woonplaats geïnstalleerd. VENRAY TOEVLUCHTSOORD VOOR EVACUÉS De strijd bij Overloon naderde zijn hoogtepunt, vanuit het Venrayse ge bied brulden, loeiden de Duitse nevel werpers, een der meest gevreeste mor tieren voor de Tommys. Juist van deze „sobbing sisters" of „moaning min- nies" zoals onze bevrijders hen later noemden waren uiterst angstaanjagend en gevaarlijk. De Duitse nevelwerpers, eleclrisch geladen mortieren met 8 vuurmonden Het naderbij komende oorlogsgeweld, met alom inslaande granaten, deed menig middenstander zijn etalage dichttimmeren. Het mocht niet baten. schoten vanaf St. Anna hun salvo's op Overloon, doordat in een razend snel tempo achtereen 8 granaten afgevuurd worden heeft 't geheel 'n geluid van 'n loeiende brullende leeuw, die ijselijke honger heeft. Ook het geluid van een loeiende koe, benadert de „muziek" van de nevelwerper. Voortdurend cirkelen de dub- belstaartige Lightnings, de snelle Spit fires en Hurricanes over het front en het Duitse hoofdkwartier Venray. De ene Typhoonaanval na de andere volgde op de bossen bij Overloon. De Duitsers, die kostte wat kostte, hun goed te verdedigen linies wilden houden, dreven de bevolking van dein het front gelegen plaatsen eruit, die van Overloon, Vierlingsbeek, Maas hees en Holthees. Onder granaatvuur en voortdurend gevaar beschoten te worden door dui kende Typhoons, trokken de vluchte lingen voort, slechts weinig mochten zij meenemen. Waar zij heen trokken interesseerde de moffen niet, in zwei stunden heraus dat was alles! Toen bo den de wegen naar Venray in de eerste octoberdagen de meest verschrikkelij ke stoet die ik ooit gezien heb. Mensen met kruiwagens vol beladen met de kens en koffers, handkarren met aller lei bagage. Veel waren er ook die enkel een zware koffer droegen; gelaten en willoos sjokten zij voort, af en toe om kijkend naar hun dorp, waar de hemel reeds rood door het vuur getekend was. Dit leek mij de ergste verschrik king, liever gebleven in de hel van gra naten bij elkaar, dan in het zicht van de bevrijding verdreven van datgene waar je je hele leven voor gewerkt hebt. Alles ten prooi aan plundering en vernieling! Nooit zal ik vergeten de uitdrukking van die oude man van 70 jaar, een Overloonse boer, die wist dat zijn zoons heimelijk waren gebleven „zij zullen ons goed beschermen". Ja er waren van die onverschrokken kerels die zich in de grond groeven en twaalf dagen leefden van veldwortels, tot de moffen hen ontdekten en hen naar Venray stuurden. Zo werd Venray naast het centrum der Duitse verdediging tussen corridor en Maas, toevluchtsoord voor alle ver drevenen uit de dorpen, die onmidde lijk in de frontlijn lagen. Dat daardoor de meest verwarde toestanden ontston den, is duidelijk. Maar in nood leren de mensen el kaar vinden en iedereen nam graag 10 tot 20 evacués in huis; sommige boeren gaven onderdak aan 50 k 60 mensen! Het klinkt nu bijna ongeloofelijk maar in tijd van nood en gevaar is alles mogelijk. Eten was er ruim voldoende, vlees in overvloed want de meesten slachten.hun vee af, omdat of de mof fen het meenamen of het ten offer viel aan granaten. Venray's inwoner aantal steeg in enkele dagen van 17.000 tot 25.000! Intussen vielen enkele malen per dag de overrompelende salvo's gra naten storingsvuur noemt men zoiets, want stond aan de toegang van Venray niet: Achtung die Stadt liegt unter feu- erlichem Störungsfeuer?. Dit storingsvuur, dat zo eng en ver anderlijk was door het plots gebeuren, eiste veel slachtoffers. Ineens was de lucht gevuld met gierende geluiden, zware ontploffingen en daarna ijselijke stilte. Iedere keer klonk daarop het ge kerm van gewonden, waren sommige straten gekleurd van het bloed. In één huisgezin op een morgen drie doden; ergens anders een jongen voor zijn le ven verminkt. Venray werd frontstad. Nu wisten wij het zeker, de moffen zouden niet meer terugtrekken. Ster ker, talrijker kwamen de salvo's. On ophoudelijk doken de Typhoons nog dicht in de buurt van 't dorp. In al zijn verschrikking, biedt de duikaanval van dit vliegtuig, dat deze gevaarlijke ra ketten neerschiet, iets geweldigs impo nerend! Eerst enkele malen cirkelend als een roofvogel die zijn prooi zoekt, dan plots in een hooggierend geluid neerstortend, pijlsnel omlaag, terwijl vuurstralen uit zijn neus spuiten, gevolgd met raketbommen, die met een donderende ontploffing alles ver brijzelen. Wat waren ze bang, de moffen, voor deze „roofvogels". Nog was Venray niet het onmiddelij- ke doel en dus volgde ieder met gespannen aandacht de duikmanoeu- vres, van dit nieuwe vliegtuig. Hoog optrekkend loeiden zij over het dorp heen, steeds weer neersuisend op de Duitsers, die zich in de bossen ver schanst hadden. Voor de toeschouwers een imponerende wedstrijd; voor hen op wie het gericht is een vreselijke hel! We zouden het later ondervinden. Op 6 October kregen de moffen hun laatste kans, de straten waren bezaaid met in Duits gestelde vlugschriften, de vorige nacht door Engelse vliegtui gen uitgeworpen: Eine minute, die dir das leben retten kan". Zij die zich over wilden geven, moesten gebruik maken van duidelijk zichtbare doeken of hemden. Het kwam er eigenlijk niet op aan wat, als het gebaar maar overduidelijk was! Hande hoch und weisze Fahne. - Het bleef bij deze aanmoediging van Engelse propaganda want er werd weinig succes mee geoogst. Want lustig vuurden de 88ers en in de avonden brulden zoals gewoonlijk de nevelwer per. Intussen had de radio reeds enkele malen gemeld dat Overloon gevallen was en door Amerikaanse tankdivisies bezet was. Het interesseerde eigenlijk niemand meer, want waarom kwamen zij dan niet door naar Venray. Drie weken lagen ze nu al in een wij de boog rond onze plaats, op een af stand van slechts zes a zeven kilome ter! En als zij dan toch niet doorstie ten, waarom dan die verradelijke sal vo's granaten midden in het dorp, waar bijna geen Mof te zien was! Niemand begreep er iets van, nooit hadden wij een oorlog meegemaakt. Wat wisten wij van de betekenis een bepaalde streek achter het front door beschieting tot gevaarzone voor de vij and te maken? Venray met zijn vele kloosters en gestichten, met zijn zie kenhuis zou toch zeker wel ontzien worden? Ze konden er toch wel om heen trekken en zo de moffen de Maas overdrijven! Wat wisten wij van de ij zeren ring rond Venray, die onze be vrijders op een of andere zwakke plek Het St. Annagesticht werd onnoemelijk zwaar getroffen. Deze foto van het vernielde hoofdgebouw geeft daar maar een zeer klein beeld van. (als deze er was) open moesten breken met enorme zware verliezen? Voor de burger heeft de oorlogvoe ring veel onbegrijpelijks, juist datgene wat vanzelfsprekend lijkt gebeurt nooit. Er schijnen zoveel factoren in het spel te zijn, die nooit openbaar ge maakt kunnen worden, dat ook na af loop van de strijd nog talrijke vragen open liggen. Vooral het bombarde ment - de vernietiging der etappelinies rond Venray aldus de BBC - waarbij het centrum totaal verwoest werd, gaf aanleiding tot de meest bittere uitlatin gen. Het is zo natuurlijk en wellicht waren de Engelsen ook wel niet precies op de hoogte der juiste getalsterkten en posities der Duitse troepen. Tenslotte werd de bevrijding van Overloon definitief door het ingrijpen van de derde Britse Infanterie-divivsie en zo was alles gereed voor de grote aanval, de laatste slag de doorbraak door de Duitse stellingen en mijnenvel den tussen Overloon en Venray. Het leven in deze laatste dagen voor de grote strijd bestond voornamelijk uit eten, melk halen bij de boeren en het zorgen voor onze talrijke evacué's. Per dag werden door vele meisjes dui zenden boterhammen gesmeerd en ver werkte de gaarkeuken talrijke ketels heerlijke snert. Een haastig uit de grond gestampt evacuatiecomité zorg de voor kleren, schoeisel en definitief onderdak. Klooster Jeruzalem, hoofdpost van de onvermoeid werkende Geneeskun dige Dienst, nam 800 evacués op! Ja die kloosters en gestichten, wat zijn ze in deze tijd voor Venray niet geweest? Onvergetelijk zijn de prachtige staalt jes van persoonlijke moed van vele broeders en zusters geweest, overal stonden ze klaar om de zwaar getroffe nen op te nemen! De gestichten en kloosters St. Anna, Servaas, Jeruzalem, St. Jozef, Zieken huis, Patersklooster even zovele centra voor gewonden, zieken en evacués! Venray kan hen niet genoeg dankbaar zijn voor hun heroisch werk in de uren des gevaars! Ja het gevaar, het maakt iemand ofwel tot een lafaard, of tot een held. Angst in deze tijd overviel ie dereen, het was slechts de vraag of je meester van jezelf kon blijven of niet. Naast tonelen van ergerlijk egoisme en angst voor eigen lijfsbehoud zijn er veel mannen en vrouwen geweest die enkel het woord plicht kenden. Dik wijls waren het juist de eenvoudigen die met ware doodsverachting gewon den hielpen of doden wegbrachten. Boven alles zie ik de figuren van de lei der van de geneeskundige dienst, de geestelijken, de jongens en kerels van de luchtbescherming en brandweer. Overal zijn ze geweest, de helden, iede re straat en iedere buurt kende zo zijn eigen leiders in die dagen, naamloos zijn ze, zij zullen het wellicht blijven. Iedere dag bracht nieuwe slachtof fers men raakte eraan gewend. Dins dag 10 october negen doden ineens bij een onverhoedse granaat beschieting. Woensdag 11 october werd het aantal vermeerderd tot 15 en de volgende dag zou wel weer zijn slachtoffers eisen. Het was deze verschrikkelijke onzeker heid die zo ondraaglijk was, gebeurde er maar iets definitiefs, iets geweldigs, dat aan alle spanning een einde maakt. Als het dan zo moeilijk ging de moffen eruit te krijgen waarom dan geen luchtvloot van duizend bommenwer- Wanneer men met „mensen" die het meegemaakt hebben praat over de be vrijding van Venray, nu veertig jaar geleden, dan blijkt, dat iedereen de be vrijding op een andere manier heeft be leefd. Geen enkele belevenis is het zelf de, de enige overeenkomst in alle ver halen is de herinnering aan angst en dood, aan bommen en granaten, brant1 en vernieling.... Ook het tijdstip, waarop de bevrij ding kwam, ligt voor ieder weer ver schillend. Toen het grootste gedeelte van Venray in handen was van de En gelsen, was het gebied tussen St. Ser vaas en het station in Oostrum weken lang beurtelings in handen van Engel sen of Duitsers. Bovendien lag er een groot verschil in de bevrijding van noord en zuid Venray. Een van degene, die de bevrijding van het gebied rond het St. Jozef klooster heeft meegemaakt is pater Anthoninus Walenkamp, thans gardi aan van de Franciscanencommuniteit in de Patersstraat. In 1943, zeven jaar na zijn wijding, kwam hij als afgestudeerde in de Duit se letteren naar Venray. Het klooster was net ontruimd maar in het Gymna sium werd nog een jaar les gegeven. In de zomer van 1944 werden de internen naar huis gestuurd en veel kloosterbe woners trokken naar elders. Een aan tal paters en broeders van het klooster had al eerder onderdak gevonden in het toenmalige hotel Gitsels. Pater Walenkamp en een aantal confraters van het Gymnasium kwam terecht in het Sint Jozef klooster aan de Over- loonseweg. In de oktoberdagen van 1944 begon hier het kelderleven voor ongeveer tweehonderd mensen: zusters, patiën ten en jongens. Toen over de Overloonse weg de eerste Engelse tanks binnen rolden had men in en rond de kelder al bloot gestaan aan de ergste verschrikkingen. In de nabijgelegen gymnastiekzaal van Jerusalem lagen de lijken opgebaard van de slachtoffers van bommen en granaten. In de tuin van Jerusalem werden de stoffelijke overschotten in een massagraf begraven, twee dagen na de bevrijding. Toen brak de dag aan, dat de kelder- bewoners: 100 patiënten, een zeventig tal zusters en 30 interne jongens moesten worden geevacueerd naar Deurne. Pater Walenkamp, een keukenzuster en een ondergedoken neef van moeder Overste bleven achter in het klooster om de geevacueerden te helpen. Regel matig kwamen wagens uit Deurne naar het St. Jozefklooster om daar spullen op te halen, totdat het drietal werd ontdekt en naar Deurne moest vertrek ken. In februari 1945 moesten de Venray se evacue's uit Deurne vertrekken met België als uiteindelijke bestemming. Maar het grote gezelschap werd tien dagen opgehouden in Eindhoven, om dat er problemen waren over tien zusters van het St Jozefklooster, die de Duitse nationaliteit hadden... België wilde deze zusters niet binnenlaten. Als oplossing van het probleem werd uiteindelijk het idee geopperd de pa- tienten in een gesticht onder te bren gen, pleegouders te zoeken voor de dertig jongens en de zusters te versprei den over andere kloosters. De tien Duitse zusters zouden geïnterneerd moeten worden. Tenzij zich iemand garant stelde voor die Duitse zusters in de leeftijd tussen 70 en 80 jaar... Nadat Pater Walenkamp deze ga rantstelling had gegeven werd een lan ge avond - van 9 tot 2 uur - per trein door België gereden. Om twee uur kwam men in Gent aan, waar een vleu gel van het klooster van de Zusters van Liefde voor hen was ontruimd. Het ontruimen was in de meest letterlijke zin van het woord gebeurd, want de zusters hadden voor de komst van de Nederlandse vluchtelingen het meubi lair op zolder gezet. De volgende dag deed zich een nieuw probleem voor. De tweehonderd Ven rayse vluchtelingen moesten te eten hebben. Pater Walenkamp sjouwde van het ene kantoor naar het andere en kwam tenslotte bij de Belgische „Winterhulp" terecht. Als herinnering aan de dagen in België, heeft p. Walenkamp o.f.m. een foto be waard van de dertig jongens, die als inter nen van het St. Jozefklooster de evacuatie hebben meegemaakt. Op de foto herkennen we p. Walen kamp. br. Solanus van Bohemen en p. Do- lonus Schopman. Links boven de onderge doken neef van de toenmalige moeder Overste en in het midden een Gentenaar die veel voor de evacué's heeft gedaan Pater Walenkamp: „Ik keek natuur lijk wel vreemd tegen die 'Winterhulp' aan, omdat die instelling in Nederland op Duitse leest was geschoeid. In Bel gië echter was deze instelling gesanctio neerd door de Belgische bisschoppen. Bijna vier maanden hebben wij van de Belgische Winterhulp gegeten. Op 13 juni 1945, het feest van St. Antonius, keerden de bewoners van het St. Jozefklooster weer in Venray terug. Pater Walenkamp herinnert zich, dat er voor de vluchtelingen veel geld beschikbaar kwam in België. Iedereen werd in het nieuw gestoken en men kon zich allerlei luxe veroorloven. De te rugreis naar Venray werd gemaakt met een wagon vol met in België gekochte goederen, die men in Venray best kon gebruiken. Op die 15e juni zag ik voor het eerst de verwoesting van Venray, aldus pa ter Walenkamp, die meteen begon met het bewoonbaar maken van het Gym nasium. Op een fiets met rubberbanden trap te hij naar Steyl, waar het moederhuis van de „Zusters van St. Jozef" was, om verslag uit te brengen. Als dank voor de goede zorgen, maandenlang gegeven aan de zusters, de patiënten en de jongens werden vier zusters naar Venray gestuurd om het Gymnasium „uit te mesten" en voor de huishou ding te zorgen. Ook de Paterskerk en -klooster kwamen er niet zonder kleerscheuren af. Deze foto werd genomen toen al noodherstel (dak dicht) was uitgevoerd. Pater Evermarus Vrancken, de Fransiscaan, die in de dagen rond de bevrijding van Venray niet bang was voor de „duvel en de dood", zit thans gekluisterd aan zijn rolstoel in het ver pleegtehuis „de Wilbert" in Katwijk aan de Rijn. Ondanks zijn zware licha melijke handicap is het voor hem alsof de bevrijding van Venray in het zeer re cente verleden is gebeurd. Namen van vele Venrayers, waarvan de meesten zijn overleden, weet hij zich maar al te goed te herinneren, wanneer hij gaat vertellen over het Venrayse kelderle ven, sinds de eerste granaten op 30 september op Venray zijn gevallen. Pa ters en broeders hadden onderdak ge vonden in Hotel Gitsels. Toen op zondag 8 oktober 1944 in de Langstraat granaten vielen, tenge volge waarvan acht mensen de dood vonden, was het in het hotel niet meer te houden. Na het bombardement van 12 oktober sliep heel venray in de kel ders. Pater Evermarus herinnert zich, dat in de kelders van Zwitserlood en Schaeffers 80 a 90 mensen verbleven die graag een pater bij zich hadden. Pater Artemis bleef in de kelder van Gitsels en hij ging daarom naar de kel der van Zwitserlood (tegenwoordig „De Monnikskap") waar behalve mensen uit Venray ook vluchtelingen uit Overloon en Vierlingsbeek zaten. Vanaf dat moment moest ik twee kelders bedienen, ik hoorde de biecht, bad het rozenhoedje, deelde de H. Communie uit en las de mensen voor uit het nieuwe testament. De mensen uit de kelder van Schaeffers kwamen naar de H. Mis in de kelder van Zwit serlood. „Op een avond heb ik gezellig zitten praten met Toon Derksen, broer van Jan Derksen de garagehouder en broer van de weduwe Schaeffers. De volgen de dag moest ik hem bedienen en weg dragen naar het St. Elisabeth zieken huis. In de kelder van Zwitserlood was een granaat ingeslagen tengevolge waarvan Toon Derksen beide benen verloor. Het w^s een verschrikkelijke nacht met veel doden en gewonden", zo ver telt Pater Evermarus Vrancken, die zich verder herinnert dat in Hotel de Keizer 15 mensen de dood vonden. Onder granaatvuur hielp hij mensen uit de ingestorte kelders te bevrijden en steeds stond hij klaar met de sacramen ten der zieken. Overal waar geestelijke bijstand moest worden verleend was pater Ever marus Vrancken aanwezig. Op weg met een gewonde naar het ziekenhuis ontmoette hij de eerste En gelsman, die zijn hoofd uit een schut tersputje stak. In het ziekenhuis lagen op dat mo ment 20 doden die, achter in de tuin moesten worden begraven. Bij iedere dode werd een fles begraven met per soonlijke gegevens. Op die dag van de bevrijding hielp een gedeserteerde Duitse soldaat mee aan het graven van het massagraf. Urenlang zou de 72 jarige Fran siscaan kunnen vertellen over zijn bele venissen in Venray, over de evacuatie naar Liessel, over Fun Smits die nog een deken van hem heeft(!). Als eerste wist hij dat de toren opge blazen was en dat ging hij vertellen aan Toon Vermeulen, die in de kelder En gelse sigaretten zat te roken, Die had hij gekregen van Engelse spionnen die vooruit waren gestuurd en door Toon werden ingelicht over de situatie in Venray. Ook als eerste kon hij Deken Berden vertellen, dat zijn kapelaan Olieslagers samen met een Rode Kruis verpleegster was gedood. Tijdens een bezoek aan een zieke in de Spurkt, werd het huis door een granaat getroffen. Tot slot vertelt hij ons nog het ver haal van de koeien uit Vortum-Mullem die door de Duitsers waren gestolen en naar Venray waren gedreven. Pater Evermarus vond deze dieren in de aula van het gymnasium. Met anderen slaagde hij er in de koeien naar buiten te krijgen en naar slagerij Coenders te drijven. Daar werden de dieren geslacht en het vlees was een welkom geschenk voor de bewoners van de kel ders. Dan slaat de klok in „De Wilbert" twaalf uur, hetgeen betekent, dat de maaltijd in aantocht is. Een verpleegster ontfermt zich over de bejaarde Fransiscaan, terwijl voor de middag bezoek van confraters uil Brazilië wordt aangekondigd. Pater Evermarus blijft voorlopig al leen met al zijn herinneringen aan Ven ray

Peel en Maas | 1984 | | pagina 12