Vanuit de kelder van St. Jozef
met 200 vluchtelingen naar Belgie
Pater Evermarus Vrancken, zielzorger in Venrayse kelders
Wanneer men met „mensen" die het
meegemaakt hebben praat over de be
vrijding van Venray, nu veertig jaar
geleden, dan blijkt, dat iedereen de be
vrijding op een andere manier heeft be
leefd. Geen enkele belevenis is het zelf
de, de enige overeenkomst in alle ver
halen is de herinnering aan angst en
dood, aan bommen en granaten, brand
en vernieling....
Ook het tijdstip, waarop de bevrij
ding kwam, ligt voor ieder weer ver
schillend. Toen het grootste gedeelte
van Venray in handen was van de En
gelsen, was het gebied tussen St. Ser-
vaas en het station in Oostrum weken
lang beurtelings in handen van Engel
sen of Duitsers. Bovendien lag er een
groot verschil in de bevrijding van
noord en zuid Venray.
Een van degene, die de bevrijding
van het gebied rond het St. Jozef-
het toenmalige hotel Gitsels. Pater
Walenkamp en een aantal confraters
van het Gymnasium kwam terecht in
het Sint Jozef klooster aan de Over-
loonseweg.
In de oktoberdagen van 1944 begon
hier het kelderleven voor ongeveer
tweehonderd mensen: zusters, patiën
ten en jongens.
Toen over de Overloonseweg de
eerste Engelse tanks binnen rolden had
men in en rond de kelder al bloot
gestaan aan de ergste verschrikkingen.
In de nabijgelegen gymnastiekzaal van
Jerusalem lagen de lijken opgebaard
van de slachtoffers van bommen en
granaten. In de tuin van Jerusalem
werden de stoffelijke overschotten in
een massagraf begraven, twee dagen
na de bevrijding.
Toen brak de dag aan, dat de kelder-
bewoners: 100 patiënten, een zeventig-
Pater Walenkamp: „Ik keek natuur
lijk wel vreemd tegen die 'Winterhulp'
aan, omdat die instelling in Nederland
op Duitse leest was geschoeid. In Bel
gië echter was deze instelling gesanctio
neerd door de Belgische bisschoppen.
Bijna vier maanden hebben wij van de
Belgische Winterhulp gegeten.
Op 13 juni 1945, het feest van St.
Antonius, keerden de bewoners van
het St. Jozefklooster weer in Venray
terug.
Pater Walenkamp herinnert zich,
dat er voor de vluchtelingen veel geld
beschikbaar kwam in België. Iedereen
werd in het nieuw gestoken en men kon
zich allerlei luxe veroorloven. De te
rugreis naar Venray werd gemaakt met
een wagon vol met in België gekochte
goederen, die men in Venray best kon
gebruiken.
Op die 15e juni zag ik voor het eerst
de verwoesting van Venray, aldus pa
ter Walenkamp, die meteen begon met
het bewoonbaar maken van het Gym
nasium.
Op een fiets met rubberbanden trap
te hij naar Steyl, waar het moederhuis
van de „Zusters van St. Jozef" was,
om verslag uit te brengen. Als dank
voor de goede zorgen, maandenlang
gegeven aan de zusters, de patiënten en
de jongens werden vier zusters naar
Venray gestuurd om het Gymnasium
„uit te mesten" en voor de huishou
ding te zorgen.
Maar het grote gezelschap werd tien
dagen opgehouden in Eindhoven, om
dat er problemen waren over tien
zusters van het St Jozefklooster, die de
Duitse nationaliteit hadden... België
wilde deze zusters niet binnenlaten.
Als oplossing van het probleem werd
uiteindelijk het idee geopperd de pa-
tienten in een gesticht onder te bren
gen, pleegouders te zoeken voor de
dertig jongens en de zusters te versprei
den over andere kloosters. De tien
Duitse zusters zouden geïnterneerd
moeten worden. Tenzij zich iemand
garant stelde voor die Duitse zusters in
de leeftijd tussen 70 en 80 jaar...
Nadat Pater Walenkamp deze ga
rantstelling had gegeven werd een lan
ge avond - van 9 tot 2 uur - per trein
door België gereden. Om twee uur
kwam men in Gent aan, waar een vleu
gel van het klooster van de Zusters van
Liefde voor hen was ontruimd. Het
ontruimen was in de meest letterlijke
zin van het woord gebeurd, want de
zusters hadden voor de komst van de
Nederlandse vluchtelingen het meubi
lair op zolder gezet.
De volgende dag deed zich een nieuw
probleem voor. De tweehonderd Ven-
rayse vluchtelingen moesten te eten
hebben.
Pater Walenkamp sjouwde van het
ene kantoor naar het andere en kwam
tenslotte bij de Belgische
„Winterhulp" terecht.
Als herinnering aan de dagen in België,
heeft p. Walenkamp o.f.m. een foto be
waard van de dertig jongens, die als inter
nen van het St. Jozefklooster de evacuatie
hebben meegemaakt.
Op de foto herkennen we p. Walen
kamp, br. Solanus van Bohemen en p. Do-
lonus Schopman. Links boven de onderge
doken neef van de toenmalige moeder
Overste en in het midden een Gentenaar die
veel voor de evacué's heeft gedaan
klooster heeft meegemaakt is pater
Anthoninus Walenkamp, thans gardi
aan van de Franciscanencommuniteit
in de Patersstraat.
In 1943, zeven jaar na zijn wijding,
kwam hij als afgestudeerde in de Duit
se letteren naar Venray. Het klooster
was net ontruimd maar in het Gymna
sium werd nog een jaar les gegeven. In
de zomer van 1944 werden de internen
naar huis gestuurd en veel kloosterbe
woners trokken naar elders. Een aan
tal paters en broeders van het klooster
had al eerder onderdak gevonden in
tal zusters en 30 interne jongens
moesten worden geevacueerd naar
Deurne.
Pater Walenkamp, een keukenzuster
en een ondergedoken neef van moeder
Overste bleven achter in het klooster
om de geevacueerden te helpen. Regel
matig kwamen wagens uit Deurne naar
het St. Jozefklooster om daar spullen
op te halen, totdat het drietal werd
ontdekt en naar Deurne moest vertrek
ken.
In februari 1945 moesten de Venray-
se evacue's uit Deurne vertrekken met
België als uiteindelijke bestemming.
Ook de Paterskerk en -klooster kwamen er niet zonder kleerscheuren af. Deze foto
werd genomen toen al noodherstel (dak dicht) was uitgevoerd.
Pater Evermarus Vrancken, de
Fransiscaan, die in de dagen rond de
bevrijding van Venray niet bang was
voor de „duvel en de dood", zit thans
gekluisterd aan zijn rolstoel in het ver
pleegtehuis „de Wilbert" in Katwijk
aan de Rijn. Ondanks zijn zware licha
melijke handicap is het voor hem alsof
de bevrijding van Venray in het zeer re
cente verleden is gebeurd. Namen van
vele Venrayers, waarvan de meesten
zijn overleden, weet hij zich maar al te
goed te herinneren, wanneer hij gaat
vertellen over het Venrayse kelderle
ven, sinds de eerste granaten op 30
september op Venray zijn gevallen. Pa
ters en broeders hadden onderdak ge
vonden in Hotel Gitsels.
Toen op zondag 8 oktober 1944 in
de Langstraat granaten vielen, tenge
volge waarvan acht mensen de dood
vonden, was het in het hotel niet meer
te houden. Na het bombardement van
12 oktober sliep heel Venray in de kel
ders.
Pater Evermarus herinnert zich, dat
in de kelders van Zwitserlood en
Schaeffers 80 a 90 mensen verbleven
die graag een pater bij zich hadden.
Pater Artemis bleef in de kelder van
Gitsels en hij ging daarom naar de kel
der van Zwitserlood (tegenwoordig
„De Monnikskap") waar behalve
mensen uit Venray ook vluchtelingen
uit Overloon en Vierlingsbeek zaten.
Vanaf dat moment moest ik twee
kelders bedienen, ik hoorde de biecht,
bad het rozenhoedje, deelde de H.
Communie uit en las de mensen voor
uit het nieuwe testament. De mensen
uit de kelder van Schaeffers kwamen
naar de H. Mis in de kelder van Zwit
serlood.
„Op een avond heb ik gezellig zitten
praten met Toon Derksen, broer van
Jan Derksen de garagehouder en broer
van de weduwe Schaeffers. De volgen
de dag moest ik hem bedienen en weg
dragen naar het St. Elisabeth zieken
huis. In de kelder van Zwitserlood was
een granaat ingeslagen tengevolge
waarvan Toon Derksen beide benen
verloor.
Het was een verschrikkelijke nacht
met veel doden en gewonden", zo ver
telt Pater Evermarus Vrancken, die
zich verder herinnert dat in Hotel de
Keizer 15 mensen de dood vonden.
Onder granaatmur hielp hij mensen
uit de ingestorte kelders te bevrijden en
steeds stond hij klaar met de sacramen
ten der zieken.
Overal waar geestelijke bijstand
moest worden verleend was pater Ever
marus Vrancken aanwezig.
Op weg met een gewonde naar het
ziekenhuis ontmoette hij de eerste En
gelsman, die zijn hoofd uit een schut
tersputje stak.
In het ziekenhuis lagen op dat mo
ment 20 doden die, achter in de tuin
moesten worden begraven. Bij iedere
dode werd een fles begraven met per
soonlijke gegevens. Op die dag van de
bevrijding hielp een gedeserteerde
Duitse soldaat mee aan het graven van
het massagraf.
Urenlang zou de 72 jarige Fran
siscaan kunnen vertellen over zijn bele
venissen in Venray, over de evacuatie
naar Liessel, over Fun Smits die nog
een deken van hem heeft(!).
Als eerste wist hij dat de toren opge
blazen was en dat ging hij vertellen aan
Toon Vermeulen, die in de Jcelder En
gelse sigaretten zat te roken, Die had
hij gekregen van Engelse spionnen die
vooruit waren gestuurd en door Toon
werden ingelicht over de situatie in
Venray.
Ook als eerste kon hij Deken Berden
vertellen, dat zijn kapelaan Olieslagers
samen met een Rode Kruis verpleegster
was gedood. Tijdens een bezoek aan
een zieke in de Spurkt, werd het huis
door een granaat getroffen.
Tot slot vertelt hij ons nog het ver
haal van de koeien uit Vortum-Mullem
die door de Duitsers waren gestolen en
naar Venray waren gedreven. Pater
Evermarus vond deze dieren in de aula
van het gymnasium. Met anderen
slaagde hij er in de koeien naar buiten
te krijgen en naar slagerij Coenders te
drijven. Daar werden de dieren
geslacht en het vlees was een welkom
geschenk voor de bewoners van de kel
ders.
Dan slaat de klok in „De Wilbert"
twaalf uur, hetgeen betekent, dat de
maaltijd in aantocht is.
Een verpleegster ontfermt zich over
de bejaarde Fransiscaan, terwijl voor
de middag bezoek van confraters uit
Brazilië wordt aangekondigd.
Pater Evermarus blijft voorlopig al
leen met al zijn herinneringen aan Ven
ray