1 fJtl eigen haard PROCES TEGEN HET KONINGSCHIETEN Verkeersongevallen INGEZONDEN In Deum Salutem van 1150,voor Car' iiiis ititiSSa V Voor 250 jaren terug Sn Venray Dodelijk ongeval Even de zonnebril pakken Vernieling Op de Gitaarstraat op 't Bruks- ke werd onvoldoende opgelet en er ontstond een botsing tussen de per- sonauto's bestuurd door de 26-jarige L. S. en de 32-jarige L. V. uit Ven ray. De botsing gebeurde toen de eerste bestuurder de door hem be stuurde auto achteruit zette. Maar het bleef bij materiële schade. i Op de kruising Oude Oostrum- sewegVlierstraat was onvoldoende opletten oorzaak dat de personen auto bestuurd door de 33-jarige v. d. B. uit Wilbertoord en de 36-jarige W. v. V. uit Venray tegen elkaar botsten. Maar ook hier alleen mate riële schade. Op de Vredeweg te Vredepeel reed de bestuurder van een perso nenauto de 52-jarige M. J. de door hem bestuurde auto vanaf zijn uit rit op de Vredeweg en verleende daarbij geen voorrang aan de per sonenauto, bestuurd door de 37-jari ge H. B. uit Venray. Behoorlijke ma teriële schade. Teen ik dezer dagen weer eens af daalde naar het goede Venray se land cm een bezoekje te brengen aan de mij zo dierbare plekjes yot herinneringen, las ik in Peel en Maas dat mijn dierbare waterput weer hersteld wordt. Gloria alleluja! St. Petrus, die immers met zijn Grote Kerk vlakbij woont, heeft me verteld hoe bij vergissing alieg was gebeurd en St. Hubertus van de Veltumse kapel wist dat een naam genoot van hem blijkbaar met suc ces akbie heeft gevoerd om de dwa ling aan het licht te brengen en de oude toestand te herstellen. Deo Gratias, dat alles goed afgelopen is, want 1250 jaar geleden op de om ziende berg aan de Hoenderstraat juist ja, bij mijn witte heiligenhuis- je voorspelde ik al dat Venray te kort zou komen aan eikenhout en wijze raad. Ik was bang dat dit nu in vervulling zou komen, maar ge lukkig is het nog niet zo ver. In no mine domine nog aan toe, de wereld lijke leiders van Venray zullen alles weer herstellen en de Venray se mensen zullen weer bij mijn put kunnen komen om te bidden en wa ter te putten. Aude vivere, Venray, et male me- lior! Ave! St. Oda van Schotland. Bestelnr. 36/402 Solide eiken glaskast waar BmB altijd wel een plaats voor te vinden is: 130 cm. breed. interieurverzorging Sevenum, Past.Vullinghsstraat 7, tel. 1826, r Venray, Eindstraat 13. tel 1471 lijkheidsheer Baron Johan Albert Bouwers van den Boije kon overleg gen. Dat kon de scholtis kennelijk wel op 11 december, want toen herhaal de hij zijn aanklacht tegen dezelfde personen. De jongelui verklaarden eensgezind, dat zij er zich niet van bewust waren geweest bij het vogel schieten onregelmatigheden te heb ben veroorzaakt. Maar ingeval zou blijken dat zij een vergissing had den begaan, zouden zij zich onder werpen aan de uitspraak van 't ge recht Na de wederzijdse stukken bestu deerd te hebben verdaagden de he ren rechters de zaak naar de eerst volgende gerechtsdag. GEDING OP 15 JAN. 1722 In het door de scholtis voorgedra gen requisitoir noemde hij het wel vreemd, dat de justitie weigerde 'n uitspraak te doen tegen de baldadi ge en provocerende jeugd. Zij deden niets anders dan de betreffende zaak van de ene gerechtsdag naar de an dere verschuiven. De rechters dien den zich er wel bewust van te zijn, dat dit onmiskenbaar de baldadig heid in de hand werkte. Dit was weer gebleken op St. Thomasdag (21 december) toen de jongelui in de la-, te avond enige dreigbrieven bij hem door de deur hadden gestoken. Deze lieden zijn in opstand, waartegen het gezag kennelijk niet duirft op te tre den. Maar wanneer de rechters blij ven weigeren deze overtredingen te straffen, zou hij zijn beklag doen bij de Edele Hove, over de demoralisa tie van de hier gevoerde recht spraak. De verdediging, die door procu reur Ottendorp, werd geveerd, herin»- nerde de scholtis er aan, dat de Heer dezer Heerlijkheid 11 of 12 jaar ge leden een brief had laten opstellen, ever de toegestane gebruiken bij het vogelschieten. Deze brief, die ieder jaar door de rechterbode onder de schutboom werd voorgelezen, was 't bewijs waaruit de goede bedoelingen van de compagnie-jongeren kon worden vastgeseld. De bode verklaarde deze brief in handen van schepen Jan Karstens te hebben gesteld, doch deze vertelaar de 'hem niet ontvangen te hebben.... Procureur Ottendorp verzocht het gerecht die twee getuigen onder ede te stellen en te laten verklaren, dat zij die brief niet in hun bezit, noch verduisterd of verbrand hadden. De scholtis zegde toe het een en an der te zuilen onderzoeken, al was hem van een dergelijke brief niets bekend. Bovendien was het onzin om op deze manier recht te zoeken voor de jongelui. Hij eiste van de heer Ottendorp, dat hij onmiddelijk, doch uiterlijk binnen twee uur, zich zou legitimeren door een volmacht van de gedaagden te overleggen. In geval bü in gebreke mocht blijven, zou hem een toespraak wachten hoe men moest procederen. Tevens op straffe dat de procureur 't voorzeg de onder excuses diende terug te nemen. Peter Swijen verklaarde daarop dat de heer Ottendorp gerechtigd was om namens een 3 tal leden van het Sandtacker te procederen. Hij verzocht het gereght ingevolge ko ninklijk decreet van 13 maart 1717 entslag van verdere vervolging en vrijwaring tegen de ongegronde aan klachten van de scholtis, die enkel en alleen zijn ongeremde driften op hen probeerde bot te vieren. Op deze foto van Schutterij „Het Zandakker" (gemaakt in 1933) zien we, van links naar rechts, op de on derste rjj F. van Zwamen en W. Kessels; op de tweede rij F. Hen driks, J. van Hoof, F. Volleberg (ko ning), M. Ewals en P. Will ems; op de derde rij H. Poels, J. van den Munckhof, P. Lenssen, L. Litjens, J. Poels, A. Janssen en W. Hulsman; achteraan tenslotte staat G. v. Sinten hij hun dan wel niet in arrest ge houden, ze waren toch op een wijze behandeld alsof zij schelmen en die ven waren. Dit was toch al te zot en het zou beter zijn, eerst eens de door hem gepleegde overtredingen te on derzoeken. Hieronder te verstaan; 't onrechtmatig'inbeslagnemen van de trommen en het schutterszilver. Al les wat 'geroofd' was, behoorde con form de landrechten onmiddelijk te worden teruggegeven aan de recht- matige eigenaar. Reden waarom de comparanten het gerecht verzochten te commanderen, dat de scholtis aan de koning 't zil ver en aan de tamboers de trommen weer zou omhangen. En tevens nog een genoegdoening van geleden scha en beledigingen, welke zij door zijn optreden hadden ondergaan In zijn requisitoir stelde de schol tis dat wanneer de jongelui van plan waren hem, ais vertegenwoordiger van het openbaar gezag, in dit pro ces partijdig of verdacht te maken, zij dan eerst maar eens moesten ver tellen voor wie ze zich uitgaven en ten tweede een procureur dienden te nemen van goede huize. Zoniet, dan kon hij wel eens tot de conclusie komen, dat hij ingevolge de Land rechten gerechtigd was hen als borg te arresteren, tot zij hun lasterlijke en botte aantijgingen tegen hem in getrokken zouden hebben. Tot slot verzocht hij aan de rech ters, de tegen hem door de gedaag den gedane uitlatingen, als onwaar en bot te veroordelen. Verder vervolgde hij in soortgelij ke bewoordingen zijn requisitoir te gen enkele afzonderlijke leden van de schutterij, waarmee hij kennelijk nog een apart appeltje te schillen had, n.l. tegen: Derck Oliesleegers, Caspar Hulsbeeck, Hubert Hooren- beeck, Gerard van Eijndt en tegen de zoon van Jaspar Hebben. Bij monde van de gerechtsbode liet hij speciaal ingaan op een van de vele pesterijen van Gerard van Eijndt, die niet ter zitting versche nen was. De bode herhaalde de aan klacht nog eens, dat de gedaagde de 2e oktober behalve schuttingwoor den tegen de scholtis te roepen, hem ook nog uit pure pesterij.met de ta bakspijp brandende in de mond, een brief presenteerde, waarvoor hij 2 Brabantse stuivers eiste, zonder dat er echter porto op gesteld was. Daar dit alleen maar was om door het scheppen van gezochte bezwaren aan zijn verplichtingen te ontkomen, had de scholtis deze brief geweigerd aan te nemen. Wel was hij 5 a 6 da gen later naar het huis van de ge daagde gegaan om hem te verzoeken de brief voor te lezen. Maar inplaats daarvan had gedaagde de brief ver scheurd en hem demonstratief voor zijn voeten gegooid. Aangezien minachtende gedragingen strafbaar waren gesteld ingevolgde de Land rechten, eiste hij hiervoor een bqfite van 3 goldtgulden, of zoveel meer of minder als het eerzaam gerecht zou oordelen. Het gerecht, gezien en bestudeerd hebben de wederzijdse protocollen en beschuldigingen van de 2 oktober en de heden uitgebrachte mondelin ge verslagen, beval de scholtis om onmiddelijk het onder zijn beheer zijnde zilverwerk en trommen ten ten huize der vergadering van Het Sandtacker ongeschonden terug te bezorgen. Na uitvoering van 't von nis was de scholtis vrij, om opnieuw hetzij gezamenlijk hetzij persoonlijk een vervolging in te stellen tegen de betreffende jongelui - vanneer daar nog redenen toe aanwezig waren. NIEUWE KLACHT Op 13 november diende de schol tis prompt opnieuw een klacht in te gen een aantal schutters, met name: Gerard van Eijndt, Jan Swijen, Hu- bert Hoorenbeeck, Reinder Remmen, Derck Puitiers, N. Wagemans, Derck Olieslaegers, Caspar Hulsbeeck en de zoon van Jasper Hebben. Maar de schepenen wilden die aanklacht niet in behandeling nemen, omdat hij daartoe geen volmacht van de Heer- Hierna werd Hubert Hoorenbeeck tot 1 goldtgulden en de kosten van 't geding veroordeeld. Aan de overige jongelui werd verzocht alsnog een gequaldficeerde procureur te nemen, waarna de zaak opnieuw werd ver daagd. Op 29 jan. herhaalde de scholtis zijn beschuldigingen en eisen tegen de jongelui, die wederom uitstel van antwoord kregen tot de volgende zitting. Alleen tegen Gerard van Eijndt Viel de officier wederom fel uit door de geuite beschuldiging te ontkennen, als zou het zijn bedoe ling zijn de inwoners te dwarsbo men. Hij wenste alleen maar orde te handhaven! De gedaagde was het enkel en alleen te doen hem zoveel mogelijk te treiteren en te beledigen. Eerst met de aangeboden brief, daarna weer in het café van de wed. Thomassen, waar de gedaagde hem gedreigd had een glas bier in het ge- zich te gooien. Dat de jongelui hem het leven zo zuur mogelijk wilden maken was genoegzaam, uit diverse betrouwbare informaties, gebleken. Het slechte, verwerpelijke en onbe leefde van deze zaken scheen de ge daagden niet te raken, reden waar om hij bleef bij zijn eis van 3 goldt gulden. Hierop verzocht procureur Peurega namens Gerard van Eijndt, dat de scholtis de naar voren gebrachte be schuldigingen, voorzag van schrifte lijke bewijzen. De rechters kenden dit verzoek toe, waarna de scholtis het een en ander netjes op schrift mocht gaan stellen. Tijdens het geding dat werd ge houden op 12 febr., konstateerde de scholtis, dat de jongelui zowel in persoon als antwoord verstek had den laten gaan. Hij verzocht de rechtbank dan ook geen nieuwe stukken meer te accepteren en in de volgende zitting onverwijld te von nissen. VRIJSPRAAK Op 26 maart bracht de scholtis de zaak weer in het geding door zijn requisitoir van 12 febr. j.l. nog eens te herhalen. Maar de rechters spra ken Derck Olieschlaegers en de zoon van Jaspar Hebben vrij. Tevens ge lastten ze de aanklager eerst bekend te maken, welke personen nu precies met de jongelui bedoeld werden. Bij de politie kwam een melding binnen dat de hoek Veulenseweg Jaegerhofweg een jongeman met een bromfiets in een sloot lag. Het on derzoek wees uit dat het de 17-jari ge I. te Molder uit Ruurlo bleek te zijn die zeer ernstig gewond was. De jongeman werd in zorgwekkende toestand naar het Venrayse zieken huis vervoerd, waar hij enkele uren na aankomst aldaar aan de verwon dingen is overleden. Uit het onderzoek is het volgende komen vast te staan. Het slachtoffer was met de evenoude E. H. als vo lontair voor enkele weken werk zaam op het bedrijf van G. aan de Veulensewaterweg. Omdat de tijd er op zat werd een afscheidsfeestje ge vierd en op dat feestje vroeg het slachtoffer aan zijn kameraad even de bromfiets van hem te mogen le nen. Dit werd geweigerd, maar na dien heeft het slachtoffer toch kans gezien ongemerkt met de bromfiets weg te komen, daarbij droeg hij geen bromfietshelm. Komende uit de richting Leunen reed hij over de Veulenseweg, moet hij in de flauwe bocht de berm hebben geraakt en daardoor de macht over het stuur hebben verleren. Nadat hij een bermpaaltje en straatnaambord had geramd is hij in de sloot geraakt waar een voorbijganger hem zwaar gewond heeft aangetroffen. Dat het onverstandig is al rijdende een zonnebril te pakken, ondervond de 45-jarige mevr. P. M. toen zij als bestuurster van een personenauto, komende vanaf de Merseloseweg de Westsingel opreed en daarbij onvol doende op het wegverkeer lette. De door haar bestuurde auto botste te gen een lantaarnpaal, welke gedeel telijk vernield werd. De door haar bestuurde auto werd zwaar bescha digd. Zij moest met haar 12-jarige zoon naar het ziekenhuis woxden vervoerd. Na behandeling aldaar konden belden naar huis gaan. De aandachtige lezer heeft de laatste weken via diverse berichtjes in dit blad kunnen lezen over het koningschieten van de plaatselijke schutterijen. Misschien heeft hij zelfs gelezen dat schutterij 't Zandakker vanwege de hinderwet vergunning heeft aangevraagd „tot het oprich ten, in werking brengen en in wer king houden van een schietinrich- ting, waar met de buks op 'n schiet hoorn wordt geschoten, op een ter rein aan de Geystarseweg". Daaruit blijkt dat men dit eeuwen oude gebruik nog steeds in ere houdt. Het zit er ook dik in dat de gevraagde vergunning zonder meer verleend zal worden, omdat niemand er enig bezwaar tegen zal hebben. •Toch is dat vrpeger wel eens an ders geweest. Dat moge blijken uit hét volgende verhaal dat de heer G. J. Verlinden voor ons op papier zette. Het was allemaal begonnen op kermis-zondag 4 aug. 1721. Volgens gebruik organiseerde op die dag de schutterij „Het Sandtacker" haar vogel- of koningschieten. Dit ge beurde op een houten vogel die op de schuitpaal bevestigd werd. Daar er in het verleden kennelijk moei lijkheden uit voortgevloeid waren, was hun dit door de magistraat ver boden. Na afloop van de hoogmis hadden de gildebroeders zich, desondanks maar, zoals gebruikelijk, naar hun stamcafé begeven, om er een groot gedeelte van de dag en avond op 'n plezierige wijze met eten en drinken te vullen. De schutters bleken we derom ware grootmeesters te zijn in de kunst, hun dorstige kelen met het plaatselijk gebrouwen gerstenat te laven. In de late namiddag kwam 'n aan tal van hen op het idee om alsnog op de vogel te gaan schieten. Er werd een stoet geformeerd die naar de schutboom trok. De scholtis, die zich kennelijk op het een en ander •had voorbereid, wachtte hen voor 't huis van schepen Hendrick Cremers op. Hij verbood de jongelui op straf fe van tien gulden boete verder te gaan. Maar de schutters sloegen het magistrale verbod in de wind en ze schoten de vogel van de schutboom iiaar berieden! Waarna de vrolijke schuttersstpet, met aan het hoofd de ni'euwe koning, omhangen met zil ver, gevolgd door de muzikanten en tamboers, triomfantelijk met slaan de trom en afschietende geweren over de markt naar 't gemeentehuis trok. Daar werden onder hoornge schal en tromgeroffel verwoede po gingen aangewend om het bordes te bezetten. Dat was tenmnste de be doeling, maar het pakte allemaal iets anders uit De scholtis, voorzien van assisten tie, kwam woedend naar buiten en maakte onverbiddelijke 'n einde aan het schuttersfestijn. Hij gaf de in de olie geraakte gildebroeders ter ont nuchtering een nacht gratis logies in het cachot onder het raadhuis. Ook werd hardhandig beslag gelegd op 't zilver, de trommen en de muziek instrumenten. Op 2 oktober 1721 diende de schol tis bij het gerecht (lees schepenen) tè Venray een aanklacht in over wat was voorgevallen. Met uitzondering van Derck Olieslaegers, Caspar Huls beeck en de zoon van Jaspar Heb ben (die ieder 3 gulden tegen zich hoorden eisen) werd aan alle andere betrokkenen een boete van 10 gul den geeist TERUGGEVEN Vier weken later werd de officier- aanklager door de schepenen er nog maals aan herinnerd dat hij nog steeds niet had voldaan aan hun eis van 26 mrt. j J. De 30ste april 1722 was het dan zover, dat de scholtis de betreffende namen bekend zou kun nen maken. Maar hij was het uit zichtloze procederen kennelijk moe en zag daarom maar af van verdere vervolging tegen de „Jongsesellen van de Sandtacker". P. v. d. W. uit Venray deed aan gifte van vernieling van zijn voor zijn woning in Merselo geparkeerde personenauto. Het linker achterspat bord was losgetrokken en op de ach terzitting gelegd, de linnen kap werd geheel stuk gesneden, evenals een spatlap. Uit de auto werd een ther mosfles ontvreemd. Op 16 oktober bestreden de jon gelui van de compagnie Het Sandt acker de aanklacht van de scholtis, dat zij zouden vervallen in een vast geroest plaatselijk misbruik. Al had

Peel en Maas | 1976 | | pagina 5