TT Zo de wegen, zo het land Leo Kluijtmans ziet spoken in de Peel WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Speciaalzaken in Heren- en Jongenskleding VRIJDAG 26 JANUARI 1973 No. 4 VIER EN NEGENTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS VOOR AL UW DRANKEN DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY GROTESTRAAT 2* POSTBUS 1 TEL 2727 GIRO 1050452 ADVERTENTIEPRIJS 15 ct pt mm. ABONNEMENTS PRIJS PER HALFJAAR f 7JSQ (UJ vooniftbttaJlng) Vreemdelingen die Venray bezoeken willen zich nog wel eens waarderend uitlaten over het goede wegennet in onze gemeente. Hun lef geldt dan speciaal het uitstekende stelsel van invalswegen, dat ze hier aantreffen. Wat ze doorgaans niet weten, is dat er nog een aantal voor Venray van belang zijnde plannen op uitvoering wachten, zoals de doortrekking van de autoweg HorstVenray naar Maashees die daar dan weer zal aansluiten cP de hopelijk tegen 1980 voltooide R73 (autobaan MaasheesNijmegen) en de aansluiting van de Beekweg (Ncordsingel) cp genoemde verbin ding. Dat we echter niet altijd in zc'n gunstige situatie verkeerd hebben, wil dit artikel proberen duidelijk te maken. SLECHTE PASSAGE DOCR DE PEEL Op 24 .april 1781 wendde Peter Oomen, schepen van Venray, zich tot Fredienik II, koning van Pruisen, om zijn aandacht te vragen voor de zeer slechte toestand waarin de Grote Passage door die Peel van Venray naar Deurne verkeerde. In zijn brief gericht aan de „Aller- doorluchtigsten en grootmachtigsten Korting", bericht hij dat de weg voor het grootste gedeelte van het jaar geheel ongeschikt is voor het ver voeren van vracht. De weg is niet alleen van belang voor een goede communicatie tussen het Land van Kessel en de Meierij, laat hij weten, mlaar nog meer om de handel tussen het Land van Kessel en het Land van Klleef enerzijds en Brabant aan de amdiere kant te begunstigen. Behalve de koophandel worden ook de tran sitorechten van zijne Majesteit be nadeeld is zijn laatste argument om bij de Koning te pleiten voor ver betering van de weg door het „op smijten van een dijk of dam". VRACHTDIENST NAAR ANTWERPEN Als iemand wist in welke misera- beele toestand de weg naar Deurne verkeerde, dan was het Peter Oomen wel. Want hij was niet alleen her bergier in de voor enige jaren ge sloopte „Gouden Leeuw", maar hij onderhield ook nog een vrachtdienst op Antwerpen. Met zijn met paarden bespannen „Tour-karre' maakte hij de tocht via Deurne, Helmond, Bla- del en Turnhout, heen en terug in 7 dagen, d.w.z. in de zomer als de weg goed berijdbaar was. In de win terdag dwoinig de natte, moerassige Peel hem herhaaldelijk de dienst te •staken. Natuurlijk kwam de brief van Pe ter Oomen niet onder ogen van de Koning, maar in Gelderrde hoofd stad van Pruisisch Gelre, waartoe Venray van 1715 tot 1795 behoorde was men blijkbaar toch wel danig geschrokken van het bericht uit Venray, want reeds twee dagen later vroeg het Preussische Landes Ad ministrations Collegium aan de re geerders van Venray om op te geven hoe lang de dijk zou mloeten wor den .De opmeting werd uitgevoerd, er werd nogal wat gecorrespondeerd, maar in de zomer van 1782 was het dan toch zover dat de aarden dijk door 20 pioniers met veel hulp van boeren en hun karren, kon worden opgeworpen. GRINTWEGEN De eerste verharde weg (grint- of kiezel weg) kreeg Venray in de pe riode 1850—1852 toen de grintweg Vertlc-Horst-Venray-Boxmeer werd aangelegd. Dit had ook tot gevolg dat de Patersstraat, de Grotestraat en de Hofstraat bekiezeld werden In 1855 werd de Langstraat tot aan de Paterslaan van kiezel voorzien. De kiezelweg Venray-Oostrum- Wanssum werd in 1872 tot stand ge bracht. De aannemer Frits Niessen udt Roermond voerde het werk uit. In 1884 was de kom van Venray weer aan de beurt. De GroAestraat onderging een verbetering. Door aan nemer Thonissen uit Mook werd er een keiemweg van gemaakt. Rond de eeuwwisseling werden ook de Draal, de Kruisstraat en de rest van de Langstraat (tot aan Vel turn) van een kiezellaag voorzien. In die tijd was er op elke 45 Nederlanders één die een rijwiel rijk was, maar het rijden op de meeste grintwgen was niet bepaald een waar genoegen. Doordat er zo goed als geen verkeer was er waren in heel Nederland nog maar 250 auto's en er nog zo goed als geen walsen beschikbaar waren, met het grint riet ingewalst. Merselo is in 1902 aan de beurt met de totstandkoming van de grint weg VenrayMerselo. Oirlo volgt in 1905 miet de aanleg van een grint weg naar Oostrum. In 1907 worden de Grote Markt en het Henseniusplein bestraat, waar voor de gemeente het voor die tijd niet onaanzienlijke bedrag van 8.000 gulden moest neertellen. In 1908 worden de inwoners van Heide verblijd met de aanleg van de grintweg Venray-Heide. EERSTE AUTO-ONGELUK In dat jaar beleefde Venray ook zijn eerste auto-ongeluk. Het vond plaats op de Maasheseweg. Geluk kig viel er alleen materiële schade te constateren. Enkele jaren later (einde 1911) wordt de arts Strüben de eerste autobezitter van Venray. Zijn patiënten bezoekt hij- mei een 2 pk. Renault. In heel Limburg rij den er dan „al" 500 auto's. In 1913 komen de grirt wegen Oostrum-Geysteren en Leunen-Veu- len tot stand, maar ook nog de be langrijke verbinding Venray-O ver- loon. De aannemer L. Spierings udt Boxtel maakte er voor 27.000,'n keurige grintweg van. In 1919 wanneer Venray vijf auto bezitters telt is het ingevolge dé Al gemene Politieverordening der ge meente Venray verboden binnen de kom met rij- en voertuigen bespan nen met paarden of ezels, met stoom- fietsen en automobielen harder te rijden dan een mlatige draf oi een daarmee gelijk te stellen snelheid. Bij het wenden om de hoeken der straten, bij het aan- en uitgaan van scholen en kerken en bij de markt mag de snelheid niet groter zijn dan die waarmede een voetganger zich in versnelde pas voortbeweegt. De grintweg Oirlo-Castenray komi tot staind in 1920. Vier jaar later wordt er te Heide een school ge bouwd, en dat is de aanleiding om de in 1908 verharde weg Venray Hëide door te trekken tot aan de school. Ondertussen begon het verkeer toe te nemen vooral door het op de markt kernen van vrachtauto's af komstig uit de Duitse en Geallieerds dumps. Maar ook de produktie van personenauto's begon als gevolg van seriefabricage op gang te komen. Ford met zijn beroemde T-model speelde hierbij de hoofdrol. Maar met de toeneming van bet verkeer dienden zich ook nieuwe problemen aan. Een er vain was de enormje staf- plaag op de zand- en grintwegen. ASFALTWEGEN Als remedie hiertegen begon men de aanleg van asfalt- en klinkerwe gen. Zo ook in Venray, waar in 1928 de Leunseweg als eerste geasfalteerd werd. In 1930 is de weg naar Deur ne aan de beurt; de Stationsweg en de Paterslaan volgen het jaar daar op. Minder belangrijke wegen wor den echter nog van zand tot grint weg omgezet, zoals de weg van Smakt naar de Provinciale weg (1929) en de Overbroekseweg (1933). In 1934 wordt een fietstochtje naar Merselo een waar genoegen, omdat men dit kan doen over een geasfalteerde weg. Zo gaat het door tot aan de wereldoorlog 19401945. Dan krijgt ons wegennet het, vooral in en na de bevrijdingstijd zeer zwaar te ver duren door het donderende geweld dat over onze wegen rolt. Een groot gedeelte ervan werd grondig ver nield evenals 29 in het wegennet ge legen bruggen. Door de zeer hoge kosten kwam het herstel slechts langzaam op gang. In de herfst van 1949 waren 20 km. zandwegen en 10 km. grintwegen hersteld, terwijl er 39 km van een nieuw wegdek werd voorzien, waarvan 20 km met een asfaltbetondek. Na het herstel kwam de recon structie van de invalswegen van Venray aan de beurt. Als eerste kwam in 1957 de Langstraat gereed, gevolgd door de Maasheseweg (1958), de Leunseweg (1959) en de Stations weg in 1963. MODERNE WEGENAANLEG De infrastructuur der gemeente onderging een belangrijke verbete ring door o.m. het gereedkomen van Aanleg van de grintweg VenrayDeurne in 1915. (Fotc: G. H. D. M. Aerts) de Midden Peelweg en de Beekweg in 1962, de weg Oostrum-Wanssum in 1965, de nieuwe weg tot de grens van Deurne (1970), de doortrekking van de Deurneseweg naar de Wans- sumjseweg (1971) en de daarop aan gesloten autoweg VenrayHorst. Maar nog is de eindtoestand niet bereikt. Er zijn rondom Venray in het wegennet nog diverse ontbre kende schakels. Onlangs is in een uitvoerig artikel in dit blad getiteld: „De toekomstige wegverbinding rond Venray" hieraan nog uitvoerig aan dacht besteed. Aan het slot van dat artikel werd gesteld, dat het nodig zou zijn allerlei akties te voeren in de komende jaren om bestaande plannen tot uitvoering te brengen. In derdaad zal dit een dringende nood zaak zijn, want ook voor Venray geld het gezegde, dat verkeer de sleutel is der welvaart: voor de zich snel uitbreidende industrie, de nog steeds belangrijke bestaansbronde land- en tuinbouw, de detailhandel en het toerisme. Een oud Chinees spreekwoord zegrt Zo de wegen, zo het land. Daar was ook Peter Oomen al van overtuigd; bijna twee eeuwen geleden. W. W. Aanleg van de grintweg VenrayOverlcon in 1913. (FGtc Th. H. M. Min) Hij staat weer eens in de winkel. De wat tanige Leo Jozeph Kluijt mans, bijna 65, die zichzelf amateur- archeoloog en agro-magiër noemt. Hij komt weer vragen of we zijn ge schriftje „Witte Magie" niet voor de verkoop willen hebben. Als we dan zeggen, dat we van dat boekje niets snappen, kijkt hij ons wat meewarig aan. „Gij gelooft niet in spoken, ik wel Een gesprek met Kluijtmans is niettemin daarom zo boeiend, om dat hij onwankelbaar is in zijn ze kerheid dat hij kontakt heeft in hét hiernamaals. „Daar zijn niets dan geesten. Gees ten van mensen die geleefd hebben en nog een menselijke vorm hebben. Er zijn ook geesten die geen stoffe lijk leven gehad hebben en demo nen die afschuwelijk van uiterlijk zijn. Ik ben doorgedrongen in het vier-dimmensionale. Mijn zesde zin tuig heeft zich tot grote hoogte ont wikkeld. Nu het woeste gebied van de Peel vrijwel door mensenhanden bedwon gen is, kan men zeggen dat Leo kluijtmans de exopnent is van al die vroegere Peelbewoners die op donkere avonden bij het vuur elkaar verhalen zaten te vertellen van spo ken en demonen, van dwaallichten op het veen en griezelgebeurtenissen in de moerassen. Men kan ook zeg gen, al dlie spookwezens uit het veen hebben zich bij de ontginning teruig- getroken in die ene hoek, bij hoeve het VoLkmeer, waar Kluijtmans met zijn vrouw en acht kinderen van tien tot 27 jaar in het tuindersbedrijf werkzaam is. Vrouw en kinderen bevestigen, dat zij wel eens merk waardige dingen meemaakten, doch staan verder sceptisch tegenover de belevenissen van man en vader. Had Leo Kluijtmans tien jaar ge leden naar de psychiater mceten gaan ,tcen hij de le mei 1960 wan delend door de Peel op. de plaats waar in de twintiger jaren het li chaam van een Romeins officier in het veen werd gevonden, de geest van deze Romein zich aan hem openbaarde? „Dat was een schok", vertelt Leo Kluijtmans, „die mijn geest tot het uiterste op de proef stelde. Had ik toen naar de psychiater moeten gaan? De Romein zei: „Basilius is mijn naam, commandant van het gardekorps „Stablezia" van het zes de legioen". Hij toonde mij in een visioen de moord op zijn stoffelijke persoon in het jaar 330 na Christus. Hij was een rijk veldheer, op jacht in de Peel. Zijn moordenaars, in boorlingen, hebben hem met twee pijlen neergeschoten, en daarna.met knotsen de schedel ingeslagen. Na dat visioen van die verschrikkelijke mcord ,heb ik de vijf stenen pijl punten op de plaats gevonden, en twee knotsen op nog geen twee me ter van zijn graf. Door die slagen zijn er gaten gekomen in zijn gou den helm, die met andere attributen van zijn krij'gsuitrusting in 'het oud heidkundig museum te Leiden lig gen als „De vondst uit de Peel". Haid ik mij toen tot de dokter moeten wenden, die middag dat ik totaal overdonderd uit de Peel thuis kwam? Neen, want Basilius gaf mij de kracht om het te overleven en te verdra gen en gaf mij drie maanden om het te verwerken. Basilius leidde Kluijtmans als eer ste levend mens binnen de in de wereld van het hiernamaals, waar het bevattingsvermogen van de tuin der op de tenen moet staan om te verwerken en te doorvorsen. Er zijn sindsdien verschrikkelijke din gen gebeurd, die het incasserings vermogen van elk normaal mens te zwaar zouden beproeven. Mijn zes de zintuig ontwikkelt zich door deze gebeurtenissen, en daarom kan ik ze bevatten, verklaart Kluijtmans. Zijn vrouw en kinderen heben er ook van geweten. Dat was in de tijd dat spookauto's het erf opdraaiden. Merkwaardige gesprekken met vreemdelingen, die met gruwelijk hoongelach in het niets verdwenen. In die auto's manifesteerde zich ook een der moordenaars van Basilius, een gestorven mens die niet van zijn daad bevrijd kan worden, en de armzalige stoffelijke mens Kluijt mans, die zich voor het geval Basi lius heeft ingezet, achtervolgt. „Het is voor mij allemaal exact en bewezen, ook al ligt het «in het vlak van het absurde. Ik begrijp volkomen dat mensen denken dat ik aan hallucinaties lijdt, maar dat is niet zo. Ik ben begonnen met mijn publikaties van de Peelgeheimen omdat de mensen mceten weten dat zoiets bestaat. Het duurt niet lang of meer en meer mensen zullen dezelf de kontakten krijgen met de gees tenwereld, en dan zal de mensheid met deze begripsverwijding een nieuw tijdperk ingaan. De mensen zullen het grote geheim van het le- VENRAY - Grotestraat 9a, Tr«'. 3938 - BOXMEER - Steenstr. 73 ven dan weten, en van het voortbe staan na de dood. Dat houdt met geen enkele religie verband. Hoe wel het goed is dat de godsdiensten er zijn, want zij igeven de mensen houvast aan een waardebepaling. Na de dood hebben zij het totale weten en verblijven daar waar hun waar debepaling hen bracht. Zij zijn op de hoogte van alles onder elkaar en van alles onder de mensen. Elk mens dat leefde naar de volle capaciteit van zijn kunnen en verantwoorde lijkheid, heeft een plaats in het hier namaals waarmlee hij zonder enige restrictie genoegen neemt, ook 'in het besef dat boven en onder hem tranpsgewijze de geesten verblijven die meer of minder van 'hun leven maakten". Ziehier in een notedop een der be langrijkste mededelingen uit de geesteswereld, speciaal voor degenen die goed zijn, en niettemin in zorgen verkeren omtrent hun hiernamaals. „Alleen de demonen", zegt Kluijt mans, „daarmee ben ik bij lange nog niiet klaar. Zij vertoeven tussen de geesten der gestorvenen, mensen van tweeduizend jaar tot 12 jaar gele den overleden, die zich in hun men selijke gedaante aan mij openbaren. Maar daartussen vertoeven de de monen, in velerlei grootte en vorm, met een afzichtelijk monsterlijk uiterlijk waaraan niets menselijks is. Ze spreken niet, ze zijn er slechts dn hun meest afschuwelijke gedaan ten. Ik kom ze tegen op mijn wan delingen, verscholen in struikgewas en geboomte. Ze zijn er slechts, en hun ogen brengen mij hun bood schap. Ogen in verschillende vorm en grootte die spreken van vertwij feling, radeloosheid, pijn, afkeer en noem maar op. Kluijtmans heeft er een bewijs van, vastgelegd op een foto en be geleid door het verhaal: „Nog niet lang geleden ontdekte ik tussen het groen een zeldzame plant in deze streek, het heksenkruid, volop dn bloei. Ik liet een vriend van me de plant fotograferen. Kijk wat erop staat. Een vreemde mengeling van lijnen, de hele omgeving van de plant is er vol van, terwijl daar niets groeide. Kijk, hier een kop, daar een, neg een, het staat vol van de meest afgrijselijke koppen". Kluijtmans wijst ze aan en draait de foto daarbij naar alle kanten. Nou ziet de leek inderdaad die vreemde koppen, hoewel het inge spannen werk is als speuren in een zoekplaatje. Voor Kluijtmans is het een beves tiging. zoals hij andere bewijzen' kan aandragen dat hij in de geestenwe reld kijkt. Hij torst het ook met zich mee, deze ervaringen. Zijn persoon lijkheid is ermee doordrinkt. „Bij een praatje over het weer spreekt hij afwezig, hij plukt gedachteloos de groenten urit zijn kassen en geluk kig zijn z'n zoons wakker in het za kendoen. Kluijtmans piekert en filo sofeert, hoe hij als autodidakt de moeilijke gedachten en begrippen moet formuleren die overkomen1 uit de andere wereld. „Doch ik krijg mijn tijd om het geheel te kunnen omvatten. En de geesten begeleiden mij, als ik eraan werk. Ik ben goed gezond, eet en slaap prima. Ik kan zelf namelijk niets van die dingen oproepen. Ik heb helemaal geen dro men of nachtmerries". Gelukkig maar, want Kluijtmans beleeft al die dingen als hij klaar wakker is.

Peel en Maas | 1973 | | pagina 1