Godfried
Henschenius
een piacktiqe cottedie kindecpantalónó
x\- M
i
venray - yroiesêr. jo
VRIJDAG 28 OKTOBER 1966 No. 43
ZEVEN EN TACHTIGSTE JAARGANG
B PEEL EN MAAS B
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WPPI^DI AH V/nHD X/PMDAV F KI HMQTPPl^PM ADVERTENTIEPRIJS 12 ct p. mm. ABONNEMENTS-
GROTESTRAAT 2t POSTBUS 1 TEL 1512 GIRO 1050652 WttADLAU YUUK VtlMKAY t IM UlYlOl K 11\ t IM PRUS PER KWARTAAL 1.75 (butan Vonray 2*
Een Jesuïet uit Venray, grond
legger van een wereldvermaard
monument der wetenschappen.
Op het Henscheniusplein alhier
staat een monument uit beton. Een
monument van een Jezuiet, waar
aan het plein zijn naam dankt, maar
waarvan de meesten van ons niets
anders weten dan dat het ene mijn
heer Henschenius voor moet stellen.
Wat de betekenis van de goede
man is geweest en nog steeds is, is
iets wat te weinigen weten. Het leek
ons daarom dienstig een overdruk
te maken van een artikel van Pater
Cunibertus Sloots z.g. die in 1951 in
ditzelfde blad de persoon van God
fried Henskens nog eens beschreef
aan de hand van publicaties van
Habets, de historicus van ons bis
dom.
TWEE STANDBEELDEN
In 1861 namen in Venray de plan
nen om een standbeeld op te rich
ten van deze beroemde Venrayer
vaste vorm aan.
Aan de beeldhouwers Cuypers en
Stoltzenberg te Roermond werd
op de kosten van enige Venraynaren
en van de geestelijkheid de op
dracht verleend een beeld uit Fran
se Hardsteen te beitelen.
Dit beeld werd verwoest, maar na
de oorlog vervangen door het huidi
ge, een beeld uit beton van de Lim
burgse kunstenaar Rob Stultiëns,
waarvan in het Minderbroeders
klooster alhier ook nog een ontwerp
berust, dat Henschenius staande uit
beeldt.
Godfried Henskens, die volgens
het gebruik van zijn tijd, zijn naam
verlatiniseerde, werd te Venray ge
boren op 21 jauari 1601. Die preciese
datum weten wij uit zijn eigen op
gave in de lijst van novicen van de
Jesuietenorde. Zijn vader heette
Hendrik Henskens of Hensken. Zijn
moeder droeg de naam van Sibilla
Pauli. Of deze laatste naam moge
lijk een Latijnse omvorming was
van de bekende Venrayse naam
Poels,durven wij niet als zekerheid
te geven. Immers ook Pouwels en
Paulissen kan.
GEZIN VAN 7 KINDEREN
Uit het huwelijk zijn zeven kin
deren geboren. De eerste was een
Petrus die op 3 juli 1587 geboren
werd en waarschijnlijk voor 1601
overleed. Dan kwam een Elisabeth,
geboren 30 september 1590.
Na de dood van vader was zij het
vooral, die de zorg droeg voor de
andere kinderen van het huishou
den. Het moet een flinke en brave
vrouw geweest zijn en onze God
fried sprak nog over haar in zijn
oude dagen als een voorbeeld van
echte deugd, en van haar kwalitei
ten als uitstekende opvoedster. Toen
haar zorgen niet meer nodig waren,
trok zij zich terug uit de wereld en
werd omstreeks het jaar 1614 kloos
terlinge, misschien wel in het Ven
rayse Jerusalem.
Na Elisabeth zag een Godfried het
levenslicht, in maart 1593, maar die
is jong gestorven, waarschijnlijk al
voor 1600. Als vierde kind werd ge
boren een Joannes in mei 1596. Hij
trad later in het huwelijk met een
Beatrix Meuws en uit zijn huwelijk
zijn vijf kinderen bekend. Onder die
vijf was een Hubert, die Jesuiet
werd en een andere zoon, die als
broeder overleed bij de Francisca
nen in Thienen in het jaar 1667.
Als vijfde kind is bekend Jacoba,
die in januari 1599 het levenslicht
aanschouwde. Dan volgde in 1601 de
Godfried die een zo bekende Je
suiet zou worden, op wie nog volgde
een Petrus die 18 augustus 1667 als
lekebroeder bij de Jesuieten te Ant
werpen overleed in de armen van
zijn Priesterbroeder.
Onze Godfried was dus uit een
gezegend gezin, geboren te Venray,
en zijn geboorteplaats was hem
dierbaar. Nog in 1653 spreekt hij er
over in een van zijn boeken en weet
te vertellen, dat er jaarlijks twee
drukbezochte markten waren, n.l.
in mei en november, respectievelijk
na de feesten van Sint Servatius en
Sint Hubertus. Ook vermeldt hij het
bestaan van de prachtige parochie
kerk, met 16 altaren, waarvan er
een aan Sint Lambertus was gewijd.
Het huisgezin Henskens woonde
waarschijnlijk in de tegenwoordige
Jan Hensensstraat. De na de laat
ste oorlog dicht gegooide „Milles- of
Mèsters-koel" kennen de ouderen
nog wel als de Jan Hensenkoel.
Hierop staat thans het nieuwe cul
turele centrum.
De ouders van onze Godfried dre
ven een lakenhandel en waren niet
onbemiddelde mensen. Zij hadden
handel en relaties genoeg om hun
kinderen een zeer behoorlijke op
voeding te geven.
Maar het kruis bleef ook de fa
milie Henskens niet bespaard.
Pas vijf jaar oud, verloor de klei
ne Godfried, over wie wij speciaal
in dit artikel spreken, zijn vader.
Zijn moeder kreeg nu de last van de
handel te dragen, maar zoals wij
reeds opmerkten werd haar zorg
grotendeels overgenomen door haar
dochter Elisabeth.
Intussen kwam Godfried tot de
leeftijd dat hij onderricht kon gaan
genieten.
NAAR DEN BOSCH EN BELGIE
Het eerste onderwijs heeft hij ze
ker genoten in Venray zelf, al kun
nen wij niet zo gemakkelijk de me
ning aanvaarden van sommigen, dat
Venray toen al een Latijnse school
bezat. In elk geval vertrok hij la
ter naar het College, dat de Jesuie
ten in 1610 hadden opgericht te
's-Hertogenbosch. Hij ontving daar
het onderricht, wat toentertijd al
gemeen op de Latijnse scholen en
dergelijke werd gegeven en had o.a.
als leraar de bekende Pater Johan
nes Bollandus.
In deze studietijd werd hem zijn
roeping tot het priesterschap duide
lijker en hij besloot zich aan te
sluiten bij de orde, waar hij het on
derricht ontving.
Op 9 oktober 1619 werd hij door
de Sociëteit van Jezus aanvaard en
hij vertrok naar Mechelen, alwaar
hij op 22 oktober zijn noviciaat be
gon.
Dan volgde hij de philosophie ge
durende twee jaren te Leuven en
snel waren daar de vorderingen, die
hij maakte.
Dan wijdde hij zich aan de studie
van de theologie. Toen ontstond in
hem ook het verlangen naar het
missionarisleven. En terwijl zijn
medebroeders naast andere orde
geestelijken het geloof verkondigen
gingen in Indië en China, dacht hij
aan het protestantse noorden, aan
Zweden en Noorwegen.
Gods Voorzienigheid had echter
een andere loopbaan voor hem weg
gelegd.. Na zijn priesterwijding werd
hij in 1635 aangewezen als mede
helper van zijn oude leraar Bollan
dus in diens ongeëvenaarde uitgave
van de „Acta Sanctorum", een werk
dat tot de dag van heden nog niet
voleind, maar de bewondering wekt
van allen, die het consulteren en be
studeren.
ACTA SANCTORUM
De „acta Sanctorum" omvatten
meer dan de leek denkt. Op eenvou
dige wijze gezegd, behelzen zij alles
en alles, wat er bekend is omtrent
personen, die door de Kerk heilig
verklaard zijn.
Men moet evenwel niet menen,
dat het dus een soort van „heiligen
levens" zijn in de populaire zin van
het woord. Verre van dien. Het is
wetenschappelijke arbeid van de
eerste orde en vergt een hoeveel
heid details en bronnenstudie, die
men zich haast niet kan voorstellen.
De eerste sporen van verzamelin
gen van oorkonden betreffende mar
telaren en heiligen vindt men al in
de 2e en 3e eeuw. Door de vervol
gingen der Romeinen en door inval
len der barbaren, die zich in wilde
benden op de bibliotheken van ker
ken en kloosters wierpen, is er zeer
veel verloren gegaan.
Veel moest er door overlevering
bewaard blijven, ofwel dook plotse
ling weer ergens onverwachts een
document, voorwerp, verklaring of
wat ook, op.
In de 16e eeuw had men nog niet
veel ondernomen om de levens der
heiligen op het terrein der geschie
denis terug te voeren. Veel was er
ook aan verdichtsels in de bestaan
de stof geslopen en de achterstand
waar men voor stond, viel er een
haast niet te overzien werk te ver
zetten.
Heribert Rosweyde, een Utrechte
naar, begon in het begin der 17e
eeuw de bibliotheken der Vlaamse
kloosters en kapittels te onderzoe
ken. Hij verzamelde grote hoeveel
heden materiaal dat hij in twaalf
jaren hoopte door te werken, maar
kardinaal Bellarminus slaakte de
uitroep: „Meent die schrijver twee
honderd jaren te leven".
Het een noch het ander gebeurde.
Rosweyde stierf voor hij aan het
werk kon gaan met het rangschik
ken van zijn materiaal, reeds in
1629.
Bollandus nam het werk toen ter
hand. Maar er was nog niets ge
daan en Bolland miste vooral de
kritiek in het verzamelde werk. Hij
begon dus opnieuw over heel de
wereld materiaal te verzamelen.
Vijf jaar lang had Bollandus al
leen en zelfstandig gearbeid, maar
toen begreep hij, dat voor zulk een
werk, de krachten van één mens on
toereikend waren. En zijn eerste me
dehelper werd Godfried Henskens,
zijn oud-leerling, die zich kenmerk
te door grote rust en bezadigheid.
Uitermate werkzaam was hij boven
dien en met zijn groot verstand en
ijzeren geheugen, had hij een grote
kennis zich vergaard, vooral van
Latijn en Grieks, die hij kende als
zijn Venrays.
Daarbij was hij krachtig en ge
zond van lichaam. En zo zegt een
schrijver: Henschenius was voor de
boeken geboren en de boeken waren
zijn leven. Hij zou het werk van de
Bollandisten in zijn definitieve vorm
gieten. Dat gebeurde aldus:
DEFINITIEVE VORM
Bollandus was al gereed gekomen
met de twee eerste banden van die
„Acta Sanctorum", die de heiligen
van de maand januari inhielden.
Toen hij dan de medewerking ver
wierf van Henschenius droeg hij de
ze op, voor de maand februari te
beginnen met het vervaardigen van
de acte van de H. Amandus bisschop
van Maastricht.
Hij verrichte een meesterlijk werk
En toen Hollandus de eerste proeve
van zijn leerlingen aanschouwde en
doorwerkte, stond hij als door de
bliksem getroffen.
Zo iets degelijks had hij zich niet
kunnen indenken, hoe hoog ook zijn
dunk geweest was van zijn vriend
en mede-arbeider.
En hij had geen bedenktijd nodig.
Zonder dralen waarschuwde hij de
drukker, om met het zetterswerk
van de maand januari op te houden,
verscheurde met eigen hand de eer
ste stukken, die hij als drukproef
ontvangen had en hij besloot het ge
hele werk opnieuw aan te pakken
en nu volgens de zo buitengewone
methode van Henschenius.
En zij gingen daarbij het gehele
werk verrijken met een schat van
noten en bemerkingen en met ver
handelingen over geschiedenis en
oudheden.
Zo kwam de „acta Sanctorum" die
bijzonder merkwaardige verzame
lingen van kritische memoires en
gedenkschriften, die tot heden grote
waarde hielden.
De driemalige onderbreking heeft
dus wel zijn betekenis gehad, maar
men onthoude daarbij, dat de defini
tieve vorm tenslote is gekomen van
de Venrayer Henschenius.
Wat op zijn initiatief en door zijn
doorzicht ondernomen werd, kan
men als een hernieuwd proces be
schouwen van de canonisatie of hei
ligverklaring, van alle wonderlijke
personen, die gedurende de eeuwen
de Kerk Gods hebben verheerlijkt
door hun heilig leven en zalige
dood.
1170 Heiligen van de maand janu
ari en 1310 uit de maand februari
werden opnieuw in al hun daden
beschouwd. Een algehele herziening
had plaats. En Henschenius nam in
het bijzonder de levens van de Hei
lige Witekind, Canutus, Raymondus,
Atticus, Justinianus en Julianus
voor zijn rekening.
Met zijn uitgebreide kennis
bracht hij veel ophelderingen in
duistere kwesties.
Aan hem werden ook in het bij
zonder de Oosterse, Griekse, Galli
sche en Italiaanse levensbeschrij
vingen ter beoordeling overgelaten.
Acht volle jaren hebben Bollan
dus met Henschenius over de delen
van de maanden januari en februa
ri gedaan, al hebben zij in die tijd
ook andere plichten vervuld.
Zo kon feitelijk na 25 jaren ar
beid eindelijk de twee eerste delen
over de maand januari gedrukt wor
den en de beide geleerden sloegen
toen de handen in elkaar om ook
het herziene deel van februari voor
de pers gereed te maken.
ANDERE UITGAVEN
•Doordat oorlogsomstandigheden 'n
beletsel werden, gaf Henschenius
intussen uit een verhandeling over
het bisdom en de bisschoppen van
Maastricht en over drie Franse ko
ningen met de naam Dagobert, wel
ke laatste uitgave vooral zeer merk
waardig was.
Intussen nam de gezondheidstoe-
stad van Bollandus zelf af. En als
nieuwe medewerker kreeg Hen
schenius op voorstel van zichzelf,
Daniël Papebroch, tot wie hij een
bijzondere achting had.
Eindelijk verschenen in 1658 de
drie banden over februari en die
werden met grote verbazing door de
geleerde wereld ontvangen.
En er werd geschreven: Gelovi
gen of twijfelaars, vurigen of on
verschilligen, katholieken of volge
lingen van Luther en Calvijn, ver
eren, als zij de wetenschap liefheb
ben en het verleden niet willen ver
onachtzamen de „Acta Sanctorum"
als een van de meest bewonderens
waardige monumenten van de we
tenschappen.
Van dit monument der zogenaam
de Bollandisten is dus Henschenius,
de zoon van Venray, de man, die de
vorm en werkwijze aangaf. En de
Bollandisten zetten dit werk, dat
nog altijd niet voltooid is, tot op de
ze dag voort.
NAAR ROME
Na het verschijnen van de febru-
aribanden werden de samenstellers
door Paus Alexander VIII, uitgeno
digd persoonlijk naar Rome te ko
men. En al was de reis naar Rome
toen een heel ander akkefietje als
tegenwoordig, de hagiografen na
men het voorstel toch gaarne aan
en verlieten in juli 1660 hun studie
huis te Antwerpen.
Bollandus zelf vergezelde hen tot
Keulen. Het zou ons te ver voeren
hier heel de reis te beschrijven. Ge
noeg zij het te noteren, dat hun reis
tevens een grote studiereis werd.
Overal werd Henschenius met bij
zondere onderscheiding ontvangen,
Hij sliep te Worms in dezelfde ka
mer, die indertijd door Luther was
bewoond, gedurende de historische
Rijksdag. Elders was hij de gast van
vorstelijke personen en kerkelijke
hoogwaardigheidsbekleders.
En overal ontvingen zij voorlich
tingen, die zeer kostbaar waren en
afschriften, die voor het vervolg van
het werk waardevol zouden zijn.
Nadat zij o.m. ook Padua hadden
bezocht om Sint Antonius en in As-
sisië om Sint Franciscus te vereren,
kwamen zij tegen Kerstmis te Rome
aan.
Daar kwam onze Henschenius nog
juist op tijd om de prefect van het
Vaticaan in zijn doodstrijd bij te
staan. Diens laatste woorden waren:
„Padre mio Henschenio."
Door de heilige Vader werden zij
dan op de meest welwillende wijze
ontvangen en zij kregen als het wa
re volledige vrije toegang tot de Va
ticaanse bibliotheek met alle kost
bare werken en handschriften.
Met behulp van zes of zeven af
schrijvers waren zij daar maanden
lang bezig.
Op 2 oktober 1661 gingen zij op
reis, al waren zij dan op geen ein
de na gereed gekomen met hun ar
beid.
Zij vertoefden dan vier maanden
te Florence, waar zij het feest van
Allerheiligen meemaakten. Te Na
pels waren zij getuigen van 't won
der van de H. Januarius. Te Rome
teruggekeerd, lieten zij acht af
schrijvers achter, die nog acht jaren
de onderzoekingen voortgezet heb
ben.
TERUG NAAR ANTWERPEN
Op 4 juni 1662 aanvaardden zij de
terugreis, met zich nemend een
schat van gegevens voor hun werk.
Na een reis over Milaan, Lyon en
door Frankrijk, over welke reis
vele bijzonderheden bleven be
waard, keerden 21 december 1662 te
Antwerpen terug.
Stelt men zich helder voor ogen
omstandigheden van tijden en plaat
sen en het feit, dat onze reizigers
goeddeels te voet de lange weg af
legden. dan moet onze bewondering
voor de intussen ruim zestigjarige
Henschenius wel stijgen.
Ook in zijn verdere levensjaren
ondernam hij, ook wel echter tot
herstel van zijn gezondheid, grote
reizen.
Intussen was ook de maand maart
van de „Acta Sanctorum" afgedrukt,
evenals de delen van januari en fe
bruari, bij Jacob Meursius te Ant
werpen. Toen deze uitgever de weg
van alle vlees was gegaan, kon men
nergens een uitgever vinden voor de
delen van de maand april het
was ook een reuzenwerk.
Toen eigenaardig verschijnsel
in die dagen vooral aanvaardde
de protestantse uitgever Jan Blau te
Amsterdam, het werk.
Veel geluk heeft die er niet mee
gehad, want in de nacht van 23 fe
bruari werden zijn werkplaatsen 'n
prooi der vlammen.
Gelukkig dat een enkel exem
plaar van wat reeds gedrukt was,
werd gered.
Toen werd een kontrakt gesloten
met de uitgever Michaël Knobbaert,
die de maand april overnam. Aller
lei tegenslagen verhinderden toen 'n
snellere voortgang van de zo groot
je onderneming.
NIEUWE MEDEWERKERS
Ook ziekte van Papebroch en de
leeftijd van Henschenius gingen toen
belemmerd werken.
Tenslotte ontving men zelfs in de
persoon van Daniël Gardon, Conrad
Jannig en Franciscus Baert nieuwe
medewerkers.
Toen echter werd Henschenius
weldra door een ziekte overvallen
die hem ten grave sleepte.
Op 3 oktober 1680 werd hij tijdens
zijn arbeid te Antwerpen door een
duizeligheid overvallen. Een beroer
te had de tachtigjarige grijsaard ge
troffen. Geneeskundige hulp kon
geen afdoende genezing meer bren
gen. Een van zijn benen bleef lam,
maar zijn hoofd herwon de helder
heid, waardoor deze grote geest zich
gekenmerkt had.
Hij hervatte zelfs zijn dagelijkse
werk wederom en bediende zich, om
zich van de ene plaats naar de an
dere te begeven, van een rolstoel.
Maar op 5 september 1681 midden
onder zijn studie werd hij ander
maal getroffen door een beroerte.
Op 11 september 1681 overleed hij
vroom, zacht en kalm in de armen
van zijn trouwe vriend en medewer
ker Papebroch.
Wij vragen nog siaeds
PERSONEEL
geschoold en
ongeschoold
I
Aanmelden dagelijks -
AvV-j 1
ook na weiktijd - aan
de fabriek, bij de porliei
>-
N.V. INALFA VENRAY
BEROEPENTENTOONSTELLING
De commissie organisatie beroe-
pententoonstelling heeft voor het
rayon Venray de beroepententoon-
stelling voorbereid welke in het
cultureel centrum te Venray zal
worden georganiseerd en beschik
baar is gesteld door de directoraat-
generaal voor de Arbeidsvoorzie
ning.
De opening zal worden verricht
door burgemeester mr. Custers op
woensdag 2 november a.s. om 2 uur
n.m. Deze tentoonstelling is bedoeld
voor het rayon Venray van het ge
westelijk arbeidsbureau Venray.