platteland
en plattelanders
In blijde verwachting....
MARTENS
BLAUPUNKT
televisie
komt van
Sinds de oorlog is er in de landbouw een geweldige ontwikkeling
gaande. Gewoonlijk kenschetst men die als een sociale, een econo
mische en een technische. De sociale bestaat dan hierin, dat boer
en tuinder trachten een groter deel van de sociale verworvend-
heden (van andere bevolkingsgroepen) te bereiken dan voorheen:
minder lange werkdagen, minder zwaar lichamelijk werk, meer
ontwikkeling en ontspanning, meer waardering door andere be
volkingsgroepen. Zodra men echter de technische en de economi
sche ontwikkeling bespreekt wordt het duidelijk, dat de vooruit
gang in de sociale sfeer het langzaamste en het moeilijkste gaat.
DE TECHNISCHE VOORUITGANG
Deze betreft niet (wat men mees
tal veronderstelt) de uitvinding van
nieuwe werktuigen en machines,
hoe belangrijk die ook is. Tractoren,
maaidorsers en melkmachines waren
er lang vóór de oorlog en zeker in
praktisch bruikbare vorm, ook al
zijn ze nadien verbeterd. Ze hadden
toen in ons land echter te weinig
kans, omdat handenarbeid spot
goedkoop was enbeter. Na de
oorlog steeg de prijs van handen
arbeid zó zeer, dat dure machines
rendabel waren. De nadelen of de
mindere kwaliteit van het werk
nam men nu graag op de koop toe.
Bijna iedere machine die handwerk
uitspaart is rendabel, dacht men.
Men draaide zelfs zó ver door, dat
het paard er het slachtoffer van
werd: er kwamen trekkers op be
drijven die veel voordeliger een of
twee paarden hadden kunnen aan
houden.
De economische vooruitgang is op
de eerste plaats een zuiver gelde
lijke: alle prijzen stegen, ook die
van agrarische voortbrengselen,
waardoor de technische ontwikke
ling betaalbaar werd. Op de tweede
plaats steeg het bedrijfseconomisch
kennen en kunnen. Daarbij behoort
ook de schaalvergroting, de ontwik
keling naar grotere eenheden en de
meer dan vroeger stelselmatige
landbouw.
DE MENS ZELF VERGETEN?
Al die ontwikkelingen zouden na
tuurlijk niet mogelijk zijn geweest
als er geen mensen waren op het
platteland, die ze droegen, verder
droegen en verdroegen. De dragers
zijn, in deze beeldspraak, de lieden
van het basisonderzoek. Zij die het
verder dragen zijn de voorlichters.
De producerende plattelander is de
gene die het verdraagt. Heeft men
hèm niet al te vaak vergeten?
Zeer zeker. Zelfs de sociologen
wisten niet goed raad met hem. De
drie genoemde ontwikkelingen had
den o.m. een zeer grote afvloeiing
van arbeidskrachten uit de land
bouw (en zelfs een grote vermin
dering van agrarische bedrijfshoof-
den) tot gevolg. Met de afvloeiers
wist men wel raad, met de overblij
vers niet. En zij moesten toch boer
en tuinder blijven onder sterk ver
anderde omstandigheden. Wat dit
zoal betekent kunt u lezen in het
(goed leesbare) proefschrift van dr.
A. J. Wichels over „De oude platte
landsbeschaving" 9 dec. 1965, Ec.
Hogeschool R'dam), dat ook als nr.
673 in de reeks „Verslagen van land
bouwkundige onderzoekingen" in
Wageningen verscheen bij Pudoc.
Omdat de mentaliteit of geestes
gesteldheid in 20 jaar niet totaal
verandert gaat dr. Wichers uit van
een zestal gebieden, waarin een be
paalde mentaliteit geschiedkundig
verklaarbaar is: Noord-Holland ten
noorden van het IJ; Friesland en
Groningen; oostelijk zandgebied;
zandgebieden van midden-Neder
land; west, zuidwest en rivierklei;
het zuiden buiten Zeeland.
DE MENS CENTRAAL GESTELD
Als U uit het feit, dat Friesland
en Groningen als één gebied wor
den voorgesteld, afleidt dat de
schrijver oppervlakktig is vergist u
zich. Het gaat namelijk om de men
taliteit ten opzichte van elkaar en
de overheid. Vergelijkt u maar eens
de Zeeuw en de Achterhoeker. De
eerste heeft nooit heersende land
adel gekend, wèl de typische ver
houding tussen liberale boer en or
thodoxe kleine boer en dito land
arbeider. Op de zandgronden heeft
de feodaliteit lang geheerst. De
grond was schraal, men leefde uit
zelfverzorging met weinig geld, wei
nig organisatie en weinig verbinding
met de buitenwereld, zodat het ge
zag van de landheer vrijwel abso
luut was. Dit heeft zijn sporen na
gelaten tot in onze tijd.
Helaas heeft dr. Wichers de lijn
niet kunnen doortrekken tot in het
moderne landbouwbedrijf van nu.
Het zou belang wekend zijn om na
te gaan, of de oude mentaliteitsver-
schillen nog van praktische beteke
nis zijn voor de verhouding tot de
voorlichting, de gemeentelijke, pro
vinciale en rijksoverheid, de orga
nisatievoorlieden, de toeleverende of
afnemende bedrijven en de collega's.
Niet dat dit veel gebaat zou hebben,
want vermoedelijk zou men toch ge
vraagd hebben of dit meetbaar was
in bedrijfsresultaten, maar het zou
van belang zijn geweest voor allen
die zich bezinnen op de toekomst
van het platteland.
DE GROTE VERGISSING VAN
ONZE TIJD
Voor het verzorgen en oogsten
van één ha gewas is een bepaalde
hoeveelheid arbeid nodig. Natuur
kundig bezien maakt het niets uit of
men alles met de hand doet dan wel
met trekker en aanbouwwerktui-
gen. Het aantal calorieën blijft on
geveer hetzelfde. De werktuigen
maken wèl, dat één man op het veld
meer kan doen dan vroeger, maar
die werktuigen komen niet uit de
lucht vallen. Ze moeten gemaakt,
beproefd, verkocht en verzorgd wor
den. De bewerking van het produkt
wordt ook steeds fijner.
De Amerikanen onderscheiden
naast het eigenlijke werk op boer
derij en tuinderij (de farming), de
pre-farming en de after-farming.
Tot de eerste behoren: onderwijs,
voorlichting, fabricage van werktui
gen, machines, hulpmiddelen, grond
stoffen enz. Tot de after-farming
behoort alles wat met het produkt
gebeurt nadat het boerderij en tuin
derij verlaten heeft. Het merkwaar
dige is nu, dat de som van alle ar
beidskrachten van farming, pre-far
ming en after-farming groter is dan
van de farming uit een voorafgaand
tijdperk!
U kunt het ook wel in gewoon Ne
derlands zeggen. En wel als volgt.
Ofschoon 't aantal boeren en tuin
ders afneemt, neemt het aantal van
hen die in verbinding staan met de
agrarische produktie beslist NIET
af! Telt u maar eens op alle perso
nen die betrokken zijn bij het eigen
lijke produktiewerk op de boerderij.
Dan ziet u een daling met bijvoor
beeld 1938, ook relatief. Maar telt
u er bij op allen die zich bezig hou
den met onderwijs, onderzoek, voor
lichting, organisatie, produktie van
werktuigen, machines, hulpmidde
len kunstmest, veevoeder enz., plus
allen die met de verwerking zijn be
last (zuivelarbeiders, veilingen,
slachterijen, fustfabrieken, koelhui
zen enz. enz.) dan daalt het aantal
arbeiders ook relatief niet, d.w.z. ook
niet als u het percentage van de
Nederlandse beroepsbevolking bere
kent.
Er is dan ook geen sprake van,
dat land- en tuinbouw in ons land
relatief van steeds minder betekenis
zou worden. Waar het op aankomt
is, dat boer en tuinder in hun orga
nisaties, onderzoek, voorlichting enz.
die andere groepen (pre- en after-
farming) weten te betrekken. Dat
beslist in grote mate over onze agra
rische toekomst.
De oude mentaliteit verdwijnt,
natuurlijk. Die van de moderne on
dernemer komt er voor in de plaats.
Boer zijn is ondernemer zijn, een
bestaan opbouwen uit de boerderij.
Het aantal van hen die dat doen
daalt. Maar wanneer men een nau
we band bewaart met hen die ons
toeleveren of produkten van ons ko
pen is, in gewijzigde vorm, een nieu
we plattelandssamenleving mogelijk.
Het boek van dr. Wichers trekt de
lijn niet zover door. Het is ook een
moeilijk onderwerp. Toch kunnen
we er op wijzen, dat praktisch alle
betrokkenen uit de pre- en after-
farmingsector zich nog echt platte
landers voelen. Als wij er in slagen
hen te betrekken bij ons organisa-
tiewerk is een nieuwe plattelands
samenleving en een nieuwe bescha
ving (om een groot woord te gebrui
ken) mogelijk.
DE AANSTAANDE MOEDER
EN DE PRENATALE ZORG
De liefdevolle zorg voor het kind,
die al begint voordat het ter wereld
is gekomen, vormt ongetwijfeld een
grote steun ten goede bij het ont
wikkelingsproces van pasgeborene
tot volwassene. Ontbreekt die zorg,
dan kunnen moeilijkheden, zwakte
en ziekte ontstaan die misschien niet
nodig waren geweest: stoornissen op
lichamelijk gebied, belemmeringen
van de geestelijke groei.
Het is daarom allereerst wense
lijk, dat de moeder en als het
even kan ook de vader! voorlich
ting krijgt over het proces van de
geboorte en over alles wat daarmee
zoal samenhangt. Onwetendheid
brengt vrees en ondoelmatig hande
len met zich mee. Voorlichting over
de groei en de ontplooiing van een
kind, vóór en na de geboorte stelt
de ouders in staat een aantal veel
gemaakte fouten te vermijden.
Moedercursussen die hier ter plaat
se door het Groene Kruis georgani
seerd worden vormen daarop een
goede inleiding en dragen bij tot
vorming en begrip voor de behoefte
aan liefde en aan verstandig optre
den, waardoor reeds het wiegekind
zo sterk wordt beïnvloed en waar
door een groot deel van het latere
levenslot wordt bepaald.
GEEN RODE HOND
Aangezien de toekomstige moeder
met haar baby een eenheid vormt,
komen de gezondheidsmaatregelen
die ten bate van haar worden ge
troffen, ook het kind ten goede.
Reinheid van het lichaam is nu stel
lig van niet minder belang dan an
ders. Wel is bijzondere voorzichtig
heid vereist bij in en uit een bad
stappen; hulp en enig toezicht daar
bij is gewenst. Meestal wordt het
nemen van een vol kuipbad in de»
laatste weken door de dokter of door
de vroedvrouw afgeraden.
Kontakt met lijders aan allerlei
besmettelijke ziekten moet liefst
worden vermeden. Dat kan natuur
lijk nogal eens moeilijkheden op
leveren, vooral als die patiënten deel
uitmaken van het eigen gezin. In
het bijzonder te duchten is de rode
hond, een op zichzelf ongevaarlijke
infectieziekte, die echter als zij een
aanstaande moeder treft, oorzaak
kan worden voor het optreden van
oogsto:rnissen bij het nog ongeboren
kind.
Wie vroeger als kleuter of als jong
meisje de ziekte al heeft doorge
maakt en er daardoor onvatbaar
voor is geworden behoeft niets te
vrezen en ook is de rode hond niet
meer gevaarlijk als de derde maand
van de zwangerschap voorbij is. In
gevallen waar geen immuniteit uit
de jeugd aanwezig is en waarin d(
graviditeit nog in het beginstadiu
is moet de dokter onverwijld op de
hoogte van de situatie worden ge
bracht; mogelijk kan deze door mid
del van serumbehandeling de geva
ren nog afwenden.
VERANTWOORDE VOEDING
Een integrerend onderdeel van de
hygiëne der aanstaande moeder
wordt gevormd door een juiste voe
ding. Nog niet zo lang geleden
meende men, dat het er niet veel
toe deed wat zij at of niet at en
vóór die tijd was de algemene op
vatting dat de aanstaande moeder
moest „eten voor twee". Beide op
vattingen zijn onjuist, beide richten
zich op de hoeveelheid voedsel;
waar het echter op aankomt is een
juiste samenstelling.
Geweldige kwantiteiten eten is
helemaal niet gewenst; dat veroor
zaakt bij de vrouw maar vetzucht,
een toestand waar zij alleen maar
last en ongemak van kan krijgen.
Daarnaast staat dat de medici er
tegenwoordig van overtuigd zijn dat
een tekort aan bepaalde voedings
stoffen, b.v. aan aminozuren (bouw
stenen voor lichaamseiwitten), mi
nerale bestanddelen (zoals kalk, fos
for, jodium, ijzer) en vitamines
(vooral vitamine C en D) zowel de
gezondheid van de moeder als die
van de baby ernstig kunnen scha
den.
In het algemeen moet daarom
worden aangeraden dat de moeder
ruim één liter melk per dag ge
bruikt, verder een paar flinke plak
ken kaas, regelmatig een portie vlees
of vis of een ei, een flinke hoeveel
heid verse groenten (hier veel va
riatie in brengen!), een vrucht,
bruinbrood en één of ander vitami
ne D-preparaat. Het Voorlichtings
bureau voor de Voeding, Koningin
negracht 42, 's-Gravenhage, geeft op
aanvraag voorbeelden van menu's.
OP BED ONTBIJTEN
Ook als er misschien een zoutarm
of zoutloos dieet moet worden ge
volgd, is het zeer gewenst aan dit
bureau speciale voorlichting te vra
gen. Het komt namelijk nogal eens
voor, dat de gezondheid, soms zelfs
het leven, van het ongeboren kind
wordt bedreigd door een soort „ver
giftigingstoestand". Zoutloos eten
van de moeder is dan noodzakelijk
en kan het dreigende gevaar keren.
Het is echter moeilijk een zoutloze
voeding toch op zodanige manier
samen te stellen, dat ze alle onmis
bare stoffen bevat, als men daarin
tenminste niet door een voedings
deskundige wordt geholpen.
Het is prettig als de aanstaande
moeder „gewoon" doet, dat wil zeg
gen haar huishoudelijke plichten na
komt en niet meent dat zij steeds
maar moet rusten. Luieren is slecht
voor haar lichamelijke gezondheid
en voor haar moreel. Mocht echter
de gewone arbeid van de vrouw in
kwestie zeer zwaar zijn, hetzij dat
zij voortdurend moet sjouwen of dat
haar plichten laat opblijven, veel
haast, of drukkende verantwoorde
lijkheden met zich meebrengen, dai
is het wel degelijk gewenst, dat zij
aan haar levenswijze iets verandert.
Het is nodig dat zij steeds een rui
me nachtrust krijgt, dat zij tijd voor
rustig ontbijten (op bed) heeft, dat
er gelegenheid is voor een wande
ling in de buitenlucht en misschien
ook nog voor een middagdutje.
VEEL TE REGELEN
Zo vroeg mogelijk zal de aan
staande moeder een bezoek aan
haar dokter dienen te brengen. Deze
verricht de noodzakelijke onderzoe
kingen en beslist of zij nog naar een
specialistenpolikliniek of naar een
centrum voor prenatale zorg moet
worden doorgezonden. Regelmatige
controle in de navolgende maanden
dient te worden verricht, liefst door
dezelfde deskundige die ook de lei
ding bij de bevalling zal hebben.
Van verschillende omstandigheden
hangt het af of de ouders hiervoor
een dokter of een vroedvrouw zul
len vragen. De vroedvrouwen krij
gen een voortreffelijke opleiding, zij
zijn geheel voor hun taak berekend
en kunnen beoordelen of in bijzon
dere gevallen al dan niet nog de
hulp van een arts moet worden in
geroepen. Aanstaande moeders die
vóór en gedurende de bevalling
graag worden geholpen door een
verstandige en deskundige vrouw,
kunnen aan dit verlangen dus ge
rust gehoor geven.
Van groot belang is het ook dat er
tijdig voor kraamhulp wordt ge
zorgd. Hiervoor moet men dus we
ten of men de voorkeur geeft aan
het bevallen in een kraaminrichting
of thuis. Bij ons te lande wordt de
laatste mogelijkheid nog door tach
tig procent van de aanstaande moe
ders gekozen: dat staat wel in
scherp contrast met de ons omrin
gende landen.
Het in orde brengen voor alle be
nodigdheden voor de geboorte en
ook van die welke voor de verzor
ging van de pasgeborene nodig zijn,
dient eveneens tijdig te géschieden,
opdat zelfs een eventuele vervroe
ging van de gebeurtenissen met een
gerust hart kan worden afgewacht.
AANRIJDING
Op de Merseloseweg vond een
aanrijding plaats waarbij drie auto's
betrokken waren. De Duitser A. S.
uit Weeze wilde een geparkeerde
wagen passeren, maar ging te ver
naar links waardoor de tegemoet
komende auto bestuurd door W. uit
Venray tegen dwe geparkeerde bak
kerswagen van K. uit Venray bot
ste. Het bleef alleen bij wat ontvel
lingen en materiële schade.
EEN DODE, TWEE ERNSTIG,
4 LICHT GEWONDEN TE HORST
Zaterdagavond omstreeks half 12
is op de Venrayseweg onder de ge
meente Horst een luxe wagen waar
in 7 jongelui gezeten waren, na eerst
van de weg te zijn geraakt, tegen
een langs de weg staande boom ge
botst. De bestuurder, de 19-jarige J.
J. H. Swinkels uit Geldrop werd
vrijwel op slag gedood. Twee meis
jes de gezusters P. en J. Verheijen
uit Oostrum, resp. 15 en 13 jaar oud,
moesten met ernstige verwondingen
in het Horster ziekenhuis worden
opgenomen. De 16-jarige L. Kes-
sels uit Oostrum kon, na behandeld
te zijn, naar huis worden vervoerd.
Drie inzittende jongens uit Som eren,
variërend in de leeftijd van 18 tot
20 jaar, konden eveneens na behan
deling naar huis worden vervoerd.
De wagen werd totaal vernield en
omtrent de juiste toedracht wordt
een onderzoek ingesteld.
ZES SCHAPEN DOOR HOND
GEBETEN
Ten nadele van de landbouwer J.
Willems te Leunen, werden in de
nacht van zaterdag op zondag 4
schapen in de weide gebeten. Twee
schapen zullen waarschijnlijk moe
ten worden afgemaakt. Ten nadele
van de veehandelaar C. te Oostrum
werden twee schapen gebeten waar
van een schaap moest worden afge
maakt. Er zijn aanwijzingen dat de
verwondingen veroorzaakt zijn door
een loslopende hond. De Rijkspolitie
stelt een onderzoek in.
BROMFIETS TEGEN
GEPARKEERDE AUTO
In de Hoenderstraat botste de
bromfietsberijder v. Z. uit Venray
tegen de geparkeerde auto van de
heer K. uit Venray. Het bleef bij
materiële schade.