OPEL 4 VVV Moderne piuümiMhóudetii eivaimnq Soc. caritatief centrum Particuliere bouw krijgt nog te weinig kansen De betrouwbare ATEBE GARAGE Jaarverslag Provinciale Limburgse commissie der K.V.P. VRIJDAG 25 JUNI 1965 No. 25 ZES EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF NV. VENRAY WRPIfRT ATI VOOR VPNRAV RN OM^ITRRITPN ADVERTENTIEPRIJS 8'/. ct. p. mm. AE GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1.05.06.52 LlLlIVULrtU V LillIUi I VJWO 1 iXUILLill PRIJS PER KWARTAAL 1.75 (bulten Er is de laatste vijf jaren her haaldelijk door deskundigen ge waarschuwd dat in de pluimvee houderij de kippenstapel een be hoorlijke omvang moet hebben om rendabel te zijn. Helaas heeft deze waarschuwing niet altijd resultaat gehad, zodat zeker driekwart van onze eieren nog altijd afkomstig is van te kleine koppels. De gevolgen daarvan zijn eenvou dig katastrofaal. Na de tegenslag in 1962 en de erg lage prijzen van vo rig jaar, is de legsector sterk inge krompen. Zelfs zozeer, dat er weldra geen uitvoeroverschot meer zal zijn. Sterker nog: het valt te voorzien, dat reeds dit jaar bepaalde gewichts klassen uit het buitenland zullen worden aangevoerd. Komt er geen verandering, dan zal volgend jaar onze voortbrenging de behoefte van eigen land niet meer dekken. Dan zal Nederland in twee jaar tijd het grootste eieruitvoerende land ter we reld geworden zijn tot een eier- invoerend land. Laten wij nu eens nagaan wat de oorzaken zijn en wat er aan te doen is. NIET ALLEN LEDEN VERIES! Men heeft van vele zijden gesteld, dat de legsector vorig jaar zó ver liesgevend was, dat de moed er uit is. Noch de goede eierprijzen van thans, noch de goede vooruitzichten voor de komende tijd kunnen de pluimveehouders bewegen voldoende broedeieren voor legdoeleinden in te laten leggen. En zolang dat niet ge schiedt is nu eenmaal geen herstel mogelijk. Het L.E.I. heeft al sinds 1961 vrij nauwkeurig gegevens verzameld over grote en kleine koppels. Het heeft die in bijzonder overzichtelijke vorm A^n het produktschap ter beschik king gesteld. Men heeft drie koppel grootten onderscheiden: minder dan 1000 dieren, 1000 tot 2500 en meer dan 2500 legdieren. De resultaten van elke groep zijn nauwkeurig na gegaan. Ze zijn zó^ duidelijk, dat mis verstand filet mógelijk is. Daar tabellen met cijfers altijd slecht worden gelezen, zullen wij hier het verhaal in woorden weer geven. Het blijkt dan, dat de kleine be drijven (tot 100 dieren) vorig jaar in derdaad verlies hebben geleden. De middelgrote en grote bedrijven ech ter bepaald niet. Dit zullen wij na gaan en daarbij is vooral van belang waar het op berust. Hoe komt de geloofwaardigheid van de cijfers ten goede. MEER EIEREN - MINDER GELD Het is waar, wat altijd gezegd is, nl. dat op de kleine bedrijven meer eieren per kip werden geraapt: 218 tegen 216 op de grote. Dat is dan ook het enige pluspunt van de kleine, want de opbrengst per 100 eieren ligt op de kleine bedrijven wel 1.50 tot 1.60 onder die van de andere.. En daar helpen geen twee eitjes per kip tegen. Nu komt het echter. De kosten ex clusief arbeid zijn op de kleine be drijven, vooral in 1963-'64, groter ge weest dan op de andere bedrijven. Trekt men van de geldelijke op brengst van de eieren het bedrag voor „kosten zonder arbeid" af, dan krijgt men het arbeidsinkomen. Wilt u de resultaten weten? Dit zijn ze voor de drie groepen: achtereenvol gens een verlies van 0,76 en winst van 2,98 en 2,99, alles per kip. Hieruit volgt zonneklaar, dat de klei ne koppels duur zijn. Rekent men eigen arbeid, dan geven ze verlies. Goed, wij zullen de arbeid óók in rekening brengen. Dan wordt het echter nog veel erger: kleine koppels een verlies van niet minder dan 5.26; middelgrote eeii winst van 0,42 en grote een verlies van 0,07, alles per kip en over 1963-'64. Roep nu niet triomfantelijk uit, dat de grote groepen dan toch óók verlies hadden. Dat is namelijk niet waar. Op zeven cent na haalden zij zelfs een behoorlijk arbeidsinkomen uit de legdieren. Helaas worden deze cijfers en woorden niet altijd goed begrepen. KRITIEK OP HET L.E.I. Tegen de cijfers van het L.E.I. zijn zeker enige bedenkingen aan te voe ren. Zijn de waarnemignen wel tal rijk genoeg geweest om een indruk van het geheel te geven? Bovendien: een groep „meer dan 2500 legdieren' is een onwezenlijk iets. Daartoe kun nen behoren: een half gemechani seerde koppel van 5201 dieren, maar ook een tot en met eierafvoerband en sorteermachine enz. gemechaniseerde groep van 8.000 stuks, een batte rij engroep met evenveel of meer kip pen enz. Dat neemt echter toch allemaal niet weg, dat de cijfers vergelijkbaar zijn. Want zelfs de middelgrote kop pels, waarbij al die twijfelpunten niet bestaan, zijn al rendabel geweest in de allerslechtste tijd die onze pluimveehouderij ooit meegemaakt heeft. En dat zegt bepaald voldoende. Bezien wij de gemiddelde koppel grootte van de drie groepen, dan blijkt die achtereenvolgens 580, 1798 en 4770 stuks te bedragen in 1964. Bezien wij nu wat die groepen aan eiergeld per kip hebben verkregen, dan blijkt dit achtereenvolgens 21.04, 23.90 en zelfs 24.33 te zijn. Dat waren verschillen, die me de beslisten over winst of verlies. En geen wonder. Grote partijen goed gesorteerde eieren brengen meer op dan kleine. Wellicht was ook de in vloed van eierringen in het spel, maar dat behoeft volstrekt niet. Ofschoon de zaken dus wel heel duidelijk liggen, kan men, tot in de vakbladen toe, nog steeds pleidooien voor de kleine koppels horen. In werkelijkheid is een koppel legdie ren van 600 stuks niet economisch te huisvesten, omdat ene werkelijk goed ingericht hok duur is. De kos ten daarvan moeten op minstens 2000 dieren rusten en niet op 600. Wij zien dan ook, dat het aantal vierkante meters hok ruimte bij de kleine groep groot was (42) tegen 29 en 28 bij de andere groepen. Met andere woor den: de vloerruimte werd bij kleine koppels slecht benut. KERN VAN DE ONTWIKKELING Natuurlijk is het wel waar, dat ook de middelgrote koppels best meekomen. Er is dus best plaats voor goed gemechaniseerde eenheden leg dieren op bepaalde gemengde be drijven. Het is ook waar, dat wij van de zeer grote koppels nog te weinig gegevens hebben. Dat alles neemt echter niet weg, dat men in Nederland onvoldoende begrepen heeft wat er aan 't handje was. Dat was dit: een daling van de opbrengst per legdier en de nood zaak van een grotere prestatie per man en per manuur. Zij dié dit be grepen hebben, hebben gewonnen. Daarnaast steeg de opbrengst per ei van de grote eenheden. Ook dat is onvoldoende begrepen. Waar men het wel begrepen heeft? In Duitsland. Terwijl in ons land nog propaganda voor de kleine koppels werd gemaakt (zelfs de teeltregeling met snippereeniheden werd af en toe bepleit), terwijl men hier nog aan vallen deed op de moderne gebruiks- hybriden, bouwde men in Duitsland een sterke en zeer moderne legsector op. Het is waar, dat die geprofiteerd heeft van discriminaties, van be- schermng tijdens de overgangsfase naar volkomen EEG enz. Maar dat alles neemt niet weg, dat men in ons land verliezen heeft geleden doordat men niet met zijn tijd is meegegaan. NAAR DE SLACHT Een deel van de legkippenhouders is natuurlijk al vlot overgestapt naar de slachtsector. Tezamen met het opruimen of leeg houden van wat oude hokken was dat al voldoende om de legsector te halveren. Omdat wij zo ver achteraan kwamen. Het Landbouwschap stelde steun maatregelen voor om de opbouw van grote legeenheden te bevorderen. Te laat! Jarenlang hadden de organisa ties er op aangedrongen, maar toen het schap eindelijk de gedachte over nam, weigerde de minister. Hij meende, dat hij niet kon doen wat hij in Brussel steeds openlijk afge keurd had. Een vreemde redenering. Hij had ook kunnen zeggen: „Aange zien mijn protesten tóch niet helpen ben ik wel gedwongen hetzelfde te doen!" Ondanks deze teleurstellingen moet tóch gezegd worden, dat wij met eigen middelen in staat zijn de leg sector weer op te bouwen. Wie het goed deed, leed nog nooit verliezen, over een geheel jaar gerekend. Doet onze pluimveehouderij het niet, dan kan men het beleven, dat anderen onze eieren gaan leveren. Dan is de stempelplicht nl. ook afge schaft, zoals men algemeen verwacht en kan dat zonder veel bezwaar. No dig is het echter niet. Er is welhaast geen tak van agra rische produktie waarin zóveel voor lichting wordt en is gegeven als in de pluimveehouderij. Niettemin moet geconcludeerd worden, dat te weini gen het begrepen hebben. Wij vrdgen nog steeds P E R S O N EEL geschoold en 1 ongeschoold Aanmelden dagelijks - ook na werktijd - aan de fabriek/bij de portier N.V. INALFA VENRAY INGEZONDEN Naar aanleiding van uw artikel over particuliere bouw van verleden week zou ik nog gaarne het volgen de willen zeggen: Men verwondert zich in Nederland nog altijd over het feit, dat aan de woningnood maar geen einde schijnt te komen. Achtereenvolgens hebben alle sinds de bevrijdings optredende minister van wederopbouw en huis vesting wel een jaartal genoemd waarin volgens hen de woningnood vrijwel zou zijn opgeheven, maar die prognoses zijn altijd te optimistisch geweest. De huidige minister, Bogaers, heeft weer het jaar 1970 genoemd, maar ook dat zal wel een illusie blijken te zijn. Afgezien immers van de bouw en huurpolitiek, die men hier toepast en die niet bepaald stimulerend werkt hebben wij rekening te houden met de snelle bevolkingsgroei, de oprui ming en vervanging van de huidige krotwoningen en daarna weer het vervangen van de vooral in de eerste na-oorlogse jaren vaak zo slecht ge bouwde objecten, dat men ze nau welijks een langere levensduur dan 25 a 40 jaar kan toedenken. En nu nog moeten, uit een ver- keei*de zuinigheidspolitïek, de wo ningwetwoningen aan een veel te la ge eenheidsprijs voldoen die een goe de, degelijke bouw nauwelijks toe laat, nog afgezien van de ruimte die tegenwoordig als normaal kan wor den beschouwd en waarop ook te veel moet worden „geknepen". Een gevolg hiervan is ook, dat er vaak een langdurige touwtrekkerij plaatsvindt tussen gemeentebesturen en het departement of de directie van de wederopbouw over de goed keuring van bouwplannen voor wo ningwetwoningen, hegteen het tem po van de huizenbouw wel degelijk remt. Dat daarbij de particuliere eigen-bouwer helemaal in de schop- hoek komt, hebt U vorige week nog eens duidelijk beklemtoond. De regering stelt een bepaald aan tal miljoenen beschikbaar voor de financiering van de woningbouw. Zij meent daar niet bovenuit te kunnen gaan en dat aantal miljoenen bepaalt het bouwvolume voor een jaar. Het Oude Oostrumseweg Venray Tel. 2288 Zaterdagavond is het Sociaal Caritatief Centrum „oude stijl" een zachte dood gestorven. Een toch wel belangrük feit, want het im pliceert dat een „nieuwe stijl" gevonden is en tot uitvoering zal komen. aantal met dit geld te bouwen ge subsidieerde woningen zou echter groter kunnen zijn, wanneer men de moed had om de door de bewoners te betalen huur wat meer aan te pas sen bij de bouwkosten dan tot nu toe geschiedt, ook ten aanzien van de reeds eerder gebouwde huizen. Dank zij de sterke loonsverhogin gen van de laatste jaren betaalt ech ter het grootste deel van de Neder landers thans bijna drie procent van zijn inkomen minder aan huur dan een paar jaar geleden. Alle andere voorzieningen zijn veel sterker in prijs gestegen dan de huren. En dus moet de regering op de woningen meer bijpassen dan, gezien de prijs stijgingen van het bouwen, wel eco nomisch verantwoord is. Desalniettemin verzetten belangrij ke politieke partijen zich tegen een sneller aanpassende huurverhoging. Men durft niet door die zure appel heen te bijten of het moet weer ver gezeld gaan van een compensatie in loon, waardoor dan de bouwprijzen wederom stijgen en men weer even ver van huis is. Het percentage van het loon dat thans gemiddeld aan huur wordt be taald, bedraagt ruim dertien procent, maar een groot deel van de huurders komt lang niet aan dit percentage toe. In andere Europese landen ligt dit percentage belangrijk hoger, met het gevolg dat de woningnood daar ook minder groot is of niet bestaat. Men zal het Nederlandse volk er aan moeten wennen, dat het voor zijn woongenot ongeveer twintig procent van zijn inkomen moet uit geven. Pas dan kan er uitzicht ko men op een spoedige niet alleen theoretische maar ook praktische op heffing van de woningnood. Degenen die zich daartegen verzetten, hand; haven dus bewust een tekort aan woningen, met alle ellende van dien voor vele landgenoten. De opheffing van de woningnood is daarom meer een politieke kwes tie dan een van beschikbare arbeid, kapitaal of techniek. In 1950-werd in Venray het Sociaal Caritatief Centrum opgericht als een soort samenbundeling van de geza menlijke sociaal-caritatieve organi saties en instellingen in het dekenaat Venray. Men deed dat om via des- idige krachten de mens-in-nood beter dan voorheen te kunnen helpen. En die nood was dan op de "erste plaats materiële nood. Er is indsdien door het centrum een hoop perk gedaan en velen hebben dank- »aar de hulp aanvaard, die het Cen- rum bieden kon door persoonlijke lUlp of door bemiddeling naar an- lere instanties. Intussen is er wel het een en an- ler gebeurd. De materiële nood ver inderde door betere 'sociale voor- eningen en door de nieuwe Bij- ndsregeling, terwijl duidelijk werd lat de geestelijke nood bij velen een idere aanpak, andere hulpmetho den vereiste. Niet alleen heeft de overheid via de Bijstandswet een deel van de oude taak van het Cen trum overgenomen, maar er zijn an dere bureaux en instellignen bij ge komen, die zich allemaal, op de een of andere wijze, met de mens in nood bezig houden. Zo was het nodig dat men kwam tot een betere terrein afbakening en doelomschrijving, ter wijl daarnaast de verhouding en de samenwerking tussen en met die an dere bureaux geregeld dienden te worden. Op de laatste jaarvergadering van 1961 duidde voorzitter Laurensse al op de verandering van opzet, die zich kennelijk aanduidde. Het is echter 1965 moeten worden voor men hier het voorbeeld van Venlo en Reuver volgde en de nieuwe opzet van het Centrum aankondigde. Een opzet, die een meer regionaal gericht werken voorstaat, in goede verstandhouding met andere instel lingen en bureaux, als b.v. dat van het maatschappelijk opbouwwerk, de geesteijlke en lichamelijke ge zondheidszorg, met gemeentelijke so ciale diensten en andere sociale in stellingen. Om dit te kunnen bereiken was noodzakelijk dat het Centrum „oude stijl" verdwijnt en daarmede ook de afgevaardigden van verschillende in stanties, die indertijd het Centrum hebben opgericht. Men wil namelijk bij het Centrum „nieuwe stijl" ko men tot een bestuur van een beperkt aantal personen, die op persoonlijke titel, moeite doen om het nieuwe werk op te zetten en een goede ver houding op te bouwen met die diens ten, die zich ook bezig houden met de hulp aan de mens in nood. Daartoe heeft de Voorzitter, zowel als de Bisschoppelijk Commissaris (Deken Loonen) een rondschrijven gericht aan de leden van het Alge meen Bestuur en hen van deze plan nen op de hoogte gesteld. Mochten zij bezwaar hebben tegen hun terug treden dan konden zij hiervan mede deling doen en zou alsnog een ver gadering gehouden worden. Er zijn echter geen bezwaren binnengeko men, zodat het Algemeen Bestuur van het Centrum „oude stijl" thans in zijn geheel is afgetreden en de weg heeft vrij gemaakt voor een nieuw, dat de verschillende hervor mingen zal gaan doorvoeren. Het nieuwe bestuur hoopt zich binnen kort voor te stellen en zal dan een programma voor de naaste toekomst op tafel brengen. Daarbij zal dan b.v. ook blijken of via de verschillende parochies o.m. een betere financiële opzet van het centrum mogelijk zal worden. Het is, zo stellen voorzitter en Bis schoppelijk Commissaris in hun brief aan de oud-bestuursleden, niet het einde van 15 jaren ingespannen en hulpbiedend werk, maar het afslui ten van een tot dank stemmende fa se, die wijkt voor een nieuwe eigen tijdse en betere aanpak van het cen- trumwerk. steeds meer op vakantie gaat, steeds meer vrije tijd krijgt, steeds meer er-uit-wil". Het genoemde jaarver slag becijfert de jaarlijkse inkoms ten uit het vreemdelingenverkeer voor onze provincie op honderd mil joen guldens per jaar. En wat n§emt Venray daarvan mede? We bedoelen daarmede heus niet alleen de zaken lieden, hotels e.d., maar onze hele gemeenschap. Het is natuurlijk heel gemakkelijk om het nieuwe recreatieschap maar te laten zorgen voor behoorlijke re clame, voor een uitvoerige informa tiedienst, voor allerlei aktiviteiten op het VW-terrein maar we geloven, dat men dan verkeerd gokt. Het par ticulier initiatief blijft in deze zeer belangrijk. Dat heeft men in Arcen bewezen, waar thans het vreemde lingenverkeer toch een zeer belang rijke financiële inbreng geeft voor alle inwoners. Dat is ook weer be wezen in Sevenum, waar de plaatse lijke middenstand via een opgerichte N.V. de Schatberg exploiteert, een natuurbad, dat als de tekenen niet bedriegen inderdaad een schatberg gaat worden. De bevordering van het toerisme en het tot stand brengen van de no dige voorzieningen voor toerisme en openluchtrecreatie zal dan in zeer sterke mate een taak zijn van het nieuwe recreatieschap, zonder de hulp en bijstand van particulieren zal dit niet gaan. En daarom is het te hopen dat het Venrayse initiatief om te komen tot een streek VVV niet alleen de aandacht en de steun van de overheid! i.e. het recreatie schap zal hebben, maar dat ook de particulieren zich hier niet buiten houden, zoals vroeger teveel gedaan De cost gaat voor de baat uit, is een spreekwoord dat thans even goed als vroeger zijn waarde heeft. Dat geldt zeker t.a.v. het vreemdelingen verkeer. We hopen dat in het jaar verslag 1965 van de Provinciale WV andere en optimistischere geluiden t.a.v. het WV-wezen in Venray e.o. te lezen zullen zijn. Die 20 procent verkregen Rijksgel- den verplichten ons daartoe al op de eerste plaats, maar ook het eigenbe lang. Moge dat spoedig voldoende be grepen worden. VENRAY LAAT NIETS VAN ZICH HOREN Het jaarverslag van de Provinciale VVV over 1964 noemt enkele malen Venray. Op de eerste plaats in ver band met het tot standkomen van het Recreatieschap Peel en Maas, waarvan het kennelijk veel verwacht voor de ontsluiting van de linker Maaroever in deze contreien. Op de tweede plaats om aan te geven dat de Rijksoverheid steun verleent voor projecten op het gebied van de recreatie, waarbij dan voor Venray o.a. het openluchtbad ge noemd wordt 350.000) en de bouw van zomerhuisjes in het kampeer- centrum Vlakwater 48.800). Men kan dan daaruit opmaken, dat in het totaal bedrag van ruim 1,8 miljoen guldens, dat het Rijk voor de provincie Limburg voor der gelijke projecten van 1960 t.m. 1964 beschikbaar stelde, Venray ruim 22 procent „buit gemaakt heeft". Niet slecht dus. Maar wel slecht is. dat verder geen enkele aktiviteit van Venray zelf ten behoeve van het vreemde lingenverkeer vermeld kan worden. Men heeft geen overzicht van de gasten, die hier op vakantie ge weest zijn; er zijn geen cijfesrs door gegeven van het aantal irdi<ïhtingen; kortom, het jaarverslag zwij gt in al le talen over enige aktiviteit van Venray's WV. En dat terwijl Venray nog stepds een groot aantal buitenlandse gas ten krijgt i.v.m. het Duitse kerkhof en het Oorlogsmuseum in Overloon, terwijl daarnaast twee kampeercen tra nl. Vlakwater en de Brier steeds meer mensen trekken. We hebben hier reeds vroeger ge schreven over de o.i. te geringe a_k- tiviteit ten behoeve van het vreem delingenverkeer. Men kan en mag alle respect heb ben voor de enkele mensen, die er in geslaagd zijn in het verleden ene be scheiden restaurantje te bouwen na bij het Duitse kerkhof; die daarnaast een stijlvolle folder over Venray hebben uitgegeven en dank zij de bereidwilligheid van een bank-direc- tie er zelfs in geslaagd zijn om nog een soort informatiedienst in het le ven te roepen en te houden. Een res pect dat alleen maar groter wordt, als men van nabij heeft meegemaakt hoe moeilijk het was om de financiën daarvoor bij elkaar te krijgen en hoeveel er gedaan is moeten wor den. Het is begrijpelijk dat men op een gegeven moment het moede hoofd in de schoot legt, nog net doet, wat er gedaan moet worden, maar voor het overige zich niet voor de zoveelste maal afrakkert om nieuwe financiën bijeen te brengen voor de uitgave van een niuewe folder, hotellij st en wat dies meer zij, om nog maar te zwijgen van andere aktiviteiten op het gebied van het VW-wezen. Maar daarmede raken we achter. Achterop in een tijd dat de mens Begin 1963 heeft de Katholieke Volkspartij een zgn. Limburgse Commissie ingesteld, die tot doel had het bestuur der KVP te informeren en te adviseren over al de proble men, die in Limburg leven. We heb ben ons toen wel afgevraagd of de KVP zich wel bewust was van het feit, dat onze provincie uit meer be stond dan Zuid-Limburg alleen, waar deze zgn. Limburgse Commissie praktisch alleen maar Zuid Limbur gers als leden had. Op dit bezwaar heeft de KVP toen geantwoord dat het acute vraagstuk van de situatie in de mijnindustrie eiste, dat hieraan in eerste instantie de nodige aandacht geschonken werd weshalve zij daarmede rekening had gehouden met de personele samen stelling der Commissie. Op ons we derwoord, dat men dan deze Com missie beter Mijn-Commissie of iets dergelijks had kunnen noemen, is men verder niet ingegaan. Intussen heeft genoemde commis sie een tweetal rapporten bij het KVP bestuur aanhangig gemaakt over de situatie bij de mijnen. Nu heeft echter datzelfde bestuur toch de behoefte om verder te gaan en ook over algemeen provinciale vraagstukken beter geïnformeerd te worden. Daarnaast wil zij graag adviezen over regionale vraagstukken en een beter inzicht in de algemene provin ciale Limburgse problematiek en een bestudering van de oplossing en de urgentie. Dat is de reden waarom men de personele samenstelling van de commissie dusdanig wil wijzigen, dat deskundigen van de gehele pro vincie hierin zitting nemen. Voor Noord-Limburg zijn daartoe uitgeno digd de heren Drs. H. Notenboom en Drs. P. v. d. Voort uit Venlo en L. Laurensse uit Venray. We vinden het een gelukkig teken dat de Limburgse Commissie in te genstelling met twee jaren geleden, thans een samenstelling krijgt, die de verzekering inhoudt dat aan de pro blemen van geheel Limburg de nodi ge aandacht geschonken zal worden. GESLAAGD Op het te Echt gehouden onder- wijsexamen slaagde mej. H. Nagel hout uit Venray.

Peel en Maas | 1965 | | pagina 1