OPEL
4
VVV
Moderne
piuümiMhóudetii
eivaimnq
Soc. caritatief centrum
Particuliere
bouw krijgt
nog te weinig
kansen
De betrouwbare
ATEBE GARAGE
Jaarverslag Provinciale
Limburgse
commissie
der K.V.P.
VRIJDAG 25 JUNI 1965 No. 25
ZES EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF NV. VENRAY WRPIfRT ATI VOOR VPNRAV RN OM^ITRRITPN ADVERTENTIEPRIJS 8'/. ct. p. mm. AE
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1.05.06.52 LlLlIVULrtU V LillIUi I VJWO 1 iXUILLill PRIJS PER KWARTAAL 1.75 (bulten
Er is de laatste vijf jaren her
haaldelijk door deskundigen ge
waarschuwd dat in de pluimvee
houderij de kippenstapel een be
hoorlijke omvang moet hebben om
rendabel te zijn. Helaas heeft deze
waarschuwing niet altijd resultaat
gehad, zodat zeker driekwart van
onze eieren nog altijd afkomstig is
van te kleine koppels.
De gevolgen daarvan zijn eenvou
dig katastrofaal. Na de tegenslag in
1962 en de erg lage prijzen van vo
rig jaar, is de legsector sterk inge
krompen. Zelfs zozeer, dat er weldra
geen uitvoeroverschot meer zal zijn.
Sterker nog: het valt te voorzien, dat
reeds dit jaar bepaalde gewichts
klassen uit het buitenland zullen
worden aangevoerd. Komt er geen
verandering, dan zal volgend jaar
onze voortbrenging de behoefte van
eigen land niet meer dekken. Dan
zal Nederland in twee jaar tijd het
grootste eieruitvoerende land ter we
reld geworden zijn tot een eier-
invoerend land. Laten wij nu eens
nagaan wat de oorzaken zijn en wat
er aan te doen is.
NIET ALLEN LEDEN VERIES!
Men heeft van vele zijden gesteld,
dat de legsector vorig jaar zó ver
liesgevend was, dat de moed er uit
is. Noch de goede eierprijzen van
thans, noch de goede vooruitzichten
voor de komende tijd kunnen de
pluimveehouders bewegen voldoende
broedeieren voor legdoeleinden in te
laten leggen. En zolang dat niet ge
schiedt is nu eenmaal geen herstel
mogelijk.
Het L.E.I. heeft al sinds 1961 vrij
nauwkeurig gegevens verzameld over
grote en kleine koppels. Het heeft
die in bijzonder overzichtelijke vorm
A^n het produktschap ter beschik
king gesteld. Men heeft drie koppel
grootten onderscheiden: minder dan
1000 dieren, 1000 tot 2500 en meer
dan 2500 legdieren. De resultaten
van elke groep zijn nauwkeurig na
gegaan. Ze zijn zó^ duidelijk, dat mis
verstand filet mógelijk is.
Daar tabellen met cijfers altijd
slecht worden gelezen, zullen wij
hier het verhaal in woorden weer
geven.
Het blijkt dan, dat de kleine be
drijven (tot 100 dieren) vorig jaar in
derdaad verlies hebben geleden. De
middelgrote en grote bedrijven ech
ter bepaald niet. Dit zullen wij na
gaan en daarbij is vooral van belang
waar het op berust. Hoe komt de
geloofwaardigheid van de cijfers ten
goede.
MEER EIEREN - MINDER GELD
Het is waar, wat altijd gezegd is,
nl. dat op de kleine bedrijven meer
eieren per kip werden geraapt: 218
tegen 216 op de grote. Dat is dan ook
het enige pluspunt van de kleine,
want de opbrengst per 100 eieren ligt
op de kleine bedrijven wel 1.50 tot
1.60 onder die van de andere.. En
daar helpen geen twee eitjes per kip
tegen.
Nu komt het echter. De kosten ex
clusief arbeid zijn op de kleine be
drijven, vooral in 1963-'64, groter ge
weest dan op de andere bedrijven.
Trekt men van de geldelijke op
brengst van de eieren het bedrag
voor „kosten zonder arbeid" af, dan
krijgt men het arbeidsinkomen. Wilt
u de resultaten weten? Dit zijn ze
voor de drie groepen: achtereenvol
gens een verlies van 0,76 en winst
van 2,98 en 2,99, alles per kip.
Hieruit volgt zonneklaar, dat de klei
ne koppels duur zijn. Rekent men
eigen arbeid, dan geven ze verlies.
Goed, wij zullen de arbeid óók in
rekening brengen. Dan wordt het
echter nog veel erger: kleine koppels
een verlies van niet minder dan
5.26; middelgrote eeii winst van
0,42 en grote een verlies van 0,07,
alles per kip en over 1963-'64. Roep
nu niet triomfantelijk uit, dat de
grote groepen dan toch óók verlies
hadden. Dat is namelijk niet waar.
Op zeven cent na haalden zij zelfs
een behoorlijk arbeidsinkomen uit
de legdieren. Helaas worden deze
cijfers en woorden niet altijd goed
begrepen.
KRITIEK OP HET L.E.I.
Tegen de cijfers van het L.E.I. zijn
zeker enige bedenkingen aan te voe
ren. Zijn de waarnemignen wel tal
rijk genoeg geweest om een indruk
van het geheel te geven? Bovendien:
een groep „meer dan 2500 legdieren'
is een onwezenlijk iets. Daartoe kun
nen behoren: een half gemechani
seerde koppel van 5201 dieren, maar
ook een tot en met eierafvoerband en
sorteermachine enz. gemechaniseerde
groep van 8.000 stuks, een batte
rij engroep met evenveel of meer kip
pen enz.
Dat neemt echter toch allemaal
niet weg, dat de cijfers vergelijkbaar
zijn. Want zelfs de middelgrote kop
pels, waarbij al die twijfelpunten
niet bestaan, zijn al rendabel geweest
in de allerslechtste tijd die onze
pluimveehouderij ooit meegemaakt
heeft. En dat zegt bepaald voldoende.
Bezien wij de gemiddelde koppel
grootte van de drie groepen, dan
blijkt die achtereenvolgens 580, 1798
en 4770 stuks te bedragen in 1964.
Bezien wij nu wat die groepen aan
eiergeld per kip hebben verkregen,
dan blijkt dit achtereenvolgens
21.04, 23.90 en zelfs 24.33 te
zijn. Dat waren verschillen, die me
de beslisten over winst of verlies.
En geen wonder. Grote partijen goed
gesorteerde eieren brengen meer op
dan kleine. Wellicht was ook de in
vloed van eierringen in het spel,
maar dat behoeft volstrekt niet.
Ofschoon de zaken dus wel heel
duidelijk liggen, kan men, tot in de
vakbladen toe, nog steeds pleidooien
voor de kleine koppels horen. In
werkelijkheid is een koppel legdie
ren van 600 stuks niet economisch
te huisvesten, omdat ene werkelijk
goed ingericht hok duur is. De kos
ten daarvan moeten op minstens 2000
dieren rusten en niet op 600. Wij zien
dan ook, dat het aantal vierkante
meters hok ruimte bij de kleine groep
groot was (42) tegen 29 en 28 bij de
andere groepen. Met andere woor
den: de vloerruimte werd bij kleine
koppels slecht benut.
KERN VAN DE ONTWIKKELING
Natuurlijk is het wel waar, dat
ook de middelgrote koppels best
meekomen. Er is dus best plaats voor
goed gemechaniseerde eenheden leg
dieren op bepaalde gemengde be
drijven. Het is ook waar, dat wij van
de zeer grote koppels nog te weinig
gegevens hebben.
Dat alles neemt echter niet weg,
dat men in Nederland onvoldoende
begrepen heeft wat er aan 't handje
was. Dat was dit: een daling van de
opbrengst per legdier en de nood
zaak van een grotere prestatie per
man en per manuur. Zij dié dit be
grepen hebben, hebben gewonnen.
Daarnaast steeg de opbrengst per ei
van de grote eenheden. Ook dat is
onvoldoende begrepen.
Waar men het wel begrepen heeft?
In Duitsland. Terwijl in ons land nog
propaganda voor de kleine koppels
werd gemaakt (zelfs de teeltregeling
met snippereeniheden werd af en toe
bepleit), terwijl men hier nog aan
vallen deed op de moderne gebruiks-
hybriden, bouwde men in Duitsland
een sterke en zeer moderne legsector
op. Het is waar, dat die geprofiteerd
heeft van discriminaties, van be-
schermng tijdens de overgangsfase
naar volkomen EEG enz. Maar dat
alles neemt niet weg, dat men in ons
land verliezen heeft geleden doordat
men niet met zijn tijd is meegegaan.
NAAR DE SLACHT
Een deel van de legkippenhouders
is natuurlijk al vlot overgestapt naar
de slachtsector. Tezamen met het
opruimen of leeg houden van wat
oude hokken was dat al voldoende
om de legsector te halveren. Omdat
wij zo ver achteraan kwamen.
Het Landbouwschap stelde steun
maatregelen voor om de opbouw van
grote legeenheden te bevorderen. Te
laat! Jarenlang hadden de organisa
ties er op aangedrongen, maar toen
het schap eindelijk de gedachte over
nam, weigerde de minister. Hij
meende, dat hij niet kon doen wat
hij in Brussel steeds openlijk afge
keurd had. Een vreemde redenering.
Hij had ook kunnen zeggen: „Aange
zien mijn protesten tóch niet helpen
ben ik wel gedwongen hetzelfde te
doen!"
Ondanks deze teleurstellingen moet
tóch gezegd worden, dat wij met
eigen middelen in staat zijn de leg
sector weer op te bouwen. Wie het
goed deed, leed nog nooit verliezen,
over een geheel jaar gerekend.
Doet onze pluimveehouderij het
niet, dan kan men het beleven, dat
anderen onze eieren gaan leveren.
Dan is de stempelplicht nl. ook afge
schaft, zoals men algemeen verwacht
en kan dat zonder veel bezwaar. No
dig is het echter niet.
Er is welhaast geen tak van agra
rische produktie waarin zóveel voor
lichting wordt en is gegeven als in
de pluimveehouderij. Niettemin moet
geconcludeerd worden, dat te weini
gen het begrepen hebben.
Wij vrdgen nog steeds
P E R S O N EEL
geschoold en
1 ongeschoold
Aanmelden dagelijks -
ook na werktijd - aan
de fabriek/bij de portier
N.V. INALFA VENRAY
INGEZONDEN
Naar aanleiding van uw artikel
over particuliere bouw van verleden
week zou ik nog gaarne het volgen
de willen zeggen:
Men verwondert zich in Nederland
nog altijd over het feit, dat aan de
woningnood maar geen einde schijnt
te komen. Achtereenvolgens hebben
alle sinds de bevrijdings optredende
minister van wederopbouw en huis
vesting wel een jaartal genoemd
waarin volgens hen de woningnood
vrijwel zou zijn opgeheven, maar die
prognoses zijn altijd te optimistisch
geweest.
De huidige minister, Bogaers, heeft
weer het jaar 1970 genoemd, maar
ook dat zal wel een illusie blijken te
zijn. Afgezien immers van de bouw
en huurpolitiek, die men hier toepast
en die niet bepaald stimulerend werkt
hebben wij rekening te houden met
de snelle bevolkingsgroei, de oprui
ming en vervanging van de huidige
krotwoningen en daarna weer het
vervangen van de vooral in de eerste
na-oorlogse jaren vaak zo slecht ge
bouwde objecten, dat men ze nau
welijks een langere levensduur dan
25 a 40 jaar kan toedenken.
En nu nog moeten, uit een ver-
keei*de zuinigheidspolitïek, de wo
ningwetwoningen aan een veel te la
ge eenheidsprijs voldoen die een goe
de, degelijke bouw nauwelijks toe
laat, nog afgezien van de ruimte die
tegenwoordig als normaal kan wor
den beschouwd en waarop ook te
veel moet worden „geknepen".
Een gevolg hiervan is ook, dat er
vaak een langdurige touwtrekkerij
plaatsvindt tussen gemeentebesturen
en het departement of de directie
van de wederopbouw over de goed
keuring van bouwplannen voor wo
ningwetwoningen, hegteen het tem
po van de huizenbouw wel degelijk
remt. Dat daarbij de particuliere
eigen-bouwer helemaal in de schop-
hoek komt, hebt U vorige week nog
eens duidelijk beklemtoond.
De regering stelt een bepaald aan
tal miljoenen beschikbaar voor de
financiering van de woningbouw. Zij
meent daar niet bovenuit te kunnen
gaan en dat aantal miljoenen bepaalt
het bouwvolume voor een jaar. Het
Oude Oostrumseweg Venray Tel. 2288
Zaterdagavond is het Sociaal Caritatief Centrum „oude stijl" een
zachte dood gestorven. Een toch wel belangrük feit, want het im
pliceert dat een „nieuwe stijl" gevonden is en tot uitvoering zal
komen.
aantal met dit geld te bouwen ge
subsidieerde woningen zou echter
groter kunnen zijn, wanneer men de
moed had om de door de bewoners
te betalen huur wat meer aan te pas
sen bij de bouwkosten dan tot nu toe
geschiedt, ook ten aanzien van de
reeds eerder gebouwde huizen.
Dank zij de sterke loonsverhogin
gen van de laatste jaren betaalt ech
ter het grootste deel van de Neder
landers thans bijna drie procent van
zijn inkomen minder aan huur dan
een paar jaar geleden. Alle andere
voorzieningen zijn veel sterker in
prijs gestegen dan de huren. En dus
moet de regering op de woningen
meer bijpassen dan, gezien de prijs
stijgingen van het bouwen, wel eco
nomisch verantwoord is.
Desalniettemin verzetten belangrij
ke politieke partijen zich tegen een
sneller aanpassende huurverhoging.
Men durft niet door die zure appel
heen te bijten of het moet weer ver
gezeld gaan van een compensatie in
loon, waardoor dan de bouwprijzen
wederom stijgen en men weer even
ver van huis is.
Het percentage van het loon dat
thans gemiddeld aan huur wordt be
taald, bedraagt ruim dertien procent,
maar een groot deel van de huurders
komt lang niet aan dit percentage
toe. In andere Europese landen ligt
dit percentage belangrijk hoger, met
het gevolg dat de woningnood daar
ook minder groot is of niet bestaat.
Men zal het Nederlandse volk er
aan moeten wennen, dat het voor
zijn woongenot ongeveer twintig
procent van zijn inkomen moet uit
geven. Pas dan kan er uitzicht ko
men op een spoedige niet alleen
theoretische maar ook praktische op
heffing van de woningnood. Degenen
die zich daartegen verzetten, hand;
haven dus bewust een tekort aan
woningen, met alle ellende van dien
voor vele landgenoten.
De opheffing van de woningnood
is daarom meer een politieke kwes
tie dan een van beschikbare arbeid,
kapitaal of techniek.
In 1950-werd in Venray het Sociaal
Caritatief Centrum opgericht als een
soort samenbundeling van de geza
menlijke sociaal-caritatieve organi
saties en instellingen in het dekenaat
Venray. Men deed dat om via des-
idige krachten de mens-in-nood
beter dan voorheen te kunnen
helpen. En die nood was dan op de
"erste plaats materiële nood. Er is
indsdien door het centrum een hoop
perk gedaan en velen hebben dank-
»aar de hulp aanvaard, die het Cen-
rum bieden kon door persoonlijke
lUlp of door bemiddeling naar an-
lere instanties.
Intussen is er wel het een en an-
ler gebeurd. De materiële nood ver
inderde door betere 'sociale voor-
eningen en door de nieuwe Bij-
ndsregeling, terwijl duidelijk werd
lat de geestelijke nood bij velen een
idere aanpak, andere hulpmetho
den vereiste. Niet alleen heeft de
overheid via de Bijstandswet een
deel van de oude taak van het Cen
trum overgenomen, maar er zijn an
dere bureaux en instellignen bij ge
komen, die zich allemaal, op de een
of andere wijze, met de mens in nood
bezig houden. Zo was het nodig dat
men kwam tot een betere terrein
afbakening en doelomschrijving, ter
wijl daarnaast de verhouding en de
samenwerking tussen en met die an
dere bureaux geregeld dienden te
worden.
Op de laatste jaarvergadering van
1961 duidde voorzitter Laurensse al
op de verandering van opzet, die zich
kennelijk aanduidde. Het is echter
1965 moeten worden voor men hier
het voorbeeld van Venlo en Reuver
volgde en de nieuwe opzet van het
Centrum aankondigde.
Een opzet, die een meer regionaal
gericht werken voorstaat, in goede
verstandhouding met andere instel
lingen en bureaux, als b.v. dat van
het maatschappelijk opbouwwerk,
de geesteijlke en lichamelijke ge
zondheidszorg, met gemeentelijke so
ciale diensten en andere sociale in
stellingen.
Om dit te kunnen bereiken was
noodzakelijk dat het Centrum „oude
stijl" verdwijnt en daarmede ook de
afgevaardigden van verschillende in
stanties, die indertijd het Centrum
hebben opgericht. Men wil namelijk
bij het Centrum „nieuwe stijl" ko
men tot een bestuur van een beperkt
aantal personen, die op persoonlijke
titel, moeite doen om het nieuwe
werk op te zetten en een goede ver
houding op te bouwen met die diens
ten, die zich ook bezig houden met
de hulp aan de mens in nood.
Daartoe heeft de Voorzitter, zowel
als de Bisschoppelijk Commissaris
(Deken Loonen) een rondschrijven
gericht aan de leden van het Alge
meen Bestuur en hen van deze plan
nen op de hoogte gesteld. Mochten
zij bezwaar hebben tegen hun terug
treden dan konden zij hiervan mede
deling doen en zou alsnog een ver
gadering gehouden worden. Er zijn
echter geen bezwaren binnengeko
men, zodat het Algemeen Bestuur
van het Centrum „oude stijl" thans
in zijn geheel is afgetreden en de
weg heeft vrij gemaakt voor een
nieuw, dat de verschillende hervor
mingen zal gaan doorvoeren. Het
nieuwe bestuur hoopt zich binnen
kort voor te stellen en zal dan een
programma voor de naaste toekomst
op tafel brengen. Daarbij zal dan b.v.
ook blijken of via de verschillende
parochies o.m. een betere financiële
opzet van het centrum mogelijk zal
worden.
Het is, zo stellen voorzitter en Bis
schoppelijk Commissaris in hun brief
aan de oud-bestuursleden, niet het
einde van 15 jaren ingespannen en
hulpbiedend werk, maar het afslui
ten van een tot dank stemmende fa
se, die wijkt voor een nieuwe eigen
tijdse en betere aanpak van het cen-
trumwerk.
steeds meer op vakantie gaat, steeds
meer vrije tijd krijgt, steeds meer
er-uit-wil". Het genoemde jaarver
slag becijfert de jaarlijkse inkoms
ten uit het vreemdelingenverkeer
voor onze provincie op honderd mil
joen guldens per jaar. En wat n§emt
Venray daarvan mede? We bedoelen
daarmede heus niet alleen de zaken
lieden, hotels e.d., maar onze hele
gemeenschap.
Het is natuurlijk heel gemakkelijk
om het nieuwe recreatieschap maar
te laten zorgen voor behoorlijke re
clame, voor een uitvoerige informa
tiedienst, voor allerlei aktiviteiten op
het VW-terrein maar we geloven,
dat men dan verkeerd gokt. Het par
ticulier initiatief blijft in deze zeer
belangrijk. Dat heeft men in Arcen
bewezen, waar thans het vreemde
lingenverkeer toch een zeer belang
rijke financiële inbreng geeft voor
alle inwoners. Dat is ook weer be
wezen in Sevenum, waar de plaatse
lijke middenstand via een opgerichte
N.V. de Schatberg exploiteert, een
natuurbad, dat als de tekenen niet
bedriegen inderdaad een schatberg
gaat worden.
De bevordering van het toerisme
en het tot stand brengen van de no
dige voorzieningen voor toerisme en
openluchtrecreatie zal dan in zeer
sterke mate een taak zijn van het
nieuwe recreatieschap, zonder de
hulp en bijstand van particulieren
zal dit niet gaan. En daarom is het
te hopen dat het Venrayse initiatief
om te komen tot een streek VVV
niet alleen de aandacht en de steun
van de overheid! i.e. het recreatie
schap zal hebben, maar dat ook de
particulieren zich hier niet buiten
houden, zoals vroeger teveel gedaan
De cost gaat voor de baat uit, is
een spreekwoord dat thans even goed
als vroeger zijn waarde heeft. Dat
geldt zeker t.a.v. het vreemdelingen
verkeer. We hopen dat in het jaar
verslag 1965 van de Provinciale WV
andere en optimistischere geluiden
t.a.v. het WV-wezen in Venray e.o.
te lezen zullen zijn.
Die 20 procent verkregen Rijksgel-
den verplichten ons daartoe al op de
eerste plaats, maar ook het eigenbe
lang. Moge dat spoedig voldoende be
grepen worden.
VENRAY LAAT NIETS VAN
ZICH HOREN
Het jaarverslag van de Provinciale
VVV over 1964 noemt enkele malen
Venray. Op de eerste plaats in ver
band met het tot standkomen van
het Recreatieschap Peel en Maas,
waarvan het kennelijk veel verwacht
voor de ontsluiting van de linker
Maaroever in deze contreien.
Op de tweede plaats om aan te
geven dat de Rijksoverheid steun
verleent voor projecten op het gebied
van de recreatie, waarbij dan voor
Venray o.a. het openluchtbad ge
noemd wordt 350.000) en de bouw
van zomerhuisjes in het kampeer-
centrum Vlakwater 48.800).
Men kan dan daaruit opmaken,
dat in het totaal bedrag van ruim
1,8 miljoen guldens, dat het Rijk
voor de provincie Limburg voor der
gelijke projecten van 1960 t.m. 1964
beschikbaar stelde, Venray ruim 22
procent „buit gemaakt heeft". Niet
slecht dus.
Maar wel slecht is. dat verder
geen enkele aktiviteit van Venray
zelf ten behoeve van het vreemde
lingenverkeer vermeld kan worden.
Men heeft geen overzicht van de
gasten, die hier op vakantie ge
weest zijn; er zijn geen cijfesrs door
gegeven van het aantal irdi<ïhtingen;
kortom, het jaarverslag zwij gt in al
le talen over enige aktiviteit van
Venray's WV.
En dat terwijl Venray nog stepds
een groot aantal buitenlandse gas
ten krijgt i.v.m. het Duitse kerkhof
en het Oorlogsmuseum in Overloon,
terwijl daarnaast twee kampeercen
tra nl. Vlakwater en de Brier steeds
meer mensen trekken.
We hebben hier reeds vroeger ge
schreven over de o.i. te geringe a_k-
tiviteit ten behoeve van het vreem
delingenverkeer.
Men kan en mag alle respect heb
ben voor de enkele mensen, die er in
geslaagd zijn in het verleden ene be
scheiden restaurantje te bouwen na
bij het Duitse kerkhof; die daarnaast
een stijlvolle folder over Venray
hebben uitgegeven en dank zij de
bereidwilligheid van een bank-direc-
tie er zelfs in geslaagd zijn om nog
een soort informatiedienst in het le
ven te roepen en te houden. Een res
pect dat alleen maar groter wordt,
als men van nabij heeft meegemaakt
hoe moeilijk het was om de financiën
daarvoor bij elkaar te krijgen en
hoeveel er gedaan is moeten wor
den.
Het is begrijpelijk dat men op een
gegeven moment het moede hoofd in
de schoot legt, nog net doet, wat er
gedaan moet worden, maar voor het
overige zich niet voor de zoveelste
maal afrakkert om nieuwe financiën
bijeen te brengen voor de uitgave
van een niuewe folder, hotellij st en
wat dies meer zij, om nog maar te
zwijgen van andere aktiviteiten op
het gebied van het VW-wezen.
Maar daarmede raken we achter.
Achterop in een tijd dat de mens
Begin 1963 heeft de Katholieke
Volkspartij een zgn. Limburgse
Commissie ingesteld, die tot doel had
het bestuur der KVP te informeren
en te adviseren over al de proble
men, die in Limburg leven. We heb
ben ons toen wel afgevraagd of de
KVP zich wel bewust was van het
feit, dat onze provincie uit meer be
stond dan Zuid-Limburg alleen, waar
deze zgn. Limburgse Commissie
praktisch alleen maar Zuid Limbur
gers als leden had.
Op dit bezwaar heeft de KVP toen
geantwoord dat het acute vraagstuk
van de situatie in de mijnindustrie
eiste, dat hieraan in eerste instantie
de nodige aandacht geschonken werd
weshalve zij daarmede rekening had
gehouden met de personele samen
stelling der Commissie. Op ons we
derwoord, dat men dan deze Com
missie beter Mijn-Commissie of iets
dergelijks had kunnen noemen, is
men verder niet ingegaan.
Intussen heeft genoemde commis
sie een tweetal rapporten bij het
KVP bestuur aanhangig gemaakt
over de situatie bij de mijnen. Nu
heeft echter datzelfde bestuur toch
de behoefte om verder te gaan en
ook over algemeen provinciale
vraagstukken beter geïnformeerd te
worden.
Daarnaast wil zij graag adviezen
over regionale vraagstukken en een
beter inzicht in de algemene provin
ciale Limburgse problematiek en een
bestudering van de oplossing en de
urgentie. Dat is de reden waarom
men de personele samenstelling van
de commissie dusdanig wil wijzigen,
dat deskundigen van de gehele pro
vincie hierin zitting nemen. Voor
Noord-Limburg zijn daartoe uitgeno
digd de heren Drs. H. Notenboom en
Drs. P. v. d. Voort uit Venlo en L.
Laurensse uit Venray.
We vinden het een gelukkig teken
dat de Limburgse Commissie in te
genstelling met twee jaren geleden,
thans een samenstelling krijgt, die de
verzekering inhoudt dat aan de pro
blemen van geheel Limburg de nodi
ge aandacht geschonken zal worden.
GESLAAGD
Op het te Echt gehouden onder-
wijsexamen slaagde mej. H. Nagel
hout uit Venray.