DE K0REHM0LENS in land en sheek Uit Peel en Haas Zondagsdienst huisartsen VRIJDAG 29 MAART 1963 No. 13 VIER EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN raJSKpER ITOART AAL ïsO (buiten Venray f 1.75) GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 OPKOMST EN ONDERGANG VAN VENRAYSE MOLENS Er was een tijd, dat de mens als nomade over de aarde trok. Hij leefde van jacht, visserij en het ver zamelen van eetbare plantendelen. De hond werd zijn eerste metgezel, later kwamen schaap, geit, rund, paard en kleinere huisdieren. Uit wilde planten selecteerde hij zijn landbouwgewassen. Vooral voor grassen had hij belangstelling, want die hadden een melige zaadkorrel. Daaruit selecteerde hij al zijn gra nen. Lang daarvóór had hij echter de meest uiteenlopende zaadkorrels vermalen, tot de zaadjes uit de bot tels van de rosa hugosa toe. Hij ging malen, zeiden wij. Eigen lijk is dat niet juist. Hij ging eerst stampen in een uitgehold stuk hard hout, later in stenen of metalen mortieren. Het latijnse woord voor bakker is dan ook pistor, dat „hij die stampt" betekent. Rijstpellen door middel van stampen is trou wens nóg bekend. .Reeds in het Oudsteentijdperk ver vangt de mensen in vele landen de vijzel door wrijfstenen, waartussen granen en zaden fijn gemalen wor den. Er is dan een platte ondersteen waarop het graan wordt gelegd (de ligger). Daarop komt een ..loper" waarin twee gaten zaten. In die ga ten kwamen handvaten .zodat de steen heen en weer bewogen kon worden. Later is er maar één hand vat zodat de steen rond gedraaid werd. De uitvinding van twee ronde molenstenen op één spil is tegen het einde van de Bronstijd op aller lei plaatsen gedaan. Meestentijds kiest men als steensoort basalt. De middellijn is ongeveer 50 cm en de stenen zijn 5 cm. d;k. Daarna gaat de ontwikkeling verder. De loper wordt gegroefd, er komen molens waar men omheen kan lopen en waarvoor men trekdieren spannen kan. In Rome ontstaan de eerste mo lens die door waterraderen aange dreven worden en die een mechani sche meel- en broodfabrieage moge lijk maken. Doch in vele streken blijft het dagelijkse malen van tar we, rogge en gerst het werk van de huisvrouw of de slaven. De Bijbel bevat vele tientallen toespelingen en beschrijvingen van het handmalert Wanneer men in ons land voor het eerst natuurkrachten (wind en water) voor het malen heeft ge bruikt, is niet bekend. Sommigen menen ,dat dit in de tijd van Karei de Grote reeds het geval moet zijn geweest, anderen menen van in de vroege Middeleeuwen. Dit laatste in, verband met de kruistochten, waar door bewoners in onze streken de windmolens uit het nabije oosten zouden hebben leren kennen. Inder daad komen in de Middeleeuwen al lerlei soorten molens op: de koren molens in hun tientallen vormen, watermolens (ook weer voor de ma lerij, later ook voor de zagerij) en het laatst de houtzaagmolens en olie molens. Tenslotte volgen ook de be malingsmolens bij de droogmake rijen. Vanaf het einde der middeleeuwen tot 1914 toe heeft ieder plaats in Nederland tenminste een korenmo len. Dit was noodzakelijk omdat men voor de broodvoorziening ge- heel van de molenaar afhankelijk was geworden. In de volksoverleve ringen gaat de molenaar een grote rol spelen. Zijn bouwsels spreken tot de verbeelding, zijn gebruikma ken van de natuurkrachten wekt gauw de indruk van de op~goede voet te staan met de duivel en vaak wor den hem bovennatuurlijke krachten toegeschreven. DE BOSSCHE MEULE Venray kende omstreeks de eeuw wisseling een 8-tal molens. Op de eerste plaats de molen die stond, waar nu het Molenplein de naam van vasthoudt. Dit was de op volger van de zgn. Bossche molen die eertijds achter de Hagel weg op de zgn. Meuleklef gestaan heeft en eigendom was van de familie Lau- rensse. Toen deze bouwvallig werd is hij afgebroken en herbouwd nabij het huidige Molenplein. Ook de naam van de straat bij de Henseniusschool het „Molenpad" houdt de herinne ring aan deze molen vast. Bekend van deze „standaard-mo len" is een houten geval dat hij eigendom was van de familie Laurensse, later overging naar de familie Hoedemaekers en tenslotte gekocht werd door de familie Stoks. Verschillende malen is de bliksem in deze molen geslagen en hebben stormen hem van kap en wieken be roofd. Door ouderdom is hij een roemloze dood gestorven. DE LöNSE MEULE Een andere vrij legendarische mo len is de grote knaap geweest die stond op de Molenhof. Een grote bergmolen, die doordat de Grote Kerk er geld in gestoken had, uit eindelijk waarschijnlijk tegen het einde van de 19e eeuw eigendom van deze kerk werd. Molenaars op deze molen, die hem gepacht hadden van de grote kerk, waren o.a. H. v. lende families. Een granaat heeft de molen wel getroffen, doch geen on herstelbare schade aangebracht. NOOIT GEDACHT In 1867 bouwde S. v. d. Brekel, een molenaar uit Haien N.B. in Mer- selo de molen „Nooit-Gedacht". Een bijzonder goed gebouwde molen, die door vuurtorenbouwers zodanig is gemetseld dat hij altijd kurkdroog blijft. De Nooit-Gedacht werd in 1881 gekocht door M. Michels, wiens zoon reeds enige tijd op deze molen werk te. Toen deze Frans in 1888 een gezin stichtte nam hij hem over, om in 1921 de molen weer over te doen aan zijn zoon. in wiens eigendom hij tot voor enkele jaren gebleven is. Dat intussen de 4e generatie Michels op deze molen werkt is bijna van zelfsprekend. Dat de feitelijke opvolger Frans Michels zijn jonge leven gaf als hel per der geallieerden en dat deze mo len een grote rol heeft gespeeld in het leven der onderduikers heeft hem voor de buitenwereld een even droeve als vermaarde naam gegeven. Dat de molen zelf voor de deskun- St. Petrus-molen. In deze omgeving is deze melen beter be kend als Gitzels- meule en is gelegen op de Wieën. (Foto: G. Kruijsen) Aarssen, de bouwer van de Anto- niusmolen in Lull; Leiendekker en een zekere Janssen uit Didam. Rond de eeuwwisseling pachtten een stel Leunse boeren de molen, die algemeen bekend stond als de „Lönse meule". Molenaars in'dienst van deze coöperatie waren o.a. Groothuizen, Simons (zie Heidse molen) en Jacq. Folbers. De molen kon, ondanks het feit dat hierin al een stoommachine geplaatst was, die op windstille dagen een handje hielp, niet meer op tegen de con currentie van de St. Catrarinamolen (Kooning Leunen), de Petrusmolen (Gitzeis Venray), de Antoniusmolen (van Aarssen Lull) en de Nooit Ge- dagt (Michels in Merselo). Het kerkbestuur wilde er van af en genoemde molenaars zagen hier hun kans. In 1918 kochten deze 4 mulders de Lönse meule voor af braak en was zijn lot bezegeld. Hij werd totaal gesloopt, waarbij een der betrokkenen t.w. Joh. Gitzeis, nog de dood vond, doordat hij door vallend muurwerk werd getroffen. Bij de afbraak bleek dat de mo len nog gemetseld was met rogge meel en dat hij een of meerdere ma len gebrand moet hebben. Verschil lende balken waren geheel of ge deeltelijk verkoold.... ST. PETRUS MOLEN In de Wieën had in 1856 Joh. Git zeis intussen de Petrus molen ge bouwd ,de molen die thans nog al tijd als Gitzelsmolen de naam vast houdt aan dit molenaarsgeslacht dat tot 1937 eigenaar geweest is van de ze machtige kolos, die weliswaar zijn wieken en kap in 'n storm van 1940 verloor, maar nog altijd daar in het zuiden van Venray-kom de herin nering vasthoudt aan lang vervlogen dagen. Al staat nog altijd het gebed: St. Petrus-molen wil God bewaren voor vuur en stormen nog 100 jaren in steen boven de entree, toch is de ze molen de ongelukken niet be spaard gebleven. Behalve de vernie lingen door storm, is de molenaar J. Gitzeis zijn been hierin kwijt ge raakt door een ongeluk, toen rond de eeuwwisseling de wieken in ba lans moesten worden gebracht. Het was dezelfde die later de dood vond bij de afbraak van de Lönse meule op de Molenhof. In 1937 heeft de familie Stoks de Petrus molen overgenomen en is de molen geheel gerestaureerd. In 1940 is de kap weggewaaid waarna herstel volgde. In de be ruchte oktoberdagen van 1944 dien de hij als schuilplaats voor verschil digen steeds opnieuw aanleiding gaf "om eens een kijkje te komen nemen naar de nieuwe dingen, die men hier toepaste, is een ander facet van de ze met de Petrus gespaard gebleven molen. De Nooit-Gedacht die velen een veilig onderdak geboden heeft in de oorlogsdagen, werd door gra- naatvuur getroffen, doch kon in 19471948 geheel hersteld en ge moderniseerd worden. ST. CATHARINAMOLEN In 1893 gaf de heer Koonings, die o.a. als molenaar werkzaam geweest was op de watermolen in Vierlings beek en bii de standaardmolen van de fam. Laurensse de molenbouwers Wijnhoven en Poels uit Venray op dracht om de St. Catharinamolen in Leunen te bouwen. Ook hier weer de klassieke bergmolen, die onder de kap trots de woord droeg: Oost-West Thuis Best. Het is de enigste molen die in de ze contreien ooit op hol is geslagen. Bij een storm zijn de wieken losge slagen en volgens de verhalen moe ten zij zo snel gedraaid hebben, dat ze niet meer té zien waren. Of dat nu allemaal wel klopt is niet te ach terhalen. Wel is een feit dat in 1915 de molenaar in de molen dusdanig kwam te vallen dat men de dood moest constateren. Familie kwam te hulp totdat in 1929 molenaar Derks het roer weer in handen kon geven van een jonge Koonings. In 1944 zijn de laatste uren van deze Catharina molen geteld. Of de Duitsers of de Engelsen de ze molen hebben vernield blijft een vraag. Geen vraag is dat hij in de periode dat de Engelsen Leunen overdag bezet hadden, hij in zeke re nacht de lucht invloog. Maar 's nachts was Leunen dan gewoon lijk Duits. Een definitief einde van de .Catharinamolen was het wel. ANTONIUSMOLEN Eenzelfde lot was ook beschoren de Antoniusmolen, die in 1897 ge bouwd werd halfweg Oostrum. Ge bouwd in opdracht van molenaar H. van Aarssen, die toen nog pachter was van de Lönse meule. Ook hier waren het de Gebroeders Wijnhoven en Grad Poels, die hun naam als molenbouwers eer aan de den. Met de Petrusmolen, de Catha- rina en Nooit Gedacht een sterke combinatie op de vier hoeken van Venray, die de Lönse meule 'n zwa re concurrentie opdrongen, waaraan hij leterlijk en figuurlijk ten gronde ging. Van Aarssen met zijn 4 zonen, mulders als hij, bliezen hun partij mee en de Antonius had de wind in de wieken. Later in de twintiger jaren zwier ven ze uit en werd M. van Aarssen alleen-heerser op de Antonius, die steeds opnieuw gemoderniseerd en verbeterd werd. Tot ook hier de Duitsers een einde maakten aan de ze reus, die wind en stormen trot seerde, maar het dynamiet van de bezetter niet vermalen kon. In 1944 veranderde de trotse molen in een puinhoop. Een derde slachtofferwas de Oir- lose molen. OIRLOSE MOLEN Bij al deze molens mogen we ze ker niet een van de oudste molens in het Venrayse land vergeten, de Oirlose molen, die in tegenstelling tot zijn andere makkers, geen berg molen, maar een doodgewone veld- molen was. Dat heeft wel eens tot gevolg gehad dat een hond door de wieken geraakt werd en dat zelfs een van de dochters van de mole naar aan de wieken is blijven han gen en een reis van 12 meter hoog heeft gemaakt. Voor het zover was, was de molen eigendom geweest van de Körver, een oud molenaarsge slacht, dat nu in Boxmeer in Hen- drix veevoederfabrieken nog aande len heeft. Wanneer deze molen gebouwd is, is onbekend. Op de molen zelf was het jaartal 1843 aangebracht, maar er wordt beweerd dat hij ouder was. Nadat Hendrix de molen geëxploi teerd had kwam hij in handen van de mulder Joosten uit Horst, die hem in 1921 overdeed aan de familie Mi chels. Ook deze molen heeft in Oir- lo steeds rustig zijn werk gedaan, maar werd in november 1944 als zo vele van zijn makkers door de te rugtrekkende Duitsers opgeblazen. WATERMOLENS Deze uiteraard summiere opsom ming van molens rond de jaarwis seling mag niet onvermeld laten de watermolens, die toen nog in het be drijf waren. De bekendste en waar schijnlijk ook de oudste van deze molens was de Rosmolen. In de ge schiedenis van de heren van Broek huizen wordt de Rosmolen al ge noemd. De naam schijnt ontleend te zijn aan de oliemalerij, die daar ook ge beurde en waarbij de hulp van paar den werd ingeroepén. Voor ruim 100 jaren is de oude en grote watermo len afgebroken en een kleinere her bouwd. In 1896 kwam de familie Derkx als molenaars op deze molen, die voordien bediend was door de familie v. d. Heuvel, beter bekend als de Hekkens. De molen, die in eigendom is van het kasteel van Geysteren, bezorgde de boeren veel last, naast veel gemak. Om namelijk behoorlijk te kunnen malen, was 'n bepaalde waterstand noodzakelijk. Maar deze waterovervloed kwam de afwatering van de gronden langs de Molenbeek niet ten goede, reden waarom in 1928 de zgn. waterrech ten uitgekocht werden en de molen tot stilstaan gedoemd werd. Het heeft intussen nog tot 1930 geduurd voordat de normalisatie van de beek de wateroverlast beëindigde. HEYDSE MOLEN De jongste molen onder de Ven rayse was de Heydse molen, die in 1904 gebouwd is in opdracht van een coöperatie van 17 Heydse boeren. Wèer waren het de Gebr. Wijnho ven en Grad Poels die deze karwei op zich namen. Een karwei waar overigens de hulp van alle Heidse boeren werd ingeroepen, zeker toen het wiekenkruis in het binnenwerk, wat uit Maas en Waal kwam van een molen die daar gesloopt werd, moest worden aangebracht. De heer Simons, die al mulder was op de Lönse meule kwam hier als molenaar, maar werd in 1917 als zo danig praktisch uitgeschakeld toen hij zijn arm verloor door een onge luk in de molen. De molen bleef zijn plicht doen ten nutte van de intussen groeiende coöperatie tot de oorlog kwam. In tussen had een der jongeren Simon sen de „vang" overgenomen en daar mede het beheer over de molen. De oorlog bracht ook hier zijn moeilijkheden, net als op iedere an dere molen, waar rogge en weit wel eens stiekum gemalen moesten wor den. In de bevrijdingsdagen was het 'n goede schuilplaats voor velen, maar de Duitsers brachten hun afweerge schut ook onder in de molen en dat was minder plezierig. Gelukkig is van springen geen sprake geweest, al was de molen ondermijnd en was dit een van de weinige molens, die uiteindelijk overbleven. De groei van de plaatselijke afdeling der LLTB en de steeds groter wordende concur rentie van de machines waarover la ter meer waren er oorzaak van dat )in 1960 het besluit viel om de Heyd se molen te slopen. De molen tus sen Afferden en Blijenbeek is met de afkomende zware materialen van deze molen weer opgeknapt. CAMPS MOLEN EN SMAKTERMOLEN Aan dezelfde Molenbeek nomen est nomen lag in Geysteren de watermolen de Spieker en in Oos trum de Oostrumse molen. Deze wa termolen was ook al een oude, ge trouwe, die de familie Caimps inder tijd nog heeft overgenomen van de Franse Domeinen. Ook hier werd de waterhuishouding verstoord door de watermolen, reden waarom mulder Camps al vrij gauw overstapte op de toen al goedkopere en vluggere machine en in 1917 de waterrechten uitkocht. Hiermede was ook de Oos trumse watermolen een stuk antiek geworden. Ditzelfde lot trof ook de watermo len aan de Smakt, tot dan in bezit van de familie Asselberghs. Hier aws de regeling van de Loobeek oor zaak van het feit dat de waterrech ten op deze molen vervielen. Of aan de Overloonseweg nabij café de Nieuwmolen ook een water molen gestaan heeft nabij de Loo beek is uiteraard wel mogelijk, maar was niet te achterhalen. MECHANISATIE Uit dit overzicht hoe onvolledig ook blijkt dus wel allerduidelijkst dat de Venrayse boeren met hun granen terecht konden bij verschil lende mulders. Hieruit blijkt ook dat het landschap in en rond onze ge meente gekenmerkt werd door ver schillende molens en dat we zelfs gerenommeerde molenbouwers als inwoners hadden. Maar rond diezelfde eeuwwisseling luidt de industriële revolutie het einde van de molenaar in. In de ste den komen stoommachines, die het op kunnen nemen tegen de van wind zo afhankelijke molen. Daarnaast worden in het middenwesten van de Verenigde Staten steeds groter vlak ten ontgonnen met de stoomploeg. De graanmaaier komt daar al in 1860 en de maaidorser in 1880. Er ontstaat een grote invoer van harde, Amerikaanse tarwe (triticum durum) in Europa, die een betere bakkwali- teit blijkt te bezitten dan de inland se, zachte tarwe. Er ontstaan hier dan ook grote meelfabrieken in de steden. VEEVOEDERF ABRIKANTJES De toestand verandert zodanig, dat in de steden de molens eigenlijk al overbodig zijn. In de dorpen hand haven ze zich nog, voornamelijk ech ter als loonmalerijen voor de boe ren. Dat wil dus zeggen, dat de mo lenaar in een volkomen afhankelij ke positie is gekomen. De boeren op de betere gronden laten vooral vier produkten malen: tarwe, gerst, ha ver en erwten, alsmede ingevoerde maïs. Al malende mengt de molenaar dat zodat de boer gemengd meel thuis bezorgd krijgt (de molenaar haalt en brengt nu alles). Zo doen de mengvoeders al rond 1900 hun intrede bij de boer. Alles wordt per mud afgerekend: 1 mud (hectoliter) tarwe, maïs en erwten is 80 kg, een mud gerst 60 kg en een mud haver 50 kg. Doch reeds vóór de eerste wereld oorlog gaan de meelfabrieken inzien, dat zij hun afvallen zélf kunnen verwerken tot veevoeder. Dan be gint de eindstrijd, nl. die tussen de moderne mengvoederfabrikant en de ouderwetse molenaar. We hebben gezien dat bv. al in de Lönse meule en in andere Venrayse molens stoommachines en later de zgn. diesels hun intrede gedaan heb ben. Men wilde niet meer en kon trouwens ook niet meer afhankelijk zijn van de wind, want de concur rentie op de graan- en mengvoeders' markt was bitter hard. De molen werd een show-stukje en het is heus geen wonder dat na de ver woesting van verschillende molens er geen enkele meer is opgebouwd. Ze waren uit de tijd en een moder ne hal leverde vlotter en beter werk dan de oude romantische molens. Hiermede is de molenaar wel ge baat, het landschap echter niet. Het is ook daarom dat bv. tegen de afbraak van de Heydse molen ge ageerd is, maar 't economische heeft gezegevierd en daarom is ook de Heide zijn merkteken kwijt gewor den. Die van Merselo, de Nooit Gedacht is mede dank zij de hulp van de verenigingen „De Hollandse Molen" weer eens geheel gerestaureerd, maar de molenaar heeft er weinig aan. Hij heeft jaren gevochten om er een graansilo van te kunnen ma ken. Een gevecht, dat hij uiteinde lijk gewonnen heeft, maar dat dan ook betekent dat het hele binnen werk er uit moet en de molen dus feitelijk een ,dood ding" wordt. Men kan dat de molenaar niet kwalijk nemen, die heeft een molen om zijn bedrijf te dienen en kan van de ver siering van het landschap niet leven. Gelukkig dat de Petrusmolen met het afkomend materiaal van deze Nooit Gedacht nu in zijn oude staat wordt gebracht en inderdaad over enige tijd (de spullen liggen klaar) weer het beeld zal tonen van de mo lens uit de eeuwwisseling. En molenaar Stoks is van plan de wieken hun vrij spel te laten spe len, als het maar even kan, zodat we mogen vertrouwen dat deze ene tot in lengte van dagen liet land schap ten zuiden van de kom zal blijven sieren, als een waardige re in alle hoeken van onze gemeente presentant van de vele molens, die eertijds stonden als het zoveelste waarteken van ons Venray. Het oude lied wat op de kaar van de Nooit Gedacht stond geschreven: Op de laatste dag der week Op de laatste dag der maand Op de laatste dag van het jaar Op de laatste dag der eeuw waren wij weer bereid tot het malen van boekweit is door machines en modernere ap paratuur overgenomen. Moge echter de Petrus Molen de gedachtenis vast blijven houden aan al die oude mo lens in onze gemeente, die het land schap zo'n uitgesproken karakter ga ven, doch in de nood der tijden en door de vooruitgang van het leven ondergingen van zaterdag 5 april 1913 - Met genoegen kunnen wij mel den, dat het Post-, Telegraaf- en Telefoonkantoor alhier, met ingang van 16 april a.s. op werkdagen de gehele dag door zal worden openge steld en wel van des voormiddags 8 uur tot des avonds 9 uur. Zondag had in het Patronaat alhier de tentoonstelling plaats van de tekeningen, vervaardigd door de leerlingen van de Patronaats-teken- school. Een zeer talrijk publiek be zocht het Patronaat en bezichtigde de mooi afgewerkte tekeningen van onze jeugdige smeden, timmerlieden, meubelmakers, metselaars enz. Bij de sluiting had een prijsuit reiking plaats, een nieuwtje voor Venray. Die hiervoor in aanmerking kwamen waren: A. Pijpers, Th. Beerkens (bij voorkeur toegewezen), J. Peeters, Frans en Karei van Ber gen, P. Smits, H. Janssen, Martin en Martinus Wijnhoven, M. Laurensse en P. Oudenhoven. In de Parochiekerk alhier zul len morgen, zondag, 81 jongens en 57 meisjes hun plechtige Communie doen. Op de voordrachtenwedstrijd te Baarlo behaalde onze dorpsgenoot, de heer Hub. Lucassen de 2e prijs. Op 5 mei a.s. hoopt men de stoomtramlijn VenloNijmegen te openen. Behalve de personenwagens zullen 63 goederenwagens in gebruik worden gesteld. NIEUWS UIT VENRAY EN OMGEVING Van zaterdagmiddag 12 uur tot zondagnacht 2 uur DR. W. J. A. BLOEMEN Stationsweg 5 Telefoon 1465 Uitsluitend voor spoedgevallen! ZONDAGSDIENST GROENE KRUIS Zr. T. TACKEN Landweertweg 22 Telefoon 1629 GROENE KRUIS Donderdag a.s. Zuigelingen-bureau voor de Kom. ZIEKENAUTO bel 04780-1592 b.g.g. 2116 ZONDAGSDIENST VERLOSKUNDIGEN van zaterdag 12 uur tot zondag nacht 2 uur. Vroedvrouw Krujjsen-Meesters Julianasingel 41-43 - Venray. Tel. 1061 (04780) b.g.g. 1152 AMERIKAANSE VENRAYER. Men stuurde ons uit Chadron uit de staat Nebraska van de Verenigde Staten van Amerika een krant toe, waarin een artikel gewijd was aan een zekere Martien Janssen, geboor tig uit Venray. Uit dat artikel bleek dat op 5 maart een der bekendste veteranen- clubs uit de eerste werledoorlog een soort revue zouden opvoeren, waar in speciale aandacht geschonken zou worden aan deze oud-Venraynaar, die zich als soldaat in het Ameri kaanse leger gedurende 19141918 op de slagvelden van Frankrijk dus danig geweerd heeft, dat hij de hoogste oorlogsonderscheidingen van de Verenigde Staten mocht ontvan gen. De gouverneur van de staat Ne braska en vele andere autoriteiten zouden bij de opvoering van deze „show" aanwezig zijn. Doch op de dag van de uitvoering 5 maart j.l. stierf vrij plotseling de echtgenote van deze oud-Venraynaar, zodat de eerste opvoering, waaraan verbon den zijn huldiging zonder hem door moest gaan. Genoemde Martien Janssen is ge boortig van de Brabander. Hij is in 1914 vlak voor het uitbreken van de le wereldoorlog naar Amerika ger emigreerd, mede op instignatie van

Peel en Maas | 1963 | | pagina 1