DE K0REHM0LENS
in land en sheek
Uit Peel en Haas
Zondagsdienst huisartsen
VRIJDAG 29 MAART 1963 No. 13
VIER EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN raJSKpER ITOART AAL ïsO (buiten Venray f 1.75)
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652
OPKOMST EN ONDERGANG VAN
VENRAYSE MOLENS
Er was een tijd, dat de mens als
nomade over de aarde trok. Hij
leefde van jacht, visserij en het ver
zamelen van eetbare plantendelen.
De hond werd zijn eerste metgezel,
later kwamen schaap, geit, rund,
paard en kleinere huisdieren. Uit
wilde planten selecteerde hij zijn
landbouwgewassen. Vooral voor
grassen had hij belangstelling, want
die hadden een melige zaadkorrel.
Daaruit selecteerde hij al zijn gra
nen. Lang daarvóór had hij echter
de meest uiteenlopende zaadkorrels
vermalen, tot de zaadjes uit de bot
tels van de rosa hugosa toe.
Hij ging malen, zeiden wij. Eigen
lijk is dat niet juist. Hij ging eerst
stampen in een uitgehold stuk hard
hout, later in stenen of metalen
mortieren. Het latijnse woord voor
bakker is dan ook pistor, dat „hij
die stampt" betekent. Rijstpellen
door middel van stampen is trou
wens nóg bekend.
.Reeds in het Oudsteentijdperk ver
vangt de mensen in vele landen de
vijzel door wrijfstenen, waartussen
granen en zaden fijn gemalen wor
den. Er is dan een platte ondersteen
waarop het graan wordt gelegd (de
ligger). Daarop komt een ..loper"
waarin twee gaten zaten. In die ga
ten kwamen handvaten .zodat de
steen heen en weer bewogen kon
worden. Later is er maar één hand
vat zodat de steen rond gedraaid
werd. De uitvinding van twee ronde
molenstenen op één spil is tegen
het einde van de Bronstijd op aller
lei plaatsen gedaan. Meestentijds
kiest men als steensoort basalt. De
middellijn is ongeveer 50 cm en de
stenen zijn 5 cm. d;k. Daarna gaat
de ontwikkeling verder. De loper
wordt gegroefd, er komen molens
waar men omheen kan lopen en
waarvoor men trekdieren spannen
kan.
In Rome ontstaan de eerste mo
lens die door waterraderen aange
dreven worden en die een mechani
sche meel- en broodfabrieage moge
lijk maken. Doch in vele streken
blijft het dagelijkse malen van tar
we, rogge en gerst het werk van de
huisvrouw of de slaven. De Bijbel
bevat vele tientallen toespelingen en
beschrijvingen van het handmalert
Wanneer men in ons land voor
het eerst natuurkrachten (wind en
water) voor het malen heeft ge
bruikt, is niet bekend. Sommigen
menen ,dat dit in de tijd van Karei
de Grote reeds het geval moet zijn
geweest, anderen menen van in de
vroege Middeleeuwen. Dit laatste in,
verband met de kruistochten, waar
door bewoners in onze streken de
windmolens uit het nabije oosten
zouden hebben leren kennen. Inder
daad komen in de Middeleeuwen al
lerlei soorten molens op: de koren
molens in hun tientallen vormen,
watermolens (ook weer voor de ma
lerij, later ook voor de zagerij) en
het laatst de houtzaagmolens en olie
molens. Tenslotte volgen ook de be
malingsmolens bij de droogmake
rijen.
Vanaf het einde der middeleeuwen
tot 1914 toe heeft ieder plaats in
Nederland tenminste een korenmo
len. Dit was noodzakelijk omdat
men voor de broodvoorziening ge-
heel van de molenaar afhankelijk
was geworden. In de volksoverleve
ringen gaat de molenaar een grote
rol spelen. Zijn bouwsels spreken
tot de verbeelding, zijn gebruikma
ken van de natuurkrachten wekt
gauw de indruk van de op~goede voet
te staan met de duivel en vaak wor
den hem bovennatuurlijke krachten
toegeschreven.
DE BOSSCHE MEULE
Venray kende omstreeks de eeuw
wisseling een 8-tal molens.
Op de eerste plaats de molen die
stond, waar nu het Molenplein de
naam van vasthoudt. Dit was de op
volger van de zgn. Bossche molen
die eertijds achter de Hagel weg op
de zgn. Meuleklef gestaan heeft en
eigendom was van de familie Lau-
rensse.
Toen deze bouwvallig werd is hij
afgebroken en herbouwd nabij het
huidige Molenplein. Ook de naam
van de straat bij de Henseniusschool
het „Molenpad" houdt de herinne
ring aan deze molen vast.
Bekend van deze „standaard-mo
len" is een houten geval dat
hij eigendom was van de familie
Laurensse, later overging naar de
familie Hoedemaekers en tenslotte
gekocht werd door de familie Stoks.
Verschillende malen is de bliksem
in deze molen geslagen en hebben
stormen hem van kap en wieken be
roofd. Door ouderdom is hij een
roemloze dood gestorven.
DE LöNSE MEULE
Een andere vrij legendarische mo
len is de grote knaap geweest die
stond op de Molenhof. Een grote
bergmolen, die doordat de Grote
Kerk er geld in gestoken had, uit
eindelijk waarschijnlijk tegen het
einde van de 19e eeuw eigendom
van deze kerk werd. Molenaars op
deze molen, die hem gepacht hadden
van de grote kerk, waren o.a. H. v.
lende families. Een granaat heeft de
molen wel getroffen, doch geen on
herstelbare schade aangebracht.
NOOIT GEDACHT
In 1867 bouwde S. v. d. Brekel,
een molenaar uit Haien N.B. in Mer-
selo de molen „Nooit-Gedacht". Een
bijzonder goed gebouwde molen, die
door vuurtorenbouwers zodanig is
gemetseld dat hij altijd kurkdroog
blijft.
De Nooit-Gedacht werd in 1881
gekocht door M. Michels, wiens zoon
reeds enige tijd op deze molen werk
te. Toen deze Frans in 1888 een
gezin stichtte nam hij hem over, om
in 1921 de molen weer over te doen
aan zijn zoon. in wiens eigendom hij
tot voor enkele jaren gebleven is.
Dat intussen de 4e generatie Michels
op deze molen werkt is bijna van
zelfsprekend.
Dat de feitelijke opvolger Frans
Michels zijn jonge leven gaf als hel
per der geallieerden en dat deze mo
len een grote rol heeft gespeeld in
het leven der onderduikers heeft
hem voor de buitenwereld een even
droeve als vermaarde naam gegeven.
Dat de molen zelf voor de deskun-
St. Petrus-molen.
In deze omgeving is
deze melen beter be
kend als Gitzels-
meule en is gelegen
op de Wieën.
(Foto: G. Kruijsen)
Aarssen, de bouwer van de Anto-
niusmolen in Lull; Leiendekker en
een zekere Janssen uit Didam.
Rond de eeuwwisseling pachtten
een stel Leunse boeren de molen,
die algemeen bekend stond als de
„Lönse meule". Molenaars in'dienst
van deze coöperatie waren o.a.
Groothuizen, Simons (zie Heidse
molen) en Jacq. Folbers. De molen
kon, ondanks het feit dat hierin al
een stoommachine geplaatst was, die
op windstille dagen een handje
hielp, niet meer op tegen de con
currentie van de St. Catrarinamolen
(Kooning Leunen), de Petrusmolen
(Gitzeis Venray), de Antoniusmolen
(van Aarssen Lull) en de Nooit Ge-
dagt (Michels in Merselo).
Het kerkbestuur wilde er van af
en genoemde molenaars zagen hier
hun kans. In 1918 kochten deze 4
mulders de Lönse meule voor af
braak en was zijn lot bezegeld. Hij
werd totaal gesloopt, waarbij een
der betrokkenen t.w. Joh. Gitzeis,
nog de dood vond, doordat hij door
vallend muurwerk werd getroffen.
Bij de afbraak bleek dat de mo
len nog gemetseld was met rogge
meel en dat hij een of meerdere ma
len gebrand moet hebben. Verschil
lende balken waren geheel of ge
deeltelijk verkoold....
ST. PETRUS MOLEN
In de Wieën had in 1856 Joh. Git
zeis intussen de Petrus molen ge
bouwd ,de molen die thans nog al
tijd als Gitzelsmolen de naam vast
houdt aan dit molenaarsgeslacht dat
tot 1937 eigenaar geweest is van de
ze machtige kolos, die weliswaar zijn
wieken en kap in 'n storm van 1940
verloor, maar nog altijd daar in het
zuiden van Venray-kom de herin
nering vasthoudt aan lang vervlogen
dagen. Al staat nog altijd het gebed:
St. Petrus-molen
wil God bewaren
voor vuur en stormen
nog 100 jaren
in steen boven de entree, toch is de
ze molen de ongelukken niet be
spaard gebleven. Behalve de vernie
lingen door storm, is de molenaar J.
Gitzeis zijn been hierin kwijt ge
raakt door een ongeluk, toen rond
de eeuwwisseling de wieken in ba
lans moesten worden gebracht. Het
was dezelfde die later de dood vond
bij de afbraak van de Lönse meule
op de Molenhof.
In 1937 heeft de familie Stoks de
Petrus molen overgenomen en is de
molen geheel gerestaureerd.
In 1940 is de kap weggewaaid
waarna herstel volgde. In de be
ruchte oktoberdagen van 1944 dien
de hij als schuilplaats voor verschil
digen steeds opnieuw aanleiding gaf
"om eens een kijkje te komen nemen
naar de nieuwe dingen, die men hier
toepaste, is een ander facet van de
ze met de Petrus gespaard gebleven
molen. De Nooit-Gedacht die velen
een veilig onderdak geboden heeft
in de oorlogsdagen, werd door gra-
naatvuur getroffen, doch kon in
19471948 geheel hersteld en ge
moderniseerd worden.
ST. CATHARINAMOLEN
In 1893 gaf de heer Koonings, die
o.a. als molenaar werkzaam geweest
was op de watermolen in Vierlings
beek en bii de standaardmolen van
de fam. Laurensse de molenbouwers
Wijnhoven en Poels uit Venray op
dracht om de St. Catharinamolen in
Leunen te bouwen. Ook hier weer
de klassieke bergmolen, die onder de
kap trots de woord droeg: Oost-West
Thuis Best.
Het is de enigste molen die in de
ze contreien ooit op hol is geslagen.
Bij een storm zijn de wieken losge
slagen en volgens de verhalen moe
ten zij zo snel gedraaid hebben, dat
ze niet meer té zien waren. Of dat
nu allemaal wel klopt is niet te ach
terhalen. Wel is een feit dat in 1915
de molenaar in de molen dusdanig
kwam te vallen dat men de dood
moest constateren. Familie kwam te
hulp totdat in 1929 molenaar Derks
het roer weer in handen kon geven
van een jonge Koonings. In 1944 zijn
de laatste uren van deze Catharina
molen geteld.
Of de Duitsers of de Engelsen de
ze molen hebben vernield blijft een
vraag. Geen vraag is dat hij in de
periode dat de Engelsen Leunen
overdag bezet hadden, hij in zeke
re nacht de lucht invloog. Maar
's nachts was Leunen dan gewoon
lijk Duits. Een definitief einde van
de .Catharinamolen was het wel.
ANTONIUSMOLEN
Eenzelfde lot was ook beschoren
de Antoniusmolen, die in 1897 ge
bouwd werd halfweg Oostrum. Ge
bouwd in opdracht van molenaar H.
van Aarssen, die toen nog pachter
was van de Lönse meule.
Ook hier waren het de Gebroeders
Wijnhoven en Grad Poels, die hun
naam als molenbouwers eer aan de
den. Met de Petrusmolen, de Catha-
rina en Nooit Gedacht een sterke
combinatie op de vier hoeken van
Venray, die de Lönse meule 'n zwa
re concurrentie opdrongen, waaraan
hij leterlijk en figuurlijk ten gronde
ging.
Van Aarssen met zijn 4 zonen,
mulders als hij, bliezen hun partij
mee en de Antonius had de wind
in de wieken.
Later in de twintiger jaren zwier
ven ze uit en werd M. van Aarssen
alleen-heerser op de Antonius, die
steeds opnieuw gemoderniseerd en
verbeterd werd. Tot ook hier de
Duitsers een einde maakten aan de
ze reus, die wind en stormen trot
seerde, maar het dynamiet van de
bezetter niet vermalen kon. In 1944
veranderde de trotse molen in een
puinhoop.
Een derde slachtofferwas de Oir-
lose molen.
OIRLOSE MOLEN
Bij al deze molens mogen we ze
ker niet een van de oudste molens
in het Venrayse land vergeten, de
Oirlose molen, die in tegenstelling
tot zijn andere makkers, geen berg
molen, maar een doodgewone veld-
molen was. Dat heeft wel eens tot
gevolg gehad dat een hond door de
wieken geraakt werd en dat zelfs
een van de dochters van de mole
naar aan de wieken is blijven han
gen en een reis van 12 meter hoog
heeft gemaakt. Voor het zover was,
was de molen eigendom geweest van
de Körver, een oud molenaarsge
slacht, dat nu in Boxmeer in Hen-
drix veevoederfabrieken nog aande
len heeft.
Wanneer deze molen gebouwd is,
is onbekend. Op de molen zelf was
het jaartal 1843 aangebracht, maar
er wordt beweerd dat hij ouder was.
Nadat Hendrix de molen geëxploi
teerd had kwam hij in handen van
de mulder Joosten uit Horst, die hem
in 1921 overdeed aan de familie Mi
chels. Ook deze molen heeft in Oir-
lo steeds rustig zijn werk gedaan,
maar werd in november 1944 als zo
vele van zijn makkers door de te
rugtrekkende Duitsers opgeblazen.
WATERMOLENS
Deze uiteraard summiere opsom
ming van molens rond de jaarwis
seling mag niet onvermeld laten de
watermolens, die toen nog in het be
drijf waren. De bekendste en waar
schijnlijk ook de oudste van deze
molens was de Rosmolen. In de ge
schiedenis van de heren van Broek
huizen wordt de Rosmolen al ge
noemd.
De naam schijnt ontleend te zijn
aan de oliemalerij, die daar ook ge
beurde en waarbij de hulp van paar
den werd ingeroepén. Voor ruim 100
jaren is de oude en grote watermo
len afgebroken en een kleinere her
bouwd. In 1896 kwam de familie
Derkx als molenaars op deze molen,
die voordien bediend was door de
familie v. d. Heuvel, beter bekend
als de Hekkens. De molen, die in
eigendom is van het kasteel van
Geysteren, bezorgde de boeren veel
last, naast veel gemak. Om namelijk
behoorlijk te kunnen malen, was 'n
bepaalde waterstand noodzakelijk.
Maar deze waterovervloed kwam
de afwatering van de gronden langs
de Molenbeek niet ten goede, reden
waarom in 1928 de zgn. waterrech
ten uitgekocht werden en de molen
tot stilstaan gedoemd werd. Het
heeft intussen nog tot 1930 geduurd
voordat de normalisatie van de beek
de wateroverlast beëindigde.
HEYDSE MOLEN
De jongste molen onder de Ven
rayse was de Heydse molen, die in
1904 gebouwd is in opdracht van een
coöperatie van 17 Heydse boeren.
Wèer waren het de Gebr. Wijnho
ven en Grad Poels die deze karwei
op zich namen. Een karwei waar
overigens de hulp van alle Heidse
boeren werd ingeroepen, zeker toen
het wiekenkruis in het binnenwerk,
wat uit Maas en Waal kwam van
een molen die daar gesloopt werd,
moest worden aangebracht.
De heer Simons, die al mulder was
op de Lönse meule kwam hier als
molenaar, maar werd in 1917 als zo
danig praktisch uitgeschakeld toen
hij zijn arm verloor door een onge
luk in de molen.
De molen bleef zijn plicht doen ten
nutte van de intussen groeiende
coöperatie tot de oorlog kwam. In
tussen had een der jongeren Simon
sen de „vang" overgenomen en daar
mede het beheer over de molen.
De oorlog bracht ook hier zijn
moeilijkheden, net als op iedere an
dere molen, waar rogge en weit wel
eens stiekum gemalen moesten wor
den.
In de bevrijdingsdagen was het 'n
goede schuilplaats voor velen, maar
de Duitsers brachten hun afweerge
schut ook onder in de molen en dat
was minder plezierig. Gelukkig is
van springen geen sprake geweest,
al was de molen ondermijnd en was
dit een van de weinige molens, die
uiteindelijk overbleven. De groei van
de plaatselijke afdeling der LLTB en
de steeds groter wordende concur
rentie van de machines waarover la
ter meer waren er oorzaak van dat
)in 1960 het besluit viel om de Heyd
se molen te slopen. De molen tus
sen Afferden en Blijenbeek is met
de afkomende zware materialen van
deze molen weer opgeknapt.
CAMPS MOLEN EN
SMAKTERMOLEN
Aan dezelfde Molenbeek nomen
est nomen lag in Geysteren de
watermolen de Spieker en in Oos
trum de Oostrumse molen. Deze wa
termolen was ook al een oude, ge
trouwe, die de familie Caimps inder
tijd nog heeft overgenomen van de
Franse Domeinen. Ook hier werd de
waterhuishouding verstoord door de
watermolen, reden waarom mulder
Camps al vrij gauw overstapte op
de toen al goedkopere en vluggere
machine en in 1917 de waterrechten
uitkocht. Hiermede was ook de Oos
trumse watermolen een stuk antiek
geworden.
Ditzelfde lot trof ook de watermo
len aan de Smakt, tot dan in bezit
van de familie Asselberghs. Hier
aws de regeling van de Loobeek oor
zaak van het feit dat de waterrech
ten op deze molen vervielen.
Of aan de Overloonseweg nabij
café de Nieuwmolen ook een water
molen gestaan heeft nabij de Loo
beek is uiteraard wel mogelijk, maar
was niet te achterhalen.
MECHANISATIE
Uit dit overzicht hoe onvolledig
ook blijkt dus wel allerduidelijkst
dat de Venrayse boeren met hun
granen terecht konden bij verschil
lende mulders. Hieruit blijkt ook dat
het landschap in en rond onze ge
meente gekenmerkt werd door ver
schillende molens en dat we zelfs
gerenommeerde molenbouwers als
inwoners hadden.
Maar rond diezelfde eeuwwisseling
luidt de industriële revolutie het
einde van de molenaar in. In de ste
den komen stoommachines, die het
op kunnen nemen tegen de van wind
zo afhankelijke molen. Daarnaast
worden in het middenwesten van de
Verenigde Staten steeds groter vlak
ten ontgonnen met de stoomploeg.
De graanmaaier komt daar al in
1860 en de maaidorser in 1880. Er
ontstaat een grote invoer van harde,
Amerikaanse tarwe (triticum durum)
in Europa, die een betere bakkwali-
teit blijkt te bezitten dan de inland
se, zachte tarwe. Er ontstaan hier
dan ook grote meelfabrieken in de
steden.
VEEVOEDERF ABRIKANTJES
De toestand verandert zodanig, dat
in de steden de molens eigenlijk al
overbodig zijn. In de dorpen hand
haven ze zich nog, voornamelijk ech
ter als loonmalerijen voor de boe
ren. Dat wil dus zeggen, dat de mo
lenaar in een volkomen afhankelij
ke positie is gekomen. De boeren op
de betere gronden laten vooral vier
produkten malen: tarwe, gerst, ha
ver en erwten, alsmede ingevoerde
maïs.
Al malende mengt de molenaar
dat zodat de boer gemengd meel
thuis bezorgd krijgt (de molenaar
haalt en brengt nu alles). Zo doen
de mengvoeders al rond 1900 hun
intrede bij de boer. Alles wordt per
mud afgerekend: 1 mud (hectoliter)
tarwe, maïs en erwten is 80 kg, een
mud gerst 60 kg en een mud haver
50 kg.
Doch reeds vóór de eerste wereld
oorlog gaan de meelfabrieken inzien,
dat zij hun afvallen zélf kunnen
verwerken tot veevoeder. Dan be
gint de eindstrijd, nl. die tussen de
moderne mengvoederfabrikant en
de ouderwetse molenaar.
We hebben gezien dat bv. al in de
Lönse meule en in andere Venrayse
molens stoommachines en later de
zgn. diesels hun intrede gedaan heb
ben. Men wilde niet meer en kon
trouwens ook niet meer afhankelijk
zijn van de wind, want de concur
rentie op de graan- en mengvoeders'
markt was bitter hard. De molen
werd een show-stukje en het is
heus geen wonder dat na de ver
woesting van verschillende molens
er geen enkele meer is opgebouwd.
Ze waren uit de tijd en een moder
ne hal leverde vlotter en beter werk
dan de oude romantische molens.
Hiermede is de molenaar wel ge
baat, het landschap echter niet.
Het is ook daarom dat bv. tegen de
afbraak van de Heydse molen ge
ageerd is, maar 't economische heeft
gezegevierd en daarom is ook de
Heide zijn merkteken kwijt gewor
den.
Die van Merselo, de Nooit Gedacht
is mede dank zij de hulp van de
verenigingen „De Hollandse Molen"
weer eens geheel gerestaureerd,
maar de molenaar heeft er weinig
aan. Hij heeft jaren gevochten om
er een graansilo van te kunnen ma
ken. Een gevecht, dat hij uiteinde
lijk gewonnen heeft, maar dat dan
ook betekent dat het hele binnen
werk er uit moet en de molen dus
feitelijk een ,dood ding" wordt. Men
kan dat de molenaar niet kwalijk
nemen, die heeft een molen om zijn
bedrijf te dienen en kan van de ver
siering van het landschap niet leven.
Gelukkig dat de Petrusmolen met
het afkomend materiaal van deze
Nooit Gedacht nu in zijn oude staat
wordt gebracht en inderdaad over
enige tijd (de spullen liggen klaar)
weer het beeld zal tonen van de mo
lens uit de eeuwwisseling.
En molenaar Stoks is van plan de
wieken hun vrij spel te laten spe
len, als het maar even kan, zodat
we mogen vertrouwen dat deze ene
tot in lengte van dagen liet land
schap ten zuiden van de kom zal
blijven sieren, als een waardige re
in alle hoeken van onze gemeente
presentant van de vele molens, die
eertijds stonden als het zoveelste
waarteken van ons Venray.
Het oude lied wat op de kaar van
de Nooit Gedacht stond geschreven:
Op de laatste dag der week
Op de laatste dag der maand
Op de laatste dag van het jaar
Op de laatste dag der eeuw
waren wij weer bereid
tot het malen van boekweit
is door machines en modernere ap
paratuur overgenomen. Moge echter
de Petrus Molen de gedachtenis vast
blijven houden aan al die oude mo
lens in onze gemeente, die het land
schap zo'n uitgesproken karakter ga
ven, doch in de nood der tijden en
door de vooruitgang van het leven
ondergingen
van zaterdag 5 april 1913
- Met genoegen kunnen wij mel
den, dat het Post-, Telegraaf- en
Telefoonkantoor alhier, met ingang
van 16 april a.s. op werkdagen de
gehele dag door zal worden openge
steld en wel van des voormiddags
8 uur tot des avonds 9 uur.
Zondag had in het Patronaat
alhier de tentoonstelling plaats van
de tekeningen, vervaardigd door de
leerlingen van de Patronaats-teken-
school. Een zeer talrijk publiek be
zocht het Patronaat en bezichtigde
de mooi afgewerkte tekeningen van
onze jeugdige smeden, timmerlieden,
meubelmakers, metselaars enz.
Bij de sluiting had een prijsuit
reiking plaats, een nieuwtje voor
Venray. Die hiervoor in aanmerking
kwamen waren: A. Pijpers, Th.
Beerkens (bij voorkeur toegewezen),
J. Peeters, Frans en Karei van Ber
gen, P. Smits, H. Janssen, Martin en
Martinus Wijnhoven, M. Laurensse
en P. Oudenhoven.
In de Parochiekerk alhier zul
len morgen, zondag, 81 jongens en 57
meisjes hun plechtige Communie
doen.
Op de voordrachtenwedstrijd te
Baarlo behaalde onze dorpsgenoot,
de heer Hub. Lucassen de 2e prijs.
Op 5 mei a.s. hoopt men de
stoomtramlijn VenloNijmegen te
openen. Behalve de personenwagens
zullen 63 goederenwagens in gebruik
worden gesteld.
NIEUWS UIT VENRAY
EN OMGEVING
Van zaterdagmiddag 12 uur tot
zondagnacht 2 uur
DR. W. J. A. BLOEMEN
Stationsweg 5 Telefoon 1465
Uitsluitend voor spoedgevallen!
ZONDAGSDIENST GROENE KRUIS
Zr. T. TACKEN Landweertweg 22
Telefoon 1629
GROENE KRUIS
Donderdag a.s.
Zuigelingen-bureau voor de Kom.
ZIEKENAUTO
bel 04780-1592 b.g.g. 2116
ZONDAGSDIENST
VERLOSKUNDIGEN
van zaterdag 12 uur tot zondag
nacht 2 uur.
Vroedvrouw Krujjsen-Meesters
Julianasingel 41-43 - Venray.
Tel. 1061 (04780) b.g.g. 1152
AMERIKAANSE VENRAYER.
Men stuurde ons uit Chadron uit
de staat Nebraska van de Verenigde
Staten van Amerika een krant toe,
waarin een artikel gewijd was aan
een zekere Martien Janssen, geboor
tig uit Venray.
Uit dat artikel bleek dat op 5
maart een der bekendste veteranen-
clubs uit de eerste werledoorlog een
soort revue zouden opvoeren, waar
in speciale aandacht geschonken zou
worden aan deze oud-Venraynaar,
die zich als soldaat in het Ameri
kaanse leger gedurende 19141918
op de slagvelden van Frankrijk dus
danig geweerd heeft, dat hij de
hoogste oorlogsonderscheidingen van
de Verenigde Staten mocht ontvan
gen.
De gouverneur van de staat Ne
braska en vele andere autoriteiten
zouden bij de opvoering van deze
„show" aanwezig zijn. Doch op de
dag van de uitvoering 5 maart j.l.
stierf vrij plotseling de echtgenote
van deze oud-Venraynaar, zodat de
eerste opvoering, waaraan verbon
den zijn huldiging zonder hem door
moest gaan.
Genoemde Martien Janssen is ge
boortig van de Brabander. Hij is in
1914 vlak voor het uitbreken van de
le wereldoorlog naar Amerika ger
emigreerd, mede op instignatie van