MAART I 100 jaar Roode Kruis 100 jaar naastenliefde Ylieum plannen uóói Ifyenbay-centuwi SI. AN1H0NIS WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN kSUL"r 1", Geestelijk artikel VRIJDAG 8 MAART 1963 No. 10 VIER EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 1050652 mm. ABONNEMENTS- 1.50 (bulten Venray 1.75) Solferino een dorpje in Noord-Italië. Het is 2 juni en er is oorlog, de oorlog van 1859 tussen Oostenrijk en Frankryk. Op deze hete zomerdag wordt de bloedigste strijd van de 19e eeuw gestreden. Als de avond valt zijn er ree dis 40.000 gesneuvelden en ligt een nog groter aantal gewonden te wachten op medische hulp, die niet komt. Die niet kan komen en die ook daarvoor nooit gekomen is. Er is geen medisch personeel ge noeg, verband en geneesmiddelen zijn ontoereikend bij zoveel ellende. Voor de 19e eeuw is bijna 50.000 doden een ontzettend aantal. De tijd daarna heeft geleerd dat zulke ge tallen gemakkelijk overtroffen kun nen worden. De 19e eeuw liet zijn gewonden op het slagveld achter of begenadigde hen omdat zij toch niet meer konden genezen. De 20e eeuw heeft echter een organisatie voor de zorg van de gewonden op het slagveld. Van wel ke kleur uniform of van welk bloc dat doet er niet toe, allen kunnen rekenen op de steun en de medische hulpmiddelen van het Rode Kruis. Deze vereniging kwam in 1863 tot stand door de jonge Zwitser, Jean Henri Dunant. Als jonge bankier kwam Dunant in Castiglione, een plaatsje in de buurt van Solferino aan, juist toen daar de gevechten gestaakt waren. Napoleon III had nl. geschrokken door het grote aantal slachtoffers, bevolen de strijd te sta ken. Dunant wilde de steun van Na poleon III vragen voor de bouw van molens in Algerië. Hij hoorde van' de ontelbare slachtoffers van de bloedige strijd en de even zovele ge wonden die, verstoken van elke me dische hulp, op het slagveld waren achtergelaten. Hij hoorde verder dat Napoleon de strijd had laten be ëindigen. Hij had dus Napoleon uit Italië kunnen volgen, maar hij bleef en hielp mee de gewonden van de slag velden naar elders over te brengen. Met weinigen tegen zo'n overmacht van steeds weer groeiende rijen ge wonden, alleen bij stervende solda ten, of bij gesneuvelden. Hij begreep dat voor een doeltreffende hulpver lening een heel leger gewondenver zorgers nodig zou z;jn. Dit denkbeeld liet hem niet los. Hij keerde naar Zwitserland terug vol van de gru welen van Solferino en vastbesloten dit leger van vrijwilligers in het le ven te roepen om een tweede Solfe rino te voorkomen. Met zijn boek „Un souvenir de Solferino" herinneringen aan Sol ferino probeerde hij de volksopi nie wakker te schudden voor een zaak die hen alleen aanging: de ge- wondenzorg in tijd van oorlog. Hij reisde de staatshoofden af om hen warm te maken voor zijn denkbeel den. Hij hield spreekbeurten en be legde vergaderingen. In 1863 slaagde hij erin dat afgevaardigden van 16 regeringen in Genève bijeen kwa men om te spreken over de gewon- denzorg op de slagvelden. Met groot enthousiasme werden Dunants plan nen aangenomen en unaniem be sloot men tot de oprichting van het „Comité Internationale de la Croix Rouge", het Internationale Roode Kruis. Als kenteken werd het Rode Kruis op een wit veld aangenomen. In de Mohammedaanse landen is dit „de rode Halve Maan" en in Iran „de Gouden Leeuw". Een jaar later werd de Conventie van Genève opgesteld, die met en kele wijzigingen tot op de dag van vandaag met de gewondenzorg in tijd van oorlog geregeld en werden de rechten van het Rode Kruis en de plichten van de oorlogvoerenden vastgelegd. Eerst veel later, in 1919, is daar de Ligne des sociëtes de la Croix Rouge de liga van Rode Kruisverenigingen bijgekomen, die speciaal de hulp in vredestijd, bij rampen e.d. regelt. Dit jaar bestaat het Internationale Rode Kruis 100 jaar. De vereniging die enkel de naastenliefde wil be oefenen onder het devies „Inter Ar- ma Caritas", temidden van de "wa penen liefdadigheid. In deze honderd jaar zijn de Rode Kruis-verenigingen uitgegroeid tot geweldige wereldomvattende orga nisaties met in totaal vertegenwoor digingen in 90 aangesloten landen. In deze honderd jaar heeft het Rode Kruis keer op keer haar be staansrecht bewezen. Tijdens de Krimoorlog, de eerste en tweede wereldoorlog en de vele oorlogen en oorlogjes, die daarna zijn gevoerd, zoals Algerië, Korea, Vietnam, Laos, Katanga, Kongo etc. etc. Bij de Cubaanse crisis was er maar een organisatie die in staat werd geacht de controle op naleving van de Russische beloften uit te oefenen. Een bewijs dat haar onpar tijdigheid in Oost en West is geac cepteerd. De Nederlandse afdeling van het Rode Kruis werd door Koning Wil lem III opgericht in 1867. Het aan vankelijke doel was hulpverlening in een tijd van oorlog, maar van liever lee werden de werkzaamheden uit gebreid tot het verlenen van hulp in binnen- en buitenland bij rampen in vredestijd. Ook het Nederlandse Rode Kruis heeft deze taak in het grotere ver band van La Croix Rouge'meerdere malen uitgevoerd, o.a. bij de hon gersnoodramp van 1922 in Rusland, de grote aardbeving in Japan van 1923 ,de stormramp van 1925 in Bor- culo, de watersnoodramp in Gelder land en de aardbeving op Sumatra van 1926. Uit de recente geschiedenis zijn vooral bekend de hulpverlening aan Algerije, bij de overstromingsramp bij Hamburg van vorig jaar en de aardbevingsramp in Perzië. Over een maand of twee wil het Neder landse Rode Kruis een speciaal me disch team uitsturen naar de Congo. De afdeling Nederland van het Rode Kruis beschikt over verschil lende ziekenhuis, bloedtransfusie diensten en diensten voor het af richten van Rode Kruishonden en blindengeleidehonden. Met het in richten van Rode Kruis-hulpposten langs de hoofdwegen heeft de ver eniging reeds veel verkeersslacht offers het leven gered. Voor vele militairen is het Rode Kruis in de Indië- en Nieuw-Guinea-tijd een be langrijke schakel geweest in de ver binding met het vaderland. Jaarlijks vaart het hospitaalschip de „Henri Dunant" langs de Neder landse waterwegen met zieken die reeds jaren op bed liggen en er nooit eens uitkomen. De Nederlandse Vereniging van het Rode Kruis wil, hoewel zij zelf eerst over 4 jaar, het 100-jarig be staan viert, toch dit internationale jubileum verbinden aan haar eigen aktiviteiten om op zo groot moge lijke schaal aan het werk van het Rode Kruis bekendheid te geven. HIJ WORDT VRMORZELD. DOOR GOD ZELF Gedurende mijn leven heb ik me nigmaal gelachen en dat gebeurt nog wel eens om uitdrukkingen die me hopeloos ouderwets voor kwamen. Ze deden me niets en ze zeiden me niets. Maar in gezelschap boden ze in elk geval welkome ge legenheid tot vrolijkheid. Een van die onderwerpen van plezier, is mij dezer dagen echter tot een diepe, aangrijpende werkelijk heid geworden: „Vermorzeling des harten". Een ontmoeting met een priester bracht ons gesprek op een gemeen schappelijke bekende, ook jarenlang priester. Voor zover ik wist een goed en ernstig priester. In de jonge ja ren dat wij elkaar hadden gekend stond hij bekend als een vrolijke, maar serieuze knaap. Hij werd een zeer vooraanstaand priester, die hard werkte en zeer gezien was. Nu is hij verdwenen uit het elite-corps van onze clerus. Hij kon zeide hij hoe gaarne hij ook wilde, niet meer geloven. Er valt op zijn wijze van leven niets aan te merken, maar hij kan niet meer geloven. Onvoorstelbaar. Er is nauwelijks aan te nemen, dat hier enige schuld aan hemzelf is. En zo die er zou zijnwie onzer is zonder schuld en zonder zonde? En stelt men nu zichzelf er tegen over. De praktijk van ons katholiek zijn heeft men behouden. En in de grond: wij geloven. Wij kunnen geloven in Christus, de Verlossing, de Kerk. Onze ver dienste? Geen sprake van. Wat wel uit zo'n geval duidelijk blijkt, is hoe God ons draagt op de toppen van Zijn vingers. Hoe God ons koestert, maar ook slaat. Dat alles naarmate wij kunnen verdra gen. Ik voor mij geloof, dat God de ze priester, die zelf jarenlang in het bekeringswerk grote ijver aan de dag legde, tot in het diepst van zijn wezen beproeft. Deze man wordt „vermorzeld in zijn hart". En het feit dat hij nu zelf nog zo gaarne wil, levert naar mijn mening het be wijs, dat hijzelf met een „vermorzeld hart" God tegemoet wil gaan. Maar God beproeft hem. Keihard. In verband met de sanering van het centrum van onze gemeente heeft de gemeenteraad twee belangrijke besluiten genomen. In november j.l. namelijk het voorbereidingsbesluit voor herziening van het wedercpbouwplan Venray, in de laatste raadsvergadering een zgn. conserveringsverordening. Het is toch wel goed dat men zich even realiseert wat er gebeuren gaat en wat daarvan de ge volgen zijn. SANERING Venray-kom is een van de groot ste oorlogsslachtoffers geweest. Ver woeste panden, kapotgeschoten ge bouwen, vernielde wegen en leeg ge roofde winkels troffen degenen aan, die na evacuatietijd weer terug mochten komen. Het wederopbouW- werk werd aangepakt. Om deze wederopbouw te doen slagen werd een wederopbouwplan opgesteld, dat regelen stelde en te vens de mogelij khied schiep tot ver betering en vernieuwing. Dit wederopbouwplan, dat naast het plan in hoofdzaken (wat de gro te lijnen aangaf) en de verschillen de onderdelenplannen voor bepaal de gebieden in de afgelopen jaren de ontwikkeling van Venray be stemde, is in menig opzicht door de feiten achterhaald. De nogal stormachtige ontwikke ling van ons aller woonplaats was in dit plan onvoldoende voorzien en zo groeide steeds sterker de gedach te dat zeker ten aanzien van 't cen trum der gemeente 'n sanerings- en reconstructieplan nodig is. Nodig om datzelfde centrum nog beter dan in het verleden een streekcentrum te doen zijn of maken, aangepast aan de ontwikkeling die men in de ko mende tientallen jaren verwachten mag. Daartoe is bv. nodig dat er ruimte geschapen wordt "oor open bare gebouwen, voor nieuwe win kels en bedrijfspanden, voor par keerplaatsen e.d. Tevens hoort daar bij een goed en aantrekkelijke aan sluiting tussen het centrum en de aangrenzende uitbreidingsplannen, die zoals Oost, Zuid, en West óf al uitgevoerd zijn óf nog in uitvoering komen, zoals Desselke, West 1 en 2, Veltum, Wieën en Landweerd. Daartoe is nodig dat het weder opbouwplan wordt herzien. Het we deropbouwplan bestemde immers tot op heden het centrum. Deze herzie ningsregeling is precies in de wet vastgelegd en de procedure staat daarin nauwkeurig omschreven. Het gebied echter, waarover in dertijd het wederopbouwplan is vastgesteld valt niet precies samen met „de stedebouwkundige kom", het gebied, dat nu feitelijk als het centrum van onze gemeente kan be schouwd worden. Op bijgaande kaart is dit duidelijk te zien. Het lichtere gedeelte in het midden is het gebied, waarvoor het wederopbouwplan gold, de donkere gedeelten zijn die stukken, die later bij de kom zijn gevoegd. Deze beho ren nu dus wel tot het centrum, Hij verbergt zich. Ik dacht, dat hetgeen met deze priester gebeurt, ons allemaal heel, heel nederig en dankbaar moet stemmen ten aanzien van God, dat Hij ons deze verschrikkelijke be proeving niet aandoet. Dat Hij ons heel veel nare dingen niet aandoet, die we best zouden verdjenen. Ik wil maar zeggen, dat een „ver morzeld hart" niet zo lachwekkend is als ik vroeger wel eens dacht. maar vallen niet onder het weder opbouwplan. Voor de sanering van deze laatste, dus donkere stukken was een ander raadsbesluit nodig, nl. de conserve ringsverordening, die de raad dan deze week goedgekeurd heeft. WIE STELT DE PLANNEN OP Voor we het over deze besluiten nog hebben, is het wellicht goed even de verantwoordelijkheid vast te leggen t.a.v. de saneringsplannen, die gaan komen. Het is de Venrayse gemeenteraad die uiteindelijk te be slissen heeft, zulks op voorstel van B. en W. en gehoord het advies van de „plan-commissie", d.i. de raads commissie voor de gemeentelijke ontwikkeling. Het is logisch dat het gemeentebe stuur daarvoor de nodige adviseurs aantrekt. Dat is op de eerste plaats de stedebouwkundige, die in deze adviezen zal geven. Daarnaast zal de Vaste Commissie van de Provincia le Planologische Dienst er haar fiat aan moeten geven, mede omdat zij adviseert aan de hogere instanties die de raadsbesluiten moeten goed keuren. In deze commissie hebben alle mo gelijke instanties zitting. Naast Rijks en Provinciale Waterstaat en Staats bosbeheer, ook de Kamers van Koophandel, de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten, het Econo misch Technologisch Instituut, de Provinciale Griffie, de Cultuur Tech nische Dienst, om er maar enkele te noemen. Deze raadplegen op hun beurt weer andere instanties als bv. de Rijksmiddenstandsconsulent enz. Dit alles om te komen tot een zo sterk mogelijke garantie dat de toe komstige groei van Venray als streekcentrum zo goed mogelijk zal worden opgevangen. Om slechts één aspect te noemen: de winkelvesti- ging. Men zal bij 't opstellen van nieu we plannen zeker moeten uitgaan van het bestaande winkelcentrum en de huidige winkelsituatie als ba sis nemen om uiteindelijk tot een harmonisch en levenskrachtig cen trum van groter omvang te kunnen komen. Een rapport over toekomstige win kelbehoeften wordt door deskundi gen opgesteld om beter te kunnen bepalen welke oppervlakte voor verschillende soorten winkels in de eerstkomende tientallen jaren nodig zal zijn, waarna dan die oppervlak te zal moeten worden gereserveerd in logische aansluiting op de be staande winkelsituatie. En dit is dan nog maar een klein, doch zeer belangrijk onderdeel. Op dezelfde wijze zal men te werk gaan voor de oplossing van andere vraagstukken als bv. verkeer, par keergelegenheid, vestiging openbare gebouwen enz. enz. Het zal echter ook duidelijk zijn dat dit alles de gelijke studie, voorbereiding en dus tijd kost. Kostbare maar noodzake lijke tijd. En dat men juist met het oog op wat komen gaat, verdere uit bouw tijdelijk wel moet blokkeren. Om deze noodzakelijke voorberei dingen en daaruit voortvloeiende tijdelijke en gedeeltelijke „bevrie zing" van de toestand mogelijk te maken, zijn genoemde raadsbeslui ten genomen. BLOKKADE Het is deze blokkade, deze bevrie zing die de zakenman en andere be langhebbenden van en in het hier boven aangegeven gebied toch wel zorgen baart. Immers het herzie- ningsbesluit van het wederopbouw plan zou alle bouwactiviteit stil kunnen leggen voor de tijd van een jaar, dat dan verder nog met een jaar verlengd kan worden. Het tweede besluit, de zgn. conser veringsverordening, kan zelfs alle bouwactiviteiten in die gebieden, waarvoor het geldt, voor de tijd van 3 jaren afremmen. Wie ziet wat er gedurende enkele jaren zoal verandert bij onze win kels en wie kennis neemt hoe ver schillende ambachtsbedrijven door mechanisering en automatisering uitgebreid hebben, vraagt zich te recht af of deze enkele jaren du rende blokkade niet funest is. Spreekt men hierover ten gemeen tehuize, dan gelooft men dat 't zo'n vaart niet zal lopen. Zeker is, dat in de komende jaren, waarin deze besluiten gelden, voor elk afzonder lijk geval ontheffing gevraagd zal moeten worden voor vernieuwingen, uitbreidingen, verbouwingen e.d. Als het maar even kan, dan komt die ontheffing en kan verder de normale procedure gevolgd worden. Waar 't beslist niet kan, zal men moeten be denken dat deze maatregelen geno men zijn in het algemeen belang, dat daarmede ook bv. het belang van n winkelier of ambachtsman dient. Trouwens een en ander steunt op wettelijke basis (wederopbouwwet en woningwet) en wordt ook in me nig andere gemeente toegepast, waar de centrum-bebouwing 'n hernieuw de aanpak vraagt. Bovendien kan men tegen een geweigerde onthef fing altijd nog beroep instellen. Daarnaast bestaat nog altijd de mogelijkheid om eventuele schade te claimen, die men zal lijden, doordat men „afgeremd" wordt. Dat zelfde geldt - zij het dat het wel moeilijker wordt - voor het ge bied vallende onder het wederop bouwplan. ONBEHAGEN Legt men zijn oor te luisteren, dan blijken de genomen maatrege len vooral bij vele middenstanders, die in het boven aangegeven gebied hun bedrijf hebben, toch een ge voel van onbehagen te geven. Verschillende middenstanders lo pen met plannen voor uitbreiding, verandering en of vernieuwing en menen dat door deze maatregelen hun plannen - waarvoor dikwijls lang gespaard en gezorgd is - nu op de lange baan komen. Dat dit alleen in het uiterste geval zal ge beuren mag nu duidelijk zijn. Anderen menen dat dit alles alleen tot doel heeft om „vreemden" de entree in Venray te vergemakke lijken. Onder „vreemden" verstaan zij dan nieuwe winkeliers en am bachtsbedrijven. Dit is toch wel wat eenzijdig be keken, want hun eigen kansen wor den uiteindelijk ook groter, terwijl het hele plan toch alleen ten doel heeft de centrum-functie van Ven ray op velerlei terrein, ook t.a.v. de verkoop, groter te maken. En daar profiteert iedereen van. Een derde partij realiseert zich nog te weinig dat Venray in de af gelopen jaren een groei gekend heeft als nooit tevoren. Een groei, die tot op heden op gelukkige wijze ook door handel en nijverheid is „opgevangen". Wil men echter de handel en nijverheid ook in de toe komst die mogelijkheid geven, dan moet men saneren en reconstrueren. Daarvoor is dit plan, dat - en dat betwijfeld ook niemand - zeker in de tijd van voorbereiding remmen zal oplegen. Maar remmen, omstraks met grotere vaart en met meer elan naar een betere toekomst te kunnen rijden. Bij weer anderen leeft nog de her innering aan de eerste jaren van de wederopbouw, toen er wel eens al te eenzijdig van „bovenaf" is op getreden, en mensen niet alleen te weinig gelegenheid kregen hun be langen te verdedigen, maar ook t. a.v. de schadevergoedingen, wel 'ns in de hoek zijn gedrukt Dit ales schept een onbehagen en geeft zelfs aanleiding tot ongerecht vaardigde kritiek. Niemand zal ech ter willen ontkennen dat het hui dige centrum te weinig mogelijkhe den voor uitbouw en verdere ont plooiing biedt We mogen en moeten vertrouwen dat de geboorte van een nieuw centrum van onze gemeente aan leiding zal zyn om het goede van het oude te bewaren en te verster ken en dat daarnaast datgene wat moet veranderen, verbeteren of verdwijnen met de grootste aan dacht en zorg zal nagegaan wor den. Met dit vertrouwen moeten wij het nieuwe dat komen gaat tegemoet treden en waar mogelijk zelfs ons steentje bijdragen. Men moge bedenken dat: 1. De genomen besluiten alleen ten doel hebben verruiming en ver betering van Venrays centrum functie mogelijk te maken. Zou men dit thans niet met een tij delijke en beperkte afremming doen, dan zou over een zeker aantal jaren wel eens kunnen blijken dat men een grote kans heeft gemist, die helemaal niet of alleen ten koste van geweldige financiële offers te herstellen zou zijn. 2. De getroffen maatregelen met zo groot mogelijke waarborgen voor belanghebbenden zijn omgeven. 3. Alleen door begrip voor bepaal de onvermijdelijke offers en ove rigens door opbouwende kritiek en positieve instelling en mede werking van alle betrokkenen de beste oplossing uit de bres zal komen, een aantrekkelijke oplos sing naar we hopen, waarbij Ven ray uiteindelijk wél zal varen 17 a

Peel en Maas | 1963 | | pagina 1