De herders van
Si. Pieiers
De herbergier
KERSTMIS!
Van fijnspar
tol Kerstboom..
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
Een VLAAMSE VERTELLING
Wereldnieuws...
Zaterdag 24 december 1960 No. 52
EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE VAN DEN MUNCKHOF N.V. VENRAY
GROTESTRAAT 28 POSTBUS 1 TEL. 1512 GIRO 150625
ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per mm. ABONNEMENTS
PRIJS PER KWARTAAL 1.40 (buiten Venray 1.60)
Matiske kent ons. Hij grijnst al
uit de verte. En als hij in onze hand
de frank ziet glinsteren, schiet het
afgezogen mondstuk van zijn fluit
weg uit zijn baardig kinnebakken,
en met eenzelfde armgebaar haalt
hij de drup van zijn neus, tikt hij
zijn hoedje omhoog en zit de frank
al in zijn losgescheurde jaszak.
„Merci Menier, bonjour, merci".
En dan glijdt achter ons over het
plein weer de nasale serpentine
van Matiske's valse fluitmuziek.
Want Matiske, die in een of ander
Brussels doopregister ooit plechtig
ingeschreven is als: Mauritius Van-
denboeynant, is een kunstenaar.
Hij bespeelt de fluit. Elke zondag
van elf tot een, voor de witte Go
tische kerk van St. Pieters in An-
derlecht, die Brusselse voorstad,
die nog ouder is dan Brussel zelf.
En die fluit van Matiske is een
zeer bijzondere fluit. We hebben er
nog nergens anders zo een gezien
en gehoord.
Hij lijkt het meest op een blok
fluit, maar dan met een brede tuit,
hij klinkt een tikkeltje als een pri
mitieve saxofoon, hij heeft dat na
sale, schaterige. En hij heeft een
heerlijke eigenschap: je kunt er al
leen mee tegen de noten aanblazen,
raken kun je ze niet, in elk geval
kan Matiske dat niet.
En het is een heel geluid. Wan
neer wij uit de Anderlechtse kerk
komen, horen we het al bij de deur.
Matiske staat er weer, taataataa-
taataa, altijd van die springerige
deunige deunen, waar je nooit een
bekende wijs in vindt. En 't kwaakt
over het hele plein.
Matiske staat er bij op een been.
Hij heeft er maar een. Het andere
wordt in de buurt van zijn knie van
hout.
Hij heeft er zijn broekspijp met
een touwtje omheen gebonden. Al
les hangt bij Matiske met touwtjes
aan elkaar, zijn vestje, zijn verzakte
overjas, die altijd wijd openhangt
en heel de opbouw van Matiske di
verse kledinglagen toont, wanneer
hij zijn handen opgeheven houdt
naar de fluit.
En hij is zo heerlijk vuil, tot en
met zijn houten fluit, die een soort
beige vernis van vingerafdrukken
heeft gekregen.
Matiske kon zo, met fluit en al,
met zijn rarespitse deukhoed je en
heel zijn verdere aantrek uit een
Breughels schilderij zijn gestapt.
En z'n kop, is het meest Breu-
gheliaans van al, je ziet die zo over
Sint Jozefs schouder leunen, met
de fluit vlak langs het oor van de
Voedstervader, om het kindeke Je
zus een Vlaams deuntje toe te spe
len.
En daarom zijn wij vorig jaar na
de Nachtmis een van Matiskes
vrienden geworden. Daarom niet al
leen. Want toen we voetje voor
voetje uit de meer dan stampvolle
kerk waren gesukkeld in een
Brusselse Nachtmis ziet de pastoor
hoe vol het anders zou kunnen zijn,
toen zagen we Matiske. In het
schaduwige licht van een fritten-
tentje, dat speciaal voor de Nacht-
misgangers op het plein was komen
staan. En Matiske speelde. Niet op
de fluit. Ernstig, heel emstg stond
hij daarmet een doedelzak. Nog
unieker dan zijn fluit. Want hij had
hem zelf gemaakt.
De buidel van de doedelzak was
een auto-binnenband. Zorgvuldig
had hij daar zijn fluiten in gebon
den, met een apart mondstukje.
De binnenband, het was een halve,
aan weerszijden dichtgeplakt, bolde,
terwijl Matiskes vingers ijverig
op de doedelzakfluiten grepen.
Met de toewijding echt, je ont
komt er niet aan van een doedel
zakspeler op een Vlaams toneel van
Breughel, speelde hij.
En voor de eerste keer herkenden
we die wijs. Het was er nog zo'n
tikkeltje onder en boven bij tijd en
wijle, maar het was: „Nu zijt Welle
kome", en het was: „Er is een roos
ontsprongen".
En dat was het vreemde, toen wij
daar Matiske zo ingetogen over zijn
doedelzak zagen staan fluiten, en
naar onze frank tastten, knikte Ma
tiske even, hij schudde nee, en hij
speelde nog een keer, „Nu zijt Wel
lekome", dat het ver klonk over heel
het plein.
Er waren bijna geen mensen
meer. En daar op de hoek bij het
schommelende licht van het fritten-
tentje hebben Matiske en wij frit
ten gegeten.
Geld nam hij niet, vannacht, maar
hij tastte met zijn zwartvereelde
vingers begerig in ons frittenzakje.
Want in de Kerstnacht, zo vertelde
Matiske, dan speelde hij op zijn doe
delzak, al twintig jaar lang.
En dan speelde hij alleen voor
zichzelf en voor iedereen, maar
gratis, want den doedel is een
schoon muziek als er geen laweit is
meneer.
En deze Kerstmis zal Matiske er
weer staan, een schoierige herder,
maar een echtere, dan de bleke gip
sen jongeling, die met een schaapje
over zijn hals gedrapeerd en in zijn
hand een herdersfluit bij het stal
letje staat in de Sint Pieterskerk.
Matiske zal buiten blijven, want
naar de Mis gaan, dat doet hij niet.
Maar wanneer het orgel zwijgt
aan het eind van de Eerste Nacht
mis, en wanneer driekwart van de
kerkgangers naar buiten is gedron
gen, dan horen de weinige mensen,
die nog verspreid tussen de kerk-
beuken 'de twee stille missen vol
gen, vanaf het plein een klein ge
luidje: „TaaTaaTaa".
En als je goed luistert, dan her
ken je het: „Nu zijt Wellekome",
gratis op de doedelzak.
En dat is een schoon muziek, in
de Kerstnacht als er geen laweit
is
„En zij legde Hem neder in de kribbe, omdat
voor hen geen plaats was in de herberg".
Het speet hemmaar hij had geen plekje over;
vol was het, van de kelder tot het dak.
Kon hij z'n goede klanten soms verjagen
voor deze lieden, zonder geld op zak?
Tenslotte ach, hij was ook niet de kwaadste
heeft hij ze 'n hoekje in de stal beloofd.
Dat vrouwtje kon toch zó haar kind niet krijgen,
op straat, zonder een dak boven haar hoofd?
Verder kon hij er zich niet mee bemoeien;
Hij had het druk, hij had zo'n zware taak;
je moest als zakenman op alles letten,
op allesop het werk, het geld, de zaak
Hij kwam nauw toe aan slapen of aan eten,
hij sjouwde af en aan, zijn hoofd liep om!
Hoe arme herders, wijzen uit het Oosten
zijn stal herschiepen in een heiligdom,
het werd, terwijl hij in de keuken zweette,
hem door de meiden en de knechts verteld
't drong nauwTijks tot hem door, bij al z'n zorgen,
z'n zorgen voor de zaak, het werk, het geld
Toen alle gasten waren heengetogen
en hij, doodmoe, maar toch wel diep voldaan
(want rammelde het geld niet in z'n buidel?)
besloot, óók even naar dat Kind te gaan,
toen was de kribbe leeg, de stal verlaten;
die stal, waarin het Licht der Wereld scheen.
En in het duister bleef hij, met zijn buidel
en met zijn werk, en met zijn zaakalléén.
MET ZIJN GEBOORTE STELT
GOD ONS VOOR DE KEUS
Het is en blijft een der paradoxen
van dit aards bestaan, dat telken-
jare opnieuw miljoenen en miljoe
nen op 25 december in de nacht ter
kerke gaan, om er de geboorte van
een Kind te gedenken.
Groten der aarde, staatslieden,
geleerden en industriële kopstuk
ken, voor zover zij in Christus als
God geloven, staan dan op gelijke
voet met de armen, die nietsbezit-
ters, de hongerenden en de zieken,
zonder verschil.
Want ieder weet het: voor de
kribbe behoeft men zich niet op iets
te beroepen, op iets dat anders dan
een oprecht en zuiver hart is.
Christus' Menswording is het
Mysterie, dat door de eeuwen heen
bestreden en beleden is.' Het is een
feit of een legende, een waarheid of
een leugen.
Dwars door de mensheid loopt de
streep van hen die vóór of tegen de
naakte historische waarheid van
Gods Menswording zijn.
En God zelf houdt die scheidslijn
in stand, nadat Hij er zelf de aan
leiding toe gegeven heeft.
God is nl. niet met veel fanfares,
niet met natuurrampen en donder
en bliksem ter wereld gekomen.
Hij is als een doodgewone sterve
ling geboren, een kind van het Mid
den-Oosten, een kind van minver
mogenden.
Zijn getuigen waren niet man
nen met decoraties en klinkende
namen, maar mensen met simpele
harten, die met hard werken de
eindjes van het leven aan elkaar
moesten knopen.
Daarmede heeft God de knuppel
in het hoenderhok van onze denk
en gevoelswereld gegooid, een radi-
kaal eind gemaakt aan het ordinaire
beoordelen van waardevol en waar
deloos. God heeft beslist de zaken
op zijn kop gezet.
En ieder van ons heeft Hij de
vrijheid gelaten positief te kiezen
voor hetgeen Hij als norm voor de
toekomst, het heden heeft gesteld:
eenvoud, gebrek, onderworpenheid.
Ofwel vast te houden aan de tra
ditionele normen van geld, invloed
en machtsposities.
Wie in de nacht van Kerstmis ter
Mis trekt, zegt definitief ja.
Hij aanvaardt het goddelijk My
sterie. Wie thuis blijft, wie Kerst
mis als een gezelligheidsfeestje aan
vaard en als niets meer, zegt neen.
Hij plaatst zich aan deze of gene
ziide van de scheidslijn.
Laten we bedenken, dat nog hon
derden, misschien duizenden jaren
onze nakomelingen voor die keuze
gesteld zullen worden. De paradox
blijft.
Zo heeft God het gewild.
Wanneer er, Anno Domini 1,
kranten hadden bestaan, zou de
voorpagina met grote koppen mel
ding hebben gemaakt van het be
sluit van de Opperheer der Ver
enigde Naties, die tezamen het Ro
meinse Rijk vormden; het besluit
dat, zoals de evangelist Lucas meldt,
„de gehele wereld beschreven zou
worden".
Want dat was wereldnieuws!
De gehele wereld was er immers
door in rep en roer!
Het werd een massale volksver
huizing, want ieder moest voor de
volkstelling naar de stad van her
komst .En het was ook daar zou
den de hoofdartikelen wel vol van
gestaan hebben een bewijs dat er
Vrede was, vrede op aarde, de Pax
Romana, de Romeinse Vrede.
Zou er in die kranten wel plaats
geweest zijn voor een berichtje, des
noods maar van een paar regels,
over de geboorte van Jezus, de zoon
van Maria en Jozef?
De beide arme ouders hadden
zelfs niet eens het geld gehad, om
een advertentie te plaatsen, dat God
hen verblijd had met de geboorte
van hun eerstgeboren Zoon
Neen, wat daar in Bethlehem ge
beurde, was geen wereldnieuws.
Als de mensen van toen kranten
gehad hadden, zouden ze diep onder
de indruk geraakt zijn van de
macht en de glorie van Caesar
Augustus, die als god aanbeden
werd. En ook degenen, die door
de ijzeren tralies van die Pax Ro
mana héénkeken en wisten dat de
god Augustus een mens was, wiens
adem was in zijn neusgaten, zou
den zich tóch afgevraagd hebben:
kan dit nu allemaal maar zo?
Maken dan alléén werelds geweld
en wereldse macht de dienst uit?
Als je zo de krant leest, zou je
zeggen: ja, helaas....
En zo is het nu, Anno Domini
1960, ook.
De voorpagina's der kranten mel
den met grote koppen de woorden
en de daden van mensen, even
machtig als eens Caesar Augustus,
die de wereld schijnen te beheer
sen, die spelen met het lot van vol
ken en staten, die beslissen over
oorlog of vrede, leven of dood, die
uitmaken of wij onbezorgd zullen
leven dan wel met angst in het hart
zullen staren naar donkere wolken,
die dreigend zeilen boven ons hoofd.
En die mensen maken het we
reldnieuws.
Die mensen komen in de krant en
hun daden en hun woorden en hun
plannen en hun dreigingen.
We zijn nu nog even ver, zou men
zuchtend zeggen, als in het Eerste
Jaar onzes Heren.
Ja, maar daar behoeven we hele
maal niet bij te zuchten.
Als er toen kranten geweest wa
ren, zouden die kranten het mis ge
had hebben. Want wat Caesar
Augustus daar bepaalde en uit
voerde, is nü nog maar zo onbe
langrijk. De as van Caesar Augus-
tuts is nergens meer te vinden. Zijn
rijk is ingestort. En die volkstelling,
dat voorpagina-nieuws?
Daar weten we meestal alléén
maar van, doordat de terloops ge
noemd wordt in het geboortegericht
van Jezus Christus.
Daardoor wordt de waarde van
die gebeurtenis bepaald. Maar dat
Terwijl de slagen van de bijlen
dreunen en de zagen knorren van
in de kerstbomencampagne 1960
en al weken lang de stilte van
het bos verstoren, maken wij een
praatje met de mannen van
Staatsbosbeheer, die elk jaar weer
hun zoveel vreugde brengend
werk verrichten.
Laten we ons niet vergissen, wij
buitenstaanders, maken dikwijls
vele fouten met betrekking tot deze
materie.
Zo spreken wij bijvoorbeeld van
een denneboom.
Maar de bomen die voor Kerstmis
geveld worden zijn geen dennen,
maar fijnsparren die mooi donker
groene naalden hebben.
Voor het losse green waarmee
men de kamers wel eens versiert,
wordt wel gebruik gemaakt van
takken van de douglas, een naald
boom die geweldig groot kan wor
den.
Dan moeten we ook niet denken,
dat alle kerstbomen uit ons land,
dus van eigen bodem komen.
Het grootste deel van ons zal tij
dens de kerstdagen een opgetuigde
vreemdeling in zijn kamer hebben
staan.
Want van de meer dan een mil
joen kerstbomen die Nederland in
deze periode nodig heeft, wordt
slechts een klein aantal, ongeveer
een honderduizend, dus een tiende
gedeelte van eigen bodem geoogst.
De rest komt uit het buitenland
en wel deze keer voornamelijk uit
België en dan nog wat uit Luxem
burg en Duitsland.
Die Nederlandse bomen worden
grotendeels gekapt in de boswach-
terijen van Staatsbosbeheer en wel
in eerste instantie in de buurt van
Breda, zoals in de bos wachter ij en
Drost, Ulvenhout, Mastbos en Lies-
bos, ook nog een grote hoeveelheid
in de omgeving van Eindhoven en
wel in Drente in de boswachterijen
Smilde, Sleenerzand en Appelscha.
KAPPEN EN PLANTEN
Elk jaar begint omstreeks begin,
half november de campagne. Het
gekap en gezaag is dan niet van de
lucht in de Needrlandse bossen.
Bomen tot 2Va meter hoogte wor
den gekapt, bomen tot 6 a 7 meter
worden omgezaagd. Dit uiteraard in
verband met de dikte van de stam
men.
Elk jaar opnieuw worden tien
duizenden fijnsparren klein en
groot uit de boswachterijen gekapt
en vervoerd naar de steden.
Elk jaar opnieuw wordt ook weer
het zaad voor nieuwe aanplantingen
ingezaaid en worden verschillende
bomen uitgedund om zo mooi moge
lijke kerstbomen te krijgen.
Wanneer de kleine sparren na het
inzaaien opkomen, dan staan ze bi
zonder dicht op elkaar en vormen
ze een ondoordringbaar oerwoud.
Terwille van hun verdere fraaie
groei moeten er uiteraard bomen
tussenuit gehaald worden en dat
gebeurt met de regelmaat van de
klok.
Ondanks de ontstane gaten in het
bos, gaat er van de schoonheid van
het geheel niets verloren en blijft
het nog steeds een geliefkoosde
plek om te vertoeven, al houden de
bordjes „Verboden Toegang", wel
een waarschuwing in.
Dat Staatsbosbeheer geen gros
sier in kerstbomen is, spreekt van
zelf en op onze vraag kregen wij
ten antwoord, dat het Staatsbosbe
heer deze bomen doorverkoopt aan
de groothandelaren in de grote ste
den.
geboortebericht zélf had toen vast
niet één krant opgenomen
Wij verkijken ons op het wereld
nieuws.
Wij verkijken ons op de grote
mannen, de grote koppen in de
krant.
Dezelfde God, die Caesar Augus
tus gebruikte om Zijn raad te vol
voeren, gebruikt nog heden ten dage
hen, die zich de groten der aarde
wanen, om Zijn program uit te voe
ren, zonder dat ze het beseffen en
zonder dat de mens, verschrikt en
geschokt zijn krant leest, het be
merkt. Wij kijken tegen de mensen,
de dingen aan, en zo kunnen we er
doorhéén Gods werk niet zien.
Niet Caesar Augustus, maar God
maakte Anno Domini 1 het wereld
nieuws.
En ook nu in het Jaar onzes He
ren 1960 geldt het:
Want wat er in de wereld woedt,
Toch is het God, die wint
en in elk, die Hem behoort,
Zijn nieuwe rijk begint.
DE TOCHT VAN EEN BOOMPJE
Terwijl wij stonden te kijken viel
vlak voor onze voeten een boom
neer, toen een korte heftige klap
hem had geveld; een klap afkomstig
van een grote bijl, die door een paar
stoere werkhanden werd gehan
teerd.
Eigenlijk was het maar een zie
lig boompje, zoals het daar lag, wei
nig takken en niet eens helemaal
recht. In volle bloei nog was het
plotseling van de stam gerukt.
Het was niet kaarsrecht, zoals de
bomen waartussen het stond en zo
als zijn soortgenoten, waarvan de
stam reeds zo dik was, dat zij in-
plaats van gekapt omgezaagd wer
den.
En eigenlijk uit medelijden met
dat kale stammetje besloten wij dit
toekomstige kerstboompje op zijn
weg naar de Nederlandse huiska
mer te volgen.
Door dezelfde handen van de
hakker werd het bij een grote sta
pel gevelde fijnsparren gegooid en
bleef daar liggen, wachten op zijn
vervoer als een toonbeeld van troos
teloze eenzaamheid.
Toen er een vrachtauto arri
veerde en wij „ons" boompje, naar
gelang zijn grootte gesorteerd, za
gen opladen, namen wij snel af
scheid van de mannen van Staats
bosbeheer en spoedden ons naar 't
laadstation in Breda, waar direct
na aankomst de bomen in de wa
gens werden gegooid en wij ter
nauwernood ons boompje konden
terugvinden.
Het gelukte ons toch en na infor-
formalies te hebben ingewonnen,
vertrokken wij naar Utrecht, waar
wij aanwezig waren bij de aan
komst van de trein met kerstbomen
en het uitladen in ogenschouw na
men.
Gelukkig ontdekten we tussen al
die bomen ook ons kleine boompje
dat net een meter hoog was.
De grossier nam de bomen in ont
vangst, waarna hij ze later aan
kleinhandelaren doorverkocht.
We slaagden er met moeite in de
tocht van ons boompje te volgen
naar de markt aan de voet van de
Janskerk waar een koopman in
blauwe kiel en op klompen, han
denwrijvend van de kou, zijn waren
stond aan te prijzen: „Kerstbomen
in alle maten en prijzen! Ik heb
grote en kleine voor iedere beurs!"
Zelf stonden we kleumend op de
markt te kijken naar al die man
nen en vrouwen, die bleven staan
en in vele gevallen een kerstboom
mee naar huis namen.
Nog steeds was ons boompje niet
verkocht en wij begonnen al te vre
zen, dat wij nog een dag zouden
moeten wachten, toen plotseling een
struise vrouw door haar drie kin
deren lachend naar de kerstbomen
werd meegevoerd.
Ze vroeg de koopman naar de
prijs van zijn boompjes. Het werd
loven en bieden, maar tenslotte
kwam haar beurs voor de dag en
verwisselde ons boompje van eige
naar.
Moeder nam het onder de linker
arm en rechts liepen de juichende
kinderen.
Omzichtig volgden wij ons
boompje op de voet door de Booth-
straat naar de vogelwijk.
TOCH EEN KERSTBOOM
Vrolijk kwamen de kinderen thuis
in de Koekoekstraat en lieten va
der de nieuwe aanwinst zien en
toen direct na het eten het boompje
werd opgetuigd, waren wij getuige
van de enthousiaste bewondering
van de kinderen.
De gekleurde kerstballen, de
trotse piek en het engelenhaar
maakten ons zielig boompje toch
nog tot een echte Kerstboom.
En toen 's avonds de elektrische
kaarslichtjes in het boompje gingen
branden, stond een ieder, ook wij,
vol bewondering te kijken naar dat
schouwspel van licht en kleuren,
dat dit ware kerstboompje ons ver
schafte.
Zijn takken russten op het
strooien dak van de kerstkribbe,
waar in het kribbetje Hij lag, van
Wie was voorspeld, dat Hij vrede
zou brengen over de gehele wereld.