U, ik en het verkeer...
Rentekaart en A.O.W.
Het plezier van het sparen
Geestelijk artikel
de|fL£\l\SfE specialist
W
ESSO PETROLEUM
de politierechter
Kard. Mindszenty
komt bedelen
Zaterdag 29 oktober 1960 No. 44
EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
GROTESTRAAT 28 POSTBTJS 1 TEL. 1512 GIRO 1586.51 WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
Het opschrift van dit artikel
feitelijk onjuist, maar we moeten
deze zaken bij elkaar brengen, omdat
indien de rentekaart van het toneel
zal gaan verdwijnen hieraan ook
voor AOW trekkers belangrijke ge
volgen zullen vastzitten.
We hebben er enige tijd geleden
reeds de aandacht op gevestigd, dat
er een arbeidsongeschiktheidverze
kering op komst is, welke enige an
der wetten geheel of gedeeltelijk
overbodig zal maken. Met name zou
de Ongevallenwet hierin opgaan, de
Invaliditeitswet (Wet van de rente
kaart) en ook de ziektewet. Dit zou
dus in één wet samengebracht wor
den.
Het is nog niet zover, doch er is
thans aan de openbaarheid prijs ge
geven welke op een dezer wetten be
trekking heeft.
Er is nl. een advies van de Sociaal
Economische Raad (adviesorgaan
voor de regering waarin het be
drijfsleven o.a. is opgenomen) om te
beginnen met de liquidatie van de
Invaliditeitswet.
Dit is nog niet zo'n eenvoudige
zaak want in Nederland (en ook on
der vele geëmigreerden) zitten vijf
miljoen rentekaarten. Vrijwel in
ieder gezin zit bij wijze van spreken
een rentekaart.
Duizenden Nederlanders trekken
al van deze wet, nl. invaliditeits-
rente, weduwenrente, wezenrente en
ook ouderdomsrente.
Het zijn geringe bedragen, welke
maximaal zes gulden per week op
leveren.
Omdat dit niet voldoende is voor
levensonderhoud, worden hierop al
lerlei toeslagen verstrekt uit de
Rijksmiddelen, dus uit de belastin
gen. Daarom wil men tot een an
dere wet overgaan.
Daar komt nog bij dat de andere
wetten niet goed op elkaar aanslui
ten, wat de uitkeringsduur betreft.
Immers bij ziekte houdt het als
regel na een jaar op, terwijl bij on
geval de uitkering ook na een jaar
stopt, terwijl bij ongeval de uitkering
ook na een jaar blijft doorlopen.
Bij ongevallen in de zin der Onge
vallenwet met dodelijke afloop krij
gen ook de weduwen uitkering, ter
wijl er intussen een nieuwe Wedu-
wcnpensioenwet is gekomen.
Wie een ongeval ki'ijgt op de ge
wone weg van huis naar werk en
omgekeerd valt onder de Ongeval
lenwet, maar hij die daarbij een om
weg moest maken om persoonlijke
redenen, valt bij ongeval onder de
Ziektewet!
De uitkeringen bij invaliditeit zijn
zeer gering, en dan moet men ook
nog voor 2/3 invalide zijn. Blijft men
daaronder dan krijgt men niets, ook
al is men voor 50% ongeschikt.
Het is dus begrijpelijk dat men
deze wetten wil gaan herzien en in
zekere zin combineren of coördine
ren.
Maar nu zitten we met die 5 mil
joen rentekaarten. Hieronder zijn er
zeker 2 miljoen die niet meer in de
circulatie zijn, omdat men geëmi
greerd is, meisjes die gehuwd zijn,
werknemers die zelfstandig gewor
den zijn of boven de loongrens geko
men, in het buitenland werken, in
pensoengerechtigden dienst van de
Overheid zijn gekomen enz.
Als men deze wet nu wil liqui
deren, kan men de verkregen rech
ten niet aantasten.
Degenen, die dus reeds trekken
van deze wet, behouden hun uitke
ring zolang zij aan de voorwaarden
voldoen.
Voor degenen, die tussen de leef
tijd van 3ó en 65 zijn, wil men de
wet voor wat betreft de ouderdoms
rente laten voortbestaan.
Degenen, die jonger zijn dan 35
jaar krijgen het geld terug, en de
genen die tussen 35 en 45 jaar zijn
door onregelmatig plakken slechts
aan een ouderdomsrente van niet
hoger dan 60 per jaar komen, ook
het geld terug te betalen, doch dan
met rente.
Zodoende sterft de Invaliditeits
wet dus geleidelijk af. Er komen geen
nieuwe verzekerden meer bij, en er
blijven alleen nog trekgerechtigden
over.
Deze liquidatie gaat vijf miljard
gulden kosten, waarbij men niet
moet vergeten dat de thans betaalde
toeslagen ook veel geld kosten. Deze
bedragen moeten ergens vandaan
komen. En dit zal dan wel blijken
indien de Minister dit advies over
neemt en dienaangaande wetsvoor
stellen indient.
Maar nu komt het belang voor de
AO W-trekkers! Door de opheffing
van de Inv.-wet zullen de werkne
mers gemiddeld zes gulden per week
minder ontvangen als zij 65 jaar oud
zijn of worden.
Om dit te compenseren wil men
nu de AOW-bedragen gaan verho
gen met een bedrag van 300 per
jaar dus de dervingsbedragen van
de rentekaart.
Dat zal niet ineens gebeuren, doch
in een periode van 20 of 30 jaar naar
gelang de wet zal luiden. Maar dit
krijgen óók degenen die nu al AOW
trekken. Voor "deze groep is dit dus
een voordeel.
Voorgesteld wordt om bij de liqui
datie van de Inv.-wet de AOW te
verhogen met 60 per jaar, tien
jaar daarna weer, dan nog eenmaal,
en tenslote met de laatste 120 om
aan de 300 te komen.
Men versta ons goed. Deze verho
gingen staan geheel los van de ver
hogingen welke door de verhoging
van de loonindex verkregen zullen
worden. Het zijn dus extra verho
gingen van de AOW bedragen, wel
ke daardoor een basisbedrag krij
gen voor gehuwden, waarbij de gel
dende bepalingen met 60 per jaar
worden verhoogd, uiteindelijk met
een bedrag van 300. Maar dat zul
len de meeste AOW-trekkers van
thans wel niet meer beleven.
Maar men moet ook aan de ko
mende generatie denken!
SPAARBANKWEEK
Komende week is het de spaarweek, een officiële propaganda-actie
van alle spaarbanken voor het sparen.
Als we enkele weken geleden lazen, dat by onze plaatselüke boe
renleenbanken alleen al in september ruim 4 ton werd ingelegd,
vraagt men zich misschien wel af wat men met deze actie nog be
oogt. Er wordt hier zo ogenschynlyk tóch wel gespaard, terwijl
anderen menen dat allerlei sociale maatregelen het sparen voor
moeilijke tijden en voor de oude dag toch eigenlijk overbodig
maken. Waarom dan al die propaganda voor het sparen
Toch is sparen zinvol van een spaarsom, die als financiële
reserve kan dienen dus ook nu nog
altijd zin.
Laten we deze uitspraken eens na
der bezien. Zo lang wij nog overal
mensen ontmoeten die, ondanks het
feit dat zij een redelijk inkomen
hebben, voortdurend kampen met fi
nanciële moeilijkheden, vragen wij
ons af of men feitelijk wel kan stel
len dat men zo spaarzaam is.
Accoord, financiële tekorten in de
huishouding hebben minder te ma
ken met sparen dan met het onver
mogen om 't gezinsinkomen op ver
antwoorde wijze te besteden. Maar,
als we zien hoe velen de oplossing
dan maar zoeken in het doen van
aanschaffingen die niet meteen vol
ledig betaald behoeven te worden -
een methode waarmee men de fi
nanciële problemen vaak onnodig
vergroot - dan wagen wij het te zeg
gen dat heel veel mensen de kunst
van het sparen toch nog eigen moe-
te maken. Voor deze mensen heeft
het wel degelijk zin, eens per jaar
met nadruk te wijzen op het belang
dat zij persoonlijk hebben bij het
vormen van een spaarsom.
Wat de uitkeringen betreft, die
men o.a. ontvangt bij ziekte of onge
val, bij werkloosheid en als men be
jaard is geworden, inderdaad maken
deze het sparen om „een appeltje
voor de dorst" te hebben niet meer
zo dwingend noodzakelijk als in de
verleden tijd. Maar een aanvulling
is en blijft zeer gewenst.
Bovendien is er dan nog de groep
van kleine zelfstandigen die buiten
veel van deze uitkeringen vallen.
Voor iedereen heeft het vormen
Men behoeft er niet
zorgelijk bjj te kijken
Toch is - er dank zij de sociale
voorzieningen - een groot verschil
met voorheen. Toen werd het sparen
vooral gekenmerkt door zorgelijke
bijgedachten, en daardoor werd het
op zichzelf ook een min of meer
zorgelijke aangelegenheid. Het afge
zonderde geld was bestemd om grote
en kleine tegenslagen op te vangen
en men durfde er eigenlijk nooit
goed aan te komen. Het sparen van
nu is voor talloze mensen echter een
blijmoediger aangelegenheid gewor
den.
Tegenwoordig wordt vooral het
doelsparen aangemoedigd. Het tame
lijk vage sparen voor moeilijke tij
den - waarvan men naar vanzelf
spreekt hoopt dat zij zullen uitblij
ven - is hier vervangen door 't spa
ren voor een zeer concreet doel.
Men spaart om straks iets te kun
nen vernieuwen van de huisraad of
die aan te vullen met reeds lang be
geerde voorwerpen. Men spaart voor
het aanschaffen van een nieuwe ra
dio of televisietoestel, hierbij heeft
men dan voornamelijk genoegen en
ontspaning op het oog. Men spaart
voor een nieuwe stofzuiger, een was
machine of centrifuge, en hier over
weegt dan het nuttig element, maar
toch komt er het plezier bij dat de
huisvrouw ervan zal hebben. Men
spaart om in de vakantie iets bijzon
ders te kunnen ondernemen, en dit
is wel een van de prettigste spaar-
doelen die men kan bedenken.
Als straks voortdurend meer men
sen de beschikking krijgen over
meer vrije tijd, kan het sparen om
bepaalde liefhebberijen te kunnen
beoefenen een nog belangrijker
spaardoel worden dan het nu reeds
is. Ook hier gaan nut en plezier weer
hand in hand.
Sparen voor tijdige vernieuwing
en aanvulling van kleding heeft -
behalve een degelijke - óók nog een
prettige kant, en het zijn heus niet
alleen de dames die er graag goed
en modieus gekleed bij lopen.
Zo zien we dus hoe tegenwoordig
bij al dit doelsparen het in vervul
ling gaan van velerlei wensen op de
achtergrond staat.
Spaarbankweek
wjjst op levensvreugde
Dit nu is het, wat wij bedoelen
met het plezier van het sparen. Men
heeft een doel voor ogen, dat men
graag wil bereiken, en aan 't spaar
bankboekje ziet men hoe men ge
stadig vordert op de weg naar het
bereiken van dit doel.
Dit zichtbaar vorderen geeft velen
de animo met een goed volgehouden
regelmaat door te gaan met sparen.
Bijna ieder, die op deze manier een
of meer keren een lang gekoesterde
wens in vervulling heeft zien gaan,
is daarna voor altijd gewonnen voor
het sparen.
Tenslotte, wie eenmaal is gewon
nen voor de spaargedachte en wie
geleerd heeft geregeld te sparen, zal
er mee doorgaan. Ook als er eens
niet een bepaalde wens op het ver
langlijstje staat. En zo groeit er dan
toch nog de spaarsom die we soms
ineens zo goed kunnen gebruiken bij
een onverwachte tegenslag. Het ple
zier van het sparen wordt daardoor
echter geenszins 'getemperd. Inte
gendeel, de mens die een financiële
reserve bezit, kan in sommige op
zichten iets onbekommerder leven.
En dat op zichzelf draagt bij aan de
levensvreugde. Hierop te wijzen is
een van de zinvolle bedoelingen van
de Spaarbankweek.
Een inhaalverbod wordt aange
geven door borden overeenkomstig
een door de wet vastgesteld model.
Zo'n model zou eigenlijk geen na
dere tekst behoeven het spreekt vrij
wel voldoende.
Twee motorvoertuigen op meer
dan twee wielen, mogen elkaar op
een weggedeelte NIET inhalen.
Tweewielige voertuigen mogen
dus wel inhalen en mogen ook inge
haald worden.
Een motor met zijspan is een drie-
wielig motorrijtuig en mag dus op
een zodanig aangeduid weggedeelte
geen motorrijtuig inhalen met meer
dan twee wielen. Andersom mag dat
evenmin.
Inhalen is iets anders dan voorbij
rijden. Een stilstaand voertuig moogt
U op een weg waar een inhaalver
bod geldt WEL voorbijrijden.
In zo'n geval is geen sprake van
INHALEN.
Een zeer verleidelijk motorvoer
tuig om in te halen (waar het niet
mag) zijn landbouwtractoren.
Meestal duurt het de gehaaste
weggebruikers te lang om achter
zo'n vehikel voort te sudderen, met
alle gevolgen van dien.
Men pleegt INHAALVERBODS-
BORDEN meestal bij smalle wegen
weggedeelten waarop herstel
werkzaamheden worden uitgevoerd
te plaatsen.
Men doet dat niet om de wegge
bruikers een hoop narigheid te ver
oorzaken doch om iuist narigheid te
voorkomen.
Helaas laat men zo'n borden wel
eens langer staan als door de om
standigheden werkelijk vereist is.
Dat is ONJUIST. Haalt men echter
op zo'n weggedeelte in dan is men
onherroepelijk FOUT.
Het is nu eenmaal niet aan de
weggebrukers gegeven uit te maken
of zo'n verbod nog noodzakelijk is.
Het zou overigens een magnifieke
janboel worden indien dat recht wel
bestond. De overheid laat nog al eens
een steek vallen om dergelijke bor
den ONJUIST TE PLAATSEN.
Onlangs zagen wij op een wegge
deelte tussen ROERMOND en VEN-
LO borden (INHAALVERBOD) zeer
vakkundig" geplaatst.
Waarschijnlijk had men dit de
meest goocheme kantonnier laten
uitvoeren, want op een stuk van on
geveer 3 kilometer (over welke het
verbod gold) had men een viertal
borden precies vóór een op die weg
uitkomende andere OPENBARE
weg geplaatst.
Voor ingewijden betekende dat
weggedeelte een uitgesproken puz-
zelrit. Waar men wèl en waar mag
men nu NIET inhalen?
Zoals bekend houdt een inhaal
verbod op bij een zijweg en bij een
blauw vierkant bord waarop ver
meld „EINDE INHAALVERBOD".
Zeer veel weggebruikers houden
zich bezig met de vraag „zouden
deze borden wel rechtmatig ge
plaatst zijn?"
D.w.z. is dit op last van de werk-
beheerder gebeurd of door de aan
nemer die de weg beheert?
Waarschijnlijk heeft men bij het
natrekken hiervan wel eens succes
gehad. Een dergelijk succes is niet te
versmaden doch wij willen U de in
houdt van een tweetal arresten niet
onthouden welke op dit punt enige
aandacht verdienen.
Eén of anere gemeente had op één
van haar wegen een obstakel.
Terplaatse had men een tweetal
verkeersborden geplaatst welke U
allen bij dergelijke omstandigheden
wel zult kennen. Enerzijds van het
obstakel stond het ronde bord met
rode rand, met één omhoog wijzende
zwarte pijl.
Dit bord betekent, dat weggebrui
kers niet mogen doorrijden indien
uit tegengestelde richting verkeer
nadert.
Aan de andere zijde van zulk ob
stakel staat het welbekende vier
kante bord met een pijl omhoog wij
zende witte pijl en een naar onderen
wijzende rode pijl. Het bord is ge
heel blauw.
Nu wist een bepaalde automobilist
kennelijk, dat dit tweetal borden al
daar niet door de rechthebbende
waren geplaatst. De behoefte tot
zulke borden bestond wel, doch de
plaatsing was niet op rechtmatige
wijze geschiedt.
Deze automobilist reed bij het
ronde bord door terwijl uit tegen
gestelde richting op dat moment
verkeer naderde.
De HOGE RAAD kreeg na vele
omzwervingen over dit geval te oor
delen en concludeerde terzake als
volgt (bij arrest van 1 maart 1955):
"Uit de omstandigheden, dat de
aangebrachte verkeersborden niet
door het daartoe bevoegde gezag
waren geplaatst volgt nog niet dat
daarom aan de aanwezigheid van
die borden bij de beoordeling van
de gedragingen der weggebruikers
iedere betekenis moest worden
ontzegd.
Een bestuurder van een voertuig,
die een weggedeelte inreed, waar
voor zulks krachtens geplaatste
borden (model 47) een voor zijn
richting geldend doorgaansverbod
aangaf, diende er rekening mee te
houden, dat door de tegenligger
zou worden doorgereden op grond
van het in zijn rijrichting ge
plaatste combinatie-bord (model
48), ook al was de plaatsing daar
van onbevoegd geschied".
Wie tracht te tornen aan het ver
keerd plaatsen van borden (wij ma
ken overigens ons hieraan in dit ar
tikel schuldig) hebben kennelijk nog
nooit de uitspraak van de Kanton
rechter te Meppel dd. 1 juni 1954
vernomen.
Deze magistraat deed in de vol
gende zaak wel een erge vreemde
uitspraak.
De bemanning van een zandstrooi-
auto der RIJKSWATERSTAAT was
doende zand te strooien op een spie
gelglad weggedeelte.
Vanwege mogelijk slipgevaar had
den zij kennelijk niet graag dat ze
door ander verkeer ingehaald wer
den.
Teneinde deze wens met enig suc
ces bekroond te zien, bevestigden
zij aan de achterzijde van deze
voortrijdende auto een INHAAL
VERBODSBORD.
Men zou het een leuke vinding
kunnen noemen.
Edoch waarde lefcers jeen auto
mobilist, die het geval ook leuk vond
doch het niet serieus nam reed de
wagen voorbij enwerd bekeurd.
En toen deed de vorengenoemde
Kantonrechter de volgende uit
spraak:
„Inhalen van een zandstrooiauto
van de Rijkswaterstaat op een
gladde weg terwijl op de achter
zijde van die auto een bord (in
haalverbod) is aangebracht, is een
strafbare overtreding van artikel
55 van het wegenverkeersregle
ment'.
DONDER-PREDIKANTEN NU
DOOR ERVARING WIJS
GEWORDEN
Dezer dagen was het mij en mis
schien vele anderen veroorloofd via
een foto in een tijdschrift een blik
te werpen in de kist, waarin Mgr.
Savelberg, de Heilige Limburgse
priester sinds 1907 rust.
Nou, een verkwikkelijk gezicht
was dat beslist niet, ook al had men,
vóór de foto gemaakt werd, alle
priesterlijke gewaden vernieuwd.
Het is voor ons allemaal een beet
je griezelig een blik te werpen op
een dode, zelfs al is hij nog maar
pas dood.
Laat staan op een stoffelijk over
schot, dat door de wormen is aan
getast.
Vroeger was dit beeld altijd een
geëikt middel in preken van de grote
TEL. 1070
missies der Paters Redemptoristen,
om je de schrik voor de doodzonde
op het lijf te jagen.
Reeds als kind toen ik nauwelijks
wist wat doodzonde was, ging ik.
voor zover ik me herinner ril
lend de kerk uit, als dat onderwerp
eens even onder ogen genomen was.
En ik kon er niet van slapen.
Zo ben ik, katholiek gebleven, al
tijd een van die gelovigen geweest,
die tot nu toe maar liever niet over
de dood praat, en er zelfs liever niet
over denkt. Ik houd me maar bij
hetgeen onze welvaart aan goede en
schone dingen geeft. Ik ben katho
liek, maar ook een heel klein beetje
de heiden van „Pluk de dag".
En toch zit er iets scheefs in die
levenshouding.
Nu het binnenkort Allerheiligen
is, realiseer ilc me ineens, dat die
paters van kindsbeen af de zaak op
de kop hebben leren zetten.
Ze waren vast geen ketters, want
ze vertelden niets verkeerds of on
juist, maar ze vertelden wel halve
waarheden. Want voor de gelovige
christen is de dood toch wezenlijk
heel iets anders dan oordeel van
straf, het is de overgang naar het
Nieuwe Leven. En wat voor een
Nieuw Leven?
Een beter, verheven leven, een ge
luk. Neen een definitieve stap in
Het Geluk.
Die paters hebben mij, en dat blijf
ik ze verwijten, niet geleerd, dat ik
met de dood in Gods lieve armen
zou vallen en voor eeuwig met en
in Hem gelukkig zou zijn, zoals ik
heel kinderlijk altijd in mijn acte
van hoop bad.
Zij hebben mij niet verteld, dat ik
van het ogenblik van sterven af
moet worden gerekend tot de 144.000
geteekenden, tot Allerheiligen.
Ze hebben me nooit voorgehouden,
dat op 1 november 1900 zoveel, de
Kerk mijn feest als heilige zou vie
ren. Neen, ze hebben me aangepraat,
dat een wraakzuchtige en vergel
dende God met vuur en vlammen
zou klaarstaan om te bestraffen.
Geen feest, geen zaligheid, geen
Liefde zou met de Dood mijn be
staan binnentreden, neen het kleine
beetje dat ik op aarde zou hebben
genoten zou er onherroepelijk uit
verdwijnen.
Vuur en vlammen zijn tegenwoor
dig uit de donderdpreken verdwe
nen.
Die goede paters zullen nu wel
dood zijn en aan den lijve onder
vonden hebben, dat ze het wel een
beetje té bont hebben gemaakt. Met
al hun razen hebben zij geen halt
aan de afval toe kunnen roepen.
Waar was nu de andere pater, ka
pelaan of pastoor die ons vertelt
van de schoonheid van de Dood? In
de prefatie kan iedere gelovige het
toch beluisteren.
Beluister het ook „Het leven ver
andert en wordt niet afgenomen".
En elders staat het wonderschoon:
,In het Paradijs voeren U de enge
len binnen".
Ik geloof dat dit de bedoeling van
Christus is geweest, dat wij zo de
Dood zouden zien en zo Allerheili
gen vieren.
oliehaard
de haardolle met het hoogste rendement
tsso)
méér warmte
minder roet
zuinig
K. A. VAN ELSEN,
PETROLEUMHANDEL
PRINS HENDRIKSTRAAT 18,
VENRAY - TEL. 04780-1834
Er schijnt een soort vete tussen
jullie te zijn, is het niet?" vroeg de
rechter.
„Die man deugt niet", zei de ver
dachte.
„En waar gaat die ruzie dan feite
lijk over?"
„Zijn vader had al ruzie met mijn
vader. Die mensen deugen niet".
„Ik zie in de ruzie van die twee
vaders geen reden voor zoons, om
elkaar met een klomp te lijf te
gaan".
„Ik heb mijn neef niet met een
klomp geslagen. Ik heb hem hele
maal niet geslagen".
„U neef zegt anders van wel",
mengde de officier zich in het ver
hoor.
„Mijn neef staat bekend als de
grootste leugenaar van het dorp".
„Wat weet jij daar van!" repli
ceerde de verdachte.
„Jij? Wat jij?" wond de officier
zich op.
„U kun het Openbaar Ministerie
gerust met U aanspreken", advi
seerde de rechter.
„Als jij jij tegen mij zegt, zeg ik
ook jij tegen jou", verklaarde de
verdachte vlot. „Maar als u u tegen
me zegt, zeg ik ook u tegen u".
De officier moest het even ver
werken. „Zeg dan maar u", zei hij.
„Terzake!" riep de rechter, terwijl
hij het dossier voor zijn mond hield.
„Hebt u uw neef met de klomp op
het hoofd geslagen of niet?"
„Nee, meneer de rechter, ik heb
alleen mijn neef bij zijn dasje ge
grepen, zo(en hij demonstreerde
het bij een verschrikte parketwach
ter) en toen heb ik de klomp zo in
de hoogte gehouden. Maar geslagen
heb ik hem niet".
Vervolgens kwam de neef. „Rech
ter, deze persoon is een echte mis
handelaar!"
„En jij staat bekend als iemand
die al drie keer hier is geweest en
als een echt lastpak", viel de officier
uit.
„Da's niet!" riep de verdachte.
„Deze persoon", ging de neef on
verstoorbaar verder, „heeft mij ge
dreigd met zijn klomp. Hij zei, dat
hij mij op mijn hoofd zou slaan, dat
mijn hersens in de dakgoot zouden
spatten en dat ze me met de kolen
schop konden voeren".
„Dat is niet erg smakelijk", meen
de de rechter, „en heeft hij dat ge
daan ook?"
„Ja rechter, hij heeft het gedaan.
Ze konden het in de hele buurt ho
ren knappen. Maar de buren durven
niet hier te komen, omdat hij een
echte mishandelaar is'.
,En hij deugt niet", zei de ver
dachte weer.
„Voor deze persoon is het hele
dorp bang", ging de neef verder,
„zelfs de burgemeester is bang voor
hem. Anders had die hem wel in het
cachot gestopt. Maar ik niet. Ik ben
niet bang, ook al is hij een echte
mishandelaar. Daarom heeft hij me
de hersens uit mijn hoofd geslagen".
„Als ik u zo hoor, zou ik haast
zeggen, dat het waar is", lacht de
oficier, die weer wat op verhaal was
gekomen.
„En het is waar, zo waar als ik
hier sta!" sprak de getuige plechtig.
„Wat hebt u op deze verklaring
te zeggen?" vroeg de rechter aan de
verdachte.
„Dat het allemaal gelogen is. Hij
heeft niks in zijn hoofd om er uit te
slaan. Als ik toch straf krijg, wou
ik, dat ik het maar wel gedaan had".
De rechter bladerde in de stukken.
„Ik, verbalisant, heb op het hoofd
van getuige geen builen of schram
men kunnen aantreffen, die het ge
volg zouden kunnen zijn van het
strafbare feit", stond in het proces
verbaal.
De verdachte werd vrijgesproken
wegens gebrek aan bewijs.
„Ik dank u wel heren", zei hij, „er
is toch nog recht in de wereld".
„Niks te danken", zei de rechter,
„volgende keer beter".
U zult ongelovig kijken? Komt de
gevangen Hongaarse Kardinaal naar
Nederland om hier iets te vragen
voor zijn arm volk?
Helaas, persoonlijk komen kan hij
niet. Hij heeft echter een aantal Ne
derlanders bereid gevonden om in
Zijn plaats rond te gaan en te bede
len voor Zijn volk.
Sinds meerdere jaren is dat- in
Limburg de Stichting Hulpactie voor
Hongarije, die haar hoofdzetel heeft
in Roermond op het Bisschoppelijk
College waar de jeugdbeweging van
de E.K. zich het lot van Kardinaal
Mindszenty en Zijn volk aantrekt.