U, ik en het verkeer... Rentekaart en A.O.W. Het plezier van het sparen Geestelijk artikel de|fL£\l\SfE specialist W ESSO PETROLEUM de politierechter Kard. Mindszenty komt bedelen Zaterdag 29 oktober 1960 No. 44 EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS GROTESTRAAT 28 POSTBTJS 1 TEL. 1512 GIRO 1586.51 WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Het opschrift van dit artikel feitelijk onjuist, maar we moeten deze zaken bij elkaar brengen, omdat indien de rentekaart van het toneel zal gaan verdwijnen hieraan ook voor AOW trekkers belangrijke ge volgen zullen vastzitten. We hebben er enige tijd geleden reeds de aandacht op gevestigd, dat er een arbeidsongeschiktheidverze kering op komst is, welke enige an der wetten geheel of gedeeltelijk overbodig zal maken. Met name zou de Ongevallenwet hierin opgaan, de Invaliditeitswet (Wet van de rente kaart) en ook de ziektewet. Dit zou dus in één wet samengebracht wor den. Het is nog niet zover, doch er is thans aan de openbaarheid prijs ge geven welke op een dezer wetten be trekking heeft. Er is nl. een advies van de Sociaal Economische Raad (adviesorgaan voor de regering waarin het be drijfsleven o.a. is opgenomen) om te beginnen met de liquidatie van de Invaliditeitswet. Dit is nog niet zo'n eenvoudige zaak want in Nederland (en ook on der vele geëmigreerden) zitten vijf miljoen rentekaarten. Vrijwel in ieder gezin zit bij wijze van spreken een rentekaart. Duizenden Nederlanders trekken al van deze wet, nl. invaliditeits- rente, weduwenrente, wezenrente en ook ouderdomsrente. Het zijn geringe bedragen, welke maximaal zes gulden per week op leveren. Omdat dit niet voldoende is voor levensonderhoud, worden hierop al lerlei toeslagen verstrekt uit de Rijksmiddelen, dus uit de belastin gen. Daarom wil men tot een an dere wet overgaan. Daar komt nog bij dat de andere wetten niet goed op elkaar aanslui ten, wat de uitkeringsduur betreft. Immers bij ziekte houdt het als regel na een jaar op, terwijl bij on geval de uitkering ook na een jaar stopt, terwijl bij ongeval de uitkering ook na een jaar blijft doorlopen. Bij ongevallen in de zin der Onge vallenwet met dodelijke afloop krij gen ook de weduwen uitkering, ter wijl er intussen een nieuwe Wedu- wcnpensioenwet is gekomen. Wie een ongeval ki'ijgt op de ge wone weg van huis naar werk en omgekeerd valt onder de Ongeval lenwet, maar hij die daarbij een om weg moest maken om persoonlijke redenen, valt bij ongeval onder de Ziektewet! De uitkeringen bij invaliditeit zijn zeer gering, en dan moet men ook nog voor 2/3 invalide zijn. Blijft men daaronder dan krijgt men niets, ook al is men voor 50% ongeschikt. Het is dus begrijpelijk dat men deze wetten wil gaan herzien en in zekere zin combineren of coördine ren. Maar nu zitten we met die 5 mil joen rentekaarten. Hieronder zijn er zeker 2 miljoen die niet meer in de circulatie zijn, omdat men geëmi greerd is, meisjes die gehuwd zijn, werknemers die zelfstandig gewor den zijn of boven de loongrens geko men, in het buitenland werken, in pensoengerechtigden dienst van de Overheid zijn gekomen enz. Als men deze wet nu wil liqui deren, kan men de verkregen rech ten niet aantasten. Degenen, die dus reeds trekken van deze wet, behouden hun uitke ring zolang zij aan de voorwaarden voldoen. Voor degenen, die tussen de leef tijd van 3ó en 65 zijn, wil men de wet voor wat betreft de ouderdoms rente laten voortbestaan. Degenen, die jonger zijn dan 35 jaar krijgen het geld terug, en de genen die tussen 35 en 45 jaar zijn door onregelmatig plakken slechts aan een ouderdomsrente van niet hoger dan 60 per jaar komen, ook het geld terug te betalen, doch dan met rente. Zodoende sterft de Invaliditeits wet dus geleidelijk af. Er komen geen nieuwe verzekerden meer bij, en er blijven alleen nog trekgerechtigden over. Deze liquidatie gaat vijf miljard gulden kosten, waarbij men niet moet vergeten dat de thans betaalde toeslagen ook veel geld kosten. Deze bedragen moeten ergens vandaan komen. En dit zal dan wel blijken indien de Minister dit advies over neemt en dienaangaande wetsvoor stellen indient. Maar nu komt het belang voor de AO W-trekkers! Door de opheffing van de Inv.-wet zullen de werkne mers gemiddeld zes gulden per week minder ontvangen als zij 65 jaar oud zijn of worden. Om dit te compenseren wil men nu de AOW-bedragen gaan verho gen met een bedrag van 300 per jaar dus de dervingsbedragen van de rentekaart. Dat zal niet ineens gebeuren, doch in een periode van 20 of 30 jaar naar gelang de wet zal luiden. Maar dit krijgen óók degenen die nu al AOW trekken. Voor "deze groep is dit dus een voordeel. Voorgesteld wordt om bij de liqui datie van de Inv.-wet de AOW te verhogen met 60 per jaar, tien jaar daarna weer, dan nog eenmaal, en tenslote met de laatste 120 om aan de 300 te komen. Men versta ons goed. Deze verho gingen staan geheel los van de ver hogingen welke door de verhoging van de loonindex verkregen zullen worden. Het zijn dus extra verho gingen van de AOW bedragen, wel ke daardoor een basisbedrag krij gen voor gehuwden, waarbij de gel dende bepalingen met 60 per jaar worden verhoogd, uiteindelijk met een bedrag van 300. Maar dat zul len de meeste AOW-trekkers van thans wel niet meer beleven. Maar men moet ook aan de ko mende generatie denken! SPAARBANKWEEK Komende week is het de spaarweek, een officiële propaganda-actie van alle spaarbanken voor het sparen. Als we enkele weken geleden lazen, dat by onze plaatselüke boe renleenbanken alleen al in september ruim 4 ton werd ingelegd, vraagt men zich misschien wel af wat men met deze actie nog be oogt. Er wordt hier zo ogenschynlyk tóch wel gespaard, terwijl anderen menen dat allerlei sociale maatregelen het sparen voor moeilijke tijden en voor de oude dag toch eigenlijk overbodig maken. Waarom dan al die propaganda voor het sparen Toch is sparen zinvol van een spaarsom, die als financiële reserve kan dienen dus ook nu nog altijd zin. Laten we deze uitspraken eens na der bezien. Zo lang wij nog overal mensen ontmoeten die, ondanks het feit dat zij een redelijk inkomen hebben, voortdurend kampen met fi nanciële moeilijkheden, vragen wij ons af of men feitelijk wel kan stel len dat men zo spaarzaam is. Accoord, financiële tekorten in de huishouding hebben minder te ma ken met sparen dan met het onver mogen om 't gezinsinkomen op ver antwoorde wijze te besteden. Maar, als we zien hoe velen de oplossing dan maar zoeken in het doen van aanschaffingen die niet meteen vol ledig betaald behoeven te worden - een methode waarmee men de fi nanciële problemen vaak onnodig vergroot - dan wagen wij het te zeg gen dat heel veel mensen de kunst van het sparen toch nog eigen moe- te maken. Voor deze mensen heeft het wel degelijk zin, eens per jaar met nadruk te wijzen op het belang dat zij persoonlijk hebben bij het vormen van een spaarsom. Wat de uitkeringen betreft, die men o.a. ontvangt bij ziekte of onge val, bij werkloosheid en als men be jaard is geworden, inderdaad maken deze het sparen om „een appeltje voor de dorst" te hebben niet meer zo dwingend noodzakelijk als in de verleden tijd. Maar een aanvulling is en blijft zeer gewenst. Bovendien is er dan nog de groep van kleine zelfstandigen die buiten veel van deze uitkeringen vallen. Voor iedereen heeft het vormen Men behoeft er niet zorgelijk bjj te kijken Toch is - er dank zij de sociale voorzieningen - een groot verschil met voorheen. Toen werd het sparen vooral gekenmerkt door zorgelijke bijgedachten, en daardoor werd het op zichzelf ook een min of meer zorgelijke aangelegenheid. Het afge zonderde geld was bestemd om grote en kleine tegenslagen op te vangen en men durfde er eigenlijk nooit goed aan te komen. Het sparen van nu is voor talloze mensen echter een blijmoediger aangelegenheid gewor den. Tegenwoordig wordt vooral het doelsparen aangemoedigd. Het tame lijk vage sparen voor moeilijke tij den - waarvan men naar vanzelf spreekt hoopt dat zij zullen uitblij ven - is hier vervangen door 't spa ren voor een zeer concreet doel. Men spaart om straks iets te kun nen vernieuwen van de huisraad of die aan te vullen met reeds lang be geerde voorwerpen. Men spaart voor het aanschaffen van een nieuwe ra dio of televisietoestel, hierbij heeft men dan voornamelijk genoegen en ontspaning op het oog. Men spaart voor een nieuwe stofzuiger, een was machine of centrifuge, en hier over weegt dan het nuttig element, maar toch komt er het plezier bij dat de huisvrouw ervan zal hebben. Men spaart om in de vakantie iets bijzon ders te kunnen ondernemen, en dit is wel een van de prettigste spaar- doelen die men kan bedenken. Als straks voortdurend meer men sen de beschikking krijgen over meer vrije tijd, kan het sparen om bepaalde liefhebberijen te kunnen beoefenen een nog belangrijker spaardoel worden dan het nu reeds is. Ook hier gaan nut en plezier weer hand in hand. Sparen voor tijdige vernieuwing en aanvulling van kleding heeft - behalve een degelijke - óók nog een prettige kant, en het zijn heus niet alleen de dames die er graag goed en modieus gekleed bij lopen. Zo zien we dus hoe tegenwoordig bij al dit doelsparen het in vervul ling gaan van velerlei wensen op de achtergrond staat. Spaarbankweek wjjst op levensvreugde Dit nu is het, wat wij bedoelen met het plezier van het sparen. Men heeft een doel voor ogen, dat men graag wil bereiken, en aan 't spaar bankboekje ziet men hoe men ge stadig vordert op de weg naar het bereiken van dit doel. Dit zichtbaar vorderen geeft velen de animo met een goed volgehouden regelmaat door te gaan met sparen. Bijna ieder, die op deze manier een of meer keren een lang gekoesterde wens in vervulling heeft zien gaan, is daarna voor altijd gewonnen voor het sparen. Tenslotte, wie eenmaal is gewon nen voor de spaargedachte en wie geleerd heeft geregeld te sparen, zal er mee doorgaan. Ook als er eens niet een bepaalde wens op het ver langlijstje staat. En zo groeit er dan toch nog de spaarsom die we soms ineens zo goed kunnen gebruiken bij een onverwachte tegenslag. Het ple zier van het sparen wordt daardoor echter geenszins 'getemperd. Inte gendeel, de mens die een financiële reserve bezit, kan in sommige op zichten iets onbekommerder leven. En dat op zichzelf draagt bij aan de levensvreugde. Hierop te wijzen is een van de zinvolle bedoelingen van de Spaarbankweek. Een inhaalverbod wordt aange geven door borden overeenkomstig een door de wet vastgesteld model. Zo'n model zou eigenlijk geen na dere tekst behoeven het spreekt vrij wel voldoende. Twee motorvoertuigen op meer dan twee wielen, mogen elkaar op een weggedeelte NIET inhalen. Tweewielige voertuigen mogen dus wel inhalen en mogen ook inge haald worden. Een motor met zijspan is een drie- wielig motorrijtuig en mag dus op een zodanig aangeduid weggedeelte geen motorrijtuig inhalen met meer dan twee wielen. Andersom mag dat evenmin. Inhalen is iets anders dan voorbij rijden. Een stilstaand voertuig moogt U op een weg waar een inhaalver bod geldt WEL voorbijrijden. In zo'n geval is geen sprake van INHALEN. Een zeer verleidelijk motorvoer tuig om in te halen (waar het niet mag) zijn landbouwtractoren. Meestal duurt het de gehaaste weggebruikers te lang om achter zo'n vehikel voort te sudderen, met alle gevolgen van dien. Men pleegt INHAALVERBODS- BORDEN meestal bij smalle wegen weggedeelten waarop herstel werkzaamheden worden uitgevoerd te plaatsen. Men doet dat niet om de wegge bruikers een hoop narigheid te ver oorzaken doch om iuist narigheid te voorkomen. Helaas laat men zo'n borden wel eens langer staan als door de om standigheden werkelijk vereist is. Dat is ONJUIST. Haalt men echter op zo'n weggedeelte in dan is men onherroepelijk FOUT. Het is nu eenmaal niet aan de weggebrukers gegeven uit te maken of zo'n verbod nog noodzakelijk is. Het zou overigens een magnifieke janboel worden indien dat recht wel bestond. De overheid laat nog al eens een steek vallen om dergelijke bor den ONJUIST TE PLAATSEN. Onlangs zagen wij op een wegge deelte tussen ROERMOND en VEN- LO borden (INHAALVERBOD) zeer vakkundig" geplaatst. Waarschijnlijk had men dit de meest goocheme kantonnier laten uitvoeren, want op een stuk van on geveer 3 kilometer (over welke het verbod gold) had men een viertal borden precies vóór een op die weg uitkomende andere OPENBARE weg geplaatst. Voor ingewijden betekende dat weggedeelte een uitgesproken puz- zelrit. Waar men wèl en waar mag men nu NIET inhalen? Zoals bekend houdt een inhaal verbod op bij een zijweg en bij een blauw vierkant bord waarop ver meld „EINDE INHAALVERBOD". Zeer veel weggebruikers houden zich bezig met de vraag „zouden deze borden wel rechtmatig ge plaatst zijn?" D.w.z. is dit op last van de werk- beheerder gebeurd of door de aan nemer die de weg beheert? Waarschijnlijk heeft men bij het natrekken hiervan wel eens succes gehad. Een dergelijk succes is niet te versmaden doch wij willen U de in houdt van een tweetal arresten niet onthouden welke op dit punt enige aandacht verdienen. Eén of anere gemeente had op één van haar wegen een obstakel. Terplaatse had men een tweetal verkeersborden geplaatst welke U allen bij dergelijke omstandigheden wel zult kennen. Enerzijds van het obstakel stond het ronde bord met rode rand, met één omhoog wijzende zwarte pijl. Dit bord betekent, dat weggebrui kers niet mogen doorrijden indien uit tegengestelde richting verkeer nadert. Aan de andere zijde van zulk ob stakel staat het welbekende vier kante bord met een pijl omhoog wij zende witte pijl en een naar onderen wijzende rode pijl. Het bord is ge heel blauw. Nu wist een bepaalde automobilist kennelijk, dat dit tweetal borden al daar niet door de rechthebbende waren geplaatst. De behoefte tot zulke borden bestond wel, doch de plaatsing was niet op rechtmatige wijze geschiedt. Deze automobilist reed bij het ronde bord door terwijl uit tegen gestelde richting op dat moment verkeer naderde. De HOGE RAAD kreeg na vele omzwervingen over dit geval te oor delen en concludeerde terzake als volgt (bij arrest van 1 maart 1955): "Uit de omstandigheden, dat de aangebrachte verkeersborden niet door het daartoe bevoegde gezag waren geplaatst volgt nog niet dat daarom aan de aanwezigheid van die borden bij de beoordeling van de gedragingen der weggebruikers iedere betekenis moest worden ontzegd. Een bestuurder van een voertuig, die een weggedeelte inreed, waar voor zulks krachtens geplaatste borden (model 47) een voor zijn richting geldend doorgaansverbod aangaf, diende er rekening mee te houden, dat door de tegenligger zou worden doorgereden op grond van het in zijn rijrichting ge plaatste combinatie-bord (model 48), ook al was de plaatsing daar van onbevoegd geschied". Wie tracht te tornen aan het ver keerd plaatsen van borden (wij ma ken overigens ons hieraan in dit ar tikel schuldig) hebben kennelijk nog nooit de uitspraak van de Kanton rechter te Meppel dd. 1 juni 1954 vernomen. Deze magistraat deed in de vol gende zaak wel een erge vreemde uitspraak. De bemanning van een zandstrooi- auto der RIJKSWATERSTAAT was doende zand te strooien op een spie gelglad weggedeelte. Vanwege mogelijk slipgevaar had den zij kennelijk niet graag dat ze door ander verkeer ingehaald wer den. Teneinde deze wens met enig suc ces bekroond te zien, bevestigden zij aan de achterzijde van deze voortrijdende auto een INHAAL VERBODSBORD. Men zou het een leuke vinding kunnen noemen. Edoch waarde lefcers jeen auto mobilist, die het geval ook leuk vond doch het niet serieus nam reed de wagen voorbij enwerd bekeurd. En toen deed de vorengenoemde Kantonrechter de volgende uit spraak: „Inhalen van een zandstrooiauto van de Rijkswaterstaat op een gladde weg terwijl op de achter zijde van die auto een bord (in haalverbod) is aangebracht, is een strafbare overtreding van artikel 55 van het wegenverkeersregle ment'. DONDER-PREDIKANTEN NU DOOR ERVARING WIJS GEWORDEN Dezer dagen was het mij en mis schien vele anderen veroorloofd via een foto in een tijdschrift een blik te werpen in de kist, waarin Mgr. Savelberg, de Heilige Limburgse priester sinds 1907 rust. Nou, een verkwikkelijk gezicht was dat beslist niet, ook al had men, vóór de foto gemaakt werd, alle priesterlijke gewaden vernieuwd. Het is voor ons allemaal een beet je griezelig een blik te werpen op een dode, zelfs al is hij nog maar pas dood. Laat staan op een stoffelijk over schot, dat door de wormen is aan getast. Vroeger was dit beeld altijd een geëikt middel in preken van de grote TEL. 1070 missies der Paters Redemptoristen, om je de schrik voor de doodzonde op het lijf te jagen. Reeds als kind toen ik nauwelijks wist wat doodzonde was, ging ik. voor zover ik me herinner ril lend de kerk uit, als dat onderwerp eens even onder ogen genomen was. En ik kon er niet van slapen. Zo ben ik, katholiek gebleven, al tijd een van die gelovigen geweest, die tot nu toe maar liever niet over de dood praat, en er zelfs liever niet over denkt. Ik houd me maar bij hetgeen onze welvaart aan goede en schone dingen geeft. Ik ben katho liek, maar ook een heel klein beetje de heiden van „Pluk de dag". En toch zit er iets scheefs in die levenshouding. Nu het binnenkort Allerheiligen is, realiseer ilc me ineens, dat die paters van kindsbeen af de zaak op de kop hebben leren zetten. Ze waren vast geen ketters, want ze vertelden niets verkeerds of on juist, maar ze vertelden wel halve waarheden. Want voor de gelovige christen is de dood toch wezenlijk heel iets anders dan oordeel van straf, het is de overgang naar het Nieuwe Leven. En wat voor een Nieuw Leven? Een beter, verheven leven, een ge luk. Neen een definitieve stap in Het Geluk. Die paters hebben mij, en dat blijf ik ze verwijten, niet geleerd, dat ik met de dood in Gods lieve armen zou vallen en voor eeuwig met en in Hem gelukkig zou zijn, zoals ik heel kinderlijk altijd in mijn acte van hoop bad. Zij hebben mij niet verteld, dat ik van het ogenblik van sterven af moet worden gerekend tot de 144.000 geteekenden, tot Allerheiligen. Ze hebben me nooit voorgehouden, dat op 1 november 1900 zoveel, de Kerk mijn feest als heilige zou vie ren. Neen, ze hebben me aangepraat, dat een wraakzuchtige en vergel dende God met vuur en vlammen zou klaarstaan om te bestraffen. Geen feest, geen zaligheid, geen Liefde zou met de Dood mijn be staan binnentreden, neen het kleine beetje dat ik op aarde zou hebben genoten zou er onherroepelijk uit verdwijnen. Vuur en vlammen zijn tegenwoor dig uit de donderdpreken verdwe nen. Die goede paters zullen nu wel dood zijn en aan den lijve onder vonden hebben, dat ze het wel een beetje té bont hebben gemaakt. Met al hun razen hebben zij geen halt aan de afval toe kunnen roepen. Waar was nu de andere pater, ka pelaan of pastoor die ons vertelt van de schoonheid van de Dood? In de prefatie kan iedere gelovige het toch beluisteren. Beluister het ook „Het leven ver andert en wordt niet afgenomen". En elders staat het wonderschoon: ,In het Paradijs voeren U de enge len binnen". Ik geloof dat dit de bedoeling van Christus is geweest, dat wij zo de Dood zouden zien en zo Allerheili gen vieren. oliehaard de haardolle met het hoogste rendement tsso) méér warmte minder roet zuinig K. A. VAN ELSEN, PETROLEUMHANDEL PRINS HENDRIKSTRAAT 18, VENRAY - TEL. 04780-1834 Er schijnt een soort vete tussen jullie te zijn, is het niet?" vroeg de rechter. „Die man deugt niet", zei de ver dachte. „En waar gaat die ruzie dan feite lijk over?" „Zijn vader had al ruzie met mijn vader. Die mensen deugen niet". „Ik zie in de ruzie van die twee vaders geen reden voor zoons, om elkaar met een klomp te lijf te gaan". „Ik heb mijn neef niet met een klomp geslagen. Ik heb hem hele maal niet geslagen". „U neef zegt anders van wel", mengde de officier zich in het ver hoor. „Mijn neef staat bekend als de grootste leugenaar van het dorp". „Wat weet jij daar van!" repli ceerde de verdachte. „Jij? Wat jij?" wond de officier zich op. „U kun het Openbaar Ministerie gerust met U aanspreken", advi seerde de rechter. „Als jij jij tegen mij zegt, zeg ik ook jij tegen jou", verklaarde de verdachte vlot. „Maar als u u tegen me zegt, zeg ik ook u tegen u". De officier moest het even ver werken. „Zeg dan maar u", zei hij. „Terzake!" riep de rechter, terwijl hij het dossier voor zijn mond hield. „Hebt u uw neef met de klomp op het hoofd geslagen of niet?" „Nee, meneer de rechter, ik heb alleen mijn neef bij zijn dasje ge grepen, zo(en hij demonstreerde het bij een verschrikte parketwach ter) en toen heb ik de klomp zo in de hoogte gehouden. Maar geslagen heb ik hem niet". Vervolgens kwam de neef. „Rech ter, deze persoon is een echte mis handelaar!" „En jij staat bekend als iemand die al drie keer hier is geweest en als een echt lastpak", viel de officier uit. „Da's niet!" riep de verdachte. „Deze persoon", ging de neef on verstoorbaar verder, „heeft mij ge dreigd met zijn klomp. Hij zei, dat hij mij op mijn hoofd zou slaan, dat mijn hersens in de dakgoot zouden spatten en dat ze me met de kolen schop konden voeren". „Dat is niet erg smakelijk", meen de de rechter, „en heeft hij dat ge daan ook?" „Ja rechter, hij heeft het gedaan. Ze konden het in de hele buurt ho ren knappen. Maar de buren durven niet hier te komen, omdat hij een echte mishandelaar is'. ,En hij deugt niet", zei de ver dachte weer. „Voor deze persoon is het hele dorp bang", ging de neef verder, „zelfs de burgemeester is bang voor hem. Anders had die hem wel in het cachot gestopt. Maar ik niet. Ik ben niet bang, ook al is hij een echte mishandelaar. Daarom heeft hij me de hersens uit mijn hoofd geslagen". „Als ik u zo hoor, zou ik haast zeggen, dat het waar is", lacht de oficier, die weer wat op verhaal was gekomen. „En het is waar, zo waar als ik hier sta!" sprak de getuige plechtig. „Wat hebt u op deze verklaring te zeggen?" vroeg de rechter aan de verdachte. „Dat het allemaal gelogen is. Hij heeft niks in zijn hoofd om er uit te slaan. Als ik toch straf krijg, wou ik, dat ik het maar wel gedaan had". De rechter bladerde in de stukken. „Ik, verbalisant, heb op het hoofd van getuige geen builen of schram men kunnen aantreffen, die het ge volg zouden kunnen zijn van het strafbare feit", stond in het proces verbaal. De verdachte werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. „Ik dank u wel heren", zei hij, „er is toch nog recht in de wereld". „Niks te danken", zei de rechter, „volgende keer beter". U zult ongelovig kijken? Komt de gevangen Hongaarse Kardinaal naar Nederland om hier iets te vragen voor zijn arm volk? Helaas, persoonlijk komen kan hij niet. Hij heeft echter een aantal Ne derlanders bereid gevonden om in Zijn plaats rond te gaan en te bede len voor Zijn volk. Sinds meerdere jaren is dat- in Limburg de Stichting Hulpactie voor Hongarije, die haar hoofdzetel heeft in Roermond op het Bisschoppelijk College waar de jeugdbeweging van de E.K. zich het lot van Kardinaal Mindszenty en Zijn volk aantrekt.

Peel en Maas | 1960 | | pagina 1