Sociale ueiandeünqen Twintig jaren geleden... WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN ct op het platte land Kostwinner vergoeding bij dienstplicht. Uitvaart-gebruiken tol voor 60 jaren geleden De Duitse overval op 10 mei.. deTfLf\l\SJE specialist Uf ik en hel verkeer... Vrijdag 29 april 1960 No. 18 EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG PEEL EN MAAS druk en uitgave van den munckhof n.v. venray grotestraat 28 postbus 1 tel. 1512 giro 1506.52 PRIJS PER KWARTAAL 1.40-(bulten Venray 1.60) (SLOT) De drang naar meer zelfstandig heid onder de jongeren brengt deze soms in conflict met de ouders. Vooral die ouders, die de mening zijn toegedaan dat zij zo lang voor hun kinderen gewerkt hebben, zodat zij van hen verwachteh daarvoor be loond te worden. De kinderen kon den wel eens voor de ouders wer ken. Conflicten met de andere ge zinsleden zijn geenszins uitgesloten. Vooral niet wanneer de heersende opvattingen belangrijk verschillen. Er is nog een ander punt dat onze aandacht verdient n.l. het in de steek laten van de eigen parochie. De omvang en het tempo van deze sociale verandering neemt de laat ste tijd toe en de oorzaken welke hiertoe leiden zijn duidelijker ge worden. Vele parochies (vooral de zeer kleine) maken een crisis door, door dat veel parochianen de parochie waarvoor hun ouders of voorouders geofferd en gevochten hebben, in de steek laten. Zij laten hun kinderen elders in het hoofddorp of in een na bijgelegen stad naar school gaan, waardoor de eigen school een moei lijke tijd doormaakt. Het leerlingenaantal bepaalt 't aantal leerkrachten, dat een school toegewezen krijgt. Men raakt soms wat dit laatste punt betreft in grote moeilijkheden. Dit weglopen naar scholen buiten de eigen parochie werkt soms bijzonder aanstekelijk. Het komt dan ook voor, dat een school die" nog net kan bestaan, niet meer aan haar minimum eisen kan voldoen. Door de snele uitbreiding van het verkeer blijkt op vele kleine dorpen het cultureel verenigingsleven in een ongunstige positie te verkeren. De belangstelling voor plaatselijke culturele activiteiten blijkt sterk al te nemen, waardoor het dorp veel moeilijker iets kan bieden, wat aan de gestegen verlangens van de be woners. voldoet. Het is zelfs op hele kleine dorpjes al voorgekomen, dat de smid wegens een te geringe klan dizie moest vertrekken. De mecha nisatie is hiervan grotendeels de oorzaak. In plaatsen waar 30 tot 40 jaar ge leden nog drie bakkers woonden, heeft er zich één kunnen handha ven. Het aantal in de N.O.P. ge bouwde dorpen blijkt te groot. Sommige dorpen zullen nooit het geraamde" aantal inwoners bereiken, wat voor een gezond gemeenschaps leven noodzakelijk is. Tengevolge van de mechanisatie en rationalisatie heeft er in de land bouw vooral de afgelopen jaren een snelle vermindering van het aantal personen in deze bedrijfstak werk zaam, plaats. Een persoon kan met de techni sche middelen die hem ter beschik king staan, momenteel een groter bedrijf bewerken dan voorheen, dan voorheen. In de N.O.P. komt een arbeidsbe- zetting voor van een persoon per 12 ha. In Oostelijk Flevoland is men uitgegaan van een bezetting van een persoon per 15 ha. Met de sterke stijging van de ar- beidsproduktiviteit gaat een daling van de beroepsbevolking in de land bouw samen. In ongeveer 10 jaar is een daling geconstateerd van ruim 25%. In bepaalde gemeenten kwam zelfs een daling voor van 50%. Een groot aantal personen uit de. agrarische wereld vloeit af naar niet-agrarische bedrijfstakken. Deze afvloeiing brengt in veel gevallen met zich mee, dat men op kleinere of grotere afstand van zijn woonplaats zijn werk heeft. Veel agrariërs kunnen in hun eigen woonplaats geen werk vinden in een andere bedrijfstak, omdat de mogelijkheden daartoe niet aanwe zig zijn. De kleine plaatsen zijn niet in de gelegenheid om industrieën aan te trekken. De neiging bestaat om in de plaats waar men werk heeft gevonden, zich te vestigen. Tengevolge hiervan komt het v0°r dat kleine plaatsen in inwonertal achteruit gaan. Men ziet ook, dat de gelden aan consumptiegoederen in grotere centra worden besteed en niet in eigen woonplaats. De plaatselijke middenstand heeft daardoor minder emplooi. Vooral daar waar de middenstand niet vol doende met de tijd meegaat is dit bijzonder goed merkbaar. De klant stelt nu eenmaal bepaalde eisen en daaraan moeten de zaken trachten te voldoen. Andere oorzaken zijn, dat 'n groot aantal kinderen in grotere plaatsen of steden gaat studeren en het wer ken van een groot deel buiten eigen woonplaats. Men raakt daardoor steeds meer op de steden georiënteerd. Men krijgt in veel gevallen minder belangstel ling voor alles wat er in eigen woon plaats gebeurt en ook toont men zich minder solidair met de midden stand in eigen woonplaats. Men voelt er niet altijd evenveel voor de eigen middenstand het hoofd boven water te helpen houden. Dit valt ten zeerste te betreuren en heeft in de naaste toekomst zijn consekwenties. Sommige middenstanders nemen geen genoegen meer met het lage inkomen en verdwijnen uit het dorp zonder dat er een ander voor in de plaats komt. In kleine dorpen met een inwoner tal van 500 of minder, zien we een afeame van het inwonertal met 5°/o of meer. Wat in deze kleine dorpen is gebeurd, zal naar alle waarschijn lijkheid ook in de. grotere dorpen plaats vinden. De grens van de grootte van de plaats is moeilijk aan te geven. Momenteel ziet men nog veel per sonen, die uit de agrarische wereld zijn afgevloeid en geen werk heb ben gevonden in eigen geboorte plaats, toch daar gaan wonen. In de toekomst zal dit steeds min der plaats vinden, waardoor het in wonertal niet meer zal stijgen of zelfs kan gaan dalen. Als de wo ningnood tot het verleden behoort zal dit stellig gebeuren. Uit deze reeks artikelen is wel ko men vast te staan dat er op het plat te land grote veranderingen zijn te constateren. Wanneer hieraan een eind komt is niet te zeggen, maar vast staat, dat dit nog enige tijd heeft. Hopenlijk heeft deze korte en een zijdige belichting ertoe bijgedragen het inzicht van de lezers in deze. moeilijke maar interessante materie, te vergroten. Het blijkt nog maar te vaak, dat gezinshoofden hoegenaamd geen no titie nemen van de mededelingen hen toegezonden door de gemeenten, indien een kind uit zijn gezin voor eerste oefening onder de wapenen wordt geroepen. In die mededeling wordt- de aandacht gevestigd op de mogelijkheid om voor kostwinners vergoeding in aanmerking te komen. Aanspraak op deze vergoeding be staat" in alle gevallen waarin ten gevolge van de opkomst in militaire dienst van een dienstplichtige mid delen tot levensonderhoud ontbre ken. Indien door de opkomst van deze dienstplichtige deel uitmakende van een gezin, het inkomen daalt tot beneden zekere, grenzen dan bestaat recht op kostwinnersvergoeding ook al verdient het gezinshoofd een nor maal loon. Deze z.g. gezinsmaxima liggen als volgt: voor een achterblijvend gezin 86 per week. Voor twee ligt dit bedrag op 92 per week, voor drie op 98 per week, voor vier op 104, voor vijf op 110, voor zes op 116 en voor zeven of meer achterblijvende gezinsleden op 17,50 per persoon per week. Het gaat hierbij dus om achter blijvende gezinsleden, dus de dienst plichtige zelf blijft hierbij buiten be schouwing. toch vergoeding Droeg een dienstplichtige niets bij in het gezinsinkomen omdat hij b.v. nog studerende was, dan kan toch het recht bestaan, maar dan moet worden aangetoond, dat hij, zo hij niet was opgeroepen, een werkkring zou hebben aanvaard. Bij de vaststelling van de inkom sten van de achterblijvenden, wordt voor 100% rekening gehouden met de bruto-inkomsten van de vader en/of de moeder. De kinderbijslag wordt tenvollte medegeteld. Van de brutoinkomsten van broers en zusters wordt 60% in aanmerking genomen (het doet er niet toe hoeveel kostgeld zij betalen). Bestaan er ernstige huwelijks plannen bij een inwonende broer of zus, dan wordt het inkomen van deze broer of zus medegeteld voor 40%. Op deze wijze kan het gezinsin komen berekend worden en blijkt nu dat dit berekende inkomen ligt beneden de eerder genoemde gezins maxima, dan kan aanspraak worden gemaakt op kostwinners vergoeding. Een gehuwde militair kan aan spraak maken op een kostwinners vergoeding gelijk aan 80% van het verdiende loon plus kinderbijslag. deongehuwde Voor een ongehuwde militair die als hoofdkostwinner beschouwd kan worden (dat is hij wanneer 85% van zijn inkomen voor opkomst in mili taire dienst gelijk was aan of meer bedroeg dan het overige gezinsin komen) bestaat de vergoeding uit 65% van het verdiende loon. Voor militairen die als mede-kostwinner worden beschouwd in alle ander gevallen kan aanspraak gemaakt worden op een vergoeding van 45% van het verdiende loon. Opgemerkt wordt, dat in al deze gevallen dus zowel van hoofdkost winner als van medekostwinner, Als we de gebruiken bij de dood en begrafenis uit vroeger tijden wat nader bekijken, dan valt het direct op, dat bij deze gebruiken het stro zulk een voorname rol speelde. Als bijvoorbeeld vroeger iemand stierf dan werd op eik kruispunt van he dorp een kruis gelegd, dat gevormd werd door elf stenen. En bij elk kruis werd een stropop gezet. Op vele plaatsen werd voor de deur van de overledene een steen gelegd, welke met stro omwikkeld was. Was de afstand naar 't kerkhof behoorlijk ver, dan werd het lijk vervoerd op een boerenkar: de kist werd daarop gezet en gestut door 4 bussels stro. Tenslotte werden op vele plaat sen ook strooien kruisjes gelegd, waar een lijkstoet moest passeren. Dit veelvuldig gebruik van stro mag men niet als puur toeval zien. Oorspronkelijk is dit gebruik van stro een gevolg van de heidense ge dachte, dat stro een geestwerende kracht bezit; De christenen hebben er echter een veel schonere betekenis aan ge geven, niet alleen schoon maar ook zeer zinrijk, nl. de ziel (het koren) verlaat het lichaam, slechts het stof felijke omhulsel (het waardeloze stro) blijft achter. Een tweede eigenaardig gebruik is om bij het overlijden de ogen van ie dode te sluiten, en de vensters met een doek te bedekken. Ook dit heeft weer zijn bepaalde redenen. Men ging vroeger van de veronderstelling uit dat de ziel het lichaam door de ogen verliet. Men sloot de ogen van de dode daarom onmiddellijk om op die wijze de ziel geen kans te geven in het lichaam Lerug te keren. Dit was ook de reden dat deuren :n vensters gesloten worden. Het ge bruik van het sluiten der ogen is ook heden ten dage nog in gebruik. Op sommige dorpen werd een aan tal stenen voor de deur "van de over- edene gelegd. Deze stenen werden .net stro omwikkeld. Aan het aantal stenen kon men zien of een man .of wel een vrouw gestorven was. La gen er zeven stenen voor de deur dan was de overledene een man. Lagen er negen stenen voor de deur dan was de overledene een vrouw. Aan de stenen als zodanig moet echter geen al te grote beteke nis worden gegeven. Zij werden be doeld als middel om het stro niette doen wegwaaien. De rouwkleur was zwart dat is nu over het algemenen ook nog het geval, van paars veld begint te winnen. Ook in de kleding wordt het zwart niet meer zo strikt toegepast als vroeger. De vrouwen droegen een zogenaamde falie; een zwarte losse doek van satijn, echter zonder fran je. Deze falie werd van voren dicht- gespeld en hing tot onder toe. De rouwkleren werden des te langer ge dragen, naarmate de familiebetrek kingen nauwer waren. Over het algemeen was de rouw- tijd voor ouders, kinderen, man en vrouw broers of zusters een half jaar en zes maanden. Voor broers of zusters een half jaar, voor ooms en tantes drie maan den, voor neef en nicht zes weken. Dit wil niet zeggen dat al die tijd rouwkleren gedragen werdén. Wel echter droegen zij een teken van rouw. De mannen een rouwband of een zwart lapje op de mouw der jas, de vrouwen een zwarte omslagdoek. Op sommige plaatsen droegen de mannen een zwarte band om de hoed. Men kende twee soorten van rouw: zware rouw of diepe rouw en lichte of halve rouw. Wie in volle rouw was droeg geen sieraden. We komen nu toe aan de begrafe nis van de overledene. De baardra- gers waren jonggehuwden voor on gehuwde overledenen en een vrouw, de mannen voor getrouwden en ver vulden deze taak als „burenhulp". Kon iemand niet, dan werd voor een plaatsvervanger gezorgd. Als de baar voor de deur stond werd de lijkkist uit het huis gehaald en op de baar gezet. Dan kwam een der huisgenoten van de overledene naar buiten en gaf de dragers, meestal zes in getal, ieder een borrel. Dan stelde de lijk stoet zich op en werd de lange tocht naar de kerk aanvaard. De tocht werd te voet aanvaard, was de weg naar de kerk en het kerkhof echter te lang dan werd ge bruik gemaakt van een boerenkar, waarmee het lijk naar de kerk en 't kerkhof werd vervoerd. Op de kar namen de nabestaanden plaats, vooral devrouwen, de rest volgde te voet. In de kerk aangekomen- namen de vrouwen aan de linkerzijde plaats, de mannen aan de rechterzijde. De baar met de doodskist werd voor het altaar geplaatst. Na de kerkdienst volgde dan de begrafenis. Alsde kist in het graf neergelaten was, wierp de naaste bloedverwant de eerste schop aarde erop en zo vervolgens elk van de volgers. Op sommige plaatsen was het de gewoonte om enkele druppels van een gewijde kaars kruisgewijs op de kist te laten vallen. II. Vaak wordt er beweerd, dat bij de moderne oorlogsvoering het per soonlijk element niet in het geding komt. Of, eenvoudiger gezegd, dat door het gebruik van hedendaagse vemietigingsmiddelen^alleen dat le ger zal winnen, dat het beste is uit gerust en het sterkst is bewapend. „Tegenwoordig schieten ze op een onzichtbare vijand", is dan het ge zegde. Daar is veel van waar, maar telkens is in de tweede oorlog be wezen, dat moed, beleid en trouw, om deze drie overbekende woorden weer eens te gebruiken, vaak van invloed zijn geweest op het verloop van de veldslag. Dit was ook het ge val tijdens de 5 meidagen van het jaar 1940. Van 10 tot 15 mei, die vreemde da gen, waaraan de oudere lezers met gemengde gevoelens zullen terug denken. Met gemengde gevoelens, omdat alles toen tegenliep, alles ver raden scheen en onze nationale trots een geweldige klap kreeg. Een wan hopige strijd, een verloren oorlog. Toch zijn er drie dagen Neder landse successen geboekt en kan aan Nederlandse soldaten, die toen voch- geldt dat kostwinnersvergoeding en de overige gezinsinkomsten tezamen niet meer mogen bedragen dan het voor het gezin geldende gezinsmaxi mum, hiervoor reeds genoemd. Be dragen vergoeding en gezinsin komsten meer dan het gezinsmaxi mum dan wordt het meerdere op de kostwinnersvergoeding in mindering gebracht. Een aanvraag voor kostwinners vergoeding kan ongeveer vier we ken voor de opkomst in militaire dienst worden ingediend bij de ge meentesecretarie (militaire zaken) waarin belanghebbende woonachtig is. De hier vermelde gegevens hebben uitsluitend betrekking op kostwin nersvergoeding in geval van op komst voor eerste oefening. ten, lof worden toegezwaaid. getrouw tot in den dood De strijd op de Grebbeberg is in volle gang. Reeds zijn de Duitsers hier en daar doorgebroken. Zij trachten door omtrekkende bewe gingen de zich nog verdedigende af delingen door omsingeling te lequi- deren. Bij de Nederlanders is het contact tussen commandanten en troepen verbroken. In een landhuis, vlak bij het hotel „De Grebbeberg" is de commando post van het eerste bataljon van het achtste R.I. gevestigd. Een majoor, drie kapiteins en een achttal solda ten vormen de gehele bezetting. Zij weten, dat de toestand rnstig is, dat de vijand tot ver naar achteren is doorgedrongen. Niemand denkt ech ter aan terugtrekken. En als, toch nog onverwachts, het landhuis van drie kanten wordt aangevallen, denkt niemand aan overgave. Met alle beschikbare wapens wordt de vijand van het lijf gehou den. Een lichte mitrailleur raakt on klaar. De serre van het huis moet worden ontruimd. Reeds zijn er ge sneuvelden. Dan trekt de kleine, dappere groep zich terug in de ach terkamer en op zolder. Zuinigheid met munitie is geboden. Dit geldt echter niet voor de aan vallers, die zelfs mortieren tegen de geïsoleerde commandopost inzetten. Toch houdt men stand. Het goed gerichte vuur doet aanvaller na aan valler neerstorten. Maar ook de mannen in het landhuis lijden ver liezen. Een kapitein wordt gewond, op de bovenverdieping vallen solda ten neer. langzaam maar met angsti ge zekerheid raakt de munitie op. Tenslotte is het pistool het enige wapen waarmee kan worden ge schoten. Even is er een stilte. De stilte voor het einde. De laatste kogel is verschoten. De bevelvoerende majoor dankt met enkele woorden de overgebleven sol daten voor hun moed. Een der aan wezigen deelt de laatste verkreukel de sigaretten rond. TEL. 1070 Als wij verkouden worden (maar ook als wij weer beter zijn) Dan klinkt buiten een fluitsignaal er volgt een ontploffing, de laatste stormaanval Slechts een paar weten, gewond te ontsnappen. De majoor vindt de dood. geef ons de middelen „Geef ons de middelen en wij zul len het werk doenDeze woor den van de grote oorlogsleider Chur chill golden ook voor onze soldaten. Deze middelen ontbraken vrijwel echter geheel. De bewapening was onvoldoende en verouderd en de verdedigingswerken waren te zwak om een bombardement te doorstaan. Dit gaf de soldaten een gevoel van minderwaardigheid en onzekerheid. Daar stond tegenover, dat de zeer goed getrainde tegenstander over zeer modern materiaal beschikte en ruim gebruik kon maken van een superieure luchtmacht. De agressieve piloten konden dan ook met succes de aanvallende grondtroepen ondersteunen. Maar niet overal was dit succes verzekerd. Op de 12e mei proberen Duitse vliegers tevergeefs de betonkaze- matten op de afsluitdijk te vernieti gen. De Nederlandse verdedigers denken aan de zwakke stellingen bij Wons, waar ze pas zijn uitgebom- bardeerd. Daarbij vergeleken zijn de zware fortificaties van Komwerder- zand, waar ze nu in stelling zijn, zo veilig als Abrahams schoot. Zelfs de zwaarste aanvallen worden door staan. De nacht daarop versterkt een peloton luchtdoel-mitrailleurs de de fensie. Daarom probeert de Duitser het maar eens met artillerie. Het re sultaat van deze beschieting is ech ter gelijk aan dat van de vliegtuig- aanvallennihil. Het moreel van de Nederlanders stijgt met de tijd. Hier voelen de sol daten zich niet langer de minder waardigen. Hier is moderne bewa pening en doeltreffeende bescher ming. Het is dan ook geen wonder, dat een vijandelijke stormaanval bloedig wordt afgeslagen. Het toe stormende regiment wordt gedeci meerd. De vijand geeft het niet op. Nogmaals wordt artillerie ihgezet. Maar ook de verdediging wordt steeds sterker. De kanonneerboot „Johan Maurits van Nassau" mengt zich in de strijd. Het schip ligt in de Vliestroom en moet dus van veraf schieten. Maar het vanuit de voor posten gecorrigeerde vuur ligt zo goed, dat de Duitse kanonnen tot zwijgen worden gebracht. Het is de Duitser dan ook niet gelukt de af sluitdijk te veroveren. De algehele capitulatie maakt een eind aan de gevechten. Met verbeten woede hijst de bezetting de witte vlag. Duidelijker dan waar ook is hier aangetoond, dat, wanneer de middelen er zijn, de Nederlandse soldaten het werk zuil endoen. Hier werd de zo vechtlustige vijand 'n halt toegeroepen. De mid delen. zij waren zo schaars. Men mag op de weg geen zeisen, hooivorken of dergelijke scherpe voorwerpen vervoeren, welke niet afdoende beschermd zijn. Een overtreding, die vooral in de agrarische sector gedurende de hooi-, maai en mesttijd schering en inslag is. Niet alleen dat dit een zeer be grijpelijke bepaling is, het wordt, overigens ook al griezelig indien men deze of gene slome duikelaar per rijwiel ziet voortzeulen, terwijl hij op de meest onbegrijpelijke wijze een vlijmscherpe zeis meevoert. Nog koddiger wordt de vertoning indien vervoerder aan een puntige hooi vork een paar rotte aardappelen ter bescherming heeft geprikt. De argumenten die zulke overtre ders te berde brengen zijn meestal gelijkluidend. Of het betreft maar een klein stukje wat men moest af leggen, dan wel de vervoerder ver teld met 'n hand op 't hart, dat hij altijd „uiterst" voorzichtig is. Niets is echter voorzichtiger dan het te vervoeren voorwerp op af doende wijze te beschermen. Wie nu om een zeis een krant draait en pie pers op een riek steekt, heeft kenne lijk de strekking van „afdoende" niet helemaal door. Een klein prikje met een politie-potloodje noopt mogelijk in het vervolg tot snuggerder ge dachten. Een minder kwalijke, doch net zo gevaarlijke overtreding is het be oefenen van kinderspelen op een weg, welke door motorrijtuigen ge bruikt wordt. Ervaren voertuigbestuurders be ginnen al te remmen als ze een bal zien rollen. Niet vanwege die onno zele bal, doch omdat hij er voor 90% zeker van op-aan kan, dat achter dit voorwerp een of andere dreumes komt aanhollen. In dit verband zijn verschillende straten in Venray de gevaarlijkste straten van Europa. Bij het plein de Schoolstraat moet de automobi list vaker zijn claxon gebruiken dan hij overigens de hele week elders doet. Het zou voor de ouders niet on dienstig zijn te weten, dat het wet telijk verboden is op straat met tol len te spelen, te voetballen, te rol schaatsen, met een autoped te rijden dan wel zich met dergelijke voor werpen voort te bewegen. Ook het zo populair geworden badminton is beslist op straat niet geoorloofd. Nu zeggen de autobestuurders on middellijk „maar goed ook", terwijl zeer veel ouders zullen verzuchten „wat er dan wel mag" en waar dit moet geschieden. Wij zijn van menning, dat beide partijen gelijk hebben, doch wat we het zwaarst moeten laten wegen wat het zwaarst is. Behoudens enkele speelstraten, welke in somige gemeenten aanwe zig zijn, mogen kinderen dus wel deze soort sporten uitoefenen op we gen, welke onverhard zijn, dan wel wegen waarover geen motorisch verkeer mag plaats vinden. Helaas zijn deze straten maar zeer dun gezaaid, zodat een andere re creatieterrein opgezocht zal moeten worden. Dat dit punt niet erg rede lijk klinkt in onze overigens al zo dissonante wegenverkeerowet, ligt in de lijn van het gehele voetgangers- beleid, waarop zeer waarschijnlijk nader wettelijk wordt ingegrepen. En ïs een reden te meer om toch eens wat meer haast te zetten achter buurtspeelplaatsen. Tot nu staan de zaken evenwel zó, waarmede wij maar willen zeggen, dat U er rekening mee moet houden. Overkomt een uwer kinderen iets, terwijl het op straat aan het voet ballen, aan het tollen of iets derge lijks doet, dan liggen de zaken van daag niet al te best voor U. De wet telijke aansprakelijkheid helt dan in elk geval naar uw zijde. In de mees te gevallen kan met een verzekering veel geholpen worden. Pijn, leed en nog erger de dood kan geen enkele maatschappij U

Peel en Maas | 1960 | | pagina 1