Sociale ueiandeünqen
Twintig jaren geleden...
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN ct
op het platte land
Kostwinner vergoeding
bij dienstplicht.
Uitvaart-gebruiken tol voor
60 jaren geleden
De Duitse overval op 10 mei..
deTfLf\l\SJE specialist
Uf ik en hel
verkeer...
Vrijdag 29 april 1960 No. 18
EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
druk en uitgave van den munckhof n.v. venray
grotestraat 28 postbus 1 tel. 1512 giro 1506.52
PRIJS PER KWARTAAL 1.40-(bulten Venray 1.60)
(SLOT)
De drang naar meer zelfstandig
heid onder de jongeren brengt deze
soms in conflict met de ouders.
Vooral die ouders, die de mening
zijn toegedaan dat zij zo lang voor
hun kinderen gewerkt hebben, zodat
zij van hen verwachteh daarvoor be
loond te worden. De kinderen kon
den wel eens voor de ouders wer
ken. Conflicten met de andere ge
zinsleden zijn geenszins uitgesloten.
Vooral niet wanneer de heersende
opvattingen belangrijk verschillen.
Er is nog een ander punt dat onze
aandacht verdient n.l. het in de
steek laten van de eigen parochie.
De omvang en het tempo van deze
sociale verandering neemt de laat
ste tijd toe en de oorzaken welke
hiertoe leiden zijn duidelijker ge
worden.
Vele parochies (vooral de zeer
kleine) maken een crisis door, door
dat veel parochianen de parochie
waarvoor hun ouders of voorouders
geofferd en gevochten hebben, in de
steek laten. Zij laten hun kinderen
elders in het hoofddorp of in een na
bijgelegen stad naar school gaan,
waardoor de eigen school een moei
lijke tijd doormaakt.
Het leerlingenaantal bepaalt 't
aantal leerkrachten, dat een school
toegewezen krijgt. Men raakt soms
wat dit laatste punt betreft in grote
moeilijkheden. Dit weglopen naar
scholen buiten de eigen parochie
werkt soms bijzonder aanstekelijk.
Het komt dan ook voor, dat een
school die" nog net kan bestaan, niet
meer aan haar minimum eisen kan
voldoen.
Door de snele uitbreiding van het
verkeer blijkt op vele kleine dorpen
het cultureel verenigingsleven in
een ongunstige positie te verkeren.
De belangstelling voor plaatselijke
culturele activiteiten blijkt sterk al
te nemen, waardoor het dorp veel
moeilijker iets kan bieden, wat aan
de gestegen verlangens van de be
woners. voldoet. Het is zelfs op hele
kleine dorpjes al voorgekomen, dat
de smid wegens een te geringe klan
dizie moest vertrekken. De mecha
nisatie is hiervan grotendeels de
oorzaak.
In plaatsen waar 30 tot 40 jaar ge
leden nog drie bakkers woonden,
heeft er zich één kunnen handha
ven. Het aantal in de N.O.P. ge
bouwde dorpen blijkt te groot.
Sommige dorpen zullen nooit het
geraamde" aantal inwoners bereiken,
wat voor een gezond gemeenschaps
leven noodzakelijk is.
Tengevolge van de mechanisatie
en rationalisatie heeft er in de land
bouw vooral de afgelopen jaren een
snelle vermindering van het aantal
personen in deze bedrijfstak werk
zaam, plaats.
Een persoon kan met de techni
sche middelen die hem ter beschik
king staan, momenteel een groter
bedrijf bewerken dan voorheen,
dan voorheen.
In de N.O.P. komt een arbeidsbe-
zetting voor van een persoon per 12
ha. In Oostelijk Flevoland is men
uitgegaan van een bezetting van een
persoon per 15 ha.
Met de sterke stijging van de ar-
beidsproduktiviteit gaat een daling
van de beroepsbevolking in de land
bouw samen. In ongeveer 10 jaar is
een daling geconstateerd van ruim
25%. In bepaalde gemeenten kwam
zelfs een daling voor van 50%.
Een groot aantal personen uit de.
agrarische wereld vloeit af naar
niet-agrarische bedrijfstakken. Deze
afvloeiing brengt in veel gevallen
met zich mee, dat men op kleinere of
grotere afstand van zijn woonplaats
zijn werk heeft.
Veel agrariërs kunnen in hun
eigen woonplaats geen werk vinden
in een andere bedrijfstak, omdat de
mogelijkheden daartoe niet aanwe
zig zijn. De kleine plaatsen zijn niet
in de gelegenheid om industrieën
aan te trekken. De neiging bestaat
om in de plaats waar men werk
heeft gevonden, zich te vestigen.
Tengevolge hiervan komt het v0°r
dat kleine plaatsen in inwonertal
achteruit gaan. Men ziet ook, dat de
gelden aan consumptiegoederen in
grotere centra worden besteed en
niet in eigen woonplaats.
De plaatselijke middenstand heeft
daardoor minder emplooi. Vooral
daar waar de middenstand niet vol
doende met de tijd meegaat is dit
bijzonder goed merkbaar. De klant
stelt nu eenmaal bepaalde eisen en
daaraan moeten de zaken trachten
te voldoen.
Andere oorzaken zijn, dat 'n groot
aantal kinderen in grotere plaatsen
of steden gaat studeren en het wer
ken van een groot deel buiten eigen
woonplaats.
Men raakt daardoor steeds meer
op de steden georiënteerd. Men krijgt
in veel gevallen minder belangstel
ling voor alles wat er in eigen woon
plaats gebeurt en ook toont men
zich minder solidair met de midden
stand in eigen woonplaats. Men
voelt er niet altijd evenveel voor de
eigen middenstand het hoofd boven
water te helpen houden. Dit valt ten
zeerste te betreuren en heeft in de
naaste toekomst zijn consekwenties.
Sommige middenstanders nemen
geen genoegen meer met het lage
inkomen en verdwijnen uit het dorp
zonder dat er een ander voor in de
plaats komt.
In kleine dorpen met een inwoner
tal van 500 of minder, zien we een
afeame van het inwonertal met 5°/o
of meer. Wat in deze kleine dorpen
is gebeurd, zal naar alle waarschijn
lijkheid ook in de. grotere dorpen
plaats vinden. De grens van de
grootte van de plaats is moeilijk aan
te geven.
Momenteel ziet men nog veel per
sonen, die uit de agrarische wereld
zijn afgevloeid en geen werk heb
ben gevonden in eigen geboorte
plaats, toch daar gaan wonen.
In de toekomst zal dit steeds min
der plaats vinden, waardoor het in
wonertal niet meer zal stijgen of
zelfs kan gaan dalen. Als de wo
ningnood tot het verleden behoort
zal dit stellig gebeuren.
Uit deze reeks artikelen is wel ko
men vast te staan dat er op het plat
te land grote veranderingen zijn te
constateren. Wanneer hieraan een
eind komt is niet te zeggen, maar
vast staat, dat dit nog enige tijd
heeft.
Hopenlijk heeft deze korte en een
zijdige belichting ertoe bijgedragen
het inzicht van de lezers in deze.
moeilijke maar interessante materie,
te vergroten.
Het blijkt nog maar te vaak, dat
gezinshoofden hoegenaamd geen no
titie nemen van de mededelingen
hen toegezonden door de gemeenten,
indien een kind uit zijn gezin voor
eerste oefening onder de wapenen
wordt geroepen. In die mededeling
wordt- de aandacht gevestigd op de
mogelijkheid om voor kostwinners
vergoeding in aanmerking te komen.
Aanspraak op deze vergoeding be
staat" in alle gevallen waarin ten
gevolge van de opkomst in militaire
dienst van een dienstplichtige mid
delen tot levensonderhoud ontbre
ken. Indien door de opkomst van
deze dienstplichtige deel uitmakende
van een gezin, het inkomen daalt tot
beneden zekere, grenzen dan bestaat
recht op kostwinnersvergoeding ook
al verdient het gezinshoofd een nor
maal loon. Deze z.g. gezinsmaxima
liggen als volgt:
voor een achterblijvend gezin 86
per week. Voor twee ligt dit bedrag
op 92 per week, voor drie op 98
per week, voor vier op 104, voor
vijf op 110, voor zes op 116 en
voor zeven of meer achterblijvende
gezinsleden op 17,50 per persoon
per week.
Het gaat hierbij dus om achter
blijvende gezinsleden, dus de dienst
plichtige zelf blijft hierbij buiten be
schouwing.
toch vergoeding
Droeg een dienstplichtige niets bij
in het gezinsinkomen omdat hij b.v.
nog studerende was, dan kan toch
het recht bestaan, maar dan moet
worden aangetoond, dat hij, zo hij
niet was opgeroepen, een werkkring
zou hebben aanvaard.
Bij de vaststelling van de inkom
sten van de achterblijvenden, wordt
voor 100% rekening gehouden met
de bruto-inkomsten van de vader
en/of de moeder.
De kinderbijslag wordt tenvollte
medegeteld. Van de brutoinkomsten
van broers en zusters wordt 60% in
aanmerking genomen (het doet er
niet toe hoeveel kostgeld zij betalen).
Bestaan er ernstige huwelijks
plannen bij een inwonende broer of
zus, dan wordt het inkomen van
deze broer of zus medegeteld voor
40%.
Op deze wijze kan het gezinsin
komen berekend worden en blijkt
nu dat dit berekende inkomen ligt
beneden de eerder genoemde gezins
maxima, dan kan aanspraak worden
gemaakt op kostwinners vergoeding.
Een gehuwde militair kan aan
spraak maken op een kostwinners
vergoeding gelijk aan 80% van het
verdiende loon plus kinderbijslag.
deongehuwde
Voor een ongehuwde militair die
als hoofdkostwinner beschouwd kan
worden (dat is hij wanneer 85% van
zijn inkomen voor opkomst in mili
taire dienst gelijk was aan of meer
bedroeg dan het overige gezinsin
komen) bestaat de vergoeding uit
65% van het verdiende loon. Voor
militairen die als mede-kostwinner
worden beschouwd in alle ander
gevallen kan aanspraak gemaakt
worden op een vergoeding van 45%
van het verdiende loon.
Opgemerkt wordt, dat in al deze
gevallen dus zowel van hoofdkost
winner als van medekostwinner,
Als we de gebruiken bij de dood
en begrafenis uit vroeger tijden wat
nader bekijken, dan valt het direct
op, dat bij deze gebruiken het stro
zulk een voorname rol speelde.
Als bijvoorbeeld vroeger iemand
stierf dan werd op eik kruispunt
van he dorp een kruis gelegd, dat
gevormd werd door elf stenen. En
bij elk kruis werd een stropop gezet.
Op vele plaatsen werd voor de
deur van de overledene een steen
gelegd, welke met stro omwikkeld
was. Was de afstand naar 't kerkhof
behoorlijk ver, dan werd het lijk
vervoerd op een boerenkar: de kist
werd daarop gezet en gestut door 4
bussels stro.
Tenslotte werden op vele plaat
sen ook strooien kruisjes gelegd,
waar een lijkstoet moest passeren.
Dit veelvuldig gebruik van stro
mag men niet als puur toeval zien.
Oorspronkelijk is dit gebruik van
stro een gevolg van de heidense ge
dachte, dat stro een geestwerende
kracht bezit;
De christenen hebben er echter
een veel schonere betekenis aan ge
geven, niet alleen schoon maar ook
zeer zinrijk, nl. de ziel (het koren)
verlaat het lichaam, slechts het stof
felijke omhulsel (het waardeloze
stro) blijft achter.
Een tweede eigenaardig gebruik
is om bij het overlijden de ogen van
ie dode te sluiten, en de vensters
met een doek te bedekken.
Ook dit heeft weer zijn bepaalde
redenen. Men ging vroeger van de
veronderstelling uit dat de ziel het
lichaam door de ogen verliet. Men
sloot de ogen van de dode daarom
onmiddellijk om op die wijze de ziel
geen kans te geven in het lichaam
Lerug te keren.
Dit was ook de reden dat deuren
:n vensters gesloten worden. Het ge
bruik van het sluiten der ogen is ook
heden ten dage nog in gebruik.
Op sommige dorpen werd een aan
tal stenen voor de deur "van de over-
edene gelegd. Deze stenen werden
.net stro omwikkeld. Aan het aantal
stenen kon men zien of een man .of
wel een vrouw gestorven was. La
gen er zeven stenen voor de deur
dan was de overledene een man.
Lagen er negen stenen voor de
deur dan was de overledene een
vrouw. Aan de stenen als zodanig
moet echter geen al te grote beteke
nis worden gegeven. Zij werden be
doeld als middel om het stro niette
doen wegwaaien. De rouwkleur was
zwart dat is nu over het algemenen
ook nog het geval, van paars veld
begint te winnen.
Ook in de kleding wordt het zwart
niet meer zo strikt toegepast als
vroeger. De vrouwen droegen een
zogenaamde falie; een zwarte losse
doek van satijn, echter zonder fran
je. Deze falie werd van voren dicht-
gespeld en hing tot onder toe. De
rouwkleren werden des te langer ge
dragen, naarmate de familiebetrek
kingen nauwer waren.
Over het algemeen was de rouw-
tijd voor ouders, kinderen, man en
vrouw broers of zusters een half
jaar en zes maanden.
Voor broers of zusters een half
jaar, voor ooms en tantes drie maan
den, voor neef en nicht zes weken.
Dit wil niet zeggen dat al die tijd
rouwkleren gedragen werdén. Wel
echter droegen zij een teken van
rouw. De mannen een rouwband of
een zwart lapje op de mouw der jas,
de vrouwen een zwarte omslagdoek.
Op sommige plaatsen droegen de
mannen een zwarte band om de
hoed.
Men kende twee soorten van
rouw: zware rouw of diepe rouw en
lichte of halve rouw. Wie in volle
rouw was droeg geen sieraden.
We komen nu toe aan de begrafe
nis van de overledene. De baardra-
gers waren jonggehuwden voor on
gehuwde overledenen en een vrouw,
de mannen voor getrouwden en ver
vulden deze taak als „burenhulp".
Kon iemand niet, dan werd voor
een plaatsvervanger gezorgd. Als de
baar voor de deur stond werd de
lijkkist uit het huis gehaald en op de
baar gezet.
Dan kwam een der huisgenoten
van de overledene naar buiten en
gaf de dragers, meestal zes in getal,
ieder een borrel. Dan stelde de lijk
stoet zich op en werd de lange tocht
naar de kerk aanvaard.
De tocht werd te voet aanvaard,
was de weg naar de kerk en het
kerkhof echter te lang dan werd ge
bruik gemaakt van een boerenkar,
waarmee het lijk naar de kerk en 't
kerkhof werd vervoerd. Op de kar
namen de nabestaanden plaats,
vooral devrouwen, de rest volgde te
voet.
In de kerk aangekomen- namen de
vrouwen aan de linkerzijde plaats,
de mannen aan de rechterzijde. De
baar met de doodskist werd voor het
altaar geplaatst.
Na de kerkdienst volgde dan de
begrafenis. Alsde kist in het graf
neergelaten was, wierp de naaste
bloedverwant de eerste schop aarde
erop en zo vervolgens elk van de
volgers. Op sommige plaatsen was
het de gewoonte om enkele druppels
van een gewijde kaars kruisgewijs
op de kist te laten vallen.
II.
Vaak wordt er beweerd, dat bij de
moderne oorlogsvoering het per
soonlijk element niet in het geding
komt. Of, eenvoudiger gezegd, dat
door het gebruik van hedendaagse
vemietigingsmiddelen^alleen dat le
ger zal winnen, dat het beste is uit
gerust en het sterkst is bewapend.
„Tegenwoordig schieten ze op een
onzichtbare vijand", is dan het ge
zegde. Daar is veel van waar, maar
telkens is in de tweede oorlog be
wezen, dat moed, beleid en trouw,
om deze drie overbekende woorden
weer eens te gebruiken, vaak van
invloed zijn geweest op het verloop
van de veldslag. Dit was ook het ge
val tijdens de 5 meidagen van het
jaar 1940.
Van 10 tot 15 mei, die vreemde da
gen, waaraan de oudere lezers met
gemengde gevoelens zullen terug
denken. Met gemengde gevoelens,
omdat alles toen tegenliep, alles ver
raden scheen en onze nationale trots
een geweldige klap kreeg. Een wan
hopige strijd, een verloren oorlog.
Toch zijn er drie dagen Neder
landse successen geboekt en kan aan
Nederlandse soldaten, die toen voch-
geldt dat kostwinnersvergoeding en
de overige gezinsinkomsten tezamen
niet meer mogen bedragen dan het
voor het gezin geldende gezinsmaxi
mum, hiervoor reeds genoemd. Be
dragen vergoeding en gezinsin
komsten meer dan het gezinsmaxi
mum dan wordt het meerdere op de
kostwinnersvergoeding in mindering
gebracht.
Een aanvraag voor kostwinners
vergoeding kan ongeveer vier we
ken voor de opkomst in militaire
dienst worden ingediend bij de ge
meentesecretarie (militaire zaken)
waarin belanghebbende woonachtig
is.
De hier vermelde gegevens hebben
uitsluitend betrekking op kostwin
nersvergoeding in geval van op
komst voor eerste oefening.
ten, lof worden toegezwaaid.
getrouw tot in den dood
De strijd op de Grebbeberg is in
volle gang. Reeds zijn de Duitsers
hier en daar doorgebroken. Zij
trachten door omtrekkende bewe
gingen de zich nog verdedigende af
delingen door omsingeling te lequi-
deren.
Bij de Nederlanders is het contact
tussen commandanten en troepen
verbroken.
In een landhuis, vlak bij het hotel
„De Grebbeberg" is de commando
post van het eerste bataljon van het
achtste R.I. gevestigd. Een majoor,
drie kapiteins en een achttal solda
ten vormen de gehele bezetting. Zij
weten, dat de toestand rnstig is, dat
de vijand tot ver naar achteren is
doorgedrongen. Niemand denkt ech
ter aan terugtrekken. En als, toch
nog onverwachts, het landhuis van
drie kanten wordt aangevallen,
denkt niemand aan overgave.
Met alle beschikbare wapens
wordt de vijand van het lijf gehou
den. Een lichte mitrailleur raakt on
klaar. De serre van het huis moet
worden ontruimd. Reeds zijn er ge
sneuvelden. Dan trekt de kleine,
dappere groep zich terug in de ach
terkamer en op zolder. Zuinigheid
met munitie is geboden.
Dit geldt echter niet voor de aan
vallers, die zelfs mortieren tegen de
geïsoleerde commandopost inzetten.
Toch houdt men stand. Het goed
gerichte vuur doet aanvaller na aan
valler neerstorten. Maar ook de
mannen in het landhuis lijden ver
liezen. Een kapitein wordt gewond,
op de bovenverdieping vallen solda
ten neer. langzaam maar met angsti
ge zekerheid raakt de munitie op.
Tenslotte is het pistool het enige
wapen waarmee kan worden ge
schoten. Even is er een stilte. De
stilte voor het einde.
De laatste kogel is verschoten. De
bevelvoerende majoor dankt met
enkele woorden de overgebleven sol
daten voor hun moed. Een der aan
wezigen deelt de laatste verkreukel
de sigaretten rond.
TEL. 1070
Als wij verkouden worden
(maar ook als wij weer beter zijn)
Dan klinkt buiten een fluitsignaal
er volgt een ontploffing, de laatste
stormaanval
Slechts een paar weten, gewond te
ontsnappen. De majoor vindt de
dood.
geef ons de middelen
„Geef ons de middelen en wij zul
len het werk doenDeze woor
den van de grote oorlogsleider Chur
chill golden ook voor onze soldaten.
Deze middelen ontbraken vrijwel
echter geheel. De bewapening was
onvoldoende en verouderd en de
verdedigingswerken waren te zwak
om een bombardement te doorstaan.
Dit gaf de soldaten een gevoel van
minderwaardigheid en onzekerheid.
Daar stond tegenover, dat de zeer
goed getrainde tegenstander over
zeer modern materiaal beschikte en
ruim gebruik kon maken van een
superieure luchtmacht.
De agressieve piloten konden dan
ook met succes de aanvallende
grondtroepen ondersteunen. Maar
niet overal was dit succes verzekerd.
Op de 12e mei proberen Duitse
vliegers tevergeefs de betonkaze-
matten op de afsluitdijk te vernieti
gen. De Nederlandse verdedigers
denken aan de zwakke stellingen bij
Wons, waar ze pas zijn uitgebom-
bardeerd. Daarbij vergeleken zijn de
zware fortificaties van Komwerder-
zand, waar ze nu in stelling zijn, zo
veilig als Abrahams schoot. Zelfs de
zwaarste aanvallen worden door
staan. De nacht daarop versterkt een
peloton luchtdoel-mitrailleurs de de
fensie. Daarom probeert de Duitser
het maar eens met artillerie. Het re
sultaat van deze beschieting is ech
ter gelijk aan dat van de vliegtuig-
aanvallennihil.
Het moreel van de Nederlanders
stijgt met de tijd. Hier voelen de sol
daten zich niet langer de minder
waardigen. Hier is moderne bewa
pening en doeltreffeende bescher
ming. Het is dan ook geen wonder,
dat een vijandelijke stormaanval
bloedig wordt afgeslagen. Het toe
stormende regiment wordt gedeci
meerd. De vijand geeft het niet op.
Nogmaals wordt artillerie ihgezet.
Maar ook de verdediging wordt
steeds sterker. De kanonneerboot
„Johan Maurits van Nassau" mengt
zich in de strijd. Het schip ligt in de
Vliestroom en moet dus van veraf
schieten. Maar het vanuit de voor
posten gecorrigeerde vuur ligt zo
goed, dat de Duitse kanonnen tot
zwijgen worden gebracht. Het is de
Duitser dan ook niet gelukt de af
sluitdijk te veroveren.
De algehele capitulatie maakt een
eind aan de gevechten. Met verbeten
woede hijst de bezetting de witte
vlag. Duidelijker dan waar ook is
hier aangetoond, dat, wanneer de
middelen er zijn, de Nederlandse
soldaten het werk zuil endoen.
Hier werd de zo vechtlustige
vijand 'n halt toegeroepen. De mid
delen. zij waren zo schaars.
Men mag op de weg geen zeisen,
hooivorken of dergelijke scherpe
voorwerpen vervoeren, welke niet
afdoende beschermd zijn.
Een overtreding, die vooral in de
agrarische sector gedurende de hooi-,
maai en mesttijd schering en inslag
is. Niet alleen dat dit een zeer be
grijpelijke bepaling is, het wordt,
overigens ook al griezelig indien
men deze of gene slome duikelaar
per rijwiel ziet voortzeulen, terwijl
hij op de meest onbegrijpelijke wijze
een vlijmscherpe zeis meevoert. Nog
koddiger wordt de vertoning indien
vervoerder aan een puntige hooi
vork een paar rotte aardappelen ter
bescherming heeft geprikt.
De argumenten die zulke overtre
ders te berde brengen zijn meestal
gelijkluidend. Of het betreft maar
een klein stukje wat men moest af
leggen, dan wel de vervoerder ver
teld met 'n hand op 't hart, dat hij
altijd „uiterst" voorzichtig is.
Niets is echter voorzichtiger dan
het te vervoeren voorwerp op af
doende wijze te beschermen. Wie nu
om een zeis een krant draait en pie
pers op een riek steekt, heeft kenne
lijk de strekking van „afdoende" niet
helemaal door. Een klein prikje met
een politie-potloodje noopt mogelijk
in het vervolg tot snuggerder ge
dachten.
Een minder kwalijke, doch net zo
gevaarlijke overtreding is het be
oefenen van kinderspelen op een
weg, welke door motorrijtuigen ge
bruikt wordt.
Ervaren voertuigbestuurders be
ginnen al te remmen als ze een bal
zien rollen. Niet vanwege die onno
zele bal, doch omdat hij er voor 90%
zeker van op-aan kan, dat achter dit
voorwerp een of andere dreumes
komt aanhollen.
In dit verband zijn verschillende
straten in Venray de gevaarlijkste
straten van Europa. Bij het plein
de Schoolstraat moet de automobi
list vaker zijn claxon gebruiken dan
hij overigens de hele week elders
doet.
Het zou voor de ouders niet on
dienstig zijn te weten, dat het wet
telijk verboden is op straat met tol
len te spelen, te voetballen, te rol
schaatsen, met een autoped te rijden
dan wel zich met dergelijke voor
werpen voort te bewegen. Ook het
zo populair geworden badminton is
beslist op straat niet geoorloofd.
Nu zeggen de autobestuurders on
middellijk „maar goed ook", terwijl
zeer veel ouders zullen verzuchten
„wat er dan wel mag" en waar dit
moet geschieden.
Wij zijn van menning, dat beide
partijen gelijk hebben, doch wat we
het zwaarst moeten laten wegen wat
het zwaarst is.
Behoudens enkele speelstraten,
welke in somige gemeenten aanwe
zig zijn, mogen kinderen dus wel
deze soort sporten uitoefenen op we
gen, welke onverhard zijn, dan wel
wegen waarover geen motorisch
verkeer mag plaats vinden.
Helaas zijn deze straten maar zeer
dun gezaaid, zodat een andere re
creatieterrein opgezocht zal moeten
worden. Dat dit punt niet erg rede
lijk klinkt in onze overigens al zo
dissonante wegenverkeerowet, ligt in
de lijn van het gehele voetgangers-
beleid, waarop zeer waarschijnlijk
nader wettelijk wordt ingegrepen.
En ïs een reden te meer om toch
eens wat meer haast te zetten achter
buurtspeelplaatsen.
Tot nu staan de zaken evenwel zó,
waarmede wij maar willen zeggen,
dat U er rekening mee moet houden.
Overkomt een uwer kinderen iets,
terwijl het op straat aan het voet
ballen, aan het tollen of iets derge
lijks doet, dan liggen de zaken van
daag niet al te best voor U. De wet
telijke aansprakelijkheid helt dan in
elk geval naar uw zijde. In de mees
te gevallen kan met een verzekering
veel geholpen worden.
Pijn, leed en nog erger de dood
kan geen enkele maatschappij U