ïlatuucschcón in £im&uey WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN ^RpT#RNTK^i?ct pcrmm ABONNEMENTS- Pasen ook onze Verrijzenis moet tegen [verdere afbraak [beschermd worden! Waar blijven onze trekvogels? U, ik en het verkeer... de T^L£M\SfE specialist de politierechter Bescherming tegen besmettelijke ziekten •1A KM fcvpotfwfcm 4 Uit Peel en Maas Kinderkopjes Zaterdag 16 april 1960 No. 16 EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG druk en uitgave van den munckhof n.v. venray grotestraat 28 postbus 1 tel. 1512 giro 1506.52 N MAAS PRIJS PER KWARTAAL 1.40 (bulten Venray f 1.60) Wie met een reisgezelschap en toe- ringcar een grote trip gaat maken naar een van de mooie Zuid-Euro- pese vakantieoorden, de Franse of Italiaanse rivièra, naar de Costa Brava in Spanje of naar de Dolo mieten, die ondervindt op het ogen blik, dat hij het trapje opgaat en in de bus stapt een enorme vreugde. En zijn vreugde bereikt het toppunt, wanneer hij enkele kilometers van huis zich bewust wordt, dat hij nu de vervulling van zijn iedaal beleeft. De reiziger heeft er misschien ja ren voor gespaard, zich offers ge troost en misschien ontberingen voor geleden. Hij heeft de zenuwen ge had van de onmiddellijke voorberei ding. En nuop weg. Op weg. Ook zou ik het feest van Pasen willen zien, als het feest, waarop wij speciaal herdenken hoe wij op weg zijn. Men wil zich in de regel niet echt bewust zijn, dat men als christen in dit leven onderweg is. Als men jong is beschouwt men het als ideaal om ouder en volwas sen te zijn. Als men volwassen is wil men getrouwd zijn en kinderen be zitten. Als men kinderen bezit wil men ze tot iets in de maatschappij brengen, men gaat ook meer van het leven genieten, van de stoffelijke genoe gens, van zijn pleziertjes en van zijn comfort. Maar zijn eenmaal de kinderen de deur uit, is het leven wat leger ge worden, doordat allerlei bekenden beginnen af te vallen.. ..dan gaat men denken aan datgene, wat alge meen burgerlijk is, het pensioen, het tehuis voor ouden van dagen en de dood. Kortom men nadert het einde. Het is verkeer 't leven zo te be schouwen, want het is geen christe lijke levensbeschouwing. Want even als de reis met de touringcar ons voert naar de vervulling van onze wensen, zo voert heel het leven ons naar ons ideaal: te zijn met Chris tus in de glorie van de Vader. Van die levensvervulling is Chris tus Verrijzenis niet alleen het zinne beeld, het is ook de werkelijkheid. Maar die werkelijkheid komt pas na de dood. Nü zijn wij nog onderweg, zoals men met de reisleider en het reisgezelschap onderweg is. De Paasviering betekent niets an ders dan eens extra beseffen, dat wij onderweg zijn. Ik zou U zelfs willen vragen deze gedachte nog wat dieper op U te la ten inwerken. Want ons onderweg zijn als christenen, heeft een heel eigenaardig karakter. Zoals St. Paulus het noemt verkeren wij in afwachting van de glorie, die uit Christus Verrijzenis straalt. Maar in werkelijkheid zijn wij nu op dit ogenblik, „begraven met Christus en zelfs gestorven met Hem". Inderdaad, ons Doopsel heeft ons volkomen afgescheiden van de wereld en van de zonde, ons deelge noot gemaakt aan de dood van Chris tus en ons gebracht in de stilte van de afzondering. Wij rusten in het graf met de ge storven Christus. Het is misschien een beetje onge woon, een beetje onsmakelijk om je leven als christen op aarde te ver gelijken met een verblijf in het graf. Maar toch is het zo. Men kan, als men dat liever wil, onze toestand van vandaag verge lijken met de reis naar het Ideaal. Dat klinkt prettiger. Net of je dat liever doet. Maar de werkelijkheid is toch al leen deze: wij zijn op weg naar de Verrijzenis en naar de glorie met Christus in de hemel. Toen het vorig jaar het grote landgoed de Hamert in Noord-Lim burg eigendom werd van de Duitse Bauernsiedlung uit Düsseldorf, is daarover gewestelijk en landelijk heel wat te doen geweest. Van officiële zijde in Den Haag is destijds gezegd, dat deze verkoop min of meer bü verrassing was geschied. Het was een verkoop door particulieren, waarvan men in departementskringen eerst had ge hoord nadat hij een voldongen feit was. Men had het landgoed lie ver in Nederlandse handen gezien en er zou in elk geval voor ge zorgd worden, dat het rijke natuurschoon van de Hamert behouden bleef. Het verbod tot ontginning van het landgoed werd daarom nog eens nadrukkelijk bevestigd. In het begin van deze maand ver raste de Noord-Limburgse gemeen te Bergen de openbare mening on aangenaam door een besluit, om ruim honderd ha bosgrond, welke aan het landgoed de Hamert grenst, aan dezelfde Bauernsiedlung te ver kopen. Het gemeentebestuur rechtvaar digde dit besluit met de mededeling, dat Den Haag er alles van af wist en op de verkoop had aangedrongen. Dit bleek juist te zijn. De verkoop is een gevolg van de Nederlands- Duitse onderhandelingen van het ogenblik en hij is bedoeld als een schadeloosstelling voor gronden, die na de oorlog aan Duitse eigenaren zijn ontnomen. Wie deze gang van zaken met aan dacht heeft gevolgd, is verbaasd, en hij kan een gevoel van argwaan .noeilijk onderdrukken. Hoe nu? Bij de verkoop van de Hamert aan de Bauernsiedlung verzekerde offi cieel Den Haag nadrukkelijk, dat dit betreurd werd, maar nog geen jaar later sporen dezelfde instanties de gemeente Bergen aan om nog een flinke lap bosgrond aan deze Duitse instelling over te doen. En terwijl deze instanties in het geval van de Hamert zeiden, dat zij door de gang van zaken waren overrompeld, ziet het er naar uit dat zij nu bij de tweede verkoop van waardevol na tuurschoon zelf de openbare mening overrompelend voor een voldongen feit hebben willen plaatsen. Dit moet althans worden opge maakt uit de mededeling van het ge meentebestuur van Bergen, dat het van departementsambtenaren de raad had gekregen om tot het laats te ogenblik over de verkoop het stil zwijgen te bewaren. Het is een vreemde geschiedenis. Waren er nergens anders gronden te vinden, die als billijke schadeloos stelling voor benadeelde Duitsers konden dienen en moest daarvoor uitgerekend een gebied worden ge kozen dat een der schaarse grote en mooie boscomplexen, die Lim burg nog bezit, omvat? Het Tweede Kamerlid dr. Tans heeft aan de ministers van Binnen landse en Buitenlandse Zaken over deze kwestie schriftelijke vragen ge steld. Daarin spreekt hij ook over de geruchten, dat aan de Bauern siedlung zou zijn toegezegd, dat het verbod tot ontginning van het na tuurschoon op het landgoed de Ha mert zou worden ingetrokken. Dit zou inderdaad de deur dicht doen! Deze Bergense geschiedenis is belangrijk, omdat zij een scherp licht werpt op de slordige manier, waar op met de toch al vrij zeldzame re creatiegebieden in Nederland wordt omgesprongen. Vergeet niet, dat dit land nu reeds het dichtst-bevolkte van Europa is. In het tijdsverloop van een halve eeuw is de bevolking verdubbeld van 5.5 tot ruim 11 miljoen en elk jaar komen er 140.000 mensen bij. Handige goochelaars met cijfers heb ben uitgerekend, dat Nederland, als het drastisch blijft industrialiseren en de huizenblokken steeds hoger maakt, nog wel een tien miljoen mensen meer aan een bestaan kan helpen. Aan een bestaan wellicht, maar 't leven verlangt meer om levenswaard te zijn: het vraagt ook om lucht, licht en gelegenheid tot recreatie. De planologen leggen op papier, dat geduldig is, het behoud van de recreatiegebieden in Nederland vast, maar de koopmansgeest en de tech nocratie zijn telkens weer sterker en het ene stuk natuurschoon na het andere gaat verloren. Het is elk jaar een vrij lange en trieste lijst. Oók in Limburg! Het geval van de Deutsche Bauernsiedlung is kenschetsend, maar het staat waarachtig niet op zichzelf. Regelmatig worden kleinere en grotere stukken van het laatste bosbezit in Limburg gerooid, zonder dat nieuwe aanplant volgt. Bunga- lowbouw sluipt meer en meer de ge bieden met een rijkdom aan natuur schoon binnen. De laatste natuur- oasen schrompelen steeds verder in door industrialisatie, wegenaanleg, woningbouw, enz. Het behoud (hoe dan ook) van het natuurschoon, dat wij in dit land nog bezitten, wordt een kwestie van zelfbehoud en daarop kan niet ge noeg de nadruk worden gelegd. Hoe wil men zonder een minimum aan recreatie gebieden voor deze mil joenenbevolking met kans op succes de strijd voor het behoud van de geestelijke volksgezondheid blijven voeren? De mens is geen robot. Hij moet om waarlijk mens te kunnen zijn, de ruimte behouden om zich te ont spannen, lichamelijk en geestelijk. Hij kan niet zonder verademing in Gods vrije natuur leven. En speciaal voor Limburg ko men daar nog bijzondere belangen van het toerisme bij. Thans laten de vacantiegangers jaarlijks reeds een 60 miljoen gulden in de geld laden van dit gewest achter. Dat kan nog aanzienlijk toenemen. In het bekende proefschrift van dr. Tideman over de „Economische betekenis van 't vreemdelingen verkeer in Nederland" is, om ons tot dit ene voorbeeld te beperken, becijferd, dat tussen 1965 en 1980 naar schatting alleen al het aantal logeergasten in hotels, enz. en bij familie en relaties in devacantie- maanden van vier tot zeven mil joen zal stijgen. Deze cijfers gel den uiteraard voor geheel Neder land. Het is bijna een verdubbe ling en zoals de zaken nu liggen, kan zeker een toeristisch gebied bij uitnemendheid als Limburg daar wél bij varen. Maar dan zul len we toch alle krachten moeten inspannen, om de verdere afbraak van het nog aanwezige natuur schoon tot het uiterste te beper ken. Daar is het voortbestaan van het toerisme mee gemoeid! Eén zwaluw maakt nog geen lente! Maar naarmate de kalender vordert keren de zwaluwen die overigens door het toenemend gebruik van verdelgingsmiddelen steeds minder voedsel vinden en de andere trek vogels toch uit den vreemde in ons land en daarmee ook in de Peel- streek terug. Sommige zijn er al weer, andere worden in de komende weken verwacht. Waar blijven zij echter gedurende de wintermaan den? Voor de vogels, die niet bestand zijn tegen het gure winterklimaat van Noord-Europa of die zich niet in staat achten hier dan voldoende voedsel te vinden insekteneters is, zo kan men in „Kellners Lese- buch" lezen, Egypte van ouds een van de voornaamste overwinterings- gebieden. Zij vinden daar, in Noord- Oost-Afrika, een grote verscheiden heid in landschap en begroeiing: ge bergte, beboste en bebouwde vlak ten, dorre woestijnen. Zo treft daar iedere soort een verblijfplaats, die bij haar aard en levenswijze past. De machtige Nijl stroomt door een groot aantal uitmondingen in de Middellandse Zee. Voor de kust ligt er in dat deltagebied een menigte meertjes en moerassen. Die plassen worden telkens door de zee overstroomd; de Nijl voorziet ze geregeld van zoet water. Ze zijn zeer rijk aan vissen en andere wa terdieren. Zo bieden ze voedsel aan talloze vogels. Die rivierarmen lopen, dieper het land in, uit in modderige, ondiepe plassen of staan in verbinding met lage rijstvelden. Want in Egypte wordt sinds lang ook rijst verbouwd. Daar- treft men heerlijke palmbossen aan. Zij vormen het paradijsselijke winterverblijf van onze trekvogels, grote en kleine. In de zomermaanden zijn daar ook wel veel vogels maar hun aantal staat in geen verhouding tot dat van de winter: dan zijn er veel en veel meer! Het is onmogelijk te schatten hoe veel vogels daar overwinteren. Het lijkt wel of al de vogels van de we reld er bijeen komen om samen die onplezierige en moeilijke maanden door te brengen. Natuurvorsers en jagers kunnen niet begrijpen hoe op één enkele van die plassen vele hon derdduizenden vogels kunnen leven. Want zij eten elke dag alleen al minstens 30.000 kilogram vis op! Het zijn vogels van allerlei slag en soort. Ze blijven bijna heel de win ter bijeen, Als de lentezon al wat sterker wordt, trekken ze weg; andere wor den daardoor juist uit het Zuiden naar die streken gelokt. Eind febr. beginnen de trekvogels echter al te „vergaderen", zoals ze dat bij ons doen in de herfst, 's Avonds ziet men dan reusachtige groepen vogels hun slaapplaatsen opzoeken. Die „reis gezelschappen" worden echter met de dag kleiner. Bijna al de vreemde vogels blij ven gedurende heel de tijd van de trek en de overwintering in groe pen bijeen, als echte reizigers. Veel soorten ruien. Ze zijn allemaal stil. Zingen doen ze helemaal niet. Er is ook geen enkele trekvogel, die in den vreemde een nest bouwt broedt. Het is of ze met ongeduld wachten op de tijd van de terugkeer naar hun eigenlijke vaderland. Naarmate deze nadert worden ze opgewekter en levenslustiger. Ze leven op en beginnen van lieverlede weer te zingen. Hoe dichter het tijdstip van het vertrek nadert, hoe meer er gezon gen en gefloten wordt in dat zonnige Zuiden. Iedere vogel schijnt dan te proberen of hij zijn lied niet ver leerd is. Het is of zij zich allemaal al verheugen op de terugreis en het weerzien van het oude vertrouwde land van herkomst. In de laatste weken treuren ze dus niet langer: de zorgen van de win termaanden zijn vergeten. Maar dan wordt het er aan die meertjes en in die palmboombossen opnieuw stil. De ene vogel na de andere houdt het niet langer uit, al-is het er ook nog zo zonnig. In groepen vertrekken ze naar het verre, verre land, waar ze werden uitgebroed. De inspanningen van 'n reusachtige afstand schrik ken hen niet af; ze willen terug. Zo gehecht zijn de trekvogels aan hun geboortestreek! Bestuurders van voertuigen, rui ters en geleiders van rij-trekdieren en vee, die van richting wensen te veranderen, zijn verplicht tijdig en op duidelijke wijze het voornemen daartoe kenbaar te maken. Aldus luidt een van de vele bepa lingen van [het (Wegenverkeersre glement. Men kan uit deze redactie niet lezen, dat de bestuurder van 'n kruiwagen, kinderwagen en derge lijk ander klein voertuig op een weg voortrijdend geen richting behoeft aan te géven, zoals dat populair ge noemd wordt. Wees echter gex-ust, waarde be stuurder van een dergelijk vehikel. Dat behoeft U ook niet. Bij het in terpreteren van de z.g. definities is bepaald, dat onder voertuigen geen van deze kleine gevallen, behoort. Aldus kan op U deze verplichting dus niet rusten. Het z.g. richting- aangeven geschiedt in sommige ge vallen niet of te onduidelijk en on der bepaalde omstandigheden teveel en overbodig. Te weinig en te on duidelijk vooral door wielrijders en bromfietsers. Te veel en overbodig door autobestuurders. Waarschijnlijk omdat eerstge- noemden steeds op hun van huis-uit meegekregen armpjes een beroep moeten doen en de motorrijtuigbe stuurders met hun mechanische ap paratuur een vrij-simpele handeling behoeven uit te voeren. Zoals gezegd kunnen de bestuur ders van tweewielige voertuigen, zo als fietsers en bromfietsers, alsmede scooter- en motorrijwielbestuurders met één hunner armen de te kiezen richting aanduiden. De enige eisen, welke aan deze handeling verbonden zijn, houden in dat deze manipula tie duidelijk en tijdig dient te ge schieden. Alzo mag een motorrijder en scooterbestuurder zeer zeker clig- noteurs op zijn voertuig voeren. Er schijnen verkeersbollebozen te bestaan, die zulks afraden of in zijn geheel afkeuren, doch deze mening is in elk geval op geen enkel wette lijk voorschrift gebaseerd. Indien deze soorten richting-aan wijzers aan de eis van duidelijkeheid voldoen en U gebruikt ze tijdig, zal geen sterveling in ons dierbare Ko ninkrijk U hiervoor kunnen bekeu ren. Let evenwel op de eis van dui delijkheid. En hier, waarde lezers, schuilt het grote gevaar. Als hieraan getornd kan worden, zit U wel fout. Voorschriften omtrent de duide lijkheid bestaan er niet. U zult hier dus met het taalkundige begrip moe ten volstaan. Wel is er eens een uit spraak van één of ander rechtscol lege geweest, welke in haar motive ring uitte, dat indien de kleur van 't voertuig verwarringstichtend is met de kleur van de richtingaanwijzers, hiertegen voorzieningen moeten werden getroffen. Voorzover dit van toepassing is op Uw voertuig, dient U hiermede re kening te houden. Evenals met de omstandigheid, dat felle zon zodanig op Uw clignoteurs kan schijnen, dat ze, indien ingeschakeld, beslist niet te zien zijn. Op deze gevaren moet U natuurlijk bedacht zijn. Het vorenvermelde te veel rich ting aangeven vindt steevast plaats bij bestuurders van auto's. Waar schijnlijk is dit een erfenis van een of ander buurland waar zulks ver plicht is. In Nederland echter behoeft U geen richting aan te geven indien U een ander voertuig gaat inhalen. Het zou onder bepaalde omstandigheden zelfs fout kunnen zijn. Men is n.l. zo vlug geneigd bij het uitsteken van de richtingaanwijzer zonder meer naar links te zwenken met alle na righeid van dien. Al heel wat kreukels en misère is er ontstaan omdat op datzelfde ogen blik een achter dat voertuig lijden de bestuurder eveneens wilde in halen. Een verwijs kan Uw fout al leen nog maar accentueren, omdat U hiermede min of meer te kennen hebt gegeven niet te weten, dat deze handeling niet nodig is. Bovendien zou hieruit kunnen blij ken, dat U in elk geval niet in Uw spiegel hebt gekeken dan wel Uw hoofd naar achteren gewend tenein de naar achter-opkomend verkeer uit te zien. Strafbaar kan richting-aangeven zijn (bij inhalen) als hierbij het na volgende gebeurt: Auto A rijdt achter auto B. Auto A wil een vóór hem rijdende auto inhalen en steekt zijn linker rich- TEL. 1070 tingaanwijzer uit. Auto B meent, dat A linksaf wil en komt naderbij. A gaat naar links om in te halen en B gaat rechts van A rijden. (Dat mag immers, indien de voorrijdende linksaf wil). Nu komt er plotseling tegemoetkomend verkeer en kan A niet inhalen. Hij wil terug naar rechts, waar inmiddels B rijdt. Nu is het in de practijk meestal zo, waar de lezers, dat A zijn achterbuur B niet ziet, met alle gevolgen van dien. Als U hier enige notie van neemt, zou zo'n ongeval U bespaard kunnen blijven. Deze jongeman ging op 2 januari 's avonds nog een biertje pikken, had schijnbaar nog nadorst van de jaarwisseling. Het resultaat van deze bezigheid is o.m. geweest, dat hij vol blutsen en schrammen in het ziekenhuis terecht kwam, terwijl hij bovendien nog twee tientjes boete moet betalen. Hij vormde het plan deze dorst te lessen in een plaatselijk etablisse ment. Daar stond hij echter nog voor 6,70 aan de lat, zoals men dat in caféhouderskringen pleegt te noe men. De kastelein weigerde hem te tappen, en ook diens echtgenote oor deelde vastberaden dat onder deze omstandigheden gastvrijheid nog la fenis kon worden verstrekt. De jongeman droop af, doch even later daalde een stevige straatklin ker uit de voorraad van de gemeen te op het biljart neer. Daarbij bleek, dat de gemeentelijke klinkers van steviger makelij zijn dan het bil jartlaken, dat pas 135 had gekost. Het laken onderging enige verwoes tingen. Op zijn tocht was de stenen spoetnik een ruit gepasseerd, die prompt aan diggelen ging, zodat de cafébezoekers verstoord hun kragen opzetten wegens de plotseling bin nendringende koude. Van de dader, die de avond als 'r middeleeuwse blijde was tewerk ge gaan, viel niets te ontdekken. Het algemeen gevoelen wees evenwel de dorstige jongeman aan als de stenen werper. Ook hier kan men zeggen: Vox populi, vox Dei, want de jonge man heeft achteraf bekend het ge meentelijk projectiel in zijn vernie lende baan te hebben gebracht. Voor het zover was, is er echter nog veel meer gebeurd. De verstoor de dorstlijder rukte namelijk op nieuw op, deze keer gewapend met melkbussen, aldus de getuigen. Het scheen zijn bedoeling te zijn enkelen van de aanwezigen te bewerken met de deksels van deze vaten die door hun handgrepen tot dit doel bizon der geëigend blijken te zijn. Hij had in dit geval weliswaar niet buiten de waard gerekend, doch wel buiten de politie. Deze had namelijk de bezet ting van de belegerde veste ver- stex-kt. Daardoor wex'den het nu vol gende beleg en ontzet van de tap perij bijgewoond door beëdigde ge tuigen. De politie kon niet voorkomen, dat de caféhouder en diens clientèle de oprukkende jongeman danig van re pliek dienden. Zij bx'acht hem ten slotte zonder melkbussen doch danig gedeukt naar het ziekenhuis. Het resultaat van dit alles is ge weest, dat de politiei'echter de jeug dige stenengooier heeft veroordeeld tot 20 boete. De caféhouder die de aanvaller onder het oog van de po litie aangreep, is er af gekomen met een tientje, want hij zit ook al met de strop van het biljartlaken De boeten voor de enthousiast slaande en stompende gasten zij deden het om weer warm te worden na de afkoeling door het vernielde r?am varieerden van dertig tot véertig gulden. De gemeente heeft al met al geen schade geleden. Haar rechtmatig eigendom, de klinker, werd door de rechter vrijgegeven en is inmiddels teruggekeerd in de schoot der ge meentelijke aarde. De mogelijkheid bestaat om door middel van inentingen de kinderen tegen allerlei ernstige besmettelijke ziekten te beschermen. Een ieder weet van de inenting tegen pokken, maar ook vaccinatie tegen difterie, kinkhoest en tetanus verdient bij ieder kind aandachtige overweging. Dan is er nog de zogenaamde B.C.G.-inenting tegen tuberculose, die tegenwoordig al veel wordt ver richt en die in de toekomst mis schien nog wel een uitgebreider toe passing zal vinden. Grote activiteiten zijn de laatste jaren ontplooid bij de vaccinatie te gen poliomyelitis. Vermoedelijk zul len wij in de komende tijd minder vaak geconfi'onteerd worden met de treurige resttoestanden van kinder verlamming. BURGERPLICHT Al die vaccinaties mogen dan heel „onnatuurlijk" lijken, maar we kun nen er toch beslist niet buiten: we leven nu eenmaal niet meer in een natuurstaat. Daarom is het burgerplicht om zichzelf, zijn kinderen en daarmee zijn medemensen te beschermen te gen een aantal verraderlijke ziekten. Wanneer de overheid, daarbij voorgelicht door medische instan ties, bepaalde vaccinaties aanbeveelt, is het burgerplicht daaraan deel te nemen. Wanneer door omstandigheden aan zulk een inenting bepaalde gevaren verbonden zijn, zal de dokter die de vaccinatie moet verrichten, daar on getwijfeld de aandacht op vestigen. Het dragen van de verantwoorde lijkheid in deze kan men de arts heel wel overlaten. Wanneer deze het beter acht inenting uit te stellen, zal hij zeker niet tot vaccinatie over gaan. TUBERCULOSE B.C.G.-vaccinatie wordt nogal eens toegepast bij pasgeborenen wanneer de moeder of iemand uit de onmid dellijke omgeving van de baby aan besmettelijke tuberculose lijdt. Inenting tegen pokken kan heel goed plaats vinden als het kindje de leeftijd van een paar maanden heeft bereikt. Deze eerste vaccinatie tegen pokken moet liefst vóór de eerste, in ieder geval vóór de tweede verjaar dag zijn verricht. Pokkeninenting zal door de dokter worden uitgesteld als het kind ziek is ook een onschuldige verkoud heid is een contra-indicatie of als het lijdt aan huidafwijkingen. Wanneer de inentingspokken niet „opkomen", zal na korte tijd een tweede en eventueel ook een derde poging tot onvatbaarmaking moe ten worden gedaan. OPNIEUW Wie eenmaal met succes tegen pokken is ingeënt, kan op latere leeftijd zonder gevaar opnieuw te gen deze ziekte worden gevacci neerd, al mag er dan ook op dat ogenblik evenmin een algemene ziekte of een huidafwijking bestaan. Wie met baby regelmatig het con sultatiebureau voor zuigelingen be zoekt, kan ervan opaan, dat steeds het juiste tijdstip gekozen zal wor den om het kleintje tegen de meest belangrijke infectieziekten te be schermen. o)U MTwkrin^fln j ItóniaU financilriapt S' JULIANASINGEL41 •tekfA 061 (K4780) van zaterdag 23 april 1910 Uit het jaarverslag van het kruis verbond te Venray bleek, dat het ledental van 50 gestegen is tot 109 leden, waarbij nog 14 aspirant leden kunnen worden gevoegd. Onze vroegere dorpsgenote de Eerw. zuster Fulgentia (Marie Ver riet) in 't klooster Calvariënberg te Maastricht, is benoemd tot Moeder- Overste in 't R.K. Weeshuis aldaar. - De collecte gehouden alhier ten bate van de watersnoodlijden in Limburg heeft 131 opgebracht. Babyderm Haarwater (Haar- groei-tomc) legt reeds in de jeugd de basis voor een gezonde haargroei. Flacon f 1.90. Yoor lange tijd toereikend*

Peel en Maas | 1960 | | pagina 1