ïlatuucschcón in £im&uey
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN ^RpT#RNTK^i?ct pcrmm ABONNEMENTS-
Pasen ook onze Verrijzenis
moet tegen [verdere afbraak
[beschermd worden!
Waar blijven onze trekvogels?
U, ik en het
verkeer...
de T^L£M\SfE specialist
de politierechter
Bescherming tegen
besmettelijke
ziekten
•1A KM fcvpotfwfcm 4
Uit Peel en Maas
Kinderkopjes
Zaterdag 16 april 1960 No. 16
EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG
druk en uitgave van den munckhof n.v. venray
grotestraat 28 postbus 1 tel. 1512 giro 1506.52
N MAAS
PRIJS PER KWARTAAL 1.40 (bulten Venray f 1.60)
Wie met een reisgezelschap en toe-
ringcar een grote trip gaat maken
naar een van de mooie Zuid-Euro-
pese vakantieoorden, de Franse of
Italiaanse rivièra, naar de Costa
Brava in Spanje of naar de Dolo
mieten, die ondervindt op het ogen
blik, dat hij het trapje opgaat en in
de bus stapt een enorme vreugde.
En zijn vreugde bereikt het toppunt,
wanneer hij enkele kilometers van
huis zich bewust wordt, dat hij nu
de vervulling van zijn iedaal beleeft.
De reiziger heeft er misschien ja
ren voor gespaard, zich offers ge
troost en misschien ontberingen voor
geleden. Hij heeft de zenuwen ge
had van de onmiddellijke voorberei
ding. En nuop weg.
Op weg. Ook zou ik het feest van
Pasen willen zien, als het feest,
waarop wij speciaal herdenken hoe
wij op weg zijn. Men wil zich in de
regel niet echt bewust zijn, dat men
als christen in dit leven onderweg
is.
Als men jong is beschouwt men
het als ideaal om ouder en volwas
sen te zijn. Als men volwassen is wil
men getrouwd zijn en kinderen be
zitten.
Als men kinderen bezit wil men ze
tot iets in de maatschappij brengen,
men gaat ook meer van het leven
genieten, van de stoffelijke genoe
gens, van zijn pleziertjes en van zijn
comfort.
Maar zijn eenmaal de kinderen de
deur uit, is het leven wat leger ge
worden, doordat allerlei bekenden
beginnen af te vallen.. ..dan gaat
men denken aan datgene, wat alge
meen burgerlijk is, het pensioen, het
tehuis voor ouden van dagen en de
dood. Kortom men nadert het einde.
Het is verkeer 't leven zo te be
schouwen, want het is geen christe
lijke levensbeschouwing. Want even
als de reis met de touringcar ons
voert naar de vervulling van onze
wensen, zo voert heel het leven ons
naar ons ideaal: te zijn met Chris
tus in de glorie van de Vader.
Van die levensvervulling is Chris
tus Verrijzenis niet alleen het zinne
beeld, het is ook de werkelijkheid.
Maar die werkelijkheid komt pas na
de dood. Nü zijn wij nog onderweg,
zoals men met de reisleider en het
reisgezelschap onderweg is.
De Paasviering betekent niets an
ders dan eens extra beseffen, dat wij
onderweg zijn.
Ik zou U zelfs willen vragen deze
gedachte nog wat dieper op U te la
ten inwerken. Want ons onderweg
zijn als christenen, heeft een
heel eigenaardig karakter. Zoals St.
Paulus het noemt verkeren wij in
afwachting van de glorie, die uit
Christus Verrijzenis straalt.
Maar in werkelijkheid zijn wij nu
op dit ogenblik, „begraven met
Christus en zelfs gestorven met
Hem". Inderdaad, ons Doopsel heeft
ons volkomen afgescheiden van de
wereld en van de zonde, ons deelge
noot gemaakt aan de dood van Chris
tus en ons gebracht in de stilte van
de afzondering.
Wij rusten in het graf met de ge
storven Christus.
Het is misschien een beetje onge
woon, een beetje onsmakelijk om je
leven als christen op aarde te ver
gelijken met een verblijf in het graf.
Maar toch is het zo.
Men kan, als men dat liever wil,
onze toestand van vandaag verge
lijken met de reis naar het Ideaal.
Dat klinkt prettiger. Net of je dat
liever doet.
Maar de werkelijkheid is toch al
leen deze: wij zijn op weg naar de
Verrijzenis en naar de glorie met
Christus in de hemel.
Toen het vorig jaar het grote landgoed de Hamert in Noord-Lim
burg eigendom werd van de Duitse Bauernsiedlung uit Düsseldorf,
is daarover gewestelijk en landelijk heel wat te doen geweest. Van
officiële zijde in Den Haag is destijds gezegd, dat deze verkoop
min of meer bü verrassing was geschied. Het was een verkoop door
particulieren, waarvan men in departementskringen eerst had ge
hoord nadat hij een voldongen feit was. Men had het landgoed lie
ver in Nederlandse handen gezien en er zou in elk geval voor ge
zorgd worden, dat het rijke natuurschoon van de Hamert behouden
bleef. Het verbod tot ontginning van het landgoed werd daarom
nog eens nadrukkelijk bevestigd.
In het begin van deze maand ver
raste de Noord-Limburgse gemeen
te Bergen de openbare mening on
aangenaam door een besluit, om
ruim honderd ha bosgrond, welke
aan het landgoed de Hamert grenst,
aan dezelfde Bauernsiedlung te ver
kopen.
Het gemeentebestuur rechtvaar
digde dit besluit met de mededeling,
dat Den Haag er alles van af wist en
op de verkoop had aangedrongen.
Dit bleek juist te zijn. De verkoop
is een gevolg van de Nederlands-
Duitse onderhandelingen van het
ogenblik en hij is bedoeld als een
schadeloosstelling voor gronden, die
na de oorlog aan Duitse eigenaren
zijn ontnomen.
Wie deze gang van zaken met aan
dacht heeft gevolgd, is verbaasd,
en hij kan een gevoel van argwaan
.noeilijk onderdrukken. Hoe nu?
Bij de verkoop van de Hamert aan
de Bauernsiedlung verzekerde offi
cieel Den Haag nadrukkelijk, dat dit
betreurd werd, maar nog geen jaar
later sporen dezelfde instanties de
gemeente Bergen aan om nog een
flinke lap bosgrond aan deze Duitse
instelling over te doen. En terwijl
deze instanties in het geval van de
Hamert zeiden, dat zij door de gang
van zaken waren overrompeld, ziet
het er naar uit dat zij nu bij de
tweede verkoop van waardevol na
tuurschoon zelf de openbare mening
overrompelend voor een voldongen
feit hebben willen plaatsen.
Dit moet althans worden opge
maakt uit de mededeling van het ge
meentebestuur van Bergen, dat het
van departementsambtenaren de
raad had gekregen om tot het laats
te ogenblik over de verkoop het stil
zwijgen te bewaren.
Het is een vreemde geschiedenis.
Waren er nergens anders gronden
te vinden, die als billijke schadeloos
stelling voor benadeelde Duitsers
konden dienen en moest daarvoor
uitgerekend een gebied worden ge
kozen dat een der schaarse grote
en mooie boscomplexen, die Lim
burg nog bezit, omvat?
Het Tweede Kamerlid dr. Tans
heeft aan de ministers van Binnen
landse en Buitenlandse Zaken over
deze kwestie schriftelijke vragen ge
steld. Daarin spreekt hij ook over
de geruchten, dat aan de Bauern
siedlung zou zijn toegezegd, dat het
verbod tot ontginning van het na
tuurschoon op het landgoed de Ha
mert zou worden ingetrokken. Dit
zou inderdaad de deur dicht doen!
Deze Bergense geschiedenis is
belangrijk, omdat zij een scherp licht
werpt op de slordige manier, waar
op met de toch al vrij zeldzame re
creatiegebieden in Nederland wordt
omgesprongen.
Vergeet niet, dat dit land nu reeds
het dichtst-bevolkte van Europa is.
In het tijdsverloop van een halve
eeuw is de bevolking verdubbeld
van 5.5 tot ruim 11 miljoen en elk
jaar komen er 140.000 mensen bij.
Handige goochelaars met cijfers heb
ben uitgerekend, dat Nederland, als
het drastisch blijft industrialiseren
en de huizenblokken steeds hoger
maakt, nog wel een tien miljoen
mensen meer aan een bestaan kan
helpen.
Aan een bestaan wellicht, maar 't
leven verlangt meer om levenswaard
te zijn: het vraagt ook om lucht,
licht en gelegenheid tot recreatie.
De planologen leggen op papier,
dat geduldig is, het behoud van de
recreatiegebieden in Nederland vast,
maar de koopmansgeest en de tech
nocratie zijn telkens weer sterker en
het ene stuk natuurschoon na het
andere gaat verloren. Het is elk jaar
een vrij lange en trieste lijst. Oók in
Limburg! Het geval van de Deutsche
Bauernsiedlung is kenschetsend,
maar het staat waarachtig niet op
zichzelf. Regelmatig worden kleinere
en grotere stukken van het laatste
bosbezit in Limburg gerooid, zonder
dat nieuwe aanplant volgt. Bunga-
lowbouw sluipt meer en meer de ge
bieden met een rijkdom aan natuur
schoon binnen. De laatste natuur-
oasen schrompelen steeds verder in
door industrialisatie, wegenaanleg,
woningbouw, enz.
Het behoud (hoe dan ook) van het
natuurschoon, dat wij in dit land
nog bezitten, wordt een kwestie van
zelfbehoud en daarop kan niet ge
noeg de nadruk worden gelegd. Hoe
wil men zonder een minimum aan
recreatie gebieden voor deze mil
joenenbevolking met kans op succes
de strijd voor het behoud van de
geestelijke volksgezondheid blijven
voeren?
De mens is geen robot. Hij moet
om waarlijk mens te kunnen zijn, de
ruimte behouden om zich te ont
spannen, lichamelijk en geestelijk.
Hij kan niet zonder verademing in
Gods vrije natuur leven.
En speciaal voor Limburg ko
men daar nog bijzondere belangen
van het toerisme bij. Thans laten
de vacantiegangers jaarlijks reeds
een 60 miljoen gulden in de geld
laden van dit gewest achter. Dat
kan nog aanzienlijk toenemen.
In het bekende proefschrift van
dr. Tideman over de „Economische
betekenis van 't vreemdelingen
verkeer in Nederland" is, om ons
tot dit ene voorbeeld te beperken,
becijferd, dat tussen 1965 en 1980
naar schatting alleen al het aantal
logeergasten in hotels, enz. en bij
familie en relaties in devacantie-
maanden van vier tot zeven mil
joen zal stijgen. Deze cijfers gel
den uiteraard voor geheel Neder
land. Het is bijna een verdubbe
ling en zoals de zaken nu liggen,
kan zeker een toeristisch gebied
bij uitnemendheid als Limburg
daar wél bij varen. Maar dan zul
len we toch alle krachten moeten
inspannen, om de verdere afbraak
van het nog aanwezige natuur
schoon tot het uiterste te beper
ken. Daar is het voortbestaan van
het toerisme mee gemoeid!
Eén zwaluw maakt nog geen lente!
Maar naarmate de kalender vordert
keren de zwaluwen die overigens
door het toenemend gebruik van
verdelgingsmiddelen steeds minder
voedsel vinden en de andere trek
vogels toch uit den vreemde in ons
land en daarmee ook in de Peel-
streek terug. Sommige zijn er al
weer, andere worden in de komende
weken verwacht. Waar blijven zij
echter gedurende de wintermaan
den?
Voor de vogels, die niet bestand
zijn tegen het gure winterklimaat
van Noord-Europa of die zich niet
in staat achten hier dan voldoende
voedsel te vinden insekteneters
is, zo kan men in „Kellners Lese-
buch" lezen, Egypte van ouds een
van de voornaamste overwinterings-
gebieden. Zij vinden daar, in Noord-
Oost-Afrika, een grote verscheiden
heid in landschap en begroeiing: ge
bergte, beboste en bebouwde vlak
ten, dorre woestijnen. Zo treft daar
iedere soort een verblijfplaats, die
bij haar aard en levenswijze past.
De machtige Nijl stroomt door een
groot aantal uitmondingen in de
Middellandse Zee. Voor de kust ligt
er in dat deltagebied een menigte
meertjes en moerassen.
Die plassen worden telkens door
de zee overstroomd; de Nijl voorziet
ze geregeld van zoet water. Ze zijn
zeer rijk aan vissen en andere wa
terdieren. Zo bieden ze voedsel aan
talloze vogels.
Die rivierarmen lopen, dieper het
land in, uit in modderige, ondiepe
plassen of staan in verbinding met
lage rijstvelden. Want in Egypte
wordt sinds lang ook rijst verbouwd.
Daar- treft men heerlijke palmbossen
aan. Zij vormen het paradijsselijke
winterverblijf van onze trekvogels,
grote en kleine.
In de zomermaanden zijn daar ook
wel veel vogels maar hun aantal
staat in geen verhouding tot dat van
de winter: dan zijn er veel en veel
meer!
Het is onmogelijk te schatten hoe
veel vogels daar overwinteren. Het
lijkt wel of al de vogels van de we
reld er bijeen komen om samen die
onplezierige en moeilijke maanden
door te brengen. Natuurvorsers en
jagers kunnen niet begrijpen hoe op
één enkele van die plassen vele hon
derdduizenden vogels kunnen leven.
Want zij eten elke dag alleen al
minstens 30.000 kilogram vis op!
Het zijn vogels van allerlei slag en
soort. Ze blijven bijna heel de win
ter bijeen,
Als de lentezon al wat sterker
wordt, trekken ze weg; andere wor
den daardoor juist uit het Zuiden
naar die streken gelokt. Eind febr.
beginnen de trekvogels echter al te
„vergaderen", zoals ze dat bij ons
doen in de herfst, 's Avonds ziet men
dan reusachtige groepen vogels hun
slaapplaatsen opzoeken. Die „reis
gezelschappen" worden echter met
de dag kleiner.
Bijna al de vreemde vogels blij
ven gedurende heel de tijd van de
trek en de overwintering in groe
pen bijeen, als echte reizigers. Veel
soorten ruien. Ze zijn allemaal stil.
Zingen doen ze helemaal niet. Er is
ook geen enkele trekvogel, die in
den vreemde een nest bouwt
broedt. Het is of ze met ongeduld
wachten op de tijd van de terugkeer
naar hun eigenlijke vaderland.
Naarmate deze nadert worden ze
opgewekter en levenslustiger. Ze
leven op en beginnen van lieverlede
weer te zingen.
Hoe dichter het tijdstip van het
vertrek nadert, hoe meer er gezon
gen en gefloten wordt in dat zonnige
Zuiden. Iedere vogel schijnt dan te
proberen of hij zijn lied niet ver
leerd is. Het is of zij zich allemaal
al verheugen op de terugreis en het
weerzien van het oude vertrouwde
land van herkomst.
In de laatste weken treuren ze dus
niet langer: de zorgen van de win
termaanden zijn vergeten. Maar dan
wordt het er aan die meertjes en in
die palmboombossen opnieuw stil.
De ene vogel na de andere houdt het
niet langer uit, al-is het er ook nog
zo zonnig. In groepen vertrekken ze
naar het verre, verre land, waar ze
werden uitgebroed. De inspanningen
van 'n reusachtige afstand schrik
ken hen niet af; ze willen terug. Zo
gehecht zijn de trekvogels aan hun
geboortestreek!
Bestuurders van voertuigen, rui
ters en geleiders van rij-trekdieren
en vee, die van richting wensen te
veranderen, zijn verplicht tijdig en
op duidelijke wijze het voornemen
daartoe kenbaar te maken.
Aldus luidt een van de vele bepa
lingen van [het (Wegenverkeersre
glement. Men kan uit deze redactie
niet lezen, dat de bestuurder van 'n
kruiwagen, kinderwagen en derge
lijk ander klein voertuig op een weg
voortrijdend geen richting behoeft
aan te géven, zoals dat populair ge
noemd wordt.
Wees echter gex-ust, waarde be
stuurder van een dergelijk vehikel.
Dat behoeft U ook niet. Bij het in
terpreteren van de z.g. definities is
bepaald, dat onder voertuigen geen
van deze kleine gevallen, behoort.
Aldus kan op U deze verplichting
dus niet rusten. Het z.g. richting-
aangeven geschiedt in sommige ge
vallen niet of te onduidelijk en on
der bepaalde omstandigheden teveel
en overbodig. Te weinig en te on
duidelijk vooral door wielrijders en
bromfietsers. Te veel en overbodig
door autobestuurders.
Waarschijnlijk omdat eerstge-
noemden steeds op hun van huis-uit
meegekregen armpjes een beroep
moeten doen en de motorrijtuigbe
stuurders met hun mechanische ap
paratuur een vrij-simpele handeling
behoeven uit te voeren.
Zoals gezegd kunnen de bestuur
ders van tweewielige voertuigen, zo
als fietsers en bromfietsers, alsmede
scooter- en motorrijwielbestuurders
met één hunner armen de te kiezen
richting aanduiden. De enige eisen,
welke aan deze handeling verbonden
zijn, houden in dat deze manipula
tie duidelijk en tijdig dient te ge
schieden. Alzo mag een motorrijder
en scooterbestuurder zeer zeker clig-
noteurs op zijn voertuig voeren.
Er schijnen verkeersbollebozen te
bestaan, die zulks afraden of in zijn
geheel afkeuren, doch deze mening
is in elk geval op geen enkel wette
lijk voorschrift gebaseerd.
Indien deze soorten richting-aan
wijzers aan de eis van duidelijkeheid
voldoen en U gebruikt ze tijdig, zal
geen sterveling in ons dierbare Ko
ninkrijk U hiervoor kunnen bekeu
ren. Let evenwel op de eis van dui
delijkheid. En hier, waarde lezers,
schuilt het grote gevaar. Als hieraan
getornd kan worden, zit U wel fout.
Voorschriften omtrent de duide
lijkheid bestaan er niet. U zult hier
dus met het taalkundige begrip moe
ten volstaan. Wel is er eens een uit
spraak van één of ander rechtscol
lege geweest, welke in haar motive
ring uitte, dat indien de kleur van 't
voertuig verwarringstichtend is met
de kleur van de richtingaanwijzers,
hiertegen voorzieningen moeten
werden getroffen.
Voorzover dit van toepassing is op
Uw voertuig, dient U hiermede re
kening te houden. Evenals met de
omstandigheid, dat felle zon zodanig
op Uw clignoteurs kan schijnen, dat
ze, indien ingeschakeld, beslist niet
te zien zijn. Op deze gevaren moet
U natuurlijk bedacht zijn.
Het vorenvermelde te veel rich
ting aangeven vindt steevast plaats
bij bestuurders van auto's. Waar
schijnlijk is dit een erfenis van een
of ander buurland waar zulks ver
plicht is.
In Nederland echter behoeft U
geen richting aan te geven indien U
een ander voertuig gaat inhalen. Het
zou onder bepaalde omstandigheden
zelfs fout kunnen zijn. Men is n.l. zo
vlug geneigd bij het uitsteken van
de richtingaanwijzer zonder meer
naar links te zwenken met alle na
righeid van dien.
Al heel wat kreukels en misère is
er ontstaan omdat op datzelfde ogen
blik een achter dat voertuig lijden
de bestuurder eveneens wilde in
halen. Een verwijs kan Uw fout al
leen nog maar accentueren, omdat
U hiermede min of meer te kennen
hebt gegeven niet te weten, dat deze
handeling niet nodig is.
Bovendien zou hieruit kunnen blij
ken, dat U in elk geval niet in Uw
spiegel hebt gekeken dan wel Uw
hoofd naar achteren gewend tenein
de naar achter-opkomend verkeer
uit te zien.
Strafbaar kan richting-aangeven
zijn (bij inhalen) als hierbij het na
volgende gebeurt:
Auto A rijdt achter auto B. Auto
A wil een vóór hem rijdende auto
inhalen en steekt zijn linker rich-
TEL. 1070
tingaanwijzer uit. Auto B meent, dat
A linksaf wil en komt naderbij. A
gaat naar links om in te halen en B
gaat rechts van A rijden. (Dat mag
immers, indien de voorrijdende
linksaf wil). Nu komt er plotseling
tegemoetkomend verkeer en kan A
niet inhalen. Hij wil terug naar
rechts, waar inmiddels B rijdt. Nu is
het in de practijk meestal zo, waar
de lezers, dat A zijn achterbuur B
niet ziet, met alle gevolgen van dien.
Als U hier enige notie van neemt,
zou zo'n ongeval U bespaard kunnen
blijven.
Deze jongeman ging op 2 januari
's avonds nog een biertje pikken,
had schijnbaar nog nadorst van de
jaarwisseling. Het resultaat van
deze bezigheid is o.m. geweest, dat
hij vol blutsen en schrammen in het
ziekenhuis terecht kwam, terwijl hij
bovendien nog twee tientjes boete
moet betalen.
Hij vormde het plan deze dorst te
lessen in een plaatselijk etablisse
ment. Daar stond hij echter nog voor
6,70 aan de lat, zoals men dat in
caféhouderskringen pleegt te noe
men. De kastelein weigerde hem te
tappen, en ook diens echtgenote oor
deelde vastberaden dat onder deze
omstandigheden gastvrijheid nog la
fenis kon worden verstrekt.
De jongeman droop af, doch even
later daalde een stevige straatklin
ker uit de voorraad van de gemeen
te op het biljart neer. Daarbij bleek,
dat de gemeentelijke klinkers van
steviger makelij zijn dan het bil
jartlaken, dat pas 135 had gekost.
Het laken onderging enige verwoes
tingen. Op zijn tocht was de stenen
spoetnik een ruit gepasseerd, die
prompt aan diggelen ging, zodat de
cafébezoekers verstoord hun kragen
opzetten wegens de plotseling bin
nendringende koude.
Van de dader, die de avond als 'r
middeleeuwse blijde was tewerk ge
gaan, viel niets te ontdekken. Het
algemeen gevoelen wees evenwel de
dorstige jongeman aan als de stenen
werper. Ook hier kan men zeggen:
Vox populi, vox Dei, want de jonge
man heeft achteraf bekend het ge
meentelijk projectiel in zijn vernie
lende baan te hebben gebracht.
Voor het zover was, is er echter
nog veel meer gebeurd. De verstoor
de dorstlijder rukte namelijk op
nieuw op, deze keer gewapend met
melkbussen, aldus de getuigen. Het
scheen zijn bedoeling te zijn enkelen
van de aanwezigen te bewerken met
de deksels van deze vaten die door
hun handgrepen tot dit doel bizon
der geëigend blijken te zijn. Hij had
in dit geval weliswaar niet buiten de
waard gerekend, doch wel buiten de
politie. Deze had namelijk de bezet
ting van de belegerde veste ver-
stex-kt. Daardoor wex'den het nu vol
gende beleg en ontzet van de tap
perij bijgewoond door beëdigde ge
tuigen.
De politie kon niet voorkomen, dat
de caféhouder en diens clientèle de
oprukkende jongeman danig van re
pliek dienden. Zij bx'acht hem ten
slotte zonder melkbussen doch danig
gedeukt naar het ziekenhuis.
Het resultaat van dit alles is ge
weest, dat de politiei'echter de jeug
dige stenengooier heeft veroordeeld
tot 20 boete. De caféhouder die de
aanvaller onder het oog van de po
litie aangreep, is er af gekomen met
een tientje, want hij zit ook al met
de strop van het biljartlaken
De boeten voor de enthousiast
slaande en stompende gasten zij
deden het om weer warm te worden
na de afkoeling door het vernielde
r?am varieerden van dertig tot
véertig gulden.
De gemeente heeft al met al geen
schade geleden. Haar rechtmatig
eigendom, de klinker, werd door de
rechter vrijgegeven en is inmiddels
teruggekeerd in de schoot der ge
meentelijke aarde.
De mogelijkheid bestaat om door
middel van inentingen de kinderen
tegen allerlei ernstige besmettelijke
ziekten te beschermen.
Een ieder weet van de inenting
tegen pokken, maar ook vaccinatie
tegen difterie, kinkhoest en tetanus
verdient bij ieder kind aandachtige
overweging.
Dan is er nog de zogenaamde
B.C.G.-inenting tegen tuberculose,
die tegenwoordig al veel wordt ver
richt en die in de toekomst mis
schien nog wel een uitgebreider toe
passing zal vinden.
Grote activiteiten zijn de laatste
jaren ontplooid bij de vaccinatie te
gen poliomyelitis. Vermoedelijk zul
len wij in de komende tijd minder
vaak geconfi'onteerd worden met de
treurige resttoestanden van kinder
verlamming.
BURGERPLICHT
Al die vaccinaties mogen dan heel
„onnatuurlijk" lijken, maar we kun
nen er toch beslist niet buiten: we
leven nu eenmaal niet meer in een
natuurstaat.
Daarom is het burgerplicht om
zichzelf, zijn kinderen en daarmee
zijn medemensen te beschermen te
gen een aantal verraderlijke ziekten.
Wanneer de overheid, daarbij
voorgelicht door medische instan
ties, bepaalde vaccinaties aanbeveelt,
is het burgerplicht daaraan deel te
nemen.
Wanneer door omstandigheden aan
zulk een inenting bepaalde gevaren
verbonden zijn, zal de dokter die de
vaccinatie moet verrichten, daar on
getwijfeld de aandacht op vestigen.
Het dragen van de verantwoorde
lijkheid in deze kan men de arts heel
wel overlaten. Wanneer deze het
beter acht inenting uit te stellen, zal
hij zeker niet tot vaccinatie over
gaan.
TUBERCULOSE
B.C.G.-vaccinatie wordt nogal eens
toegepast bij pasgeborenen wanneer
de moeder of iemand uit de onmid
dellijke omgeving van de baby aan
besmettelijke tuberculose lijdt.
Inenting tegen pokken kan heel
goed plaats vinden als het kindje de
leeftijd van een paar maanden heeft
bereikt. Deze eerste vaccinatie tegen
pokken moet liefst vóór de eerste, in
ieder geval vóór de tweede verjaar
dag zijn verricht.
Pokkeninenting zal door de dokter
worden uitgesteld als het kind ziek
is ook een onschuldige verkoud
heid is een contra-indicatie of
als het lijdt aan huidafwijkingen.
Wanneer de inentingspokken niet
„opkomen", zal na korte tijd een
tweede en eventueel ook een derde
poging tot onvatbaarmaking moe
ten worden gedaan.
OPNIEUW
Wie eenmaal met succes tegen
pokken is ingeënt, kan op latere
leeftijd zonder gevaar opnieuw te
gen deze ziekte worden gevacci
neerd, al mag er dan ook op dat
ogenblik evenmin een algemene
ziekte of een huidafwijking bestaan.
Wie met baby regelmatig het con
sultatiebureau voor zuigelingen be
zoekt, kan ervan opaan, dat steeds
het juiste tijdstip gekozen zal wor
den om het kleintje tegen de meest
belangrijke infectieziekten te be
schermen.
o)U MTwkrin^fln j
ItóniaU financilriapt S'
JULIANASINGEL41 •tekfA 061 (K4780)
van zaterdag 23 april 1910
Uit het jaarverslag van het
kruis verbond te Venray bleek, dat
het ledental van 50 gestegen is tot
109 leden, waarbij nog 14 aspirant
leden kunnen worden gevoegd.
Onze vroegere dorpsgenote de
Eerw. zuster Fulgentia (Marie Ver
riet) in 't klooster Calvariënberg te
Maastricht, is benoemd tot Moeder-
Overste in 't R.K. Weeshuis aldaar.
- De collecte gehouden alhier ten
bate van de watersnoodlijden in
Limburg heeft 131 opgebracht.
Babyderm Haarwater (Haar-
groei-tomc) legt reeds in de jeugd de
basis voor een gezonde haargroei.
Flacon f 1.90. Yoor lange tijd toereikend*