Brieven aan Oom Piet Belangrijke historische graf zerken van onze parochiekerk. Ingezonden Zaterdag 12 maart 1960 No. 11 EEN EN TACHTIGSTE JAARGANG DRUK EN GROTESRAAT PEEL EN MAAS UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF WFFRRT AH VOOR VPNRAY FN OM^TRFKFN ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per lAT 28 VENRAY TELEF. 1512 GIRO 150652 CliUDL/iU V UUA V Utlllvn 1 EilN U1Y1J 1 PRIJS PER KWARTAAL 1.40 n.m- ABONNEMENTS BUITEN VENRAY 1.6# Ja, het is al weer enkele maanden geleden, dat de laatste brief geschre ven werd. Een mens wordt wat traag op zijn oude dag en ook de zo veelste griep-epidemie heeft er geen goed aan gedaan. Maar nu is dan vastenavond achter de rug en die heeft de laatste restjes van verkoud heid en griep meegenomen en we zijn weer het ventje. Of er veel gebeurd is in die maan den? Och, het is zoals men het neemt. Er is een nieuwe parochie nu officieel gesticht, er is een daveren de vastelaovend geweest, men heeft in de gemeenteraad wat gesakkerd over het nieuwe Venray, en S.V.V. boert stiekum-weg achteruit Er is een kwakkel-winter geweest en het Lollebeek-plan is opgescho ven tot nader bekend te maken da tum. Men is aan de nieuwe weg van Veltum naar de Leunseweg begon nen, maar die is niet veel verder ge komen dan de Midden-Peelweg, waaraan ook een begin is gemaakt, maar waar men niet veel verder dan dat begin is gekomen. Er is een nieuwe jongensschool ge opend, de school van St. Frans en 'n juweel van een gymnastieklokaal is al zij het onofficieel in gebruik. In Oostrum krijgt men nu ook een park en de textielzaken Pijls en Arts van Woerkum zitten vanwege de verbouwing nog stevig achter schot, maar niet lang meerEn voor het overige heeft iedereen zijn eigen besognes. De boeren „knaojen" over de te lage „droogte-schade-regeling", de middenstand zoekt een oplosing voor de komende tentoonstelling. Venray Vooruit is uit de winter slaap opgestaan en bereid zich voor op het komende seizoen met o.a. een juweel van een folder; op het indus trieterrein lopen de bouwers elkaar onder de voeten, want Inalfa breidt uit; Custers zet er een verdieping boven-op, de eierfabriek klimt uit de grond en de nieuwe metaalwaren- fabriek is eerstdaags aan zijn eerste steen toe. Het is als met de lente-tijd. Alles bot uit tot nieuw leven, tot grotere groei en bloei. Laten we hopen, dat ons aller Venray inderdaad dit jaar ook die groei en bloei weer mag kennen, die ons gemeente in de af gelopen jaren heeft omgetoverd tot een kleine stad, waarin de nieuwe flats in Plan-Zuid het stedelijk ka rakter alleen nog maar accentueren. We hebben hieraan weer moeten denken toen de afgelopen week wet houder Wintels ten grave is gedra gen. Een eenvoudige Venray er, die op een moment, dat anderen zo lang zamerhand aan hun pensioen gaan denken, wethouder werd en zich de portefeuille van openbare werken toegewezen zag. Problemen op te lossen kreeg waaraan hij in zijn bak- kers-loopbaan nooit eq te nimmer heeft gedacht. En die problemen op gelost heeft. O zeker, fouten zijn er genoeg ge maakt en zo links en rechts is er wel het een en ander op te merken, maar het nieuwe Venray is verre zen, mede onder zijn leiding, schoner en mooier dan het ooit was. En mo gen we dan onder elkaar wel eens kankeren, zo gauw er een vreemde komt, dan tonen we vol trots, wat tot stand kwam en wat de plannen zijn voor de toekomst. Maar we hebben ons nooit a vraagd wat dit alles heeft gekost. Financieel is dat nog wel te achter halen, maar over de andere kant, daar praten we niet over. Wat dit aan verantwoording vroeg van hem, die men op een gegeven moment aan de top stelde en die dan dikwijls maar moest zien dat hij het opgelost kreeg, zonder dat er brok ken werden gemaakt, zonder dat er mensen werden gekwetst, dat wim pelen we weg en tellen we niet. We willen maar het liefst niet meer her innerd worden aan dat afgebrande dorp, waarin tussen de lege, kapotte huizen het bordje hing: Looting is serious crime, maar waar geen En gels soldaat zich iets van aan trok Niet herinnerd worden aan de pro blemen, die wederopbouw en her bouw voor ieder van ons persoon lijk heeft meegebracht, laat staan aan de problemen, waar de overheid, waarmee een wethouder van open bare werken te tobben zat. En dat voor een salaris, waarvoor een half was bouwvakarbeider al jaren ge leden aan het staken geslagen was. Wethouder Wintels is dood en over enige tijd zullen de bloemén en de kransen op zijn graf verdord zijn. Maar het nieuwe Venray moge in dankbare herinnering houden deze pionier van onze wederopbouw, die ondanks alles, toch zijn weg is blij ven gaan, omdat zijn liefde voor zijn geboorteplaats hem dreef. Een liefde die ook al de moeilijkheden over won, die hem op zijn loopbaan als wethouder deel zijn geworden. En nu denken we weer aan een nieuwe wethouderZo is nu eenmaal het leven. Le roi est mort, vive le roi, zo als Pater Titus ons eertijds leerde. Pater Titus, die nu in 't verre Maas tricht nonnekes de weg naar de hemel probeert te wijzen. En daarbij zijn gouden priesterfeest ook nog heeft mogen vieren. Het leven herneemt zijn gang en in de tuintjes kondigt de nieuwe lente zich aan. De knoppen zwellen en de eerste anemonen steken hun kopjes in het gure weer als bood schappers van de nieuwe tijd, die ko men gaat. De vrouwen ruiken de schoon maak en over enkele weken zal het Pasen zijn. Dan is het nieuwe jaar alweer een eind op scheut. En zullen andere en weer nieuwe problemen onze aandacht vragen. Schouwburg, sportvelden, zwembad, gemeen schapshuizen, kerken- en torenbouw, woningbouw en zo meer. De begroting zal dan ook uitein delijk wel weer op tafel komen, al gaat het zonder- deze boekwerken schijnbaar ook goed. Over al die dingen, waarde oom, zullen we U dan weer schrijven. Maar op Uw verzoek om de na men van de „slachtoffers" van de politierechter bekend te maken, kunnen we echt niet ingaan. Laat deze kleine zondaars anoniem blij ven voor het grote publiek. Laat hun namen enkel prijken op de deftige proces-verbalen en laten wij alleen maar wat meesmuilend lachen, tot dat we zelf eenmaal aan de beurt komen. Want er is niet veel in ons goede vaderland, wat nog mag. Tot wederschrijvens Zolang het religieus van aard is, eert ieder volk, hetzij 'n hoogstaand cultuurvolk, hetzij een primitief in heemse stam, zijn doden. Van die eerbied voor de doden ge tuigen - om in ons land te blijven - de algemeen bekende hunnebedden en grafheuvels uit de voor-christe lijke tijd. Uit de vroeg-christelijke perioden zijn de talrijke resten van romaanse sarcophagen, welke in de ze streken (pandhof St. Servaaskerk te Maastricht) gevonden en opgegra ven zijn en grotendeels van vóór het jaar 1000 dateren. Het zijn stenen kisten, versierd met motieven van Romaanse en Me- rovingische herkomst. Zij vertonen geen letterschrift en hebben de vorm van een trapezium. Maar het diepste en heiligste respect voor de doden hebben onze middeleeuwen te zien gegeven, toen in beginsel althans Kerk en maatschappij, en in de opvatting der mensen, hemel en aarde, één harmo nisch geheel vormden. Wie zijn taak op deze wereld or delijk volbracht had, werd in de ge wijde aarde onder de vloer van de kerk begraven. De Hervorming heeft de doden niet uit de kerken verdreven. Hoewel reeds in de achttiende eeuw om wille van de volksgezond heid meerdere stemmen opgingen tegen de begrafenis in de kerk, da- teerd een absoluut wettelijk verbod om in de kerken te begraven pas van 1869. De vloeren van onze ruime, oude kerken waren vaak louter ge plaveid met gebeeldhouwde zerken. ZERKEN, INTERESSANT STUDIEOBJECT Dat dit feit 'n interessant onder werp voor kunsthistorische studie uitmaakt, behoeft geen betoog. Er zijn zerken, die geschiedkundig door hun versiering van groot belang zijn, hoewel zij nagenoeg zijn versleten. Degene, die een speurtocht wil gaan ondernemen naar de oude, zin rijke zerk, zal echter heel wat teleur stelling beleven. Dat grafstenen niet zelden verbor gen liggen onder houten vloeren is de ergste ontgoocheling niet; zoiets is nog geen grafschennis te noemen. Mooie exemplaren zijn evenwel kapot geslagen om dienst te doen als putdeksel en stoepsteen- en menige zerk is tot weggruis vermalen. Het is waar, dat er in Limburg zeer veel is verdwenen. Limburg was in oorlogstijden maar al te vaak „het hoekje, waar de sla gen vielen". Grove verwaarlozing en moedwil lige vernieling zijn hier evenwel van het verdwijnen van grafzerken min der de oorzaak dan in andere stre ken des lands. De reden van het verlies van veel zerken is vaak te zoeken in de voort varendheid en ijver, waarmede men de kerken aan- en verbouwde aange zien deze steeds door de bevolkings aanwas te beperkte ruimte bieden. En zulke bouwlust of vernieuwing van de kerkvloeren, heeft dan het onafwendbare gevolg, dat de oude zerken, o zo gemakkelijk met het puin van de afbraak „meegenomen" worden IN DE PETRUS BANDEN Met de grafzerken in de Venray se parochiekerk ging het niet veel beter. Gelukkig voor hun behoud, dat ze zwaarder en prachtiger waren dan een gedeelte der aloude grafkruisen, die bij de uitlaging van het kerkhof opgeruimd werden, en later als scheidpalen, dorpels enz., gebruikt zijn geworden. Bij een vernieuwing der vloer in de gehele kerk, in het jaar 1838, waarbij het koor aanmerkelijk ver hoogd is, werden de zerken van priestergraven, die voor het hoog altaar en in de zijpanden lagen, meest onder de toren neergelegd. Andere bleven verwaarloosd op het kerkhof liggen waar ze langzamerhand zijn zoek geraakt. De zerken onder de toren afge sleten door de koorzangers en klok- keluiders werden grotendeels zwaar beschadigd door het opblazen van de toren in 1944. Reeds eerder was bv. de grafzerk van de stichter der kerk, pastoor Gijsbert van der Gaet, vernield, toen hierop bij de klokkenroof, een der klokken viel. De restanten zijn echter geborgen en nu zal getracht worden, in wel willende smenwerking met het kerk bestuur, voor de pries terzerken weer een waardige plaats te vinden. De overgebleven grafzerken ver dienen stellig een ereplaats in het kerkgebouw of toren. Nu zijn er twee mogelijkheden: zij kunnen in de muur worden aange bracht, maar ook kunnen zij op (in) de vloer worden gelegd. Historisch is voor de laatste wijze van plaatsen het meeste te zeggen, maar kan in de kerk géén plekje ge vonden worden waar zij goed „uit de loop" liggen, dan moet men gaan denken aan de aanbrenging in een (binnen) muur. Alzo zullen zij voor het nageslacht bewaard blijven en zal voorkomen worden, zoals nog nè de laatste oor log is gebeurd, dat een waarlijk ele gant XVII-eeuws grafkruis van een dorpskerkhof werd stukgehakt om als „modern" grafkruis bestemming te verkrijgen. Ondergetekende heeft reeds jaren geleden contact opgenomen met Dr. J. Belonje, welke reeds 25 jaar bezig is met het verzamelen van de gege vens van Limburgs meest bekendste grafzerken, zoals die van Venray St. Petrus Banden. Van zijn hand zal binnen afzien bare tijd een boek uitgegeven wor den over de Genalogische en Heral dische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Lim burg. Hij hoopt door zijn boek oprecht een flinke steun te kunnen geven aan de monumentenbescherming ir onze provincie welke het, naar oor deel van deskundigen ten volle waard is. Ook de Venrayse middeleeuwse grafzerken en kruizen zullen hierin beschreven worden. Intussen werden zoveel mogelijk gegevens hieromtrent verzameld op dat de Venrayse zerken etc. in dit boekwerk niet onvermeld zouden blijven. PASTOOR VAN DER GAET Zeer jammer is het, dat juist de meest kostbare en belangrijke graf zerk, die van de stichter der huidige kerk, pastoor Gijsbert van der Gaet (Gisbertus de Toramine) door oor logshandelingen grotendeels verlo ren is gegaan. Deze zerk met zijn enorme afme tingen (3,46 lengte en 183 m breedte) was versierd met 5 koperen platen. De grote centrale plaat 70 x 60 cm is gelukkig weer terecht, de vier an dere hoekplaten (0,29 x0.29), voor stellende de symbolen van de 4 Evan gelisten, zijn nog steeds zoek. Op de grote koperen plaat staan afgebeeld de dubbele adelaar, ter weerszijden een engel die samen een miskelk opheffen. Pastoor van der Gaet was pastoor te Venray van 1462 tot 1493, was Apostolisch Collector, kannunik van Lubeck en geheim kamerheer van Paus Pius II. Dat bovengenoemde grafzerk, wel ke destijds het priesterkoor sierde, belangrijk is, getuige de belangstel ling van de Engelse „Monumental Brass Society", een vereniging die speciaal de studie van dergelijke oude koperen platen ten doel stelt. De versieringen van de zerk te Venray was deze vereniging reeds als „vermist" gemeld. Dr. F. A. Greenhill is overgekomen om een wrijfsel van deze laat te maken t.b.v. deze vereniging toen de plaat we derom terecht was. Men tast tot heden in het duister wat betreft de „dubbele keizerlijke adelaar", het vermoedelijke wapen van de stichter der huidige kerk. Mogelijk zal Dr. Greenhills onder zoek een en ander aan het licht brengen. Resten nog de vier koperen hoek- paten, voorstellende de symbolen der vier Evangelisten. Het is zeer te betreuren, dat ze spoorloos verdwenen en iedere po ging om ze terug te vinden, is tot op heden tevergeefs geweest. Wij doen een beroep op eenieder, die omtrent deze platen ons iets kan mededelen, dit zo spoedig mogelijk te melden. Deze waardevolle kunstvoorwer- verdienen stellig een ereplaats in onze parochiekerk. In het boek „Jerusalem" vinden wij de naam van Pastoor v.d. Gaet genoemd, i.v.m. een onderhandeling tussen deRector en de Mater van het klooster Jerusalem met pastoor Gijs- bertus van der Gaet. Deze scheen de zusters zeer genegen te zijn en moet hen bij de uitvoering van vrome plannen in alle opzichten ter wille zijn geweest. De abt Adam van de S. Martin te Keulen, die officieel in naam van de Pauselijke Legaat Hanofrius, met deze zusters te doen had, noemt hem „den voornaamsten begunstiger en bevorderaar van 't klooster Jeru salem". Rond 1462, zo lezen we in genoemd boek kwamen te Venray, in het Be gijnenhuis tesamen, de pastoor Gijs- bertus v.d. Gaet ter ener zijde en de Heer Albert van den Beesten met moeder Mechtelt en de Zusters ter anderer zijde. Getuigen waren Michael van Ven ray, de cellarius der Cisterciënser- abdij van Kamp, Arnold van der Gaet, broer van Heer Gijsbert, die zelf pastoor was in Kijrberch en Jo hannes Buysch, kapelaan te Venray, die optrad als notarius. Over de aard van 't gesprokene is verder niets bekend. Wel is bekend, dat in 1401 met de bouw van de hui dige kerk werd aangevangen, waar schijnlijk onder pastoor Trippen- maekers. In 1462 evenwel was de bouw door de stormen en oorlogen en andere ongelukkige gebeurtenissen tot zulk een verval geraakt, dat Paus Pius II, op verzoek van G v.d. Gaet pastoor van Venray een bijzondere aflaat schonk aan allen die bereidwillig hun hulp zouden verlenen voor het her stellen en in stand houden van de kerk. De gunst van deze pauselijke af laat en de grote activiteit van deze pastoor, schiepen de kerk van Ven ray in haar huidige machtige ge stalte. Laten wij daarom de nagedachte nis van deze, in zijn tijd en in ons vaderland veelbetekenend man eren, en de restanten van zijn grafzerk 'n ereplaats geven in de door hem ge stichte kerk. GRAFZERK VAN DAEL In afwachting op plaatsing in de nieuwe kerktoren staan tegen de Noord-zijde van „de Oude Latijnse school" (gebouw gemeentewerken), de grafzerken van wijlen pastoor van Dael, van vicarus Petrus Heb ben en practïsch 2 totaal afgesleten XVII-eeuwse grafzerken. In grote gotische letters staat op een van deze grafzerken vermeld: Hier ligt begraven Jan van Dael, Elisabeth zijn huisvrouw, Jan den Soon, Heer Henrich van Dael, pas tor dezer kerke, en Steven van Dael, Dinge de huisvrouw. In 't midden dezer steen staan de initialen van Steven van Dael. Deze Steven, geboren 1548, fun geerde v 1575 af als „dagelijks rich ter", d.i. plaatsvervanger van de landscholtis in dagelijks voorkomen de zaken, een functie, die gewoon lijk de eerste schepen waarnam. In het Venrays kerkarchief wordt 'n zegelring bewaard, welke zeer waarschijnlijk aan Steven van Dael moet hebben toebehoord. Hetzelfde merk, welk op de grafzrk staat af gebeeld, komt er op voor. De opvolger van pastoor Heinrich was zijn broer Everardus, die in 1635 tijdens een hevige pestepidemie door schoolmeester Aert. Horckmans zwaar werd gewond in enkele dagen daarna aan de opgelopen verwon dingen stierf. PETRUS HEBBEN De volgende grafzerk vermeld de naam van Petrus Hebben, professor aan de Latijnse school. Deze grafzerk lag aan de voet van het H. Kruis-altaar en werd even eens bij de vloervemieuwing in de Belgische tijd uitgebroken en voor de orgeltrap gelegd. Het H. Kruis-altaar, waarop des vrijdags de relikwie van 't H. Kruis ter verering werd uitgesteld, bevond zich vroeger aan de 1ste pilaar der Epistelzijde en was door houten tra liewerk en poortjes behoorlijk afge sloten. In de 17e eeuw werd dit altaar vernieuwd o.a. met 'n schilderij voor stellende Christus aan het Kruis tus sen Maria en Johannes (copie naar v. Dijck), waartussen de schenker Pel- grinus van Dael geknield met ge vouwen handen. Dit altaar werd in 1871 yan zijn sieraad ontdaan en het schilderstuk van de aloude Venrayse familie van Dael, kwam elders terecht. Onder dit altaar hadden meerdere families hun begraafplaatsen geko zen. In de 16e eeuw de familie Pouwels. In de 18e eeuw de familie Hebben. In het jaar 1869 stichtte Maria Peters, weduwe van Jan Hebben, voor haar echtgenoot, alsmede voor hun zoon, de Eerw. heer Petrus Heb ben, een jaargetijde op 10 maart. Hun namen vindt U eveneens in bovengenoemde zerk (hoewel inge- beiteld, maar ten dele zichtbaar). PASTOOR ROEBROECK 1636-1716 Landsdeken van 't land van Kes- sel, wiens monumentale grafzerk na restauratie in het kerkportaal van de St. Petrus Banden-kerk, werd in gemetseld en verankerd. Ook deze steen kwam eveneens in 1838 onder de toren terecht en meer dan 2 eeuwen na de dood van Deken Roebroeck werd in 1930 de opmerk zaamheid op deze steen gevestigd door zijn bloedverwant en naamge noot Dr. Matthias Roebroeck arts te Maastricht. Deze steen was toen voor een deel afgesleten en na restauratie tegen de binnenmuur der kerk geplaatst. Door oorlogshandelingen werd deze zerk vrij zwaar beschadigd te ruggevonden en op 't kerkhof met de overige -andere zerken opgesta peld. Dank zij de welwillende mede werking van Deken Loonen en en kele leden van de Venrayse Hist, kring enerzijds en familie Roe broeck anderzijds, werd de zerk ge restaureerd en voor 't nageslacht be houden. Pastoor Matthias Roebroeck 1666 regent en econoom van 't col lege van Standonck werd na over lijden van pastoor Verberkt,, door Abdis Francisca de Bossee van hei Munster-abdij te Roermond, aan de toenmalige bisschop van Roermona voorgedragen. Op deze voordracht volgde zijn be noeming, met dien verstande, dat Matthias Roebroeck in de gelegen heid werd gesteld om zijn functies te Leuven'te beëindigen. Aangezien reeds eerder in dit blad 'n korte levensbeschrijving werd op genomen,kunnen we volstaan met vermelden van enkele gegevens uit 'n brief welke pastoor Roebroeck zond aan de onder-pastoor Bartholomey te Venray, voor zijn vertrek naar z'n nieuwe standplaats. (De copie van deze brief naar het oorspronkelijke uit het parochiearchief van Venray; Zeer Eerwaarde Confrater. De brief van H.Z.E. ontvangen beantwoord ik nu terstond. Het was mij een genoegen te ho ren van de goede en welwillende ge zindheid van de communiteit jegens mij, waardoor zij vrachtwagens aan biedt te Venray te bestemmen voor het vervoer van mijne roerende goe deren naar de plaats door mij aan gewezen. Terwijl ik dus deze welwillende gezondheid jegens mij niet wil tegen gaan of verhinderen, kies ik Roer mond en daar tegelijk als gastvrije woning onder het opschrift: „de Zwarte Arend" nabij de poort door- gaens genoemd „de Craanpoort", waarheen ik mijn roerende goederen bestemmen, met drie vrachtwagens te vervoeren op vrijdag 11 febr., ter wijl ik daar ook tegelijkertijd hoop aanwezig te zijn. Mochten de vrachtwagens niet kunnen komen, gelieve dan mij ter stond tè verwittigen. Verder schrijft pastoor Mat thias. Ik snak naar de kudde mij toever trouwd, waarbij ik over 9 of 10 da gen me Gods hulp en bij leven zal zijn. Als onderschrift: Gen Houdt bij Valkenburg, ten huize van mijn vader Hubertus Roe broeck. 31 Januari 1667. Pastoor Deken Roebroeck heeft in Venray veel goeds gesticht. Hij was een man van grote vroomheid, maar eveneens hield hij van doortastende maatregelen. Na 'n visitatie van de bisschop van Roermond (waarbij deze het landvolk van Venray door oorlogs troebelen zeer verpauperd vond) be sloot pastoor Roebroeck, zelf naar Brussel te reizen om de Fransen kwijtschelding of minstens vermin dering der belastingen te vragen. Hij overleed 11 september 1716 en werd in zijn kerk begraven, onder de grafsteen, waarvan het bovenste gedeelte 'n rijk versierde uitvoering van zijn wapen draagt. BERN. KRUYSEN Zeer verwonderd waren wij te le zen, dat o.m. de secretaris zeer te vreden was over het afgelopen jaar. Bij nauwkeurige nalezing van het jaarverslag blijkt deze uitlating ner gens voor te komen. Wel staat er woordelijk: „alhoewel wij over het nieuwe systeem nog niet geestdriftig kun nen zijn, biedt deze nieuwe loonpo litiek toch mogelijkheden, op 't ter rein van de verdeling der welvaart en een rechtvaardig aandeel in de winst,, voor de werknemer". Dit klinkt wel even anders, menen wij! Wanneer een verslaggever meent met 14 regels tekst de juiste opvat ting van een verslag van 5 kwarto vellen getypte tekst, te kunnen om vatten, dan geeft dit o.i. mogelijk heid tot misverstand. Wil men dan toch brieven schrij ven naar aanleiding van een K.A.B.- vergadering, dan is het wenselijk deze vergadering te bezoeken of, ten minste, het jaarverslag ter inzage te vragen. Ondanks deze vaststelling, dat briefschrijver op een verkeerde ge volgtrekking heeft gereageerd, wil len wij toch gaarne even verder op deze brief ingaan. Wanneer wij de geachte brief schrijver, even mogen wijzen op de inleiding van onze voorzitter, die in deze vergadering op een niet mis te verstane wijze vaststelde, dat er ook in Venray nog armoede wordt gele den bij weeklonen van 50 55 per week, dan is 't toch voor ieder een duidelijk, dat briefschrijver, met zijn aanhalingen uit Elsevier en de daarbij gebruikte statistieken, welke ruim vier jaren oud zijn, ver onder de eis van onze voorzitter blijft. Immers, briefschrijver heeft het over inkomens van 1000 f 2000 per jaar, maar onze voorzitter sprak over lonen van f 2600 2860 per jaar. Voor elk weldenkend mens moet het dan toch duidelijk zijn, dat brief schrijver een paar jaren achter is en dat onze K.A.B. meer bij de tijd is en dus ook niet tevreden kan zijn, zolang deze toestand niet verbeterd is. Wat betreft het hogere inkomen der rijksfinantiën willen wij er al leen op wijzen, dat ieder Nederlands staatsburger naar vermogen ver plicht is bij te dragen in het rijksin komen en wanneer -deze bijdragen op redelijke grondslagen worden vastgesteld dan hebben wij daar tegen geen enkel bezwaar. Evenals wij, in onze gezinnen, zal ook de regering moeten zorgen, dat haar staathuishouding in orde is. En dan nog huurverhoging! Ja, geachte briefschrijver, vindt U dit zo verwonderlijk? U schrijft zelf dat de koopkracht van de gulden met één derde ver minderd is. Als U dit zelf beweert, is het dan niet logisch, dat de huren in even redigheid verhoogd worden, of denkt U dat hetverhuren van woningen een werk van liefdadigheid is? Waarvan zouden meerderen van onze landgenoten, die hun kapitaal in woningen hebben gestoken, dan moeten leven? Misschien van steun van Sociale Zaken? Zo ja, dan zoudt U dit toch via de belastingen- moeten opbrengen. Geachte briefschrijver,, wij heb ben Uw brief met belangstelling ge lezen, maar hebben er, jammer ge noeg, geen nieuwe gezichtspunten in kunnen vinden, welke bruikbaar zijn in het belang van onze leden. Het lijkt ons het beste, dat U de gebruikte statistieken maar opbergt bij het streekrapport, immers deze beide handelen ongeveer over de zelfde periode. Onze K.A.B. blijft liever bij de tijd, beoordeelt de hedendaagse toestand en tracht daaruit de nodige gege vens te verzamelen voor de toe komst. Tevreden zijn wij niet, al hebben wij wel waardering voor alles wat er bereikt is in het belang van al onze medeleden der K.A.B. Dat onze zeer slecht bezochte K.A.B.-jaarvergadering toch nog een zodanig gevolg heeft gehad, dat U zich de moeite getroost hebt om Uw brief te schrijven bewijst voor ons, dat wij niet voor niets werken en dat, geachte briefschrijver, maakt. dat de secretaris der K.A.B.-Venray, hierover zeer tevreden is. Secretaris der K.A.B. Venray M.H. PEETERS BEJAARDEN- EN WEDUWEN- PENSIOEN GAAN 1 APRIL OMHOOG De uitkeringen op grond van de AOW zullen met ingang van 1 april voor gehuwde bejaarden met elf gulden per maand worden verhoogd, voor ongehuwde bejaarden met ze ven gulden per maand. Op diezelfde datum zullen ook de uitkeringen van de weduwen- en wezenverzekering worden verhoogd. Weduwen zonder kinderen zullen per maand negen gulden méér ont vangen, weduwen met kinderen 14 gulden per maand meer. Voor volle wezen tot tien jaar zal de uitkering met drie gulden per maand worden verhoogd, voor we zen tussen tien en zestien jaar met gulden 50 per maand, en voor wezen tussen 16 en 27 jaar, die nog voor uitkering in aanmerking ko men met zes gulden per maand. „DE SELVERA'S" Op 24 maart a.s. herdenken de Selvera's, Nederlands meest popu laire zangduo hun 5-jarig artisten- jubileum en het feit, dat zo juist het 200.000ste exemplaar van hun suc cesnummer „De Postkoets" werd verkocht. Hen zal daarvoor een platina- plaat worden aangeboden. HARTKWAAL GROOTSTE VIJAND De meeste mensen in de weste lijke landen sterven aan hartkwalen, in het bijzonder aan hartvaatziekten. Dit blijkt uit een statistisch verslag over 1956, donderdag gepubliceerd door de Wereldgezondheidsorgani satie te Genève. Het aantal mensen dat in deze landen aan hartkwalen overlijdt is driemaal zo groot als het aantal dat aan kanker nummer twee op de lijst der meest gevreesde ziekten bezwijkt Blijkens de cijfers, die betrekking hebben op de V.S., Groot-Brittannië, West-Duitsland, Oostenrijk en Zwit serland, sterven er in Engeland en Wales meer mensen aan een hart verlamming dan in de andere vier landen.

Peel en Maas | 1960 | | pagina 1