f
Een zilveren spekpater.
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
Voor 25 jaren...
De zwendelende broeder Eligius
foor de politierechter
KOU 0
GEVAT/.
de lekkere
ITALIANO
deXfLEM\S(E specialist
Nederland helpt vluchtelingen
aan nieuw bestaan.
God is beslist
geen robot
Zaterdag 14 november 1959 No 46
TACHTIGSTE JAARGANG
- CONFECTIE VAI
PEEL EN MAAS
f ONDERVINDT
jpylé
DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF
GROTESRAAT 28 VENRAY TELEF. 1512 GIRO 150652
per m.m ABONNEMENTS-
40 BUITEN VENRAY 1.60
Het is nu 25 jaren geleden, dat
Noord-Limburg het jachtterrein was
van een handige oplichter, die ook
in onze gemeente en Wanssum ver
schillende slachtoffers had gemaakt.
Het was een zekere Akkermans uit
Houthem, een gewiekste knaap, die
onder de naam van Broeder Eligius,
de goe-gemeente verhalen opdisten,
die de portemonnaies open deed
gaan.
Hij was inderdaad vroeger enkele
maanden in een klooster geweest,
maar had dit verlaten en was op het
slechte pad terecht gekomen. Hij
werd gepakt voor diefstal en oplich
ting, maar het verblijf in de gevan
genissen had schijnbaar weinig uit
werking op hem gehad.
Want op een gegeven moment
schafte hij zich een oude paterspij
aan, een boekje waarin hij de ver
valste handtekening zette van de
toenmalige vicaris-generaal van het
bisdom en hij begon zijn tocht.
BARMHARTIGE BROEDERS
Hij stelde zich op verschillende
pastorieën in Midden- en Noord-
Limburg voor als Broeder der Orde
van de Barmhartige Broeders van
Trier, en toonde de vervalste ge
loofsbrieven, waaruit bleek, dat aan
bieder alleen naar Limburg geko
men was om handtekeningen te ver
zamelen ter Zaligverklaring van hun
Orde-Stichter.
Deze eerw. Broeder, met zijn be
scheiden, nederig en onderdanig
voorkomen, wist het vertrouwen der
parochie-geestelijken te winnen,
waarna deze eerw. heren hun pa
rochie-stempel en handtekening
plaatsten onder die van de vicaris-
generaal van het Bisdom. Met deze
verklaring trok de pseudo-broeder
rond in onze Limburgse dorpen en
steden van Roermond tot Venray.
EEN GEVAARLIJKE VERZA
MELING HANDTEKENINGEN
Na iedere bewerkte plaats werd 't
handtekenning- en stempelboekje
van deze broeder-duitendief over
tuigender en het behoeft dus geen
verwondering te baren, dat velen, na
het inzien van deze indrukmakende
handtekening-verzameling, er in
vlogen.
Ter pastorie verklaarde deze leu
gen-broeder telkens, dat hij alleen
bij de mensen op bezoek ging, om
hun sympathie te verwerven voor
hun Orde-Stichter, wiens zaligver
klaring hierdoor bespoedigd kon
worden. De mensen zouden voor dit
doel dan hun handtekening plaatsen,
moesten beloven iedere dag iets te
bidden voor deze intentie en verder
niets. Kosten waren er positief niet
aan verbonden, want geld mocht hij
vanwege zijn orde niet aannemen.
Maar niet zo gauw was deze jon
gen van de vlakte op de vlakte, in
casu bij zijn toekomstige centen
patiënten of hij had zijn portmon-
naie al helemaal ontsloten. Bij de
mensen sprak hij niet over zijn orde
stichter, doch ging hij ogenblikkelijk
over tot de kern van de zaak
Op de eerste plaats vertelde hij,
dat al de huisgenoten deelachtig
konden worden aan de aflaten van
80 H. Missen per week tegen beta
ling van een gulden, twee-vijftig of
nog meer. Ten bewijze dat zijn rond
gang langs de huizen goedgevonden
werd door het Episcopaat en de pa
rochie-geestelijken legde hij dan zijn
handtekeningenboekje over.
ALLEEN MEER DAN 1.000
IN HORST EN SEVENUM
Zeer velen heeft deze oplichter
beetgenomen. Hij heeft ongeveer 3
maanden in geheel Noord-Limburg
geopereerd. Het kapitaal wat hij
hierdoor in de wacht heeft weten te
slepen was bij geen benadering te
schatten. Alleen in Horst en Seve-
num heeft hij meer dan duizend gul
den opgehaald.
Er waren personen bij, welke aan
Broeder Eligius vijf en twintig of
twintig of tien gulden overhandigd
hadden, waarvoor dan ook H. Mis
sen gelezen zouden worden. Dezelfde
de foefjes heeft hij ook uitgehaald in
al de maasdorpen, in Venray, Venlo,
Blerick, Tegelen, Roermond en in
al de tussenliggende plaatsen.
Wel vond men soms zijn gedra
gingen wat vreemd, maar ja, in die
duitse orden was natuurlijk alles
een tikkeltje anders dan hier in ons
land.
Weinig broederachtige manieren
Hij logeerde niet als andere eerw.
broeders, welke hun jaarlijkse rond
gang maken, op de pastorieën, doch
in hotels. In een hotel waar deze
pseudo-broeder tien dagen gehuis
vest was, verwonderde men zich wel
over zijn minder broederachtige ge
woonte van doen. Hij had hier ten
minste de gewoonte om iedere mor
gen, gauw'voordat hij de H. Mis in
de parochiekerk ging bijwonen, „2
oude klare" te pikken.
Ook zijn gewoonte om voor ban
ketbakkers- of fruitwinkels zo maar
staande aan de toonbank de meest
dure eetwaren naar binnen te spe
len, bevreemde wel enigszins. En
wat te zeggen van Broeder Eligius,
■welke een viswinkel binnenwipte
en er met hand en tand twee ha
ringen in het bijzijn van enkele an
dere klanten veroberde en toen met
twee kwartjes betaalde: „Wat t&
Veel is, is voor het meisje", Zei
broeder Eligius.
In Venray: Pater
Zijn manier van doen hier, was
ongeveer hetzelfde als op de andere
plaatsen. Alleen was hij hier al op
geklommen tot de nog een beetje
meer eerbied gevende titel van: Pa
ter Eligius
Ook behoorde hier tot zijn com
petentie het zegenen van rozenkran
sen, welke hij a raison van 10 ct.
per stuk van een ongekend groot
aantal aflaten voorzag.
En in Wanssum had men daveren
de ruzie gekregen, omdat iemand be
weerde dat deze pater bij het plecht
statig zegenen van enkele rozen
kransen op het einde van ieder ze
gengebed zei: „Du dumme Hollander
Dat kon immers niet, dat was
onmogelijk, dat was kwaadsprekerij
en laster
De grote onbekende
Dit alles baarde opzien, doch dat
deze bescheiden monnik, die toch
met neergeslagen ogen door de stra
ten schreed om huis aan huis de
mensen deelgenoot te maken van
zijn sympathieke zending, een op
lichter was, daaraan dacht wel nie
mand.
Aan alles komt echter een einde,
en dus ook aan het makkelijk geld-
verdienen van broeder Eligius.
In Horst vertelde hij broeder Re
demptorist uit Wittem te zijn, maar
trof het slecht, want hij kwam daar
bij een familie die verschillende
kennissen in dat klooster had. Hem
werd gevraagd hoe het ging met pa
ter die en broeder die, enz. Hierop
wist broeder Eligius echter niet veel
te zeggen. Nog werd niet aan fraude
gedacht. De volgende dag echter
kwam een broeder uit genoemd
klooster op bezoek, en wat bleek
nu: Broeder Eligius was in het
klooster te Wittem een grote onbe
kende.
Nog werd aan dit feit geen rucht
baarheid gegeven, alhoewel toen ten
zeerste gerechtvaardigd veronder
steld werd, dat men met een geraf
fineerde oplichter te doen had.
Na het overzenden van fotos bleek
dat broeder Eligius totaal geen recht
had om het ordekleed te dragen,
laat staan om geld in te zamelen.
En daarmede was zijn lot bezegeld.
Maar broeder Eligius had nattig
heid gevoeld. Hij had zich intussen
feur omdraaien naar Roermond. Hij
taxi, maar liet onderweg de chauf-
naar Venray laten brengen met een
voelde zich niet lekker, en wilde
zich in het Roermondse ziekenhuis
eens laten onderzoeken.
Toen de politie later eens in het
ziekenhuis naar de broeder infor
meerde, was hij natuurlijk nooit
iaar geweest.
Het zou verschillende jaren duren
voordat men hem bij een grensover
schrijding, in het zuiden, bij zijn
kraag kon grijpen.
In Duitsland had hij goede sier
gemaakt van het „aflaten-geld".
„Is het eiereneter, of eiereëter?",
vroeg de griffier, toen de zaak-
Eendeëi werd afgeroepen.
De oude baas, die beschuldigd
werd een eendeëi van de gemeente
gestolen te hebben, sprak voor zijn
beurt: „Eieter, edelachtbare,het was
maar één ei".
„U hebt te zwijgen tot U wat ge
vraagd wordt" zei de rechter, „zo
lang niet onomstotelijk is bewezen
dat het om één of om meer eieren
handelt, zullen we spreken van ei-,
respectievelijk eieren-eter".
„Eiereter kan ook", dacht de of
ficier, „hoe het ook zij met die spel
ling, dit is een ernstig vergrijp. Het
algemeen belang vergt, dat een af
schrikwekkend voorbeeld wordt ge
steld voor alle gemeente-eiereneters
in ons land. Het aantal der clande
stien opgegeten gemeente-eendeëie-
ren is niet te tellen. Daar moet nu
eens een eind aan komen".
In verschillende gemeenten is de
laatste jaren het probleem van het
ei opgedoemd. Na de oorlog hebben
allerlei gemeenten er heil in gezien
parkjes aan te leggen, met 'n vijver,
en eenden en wat dies meer zij. En
wat doet de ondankbare burgerij?
De ondankbare burgerij eet de ei
eren (die die beesten soms leggen)
kalmweg op. Aldus paal en perk
stellend aan de uitbreidingsmoge
lijkheden van het eendental. De
burgerij slaat de recreatie in de pan
en eet die met wat peper en zout
op.
Dit tijdsverschijnsel schijnt inder
daad ergerlijke vormen aangenomen
te hebben. De gemeenten vertroete
len de eenden en ganzen in hun par
ken en plantsoenen. Is er eens een
eend, die een ei gelegd heeft, dan
wordt dat beschouwd als een blijde
Gisteren vrijdag 13 november her
dacht pater Werenfried van Straaten
van Oost-priesterhulp zijn 25-jarig
klooster j ubileum.
Dit jubileum zou voor de wereld
ongemerkt voorbij zijn gegaan, als
er op een gewone dag van het jaar
1948 niet een brief in de bus van de
abdij van Tongerlo zou zijn gevallen.
Een brief van Mgr. Hubertus Noots,
generaal-abt van de Orde der Prae-
monstratensers, waarin hij op ver
zoek van Mgr. Kindermann te Kö-
nigstein aan een onbekende pater de
opdracht gaf iets te doen voor de
verjaagde priesters in Duitsland.
In deze brief school het simpele en
verborgen begin van Oostpriester-
hulp. En inderdaad niet lang daarna
was een onbekende Norbertijn uit
Tongerlo bezig, de herders van de
verjaagde kudde hulp te verschaf
fen.
Het was een priester uit Eindho
ven, die reeds volledig in het Vlaam
se land ingeburgerd was. Nu zijn de
naam van pater Werenfried van
Straaten en Oost-priesterhulp een
begrip geworden.
De eerste actie, die hij ontketende
was eigenlijk geen actie maar een
slag, de zo bekend geworden spek-
slag. Op zijn welsprekend woord
kwamen de Vlaamse boeren met
grote hoeveelheden vlees en spek
aandragen waarmee hij de talloze
ondervoede priesters nieuwe kracht
heeft gegeven en menigeen zelfs van
de dood heeft gered. Dit was het be
gin, want de „spekpater" zag zich
geplaatst voor enorm veel vraag
stukken. De meest havelozen en ont
redderden stroomden samen in een
ontredderd land.
Tienduizenden katholieken, die
losgerukt waren van hun eigen ka
tholieke geboortestreek, kwamen in
streken, waar nagenoeg geen katho
lieken woonden en waar dus geen
kerken waren en geen zielzorgers.
Wie hadden meer de steun van 'n
goede zielzorg nodig dan juist deze
mensen?
Het eerste wat moest gebeuren
was de verdreven priesters in staat
stellen hun geestelijk ambt onder
hun lotgenoten uit te oefenen.
Daarvoor waren levensmiddelen
nodig, kleding, boeken en paramen
ten voor 't opdragen van de H. Mis.
Voor dit alles heeft Oostpriesterhulp
gezorgd.
Ongeveer 4000 priesters kregen
maandelijks een voedselpakket van
minstens 7 kilogram, ruim 400 pries
ters kregen een kelk en litux-gische
benodigdheden en ruim 300 konden
er in vacantieverblijven van hun ge
schokte gezondheid herstellen.
Maar de verdreven priesters had
den vooral behoefte aan vervoer
middelen. Onder het parool „Wagens
voor God" begon pater van Straa
ten een nieuwe actie.
Na zeer korte tijd hadden zeer vele
priesters reeds de beschikking over
een volkswagen, motor of bromfiets.
Maar het grootste resultaat van deze
actie waren de zgn. rijdende kerken,
de kapelwagens, die pater van
Straaten met tientallen naar de
Duitse diaspora zond.
Maar ook de stoffelijke nood van
de verdreven massa mocht niet ver
geten worden. Juist door deze stof
felijke nood leefden velen in twijfel.
Pater van Straaten breidde zijn
Oostpriesterhulp daarom uit tot hulp
aan alle vluchtelingen. In alle vrije
Westerse landen werden inzamelin
gen gehouden en gx'ote pakketten
met schoeisel, kleding en voedsel
wei'den naar de vluchtelingen ge
stuurd.
In de loop der jaren heeft pater
van Straaten van Oostpriesterhulp
een wereldactie gemaakt. De meeste
tijd besteedt hij aan reizen naar alle
delen van de wereld, of om de
vluchtelingenproblemen te bestude
ren of om propaganda te maken voor
zijn werk. Zo is hij tevens een van
de grootste tegenstanders van de
communisten geworden. Niet voor
niets vallen de communisten hem zo
vaak aan en noemen hem zelfs „een
schelm in priester-kleren", die zijn
mensen uitzendt om te spioneren.
Met deze laatste bedoelen zij de
priesters, die op het vluchtelingen-
seminarie Königstein hun opleiding
genoten hebben en naar hun vader
land terugkeren om er in alle stilte
de zielzorg uit te oefenen.
Door toedoen van deze Nederland
se weldoener kreeg het seminarie
Königstein niet alleen een grote
hoeveelheid huishoudelijke artikelen
en meer dan 14 duizend boeken,
maar tevens een flinke steun bij de
bouw van kapel, retraitehuis en gas-
tenkwartier.
Oos'priesterhulp verleent studie
beurzen aan jongens uit de diaspora,
die priester willen worden en finan
ciert zelfs een Katholiek Sociolo-
19 cent
per rol.
EEN PRODUKT VAN KING- EN RANGFABRIEKEN TONNEMA N.V. SNEEK
gisch Instituut voor het vluchtelin
genvraagstuk.
Pater van Straaten, die 25 jaar
geleden in het klooster trad, heeft
zich een naam over de hele wereld
verworven. De geweldige uitgroei
van Oostpriesterhulp is voorname
lijk te danken aan zijn inzicht en be
leid.
Het vluchtelingenprobleem is een
vuurproef voor de Katholieke Kei'k.
Oostpriestei-hulp heeft haar schou
ders gezet onder een werk dat voor
de toekomst van het Chi'istendom
in de communistische landen beslis
send zal zijn.
gebeurtenis. Het ei wordt behoed en
bewaakt, alsof B. en W. het zelf had
den gelegd. Er gaat dan een blijde
mare door de rijen der beambten en
ambtenaren.
Aan deze verheugenis wordt dan
een bruut einde gemaakt door de
onverlaten, die zo'n gemeentelijk ei
in de zak steken, naar huis brengen,
en schaamteloos bij het ontbijt con
sumeren. Zij leggen de toekomst van
het recreatiegebied op hun boter
ham. Zij kauwen keurend op het
geen had kunnen opgroeien tot
vreugde van de asfalt jeugd en de
wandelende kindermeisjes. Zij slik
ken zonder blikken of blozen de
wonderen der natuur naar binnen.
Dat had deze oude man ook ge
daan. Vierenzeventig jaar was hij
geworden, en nooit had hij de po
litie enige reden tot klagen gegeven.
De politie kende hem zelfs helemaal
niet, hetgeen in onze dagen tot aan
beveling strekt.. Hij stond ook wat
onwennig in het verdachtenbankje.
,,'t Ei lag maar zo aan de kant van
de vijver", sputterde hij. ,,'t Had
geen nut meer. 't Lag niet in een
nest of zo. Die eend had het daar
maar laten liggen. Die stelde er geen
prijs op. Dat gebeurt dagelijks. En
als 't blijft liggen, eten de ratten of
de kraaien 't op.
Toen hij geen gelijk kreeg, ging
hij zelfs zo ver, dat hij beweerde dat
de eend niets meer van het ei wilde
weten. Doch wie zal de diepste roer
selen van een eend kunnen peilen?
Deze ei(eren?)-eter niet.
De officier wees op de ernst van
het gepleegde misdrijf. „Herhaalde
lijk worden er eieren gemist!" riep
hij. „Daar moet nu eens en vooral
een eind aan komen! De burgerij zal
weten, dat de justitie deze eieren be
schermt! Wie zich er aan vergrijpt
kan op zware straffen rekenen!"
De oude baas wilde het ei wel
weer uit zijn maag te voorschijn
peuteren toen hij al dreigende woor
den hoorde. Maar hij deed het niet.
Waarschijnlijk omdat de eend er
toch niets meer van wilde weten.
„Ik moet rondkomen van Suur-
hofbegon hij.
„Daar zullen we dan rekening mee
houden. Maar u op uw leeftijd moest
toch beter weten!" vond de officier
toen hij drie rijksdaalders eiste.
„Mag ik u bedanken?" vroeg de
ei- respectievelijk eieren-eter be
leefd. ,,'t Is wel een duur ei, maar
ik ben toch blij als ik er zo af kom".
Als ik weer een ei vind, zal ik
beter uitkijken", beloofde de ver
dachte.
De rechter vonniste conform.
II
„Wat komt U hier doen? Ik heb
liever dat je verdwijnt, ik kan geen
pottekijkers gebruiken".
Zo ongeveer luidde het antwoord
van een man, een vluchteling uit
Letland, toen we hem vroegen of hij
ons even te woord wilde staan. Met
zijn vrouw en zes kinderen woont
hij in een barak in het kamp Ohm
stede bij Oldenburg in Duitsland.
Twee kleine kamertjes met vuil
groene houten wanden vormen de
woning van een gezin met 6 kleine
kinderen.
Wij hebben de man gerustgesteld
en hem verteld, dat hij na een jaar
een echt huis zal hebben en dat de
Hollanders via een actie in eigen
land daarvoor zullen zorgen.
„Ik heb al zoveel journalisten van
allerlei nationaliteiten op bezoek ge
had en telkens vertellen ze me, dat
we een huis zullen krijgen, maar nu
geloof ik er niet meer aan".
Naast het kamp liggen de funda
menten van de nieuw te bouwen
huizen reeds zichtbaar voor ieder;
desondanks gelooft die man niet aan
een nieuwe woning.
„Mogen we binnenkomen?" Het
mocht. Maar we hadden bijna spijt,
dat we het gevraagd hadden. Een
brandende urinelucht walmde ons
tegen, om flauw te vallen, maar we
mochten niets laten blijken. De twee
kamertjes bevatten niet veel meer
dan bedden die er allen onopgeschud
en vies bij lagen.
In een van de bedden zat een kind
van een jaar of 6. Enkele grote
pleisters ontsierden haar gezicht „Ze
is gisteren door een motor aangere
den", vertelde de man.
ELLENDE
Midden in de kamer zat een baby
van 6 maanden in een kinderwagen.
Met haar grote blauwe ogen staarde
ze ons aan. „Zij is de jongste" zei de
man. Achter in de kamer stond een
vrouw, opvallend in verwachting
van haar volgend kind. „Ze is doof",
vertrouwde de man ons toe. „Tijdens
haar vlucht uit Letland met eer.
schip werd het schip door de Rus
sen getorpedeerd. Sinds die tijd ver
staat ze niets meer.
We informeerden naar de kinde
ren. „Twee jaar geleden is er een
van 6 maanden gestikt in de rook".
Het was zo koud geweest, dat ze een
vertrek hadden afgesloten en flink
hadden verwarmd. Maar op een dag,
toen het kind alleen in de kamer
was, was het gestikt in de rook die
uit de kachel kwam.
De vrouw, nu tegen een van de
bedden geleund, lachte, ze verstond
immers niet wat haar man vertelde.
.Ikzelf heb t.b.c." bekende de man.
,Dat heb ik reeds 10 jaar". Veertien
jaar geleden werd ik als dwangar
beider door de Duitsei's uit Letland
gevoerd. Sinds die tijd ben ik van 't
ene kamp naar het andere gevoerd,
het ene was veel viezer dan het an
dere. En wat er van ons worden
moet, ik weet het niet. Mijn oudste
is pas elf jaar, althans dat wordt ze
morgen. Ze droomt van een fiets,
maar die kan ik niet betalen. Ik heb
zelf nooit iets nieuws. De laatste
veertien jaren heb ik alleen maar
oude kleren afgedragen, die anderen
ons schonken, omdat ze anders toch
weggegooid zouden worden".
Wij lazen wanhoop in de ogen van
deze man. Later op de dag hebben
we het oudste kind en de man in een
auto mee naar Oldenburg genomen
en een fiets voor het meisje gekocht.
De blijheid van dit kind zullen we
wel nooit meer vergeten evenals het
gedrag van de man. Hij huilde zoals
alleen maar een dood-ongelukkig of
een ziels-gelukkig mens huilen kan.
BITTERHEID
De vader, die ik u beschreef is een
van de velen, die dergelijke, maar
even bittere verhalen weten te ver
tellen. Hij is een van hen, die zich,
zij het met veel moeite, nog staande
kunnen houden. Velen kunnen dit
niet en vormen nu de meest a-so-
ciale-groep, die maar denkbaar is.
Toen we met pastoor Urdze, de
dominee van het kamp Ohmstede,
die zelf ook een vluchteling is, over
deze groep van mensen spraken,
waai'schuwde hij ons, geen veroor
deling uit te spreken.
„Wij verwonderen er ons niet over
dat er zovelen van het rechte pad
zijn afgekeerd", zei hij, en hij ver
volgde: „Wij verwonderen er ons al
leen over dat er nog zovelen staan
blijven, die toch ook alle mogelijke
ellende doorstaan hebben".
Wij hebben ze gezien, de a-socialen
of de arme sloebers, zo je ze noemen
wilt. Vier mannen in een klein ka
mertje in een barak, die deze alleen
verlieten om wijn aan te slepen.
Baarden tot over hun borst en ha
ren tot op hun rug. Al het mogelijke
is reeds voor deze mannen gedaan
om ze weer in de maatschappij op
te nemen. Alles tevergeefs. Zij ge
loven eenvoudig niet meer aan een
maatschappij, die ook goed kan zijn.
Zij geloven niet meer, dat er ook
goede mensen zijn. Voor hen bestaan
er niets anders meer dan gruwelen,
die de maatschappij en de mensen
hen hebben aangedaan.
Het eten wordt door 't raam aan
gegeven, omdat niemand het waagt
bij hen binnen te komen. Een van
ons probeerde dit, ondanks verschei
dene waarschuwingen toch. Toen hij
aanklopte werd hem gevraagd of hij
filosoof was of van de pers. Toen hij
vertelde van de pers te zijn hoorde
gen: „Kameraden het is o.k., hij is
van de pers".
Zij waren reeds zo vaak met men
sen van maatschappelijke instellin
gen en met psychiaters in aanraking
geweest, dat zij er niets meer van
wilden weten. Ook deze mensen
moeten geholpen worden. De enige
mogelijkheid is nog ze gescheiden
van elkaar in verschillende streken
van het land in de maatschappij
werkzaam te doen zijn. Misschien
dat ze dan weer eens ontdekken, dat
een ander leven, als volwaax'dig lid
van de maatschappij nog mogelijk is.
Maar de hoge Commissaids in
Bonn, die de zorg heeft over de
vluchtelingen kan niet allen tegelijk
helpen. Het aantal vluchtelingen is
enorm groot.
Alleen in Duitsland zijn nu nog, 14
jaar na de oorlog, 207.000 vluchte
lingen.
Daarbij worden niet de Oost-Duit
sers gerekend, omdat die volgens de
autoriteiten in Bonn in West-Duits-
land in eigen land zijn.
Van deze 207.000 vluchtelingen
verblijven er 11.900 in 52 officiële
kampen, 1.800 in ziekenhuis en te
huizen voor ouden van dagen en
190.000 hebben onderdak gevonden
buiten de officiële kampen.
„Het is niet mijn bedoeling U te
kwellen".
Frappante woorden, die Jeremias
God in de mond legt en die tot doel
hebben de mensen gerust te stellen,
dat God geen boeman voor hen is.
Ik vraag me dikwijls af of God
voor ons niet een boeman is, een
soort van superkweller, die ver bui
ten ons bex-eik ligt, maar die van zijn
kant wel zoveel contact met ons
heeft, dat hij ons het leven zuur
weet te maken.
Hoe staat menig mens, die de ene
tegenslag na de andere te verwerken
krijgt, tegenover het lijden?
Hoe de ouders die een dierbaar
kind verliezen, hoe de ouden van
dagen, de door kinderen verstoten
worden, hoe een mens, die langzaam
maar zeker weet, dat hij aan een on
geneeslijke kwaal lijdt?
Er zijn duizend en een vorm van
lijden, dat meestal voor ieder zicht
baar is, zielelijden, dat nog veel die
per kan grijpen, maar waarmee de
mens alleen staat, geestelijk lijden,
dat voortvloeit uit het onvoldaan
blijven van werkelijk geestelijke
strevingen.
„Ik heb niet de bedoeling u te
kwellen".
Zo staat God tegenover dat lijden.
Maar dat begrijpen we maar zel
den. Want wij menen, dat 't hoogste
ideaal van dit aardse leven erin be
staat er zo goed mogelijk en met zo
min mogelijk kleerscheuren door te
komen.
Wij willen vóór onze dood 't maxi
mum aan comfort, plezier en wel
vaart en minimum aan ellende. We
weten, dat zo iets wel onvermijde
lijk is, en dat we er niet onderuit
kunnen. „Ieder huisje heeft: zijn
kruisje", zo is de koele vaststelling
van de werkelijkheid. Maar waar is
die echte instelling van de katholiek
tegenover het lijden.
Omdat de Heer zegt dat Hij ons
niet wil kwellen met 't lijden, moe
ten wij overwegen wat wél Zijn be
doeling is. Hij wil ons in vrede tot
Zijn heerlijkheid leiden, maar heeft
daarbij nodig, dat wij onze hoog
moed afleggen of tenminste over
winnen. En daartoe draagt het lijden
veel toe bij.
Het leert ons te buigen voor de