De mens grijpt niet altijd
straffeloos in de natuur in
De Heer
De bosbranden
De dodenherdenking op het
Duitse kerkhof te Ysselsteyn.
P M00REK
Tel. 1070'
Foor de politierechter
Zaterdag 7 november 1959 No 45
TACHTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF WPPIfRÏ AT\ VOOR VPNRAY FN OM^TRPTCPIVT ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. per m.m ABONNEMENTS-
GROTESRAAT 28 VENRAY TELEF. 1512 GIRO 150652 V UUI\ V LflllVA 1 VJiVlü 1 IXUIVLrll PRIJS PER KWARTAAL 1.40 BUITEN VENRAY 1.60
Niet zelden is. het zo dat plaatsen,
waar nog nooit een mens geweest is,
de natuur haar schoonste pracht ver
toont. Maar mensen en dieren kun
nen zo'n fraai natuurplekje grondig
vernielen. Denk maar eens aan de
oudste bewoners van ons land. Ze
hakten naar hartelust zoveel bos om
en pleegden zoveel roofbouw, dat op
verschillende plaatsen onvruchtbare
zandverstuivingen ontstonden, waar
eerst de bodem een natuurlijke rijk
dom bezat. Wel heeft de mens veel
goede grond erbij gewonnen, maar
niet zelden was het ook de mens, die
anderzijds veel bedierf.
SINT HELENA
Sint Helena, het kleine eilandje in
de Atlantische Oceaan, ten westen
van Afrika, is bekend geworden
door het verblijf van Napoleon. Voor
1500 was Sint Helena een prachtig
eiland vol bossen. Maar wat gebeurt?
Zeevaarders ontdekken in 1513 het
eiland en ze laten er wat geiten los.
Zo deed men in vroeger eeuwen wel
meer.
Tweehonderd jaar later is er van
het fraaie bos op Sint Helena bijna
niets meer over. De geiten hadden
zich sterk vermenigvuldigd en knab
belden maar steeds aan struiken en
bomen.
In de tijd dat Napoleon er gevan
gen zat, moet Sint Helena een zo
goed als kale, naakte rotspunt zijn
geweest, die opduikt uit het water.
In onze tijd trekt 't eiland veel toe
risten door het Napoleon-museum.
De bevolking is arm en van de 4600
bewoners is thans zeker een derde
deel werkloos. De Engelse regering
doet helaas weinig voor deze eiland
bewoners. De Unicef, het hulpfonds
van de Verenigde Naties verleent wel
steun.
IN TURKIJE
In Turkije wordt nog elk jaar niet
minder dan 300.000 ha bos door gei
ten vernield, En wanneer 't bodem
kleed is wegeevreten komt de bo
dem bloot. Bij elke regenval voert 't
afstromende water deeltjes vrucht
bare klei mede. Zo kan het voorko
men dat, na verloop van tijd, grote
berghellingen, die eerst bos vertoon
den en daarna vruchtbare bouw
grond," 't teelaardekleed geheel ver
liezen. Op harde rotsgrond wil niets
meer groeien. De naar beneden stor
tende rivieren en beken hollen in de
berghellingen diepe kloven uit,
waarin ook niets meer wil groeien.
Of, als het bos verdwenen is, ver
stuift in de hete streken de vrucht
bare teelaarde en wolken stof dalen
dan van de bergen neer op de bewo
ners van het dal.
ONDEUGDELIJK VLIEGVELD
Een heel frappant voorbeeld van
verstoren der natuur door de mens,
is de aanleg van een vliegbasis in de
Belgische Kongo. Hier nestelden veel
haviken, valken cn andere roofvo-
gels, die zich o.a. gaarne met muizen
voeden en in dit opzicht dus nuttig
zijn. Maar wat zag men nu gebeu
ren? De roofvogels, die hier altijd
een rustig, gezellig leventje hadden
geleid, werden door het lawaai der
vliegtuigen op de vlucht gedreven.
De muizen evenwel bleven en ver
menigvuldigden zich onrustbarend.
Ze groeven holen bij de vleet en on
dermijnden de vliegbasis. Landen
werd er levensgevaarlijk.
OOK IN' AUSTRALIë
Toen eens in de buurt van Sydney
enkele reizigers een paar konijntjes
los lieten, wisten ze niet dat ze door
deze daad een golf van ellende
brachten over dit werelddeel. De ko
nijnen vermenigvuldigden zich zo
sterk, dat het niet lang duurde of de
schade, die ze aan gewassen toe
brachten, bracht de boeren tot wan
hoop. Enkele jaren geleden was het
gehele werelddeel bijna door konij
nen „bezet". Jachtpartijen uitge
schreven om de knagers te doden,
hadden maar weinig succes, al wer
den er bij zulke gelegenheden hon
derden gedood.
In 1949 besmette men konijnen met
myxomatose, miljoenen dieren stier
ven, maar vele exemplaren waren
ongevoelig voor besmetting en leef
den vrolijk voort. Teneinde de scha
delijke knaagdieren te weren, liet
West-Australië een schutting om
zijn gebied bouwen van 1800 km
lengte!
DE VISOTTER
Dit dier staat in kwade reuk. In
derdaad eet deze otter veel vis en
men zou geneigd zijn de kwaadspre
ker gelijk te geven. Dochonder
zoekingen hebben aangetoond dat de
gewraakte visotter wel veel vis eet,
maaralleen zieke vis!
Hij houdt dus opruiming onder de
visstand en al wat ziek is verorbert
hij. Zo kon het voorkomen dat, toen
men eens de otters uit een meer had
weggevangen, de visstand achteruit
ging. De gezonde vissen werden n.l.
door de ziekte besmet.
INSECTEN
Tenslotte nog iets over de insek-
ten, waarvan wij er thans maar al
te veel hebben. Niet zelden moppe
ren we op die lastige insekten en we
gaan bespuiten met giftige stoffen.
Soms hele velden. Maar daar staat
tegenover, dat door de gifbespuitin-
gen vaak ook tal van nuttige hom
mels ten gronde gaan. Toen men bij
voorbeeld in Westfalen eens grote
gebieden had bespoten, stierven
daardoor niet minder dan 20.000
bijenvolken.
Bestuiving bleef uit en de boeren
jammerden dat hun oogst mislukt
was. Het blijft dus immer 'n groot
probleem hoe te handelen!
contra feestredenaars en
brochureschrijvers
Van tijd tot tijd verschijnen er
brochures van katholieken, die be
wogen door misstanden of fouten in
de Kerk te keer gaan op een manier,
dat ieder die er niet rechtsreeks bij
betrokken is, ervan zit te gnuiven.
Soms ook staan er redenaars op,
feestredenaars nog wel, die het eens
even flink weten te zeggen die soms
hooggeplaatste leiders niet sparen
om hen op hun nummer te zetten.
Daarvan zit menigeen stilletjes te
genieten. „Het is ze maar eens fijn
onder de neus gewreven".
Om eerlijk te zijn, deze methode
van critiek verdient meer waarde
ring dan de stiekeme, waarbij door
een soort roddelen of lasteren men
sen van soms hoge kwaliteiten en
hoge posities omlaag worden ge
haald.
Openheid is meer te waarderen
dan achterbaks gedoe. En er is bo
vendien een grote moed voor nodig
om openlijk iets onaangenaams te
zeggen over mensen en instellingen
die met macht en gezag bekleed zijn.
Het werkt zuiverend, ongetwijfeld,
maar niet zelden tot persoonlijk na
deel van degenen die moed betoont.
Toch is het onzin de waarde van
grote openhartigheid te overdrijven.
Want misstanden die in groot ver
band, in clubverband of in verband
van instellingen tot uiting komen,
worden alleen maar gedragen en
houden alleen maar stand omdat de
mensen, die dergelijke gemeen
schappen bouwen, zelf met die fou
ten behept zijn.
In laatste instantie is altijd de in
dividuele mens, of een groep van in
dividuen de drager van de fouten en
zonden. En daardoor zouden bro
chures over de zondigheid van indi
viduen vruchtdragender kunnen zijn
en meer op de man af. En misschien
ook meer practisch.
Maar toch weer niet zodanig dat
men daarmede ook een eind aan
fouten, zonden of kwaad zou hebben
gemaakt. Kansloos en onverstandig
zou het bovendien zijn. Ik verwijs
U daarvoor naar het evangelie van
de vijf en twintigste zondag na
Pinksteren, waar de Heer Zijn
maaiers (bij ons feestredenaars en
brochureschrijvers) verbiedt het on
kruid tussen de tarwe uit te rukken.
„Neen laat staan, zegt Hij, want
als gij het onkruid uittrekt, zoudt
gij misschien ook de tarwe uittrek
ken. Laat ze beiden opgroeien. Tot
de oogst".
En daarmee hebben we 'n vrucht
bare gedachte gekregen. En wel
deze: mild te zijn tegenover het
kwaad in anderen. En ik geloof, dat
men er zelfs een verstandige con
clusie uit kan trekken voor zichzelf.
Want een eerlijk mens, die zijn eigen
fouten zou durven bekennen, zou er
onverstandig aan doen ze op een
slag te willen uittrekken. Hij zou de
hele goddelijke kweek beschadigen
en zichzelf ten gronde brengen. De
les is dat we geduldig moeten zijn
tegenover het kwaad van anderen
èn tegenover het kwaad in ons.
34 Va DER BRANDEN DOOR
ONVOORZICHTIGHEID
Op de najaarsbijeenkomst van de
Nederl. Bosbouwvereniging heeft de
voorzitter, prof. dr. ir. J.H. Becking,
geconstateerd dat ondanks alle voor
zorgsmaatregelen en de efficiënte
organisatie van de bosbrandweer dit
jaar een sterker optreden van bos-
en heidebranden niet kon voorko
men worden.
De verbrande oppervlakte bedroeg
tot 1 oktober reeds 2900 ha, 300 ha
méér dan in het als rampjaar be
kend staande jaar 1954 is verbrand.
In 1957 bedroeg de verbrande opper
vlakte 868 ha in het zeer natte jaar
1958 slechts 240. Tot op heden is het
gevaar voor nieuwe bosbranden nog
geenszins geweken, zeide hij.
Van de tot 1 oktober geregistreer-
dë 694 bos- en heidebranden was 34
procent aan onvoorzichtigheid en
ongeveer 1 procent aan kwaadwil
ligheid te wijten. Van de overige kon
de oorzaak niet met zekerheid wor
den vastgesteld. De droogte heeft
ook grote schade aangericht aan
November is Allerzielenmaand. Op
de kerkhoven staan de potten met
chrysanten, de witte groet uit een
hart, dat nooit vergeten kon.
In de kille en lage landen aan de
Noordzee reiken leven en dood el
kaar de hand door middel van bloe
men en kruisen. Hier beperkt de
treurende zich tot een verdoken ge
bed en een heimelijke groet.
In de zuidelijke landen is het
kerkhof de marmeren verblijfplaats
van de geliefden, die weliswaar uit
het leven zijn verdwenen, maar die
men nog dagelijks kan opzoeken om
daar innig van gedachten te wisse
len, zonder een zweem van valse
schaamte voor verwonderde voorbij
gangers. Alleen de noordeling is
verbaasd.
De landgenoten beschouwen dit
tedere spel van vragen en beloften
als een onverbrekelijk deel van hun
aardse wenteling tussen leven en
dood. Voor hen zijn de open-gesper
de armen en de luide woorden als
de dwingende kracht van een geest,
die de machteloosheid van het li
chaam telkens weer overwint. Daar
is de dode nooit eenzaam.
Hoe eenzaam zijn dan de soldaten
uit de Peel. Meer dan dertigduizend
grijze kruisen scheppen een zee van
leed in het golvende veld van de
Peel. Aan het hek houdt iedere ver
bittering op.
Hier zijn we niet langer overwin
naars uit een bloedige oorlog, waar
van we zelf zo vele lasten te dragen
hadden.
Hier zijn wij een eenzame mens
tussen de lange, grauwe rijen van
mensen die even eenzaam in de
venige aarde liggen van deze gren
zeloze vlakte.
Guur en triest is de Peel op deze
ruwe dag met driftige en kille vla
gen van een barse noordewind. De
torens van Deurne, Zeilberg en Lies-
sel zijn de enige bakens in een wijde
kim, die nu eens vals verlicht wordt
door een lage en onwillige zon en
dan weer verdronken wordt door de
vale Allerzielen. De zielen van ons
aller afgestorvenen. Van de dorps
genoten en de landgenoten. Maar
ook van de Duitsers.
Misschien wel daarom deze plotse
pelgrimstocht naar de barre uithoek
van de Peel, waar dertigduizend do
den hun klagende ziel verheffen om
de levenden te vragen, waarom dit
nodig was.
WAAROM?
„Waarom?" is ook de immer terug
kerende klacht van de eindeloze
stoeten van moeders, vaders, vrou
wen en kinderen. Gij moet u vanuit
uw behaaglijke leunstoel niet van
alles afmaken met de dooddoener,
dat zij het zelf gewild hebben. Geen
moeder ter wereld jaagt haar zoon
de dood in. Geen vader en geen
vrouw.
Mensen die elkaar beminnen,
koesteren het leven als 't dierbaarste
bezit. Maar zo lang de wereld be
staat hebben wij elkaar naar ons be
zit gestaan.
Romeinen streden tegen Germa
nen. Mongolen stormden naar Euro
pa. Noormannen brandden onze kus
ten. Napoleon stuurde zijn troepen
naar Rusland. Hitier zette ons ge
hele werelddeel in brand.
Zijn het steeds de volkeren ge
weest die om oorlog riepen?
Of waren het de hitsende en van
machtswellust benevelde leiders, die
geen geld of mensen spaarden als zij
de kans schoon zagen om hun
stoutste wensdromen om te zetten in
de bloedige werkelijkheid?
Dit zijn vermetele vragen, maar ge
kunt ze niet ontkomen op het kerk
hof in de Peel. Want zij ontspruiten
telkens weer uit dat ene benarde
woord „Waarom?"
Niet „waarom", maar „warum?",
want het zijn Duitse mensen waar
mee ge spreekt.
Zondag kwam de jaarlijkse grote
tocht. Op Allerheiligen had iedereen
vrij, en reden de Duitsers met grote
bussen en auto's naar Ysselsteyn. Bij
duizenden gingen zij hun zwijgende
pelgrimstocht. Zij kwamen voorbij
aan lange rijen met 't opschrift: Un-
bekannter Soldat. Hier liggen de
naamlozen. Hier liggen de mannen,
waarvan iedere wetenschap ontbrak.
Maar draagt dan niet iedere sol
daat een naamplaatje op zijn borst?
Toch wel, maar er zijn slacht
offers die dermate verminkt worden,
dat 't plaatje onvindbaar blijkt. En
het komt voor dat een soldaat de
plaatjes van gesneuvelde makkers
onder zijn hoede neemt en nog de
zelfde dag de dood vihdt.
nieuwe aanplant en de jonge, tot 20-
jarige, opstanden. Hoe groot de scha
de is, is thans nog niet te beoordelen.
De oudere opstanden hebben
uitermate minder van de droogte ge
leden, al zal de aanwas, met uitzon
dering van de populier, wel veel ge
ringer zijn dan in meer normale
jaren. Bijzonder goed heeft de eik
de lange droogte doorstaan.
Prof. Becking verwachtte, dat door
de inmiddels weer gestegen bouw
activiteit de prijzen van het bouw-
hout iets zullen stijgen.
Dan staat de dienst van vereenzel-
ving voor een hopeloze taak. Maar
het werk gaat nog steeds verder.
Nog steeds worden onbekenden tot
bekenden en nog steeds worden in
ons land tot dusverre onbekende
veldgraven gevonden.
TANK UIT ROERMOND
Veertien dagen geleden waren het
31.215 graven. Maar op dit ogenblik
is het getal alweer gestegen tot
31.227. Dat zijn 12 soldaten meer.
Drie daarvan komen uit de tank, die
nog pas uit de Maas bij Roermond
getakeld werd. Hoe vindt men zulk
een pantserwagen?
Een schipper werpt zijn anker uit
en als hij weer verder wil, blijkt het
ijzer onwrikbaar vast te zitten. Wa
terstaat gaat op onderzoek en een
duiker komt boven met de bood
schap dat daar een Duitse tank op
de bodem van de Maas ligt.
Het departement stuurt een grote,
drijvende bok en ten aanschouwe van
honderden kijkers op de brug komt
een Duitse tank boven water. De
omstanders vragen zich af hoe dit
gevaarte daar midden in de rivier
kon komen. Toch is de oorzaak een
voudig aan te wijzen.
Als de brug in Roermond door de
terugtrekkende Duitsers wordt op
geblazen, moet men enige tijd later
nog een pantsercolonne met behulp
van pontons over de Maas zetten.
Een der voertuigen werd niet goed
geladen. De pontons helden over en
nog voor de bemanning de kans
kreeg de tank te verlaten, kantelt
het logge gevaarte reddeloos verlo
ren in de rivier. Na vijftien jaar
werpt een schipper zijn anker juist
achter de rupsbanden van het oor
logstuig en vanuit Ysselsteyn is men
dan spoedig ter plaatse om het stof
felijk overschot te bergen. En staat
nu ergens op een Duits bureau een
foto met het opschrift dat Karl voor
het vaderland de heldendood gestor
ven is?
Als men door zulk een stom toeval
als een kantelende tank in de Maas
verdrinkt, sterft men dan de helden
dood?
Of moet men wetens en willens
het vijandelijke vuur tegemoet lo
pen als voorbeeld voor de strijd
makkers om met recht en reden een
held genoemd te worden
Hier zijn weer de martelende vra
gen.
TUSSEN LEVEN EN DOOD
Wanneer is men een held, wan
neer een gewoon gesneuvelde, wan
neer een laffe dode?
Een vraag die ge niet móógt be
antwoorden omdat zij u buiten het
gewoon-menselijke voert. De dertig
duizend doden hebben op Allerzielen
hun klacht tegen de levenden:
„Waarom? Waarom joeg ge ons de
dood in? Is de wereld nu beter? Zijn
wij niet voor niets gestorven? Heb
ben wij met ons bloed de veiligheid
van onze kinderen gekocht?"
Nee, scharen van gesneuvelden,
dat hebt ge niet. Want wij staan hier
met een oude, bevende man uit
Oost-Duitsland, die voor de eerste
maal het graf van zijn zoon bezoekt.
Hij kreeg een pas voor vier dagen
om Westduitse familie te bezoeken
en van de bondsrepubliek kreeg hij
weer papieren voor de pelgrimstocht
naar de Peel.
Zo moet een mens zich in bochten
wringen om in Europa het graf van
een soldaat te bezoeken. En deze
oude man uit Danzig vraagt hoe
men in Holland denkt over de kwa
de kansen van een derde oorlog. En
hoe dat dan moet met de atoombom
men. Zijn de soldaten dan niet vei
liger dan de kinderen in de schuil
kelder. En hoe moet dat dan met
zijn kleinkinderen.met de kinde
ren van de soldaat die hier ligt op
een kerkhof van vreemde bodem.
Dit is niet het werk van een God
zegt de grijsaard. Dit is 't werk van
de duivel. Dit is het satanische werk
van een boze geest, die over de we
reld doolt en ons aller ondergang
zoekt. Met de oude man uit Danzig
gaan wij zwijgend door de golvende
zee van grijze kruisen. Over de wol
ken en over de einder schouwen wij
in de grondeloze diepten van leven
en dood. Waarom zij wel en^wij niet.
Waarom ontsprongen wij wel drie
keer de dans? Eerst met het gra-
naatvuur, later bij het bombarde
ment, toen bij de straatgevechten.
De man uit Danzig zoekt zijn ge
zelschap op en alleen dwalen wij
verder rond de dodenakker. Dertig
hectaren gevuld met kruisen. En dit
zijn slechts de mannen die in ons
land gevallen zijn. België heeft zulk
een begraafplaats, Frankrijk, Rus
land, Italië, Polen.
In 54 landen ter wereld zijn Duit
se kerkhoven, zo vertelde de Duitse
pater Montfortaan, die op bezoek
was. Hij kwam in Ysselsteyn zijn
twee broers herdenken die in Rus
land gevallen waren en wier graven
onbekend zijn in dat wijdse ruige
land. Maar overal elders, waar de
soldaten vochten, verschenen de gra
ven met een helm of een kruis. Heb
ben zij het gewild?
Een gedeelte misschien, wijst op de
schuldigen in deze grauwe zee van
de dood.
VOOR EEN MODERN
TELEVISIETOESTEL
EN VHKKUNDIGE
PLRRTSING ZORGT
Wij gaan met een wijde boog rond
't kerkhof, zodat wij tenslotte weer
terugkeren tot het uitgangspunt bij
het grote hek. Daar liggen de ge
sneuvelden uit 19141918. Het wa
ren hoofdzakelijk aangespoelde ma
trozen, die her en der begraven la
gen op de kerkhoven langs de kust.
En in de verte tikkelt het carillon:
Ich hatte ein kamerade
Bij het witte grote kruis licht het
geel der chrysanten uit de krans van
de Bundeskanzler, die de Duitse con
sul uit Maastricht kwam brengen.
En over het kerkhof twinkelen de
lichtjes, uit veldpotjes, die bezoekers
daar hebben geplaatst.
Vier generaals liggen hier. Er zijn
officieren bij van prinselijken bloede.
Er liggen burgervrouwen bij. Jonge
korporaals en oude betaalmeesters.
Hoge officieren en kantoorklerken.
Maar allen hebben zij hier het zelfde
eenvoudige kruis. Bezoekers lieten
kransen achter. Of een gevlochten
kruis. Er prijkt een foto in een plas
tieken omhulsel bij 'n onderofficier.
„HELDENTOD"
En aan de ingang offert men voor
het carillon, dat telkens opnieuw
Heimat-liederen speelt. Een moeder
droogt haar tranen.
WILT GIJ DE VREDE,
GORDT U TEN STRIJDE
De meeste graven vond men in
Arnhem: 1679.
Niet omdat er daar zo zwaar ge
vochten is, maar omdat daar de ge
wonden als ratten stiérven in de
hospitalen.
In 1944 vaardigden alle gemeen
ten een oproep uit, waarbij de inge
zetenen werd gelast om opgave te
verstrekken van alle soldatengraven.
Maar als de burgers verjaagd wa
ren uit hun huizen en uit hun dorp,
dan konden zij met de beste wil ter
wereld geen opgave indienen. Nu
nog stuit men op overschotten bij 't
leggen van een kabel, bij graafwerk
voor nieuwe wegen of door het ploe
gen van een boer.
En staag komen er brieven bin
nen van ouders die hun zoon opge
ven als vermist. Dan gaat er een
lange lijst met vragen naar Duits
land en soms slaagt men er in weel
een onbekende soldaat terug te
brengen tot een man met een naam
en een geboortedatum. Dan gaan de
ouders hun martelgang naar Yssel
steyn en zij zijn gelukkig alleen met
de wetenschap dat hun zoon op deze
gemerkte en gekruiste plaats begra
ven ligt. Val geen bezoekers lastig
met uw verwijten over schuld en
hakenkruis. Erken slechts, dat bij
het kerkhof de vijand weer tot mens
wordt.
Ga als wij over de lange paden.
Zie naar de vele, vele en zeer vele
graven aan uw linkerhand. Zie naai
de vele, vele en zeer vele graven aan
uw rechterhand. Voor u en achter u.
Overal. Zo ver ge kunt kijken, rijen
de kruisen hun leed aaneen tot een
jammerklacht van geslacht op ge
slacht. En smeek dat ons dit onheil
bespaard blijft.
Zie uw kind met blij hart door de
straten gaan. Verheug u om elke dag
van gezondheid. Om iedere zonne
straal en elk blij gemoed. Want deze
ene gang naar Ysselsteyn door
drenkt uw hart met de gloed die
geen enkele preek u kan schenken.
Want de woorden in de kerk wor
den hier tot een vermaan van vrees
wekkende, tastbare werkelijkheid.
En als de soldaten door de straten
gaan met hun jeeps en hun over
huifde, grommende vrachtwagens
zie hen dan als een bescherming van
de vrede, hoe vreemd u dit ook in de
oren mag klinken.
Wij Nederlanders zijn van nature
niet krijgshaftig. Wij willen rustig
handel drijven, polderen en dijken
bouwen. Kleine volkeren zoeken niet
makkelijk ruzie. Maar laten wij be
ducht zijn voor de oorloghitsers.
Kijken wij slechts in de historie,
dan wapenen wij ons volgens een
spreuk uit de oudheid: wilt gij de
vrede, wapent u ten oorlog. Het is
een bittere waarheid taj de poort
van dit wijde kerkhof.
Een verwijt tot de leider van deze
mannen en zijn naaste trawanten
en een kreet van afschuw in de mist
van alle menselijke roerselen die u
omstrengelen met het éne, klagende
woord „Waarom?"
ALLEEN DE MOEDERS
WETEN
Hoe klein zijn dan de kerkhoven
uit de dorpen. De zerken en stenen
spreken hun eigen taal. Geen onbe
kende hier en geen soldatentermen.
Hier rusten de dierbaren die ons
ontvielen door het leven en niet
door de oorlog. Door ziekten en
ouderdom, maar toch ook door gra
naten en kogels. Door een verrader
lijke mijn of de bom uit een onbe
kend vliegtuig.
November is Allerzielenmaand. De
mensen gaan hun gang naar 't kerk
hof. Zij spreiden hun bloemen op
een graf. Zij spreken een gebed zon
der woorden en zij hopen, dat het
waar is, van de tijd die alle wonden
heelt. En ieder heeft zijn eigen ge
dachten over de graven in de Peel.
Er zullen verbitterden zijn die veel
geleden hebben door de Duitse laars.
Zij kunnen niet vergeten en niet
vergeven. Hun hart is versteend van
smart.
Anderen bleven gespaard van
dood, gebrek of vernieling. Zij gaan
gedachtenloos hun weg en zij be
kommeren zich niet om graven: niet
in het eigen dorp en niet in de Peel.
Een enkele zal naar de dode sol
daten gaan. Hij gaat als wij over de
akkers van duizenden kruisen.
Zijn blik gaat over het land, tot
aan de spits van het vertrouwde
dorp. Hij vraagt alle zielen om voor
spraak: laat dit het laatste graf van
soldaten zijn. Van nieuwe angsten,
van nieuwe rampen, verlos ons. Laat
dit het eeuwige antwoord zijn op de
klacht die des nachts over de Peel
waart. Dertig duizend doden vx-agen
„waarom?"
Omdat wij de duivelen van onze
wereld nog altijd niet konden ver
jagen en omdat slechts de moeders
de waarde weten van een mensen
leven.
P. VINK.
De droge zomer heeft talrijke ge
volgen gehad en één daarvan is, dat
deze boerenknecht voor de balie
moest komen. Hij had een caféhou
der laten opdraaien voor zijn dorst.
Dat is gebeurd in het heetst dei-
dagen, ergens midden in de zevende
zomer van 1959. Landbouwers heb
ben geen vakantie, dat is bekend.
Zij plegen te werken wanneer wij
niets doen, en daardoor vormen zij
een aangename stoffering voor onze
vakantietochten. Er is niets pretti
ger dan zelf niets doen, en tegelijk
anderen te zien sloven en zwoegen.
Deze landbouwersknecht echter
had een vrije middag. Hij stapte op
zijn fiets en reed door de omgeving
terwijl de zon zijn gebruind gelaat
nog verder verschroeide en het stof
zich in zijn keel vastzette.
Na talrijke kilometers begon de
dorst hem te kwellen. Hij had helaas
geen geld in zijn zak gestoken, want
zijn moeder, die een ouderwetse
vrouw was, had hem geleerd, dat
men niet opmaakt wat men niet bij
zich heeft. Dientengevolge fietste de
jongeman zuchtend langs uitspan
ningen en café's en de tong kleefde
aan zijn verhemelte als hij de koele
glazen bier zag die anderen naar
binnen goten.
Tenslotte besloot hij een plan te
beramen om buiten bezwaar van de
eigen schatkist zijn dorst te lessen.
Hij stapte bij een caféhouder bin
nen en schudde de onbekende man
hartelijk de hand. Vervolgens begon
hij een praatje over het weer, en in
aansluiting daarop vroeg hij of hij
de zaal eens mocht zien.
De caféhouder, gelukkig met een
potentiële klant, liet de zaal zien. De
dorstige landbouwersknecht vroeg
of tweehonderd mensen er gemak
kelijk een plaats in konden vinden.
De caféhouder beaamde dat en gaf
vast een glaasje bier weg.
De landbouwersknecht begon nu
een zakelijk gezicht te tx-ekken. Hij
vertelde, dat hij voorzitter was van
'n tuindex-sbond. Tweehonderd jonge
leden zouden binnenkort een feest-
vergadering gaan houden. Hij wist
alleen nog niet goed waar hij dat
zou organiseren.
De caféhouder luisterde met be
langstelling, terwijl hij nog maar 'n
glaasje wegschonk. Elk lid, vertelde
de voorzitter, zou tijdens die feeste
lijke bijeenkomst f 12,50 mogen op
maken. Het bestuur had ervijfmille
voor uitgetrokken.
Nu is het ook bij de caféhouders
niet allemaal winst, maar deze
meende, dat er vanwege de good
will nog wel een glaasje bier af kon.
De landbouwersknecht keuvelde
verder. Toen zijn dorst was gelest,
nam hij hartelijk afscheid en fietste
vérder.
De feestelijke bijeenkomst bleef
echter uit, want de tuindersbond
bestond alleen in de fantasie van de
dorstige fietser. Wel volgde er een
vergadering van hotel-, restaurant-
en café-eigenaren en al spoedig
bleek, dat in een wijde omtrek café
houders vol hoop uitzagen naar de
resultaten van glaasjes biex-, die zij
aan de tuinders-voorzitter hadden
verstrekt als voorschot op de feest-
nota. De politie werd er staande
de vergadering in gemengd.
Spoedig was de fantasierijke dorst
lijder opgespoord. Vandaag stond hij
terecht. Hij heeft een maand voor
waardelijk gekregen met drie jaar
proeftijd en toezicht, in de hoop, dat
hij daardoor zijn vrije middagen