Kostbare reserve onder de Peel
SPORT
Worden onze kolenlagen nog ooit ontgonnen
Het nut van proefboerderijen
Zaterdag 12 september 1959 No 37
TACHTIGSTE JAARGANG
Si PEEL EN MAAS EU
DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF WFKKRÏ An VOOR VRNRAY OM^TRPïfPlM ADVERTENTIEPRIJS 8 ct per m.m ABONNEMENTS-
TW V UUU E,i^| 1 IXCiIVCfl^ PRIJS PER KWARTAAL 1.40 BUITEN VENRAY 1.60
GROTESRAAT 28 VENRAY TELEF. 1512 GIRO 150652
De reusachtige veenbranden van
deze droge zomer bij Helenaveen en
de aanleg van een oliepijpleiding
door onze streek hebben er ons
onrechtstreeks aan herinnerd, dat
er ook onder de Peel nog waarde
volle brandstofvoorraden liggen,
Zullen de kolenlagen van 't Peel-
bekken nog ooit ontgonnen worden?
Er is zeker aanleiding om die
vraag te stellen. Daar zijn ten eerste
de aanzienlijke kolenoverschotten in
verscheidene landen van West-Euro
pa. De laatste jaren hebben er zich
terwijl de invoer uit Amerika
bleef doorgaan! grote hoeveelhe
den steenkool opgehoopt in Neder
land, België, de Duitse Bondsrepu
bliek. Moeten er, waar de bestaande
mijnen blijkbaar reeds te veel kolen
produceren, nog meer kostbare
schachten worden gebouwd?
Daar is ten tweede het toenemend
gebruik van olie, in huis zowel als
in het bedrijf en de verbetering van
de aanvoer van die vloeibare brand
stof. De grote oliemaatschappijen
trachten nu al door de aanleg van
pijpleidingen de levering van olie te
verzekeren voor de naaste toekomst
als de industrie in West-Europa op
volle toeren komt; De exploitatie en
ook het vervoer van het product is
bij olie naar het schijnt heel wat
goedkoper dan bij kolen.
En dan is er ten derde de ontwik
keling van de kernenergie. Er mag
zeker verwacht worden, dat hier ook
de atoomkracht op de duur gaat
meetellen bij de voortbrenging van
brandstof en energie.
Nog lang kolen nodig?
De kernenergie wordt voorlopig
voor de steenkolen bepaald geen
concurrent van betekenis. Men ver
wacht, dat in 1962 eerst twee per
cent van het totale energieverbruik
van de zes landen van de Kolen- en
Staalgemeenschap door kernenergie
gedekt zal worden en zeven percent
in 1975.
Anders is het met de olie. De ver
houding tussen steenkool en olie
wijzigt zich steeds meer ten gunste
van de olie. Het aandeel van de olie
in de energievoorziening van dat ge
deelte van West-Europa, dat bij de
„Gemeenschap" is aangesloten, is,
bijvoorbeeld, van 1950 tot 1955 ge
stegen van 14 tot 24 percent.
Het aandeel van de steenkool nani
daarentegen af van 74 tot 65 percent.
Daar staat wel weer tegenover,
dat de aanvoer van olie nog erg
kwetsbaar is. Het overgrote gedeel
te van deze brandstof moet immers
over zee komen, met name door het
Suezkanaal.
De Suezcrisis van enige jaren ge
leden heeft duidelijk aangetoond
welk een ramp een afsnijden van
Europa van de rijke olievelden van
het Midden-Oosten voor ons be
drijfsleven en vooral voor ons snel
verkeer kan worden.
Maar vooral de te verwachten ont
wikkeling van de Europese industrie
pleit voor een uitbreiding van de
steenkoolproduktie.
Tussen 1950 en 1955 is het energie
verbruik in de zes landen van deze
gemeenschap als gevolg van de in
dustrialisatie al met niet minder dan
40 percent toegenomen. Verwacht
mag worden, dat deze behoefte aan
kracht uit brandstof in de toekomst
nog aanmerkelijk zal stijgen. Het
meer gemechaniseerde West-Europa
van straks zal reusachtige hoeveel
heden kolen en olie nodig hebben
om óp volle toeren te kunnen wer
ken.
Als alle theoretische mogelijkhe
den ten volle zouden kunnen wor
den benut, meldde enige tijd geleden
de voorlichtingsdienst van de Kolen-
en Staalgemeenschap, zou de steen
koolproduktie in West-Europa in
1960 265,5 miljoen ton bedragen, in
1965 271,6 miljoen, in 1970 283,3 mil
joen en in 1975 297 miljoen ton, maar
dan nog zouden de landen van dit
gebied energie moeten invoeren en
zelfs elke dag meer!
De zich uitbreidende industrie zal
dan immers een veel grotere aan
voer eisen. Hieruit blijkt, dat de
steenkoolproduktie hier nog vele ja
ren niet zal kunnen worden gemist.
Onlangs is te Herkenbosch de 2de
schacht van de staatsmijn „Beatrix"
klaar gekomen. Men hoopt, dat die
mijn in 1962 in bedrijf genomen kan
worden. De lagen, die van daaruit
worden ontgonnen, strekken zich uit
tot onder de Peel.
Maar zullen ook in de Peel zelf
nog eens schachten worden geboord?
Volgens ir C.E.P.M. Raedts, in het
boekwerk „De Peel", liggen hier op
ontginbare diepte kolen in voldoen
de hoeveelheid en van behoorlijke
kwaliteit.
door H. D. Louwes
Toen in 1910 in de stad Groningen
de paardentram werd vervangen
door een elektrische, verscheen er in
de bladen een lijstje van naar ik
meen wel 20 punten, dat vermeldde,
waaraan een bestuurder moest den
ken om zijn wagen goed te besturen
en de elektrische apparatuur in
stand te houden. - Dit lezende, keek
men vol eerbied naar de wagenbe
stuurders met hun verantwoorde
lijke taak en hun grote dosis kennis.
Wanneer men een lijstje zou op-
stellen van de punten waaraan de
gemiddelde boer zijn aandacht moet
besteden om zijn bedrijf verant
woord op gang te houden, dan zou
men licht komen tot een aantal van
misschien wel 200 punten; dit lijstje
zou wel de gedachte logenstraffen
dat boér-zijn gemakkelijk is, maar
het is de vraag of onze publieke
opinie er sterk van onder de indruk
zou komen.
Toch heeft menige boer wel het
gevoel dat hij blijkbaar niet goed
op al zijn punten past; dit gevoel
ontstaat ook daardoor, dat de ene
instantie hem vertelt dat zijn bedrijf
in ernstige mate structuur-ziek is en
weer andere instituten en voorlich
ters hem duidelijk maken, dat hij op
het gebied van zijn algemene be
drijfsvoering, van de veefokkerij, de
mechanisatie, bemesting, bestrijding
van plantenziekten en plagen etc.
etc. veel moderner zou moeten wer
ken om waardig geacht te worden
geheel bij te zijn.
Daarnaast vertellen anderen hem
weer dat in andere landen, met na
me in Denemarken, de collega's het
blijkbaar beter en goedkoper kun
nen.
Als gevolg van dit alles heeft de
boer soms het gevoel van een opge
jaagd stuk wild te zijn, achtervolgd
door de resultaten van de studie
van economen, technici en van wie
weet al niet meer.
Maar, zal men zeggen, wordt de
boer dan niet met grote bedragen
door de consument en de schatkist
gesteund en vloeit daaruit niet het
recht voort van hem de grootst mo
gelijke inspanning voor een goed
kope en doelmatige produktie te
vragen, m.a.w. hem op te jagen?
Binnen de grenzen van het rede
lijke wil ik deze vraag gaarne toe
stemmend beantwoorden, maar ik
zou wel uitdrukkelijk willen stellen
dat de Nederlandse boerenstand in
de Nederlandse volksgemeenschap
in wezen allerminst in een uitzonde
ringspositie verkeert.
Als volk vragen wij van onze over
heid dat zij aktief bezig is met een
zo billijk mogelijke verdeling van 't
volksinkomen en in deze aktiviteit
is niet alleen de landbouw begrepen,
maar ook de industrie, die door in
voerrechten en contingenteringen
wordt beschermd, ook tal van be
drijven die profiteren van kartel
overeenkomsten, die al weer de
goedgunstige sanctie van deze zelfde
overheid moet ontvangen.
Een uitgebreid stelsel van sociale
wetgeving beschermt de arbeider en
werkvergunningen voor buitenland
se arbeidskrachten worden slechts
afgegeven wanneer de positie van de
Nederlandse arbeider niet wordt ge
schaad. Hoe zont door tal van rege
lingen het Nederlandse bouwbedrijf
zich niet in een voor hem aange
naam klimaat?
Op grond van het bovenstaande
moet men vaststellen dat grote tak
ken van onze volksvlijt ook op een
of andere wijze door de overheid
worden gesteund; het is de vraag of
deze zelfde overheid daar over even
betrouwbare kostprijsberekeningen
beschikt als bij de landbouw en even
goed kan controleren wat er aan
doelmatigheid wordt betracht en na
gelaten.
Ook onze publieke opinie mag zich
deze dingen wel eens goed voor ogen
stellen om niet in de sleur van een
verouderde poortersmentaliteit in 'n
onbillijk oordeel te vervallen.
Mijn conclusie is dan ook dat in
ons aktief landbouwprijsbeleid geen
morele rechtsgrond ligt om ten aan
zien van de landbouw 'n soort jaag-
systeem toe te passen, 't Is goed dat
onze boeren het in het algemeen zo
druk hebben dat zij door deze niet
aflatende achtervolging niet in een
toestand raken dat zij kalmerende
middelen moeten innemen, maar
toch moet deze jacht niet te erg
worden.
In de eerste plaats zou het goed
zijn, dat men onze publieke opinie
en onze boeren vertelde dat zij hun
taak zeer redelijk volbrengen en best
mee kunnen doen met hun collega's
van elders.
Onze boerenstand, en dit geldt ook
voor de tuinders, is een dankbare
leerling van onderwijs en voorlich
ting en hij hanteert op een soepele
wijze de eigen ervaring en traditie
en die van het voorgeslacht, daarbij
een grote openheid tonend voor het
nieuwe van deze tijd.
De kleinheid en de zwakte van
zijn eigenbedrijf heeft hij zeer goed
onderkend en door middel van zijn
coöperaties heeft hij een grootse en
welgeslaagde poging gedaan aan die
kleinheid te ontstijgen en door sa
menwerking groot te worden. Groots
en welgeslaagd!
Ik durf deze woorden met volle
overtuiging gebruiken, omdat het 'n
groots gebeuren is, wanneer duizen
den kleine ondernemers er in slagen
langs de weg van stelselmatig opge
bouwde coöperatieve bedrijvigheid
uit te groeien tot mede van de
grootste industriëlen, verzekeraars,
handelaren en bankers van ons land
Het is goed, dat men bij het vlijtig
hanteren van de gedachte van het
structuurbeleid deze ontwikkeling
en deze prestatie niet steeds voorbij
ziet.
Met het bovenstaande heb ik al
lerminst een gevoel van zelfvol
daanheid tot uiting willen brengen;
wij weten dat het op vele bedrijven
nog beter kan en wij weten dat onze
gehele bdrijfsvoering meegesleept
wordt in de stormachtige ontwikke
ling van wetepschap, techniek, be
drijfseconomie en internatonale po
litiek.
Neen, wij zijn ten volle overtuigd
dat het beter kan en moet, maar dat
betere kan en moet bereikt worden
vanuit een aanwezige verantwoorde
basis in het heden en behoeft niet
vanuit achterlijke stellingen met ge
forceerde marsen te worden inge
haald.
De wijze en soms ook wel eens on
wijze raadgevers en critici mogen
dat bedenken; hoe voos is, om een
voorbeeld te noemen, de klakkeloze
vergelijking met Denemarken. Een
diepere analyse zal allicht tot andere
uitkomsten brengen dan een opper
vlakkig hanteren van niet voldoen
de doorvorste gegevens.
De boeren en tuinders van nu zijn
ondernemers, en als zodanig zijn zij
nog steeds vrij eenzame figuren, die
individueel voor beslissingen wor
den gesteld waar de voorlichting
der wetenschap hen dikwijls alleen
laat en ook moet laten.
Misschien ligt het in de tuinbouw
ten opzichte van concrete bedrijf s-
aanwijzingen iets positiever dan in
akkerbouw en 'veehouderij, maar
voor de laatste bedrijfstak kan ik
uit eigen ervaring spreken, dat do
ondernemer in laatste instantie een
eenzame figuur is
Als de boer zijn bouw- en bemes
tingsplan opmaakt, dan heeft hij te
maken met factoren van prijs en
komende weerstoestanden, waarvan
hij maar heel weinig of niets af weet:
of hij op een gegeven moment zal
beginnen te zaaien of oogsten zou
voor een groot gedeelte moeten wor
den bepaald door het komende weer
dat hij alweer niet kent.
De kunst van het boer-zijn, mede
brengt dat de ene boer veel betere
resultaten bereikt dan de ander, is
een kunst die men aangeboren krijgt
en voor een deel doorgegeven wordt
van vader op zoon, geschraagd door
traditie, maar zij wordt uiteindelijk
bedreven in een eindeloos aantal be
slissingen van de individuele boer
op zijn eigen bedrijf.
Zoals gezegd, hier treden onder
wijs en - voorlichting bescheiden te
rug, misschien ook wel dankbaar dat
zij het bij algemene, zij het waarde
volle adviezen kunnen laten en de
boer staat, dikwijls met geen andere
middelen tot oriëntering dan dat van
zijn vingertoppengevoel en van zijn
intuïtie voor eigen verantwoorde
lijkheid.
Ik weet wel, dat dit ook een ge
heel eigen inhoud en bekoring geeft
aan het ondernemer-zijn, maar met
dat al is dat toch een moeilijke op
dracht.
Wanneer er daarom een ding is
dat in het geheel van onze land
bouwwetenschap meer belangstel
ling moet hebben en concreter moet
worden uitgewerkt, dan is het de
studie van deze kunst van het boer-
zijn.
Natuurlijk spelen hierbij ook*de
karaktereigenschappen van de mens
dié boer is een grote rol, maar ook
hier zou het onderzoek van weten
schappelijke praktische deskundigen
misschien aanwijzingen kunnen
ven, welke eigenschappen men moet
bezitten om met een zeker gevoel
van gerustheid de boerentaak op te
vatten.
Het bovenstaande is allerminst 'n
pleidooi om de betekenis van weten
schap, onderwijs en voorlichting te
verkleinen. Zij blijven onmisbaar als
ooit en onze boeren en tuinders zijn
dankbare leerlingen en zullen dat
blijven ook, maar het is wel een
pleidooi voor een verantwoorde wij
ze van voorlichting en mededeling
van wat gevonden is aan de praktijk
op een beheerste wijze.
De boer moet niet bedolven wor
den onder een veelheid van publika-
ties en opvattingen, misschien we
tenschappelijk noch praktisch ge
heel vaststaan en die ook niet wel
doordacht en passend zijn ingevoegd
in die kunst van het boer-zijn.
Nadat de onderzoeker tot een be
paalde conclusie is gekomen, moet
de boer het nieuwgevondene, de
nieuwe bedrijfsmethode proberen.
Pas wanneer in het organisatori
sche geheel van een bedrijf het
nieuwe is gevoegd en beproefd en
steekhoudend gebleken, dan kan de
grote praktijk er meg benaderd wor
den.
EIGENBOUWERS
Het is opvallend hoe weinig de
openbare mening en degenen, die
daarin naar voren plegen te treden,
zich bekommerd hebben om de be
dreigde subsidies voor de eigenbou
wers.
Sinds minister-president prof. dr.
de Quay de plannen van zijn rege
ring bekend maakte is er ontzettend
veel te doen geweest over de huur
verhoging, die daaraan al dan niet
wordt gekoppeld, doch ontzettend
weinig of helemaal niets over
de onzekerheid, waarin duizenden
eigenbouwers architekten, aanne
mers en nog anderen worden ge
laten betreffende de woningbouw-
subsidies.
Eindelijk, verscheidene maanden
na de vage verklaringen van de
nieuwe regering, heeft dan de heer
Meennen, lid van de Eerste Kamer
voor de Katholieke Volkspartij, het
nodig geacht de minister van Volks
huisvesting en Bouwnijverheid een
zevental vragen te stellen.
In afwachting van het antwoord
moeten overal in het land tal van
ondernemende en spaarzame zelf
standigen en werknemers, die in het
bezit van een eigen huis wilden ko
men, wel de minder aangename in
druk hebben gekregen, dat zij, al
thans buiten de verkiezingsstrijd
maar weinig in tel zijn.
Uit het voorgaande moet men niet
afleiden dat ik geen oog zou hebben
voor de ernstige pogingen, die op tal
van proefboerderijen worden gedaan
met de boer vanuit de realiteit van
zijn bedrijfsvoering mee te denken
en verder te komen.
Ook de bedrijfsstudiegroepen, de
arbeid van het L.E.I., met name het
economisch deel van de landbouw
voorlichting etc. etc. staan de boer
met een grote verrijking van inzicht
en vergroting van zijn beslissings
zekerheid ten dienste. Zelf bewaar
ik ook de herinnering aan consulen
ten en assistenten, die in hun advie
zen en taakvervulling inderdaad
heel dicht naast de boer stonden.
Het gaat de boer toch, ondanks al
deze waardevolle hulp, als de kapi
tein van een modern uitgeruste zee
boot; door de hem ter beschikking
staande moderne apparatuur wordt
er van hem een steeds snellere,
goedkopere, maar ook meer riskan
te wijze van varen gevraagd.
Deze moderne apparatuur ver
groot de mogelijkheden van de ka
pitein zeer, maar zij verzwaart in
misschien nog sterkere mate zijn
verantwoordelijkheid en vermeer
dert de spanningen waaronder hij
moet werken.
De boer van nu weet en kan veel
meer door wetenschap en techniek
dan zijn collega's uit vorige geslach
ten. Maar dat kennen en kunnen
bant ook de sfeer uit van het ge
noeglijk voortrollen van het leven
des gerusten landmans.
Iedere boer en tuinder die tracht
bewust mee te leven met de ontwik-
kelin van deze tijd, zal wel tot het
besef komén, dat tal van bedrijfs-
methoden in de komende jaren al
licht grondig zullen worden gewij
zigd.
Er is die sterke drang naar goed
koper produktie. Er bestaat het feit
van het schaarser en duurder wor
den van de arbeidskrachten, van de
toenemende vaardigheid die van de
boer en zijn overgebleven medewer
kers wordt gevraagd en er zijn toe
nemende mogelijkheden van mecha
nisatie, van bestrijding van ziekten
en plagen etc.
In wezen is dit alles vergeleken
bij de bedrijfsvoering waarmee mijn
generatie als jonge landbouwers om
streeks 1913 in aanraking kwam,
zeker revolutionair te noemen; het
zal de taak zijn van de boeren, de
landbouworganisaties en de voor
lichting te zorgen, dat hier geen re
volutie ontstaat met wilde experi
menten, neurosen en een mogelijke
economische dood, doch een evolu
tie, die zegenrijk is.
Zo moet men de overal opgerichte
proefbedrijven zien. In hetgeen hier
onderzocht zal worden, liggen de
mogelijkheden tot een diep ingrij
pende wijziging van het boerenbe
drijf in het algemeen.
Het is de bedoeling op een zo nor
maal mogelijk functionnerend land
bouwbedrijf praktische ervaring op
te doen met wat mensen temidden
van de verdere beslommeringen van
een bedrijf ervan kunnen maken en
met wat gewassen, het weer en de
economie toelaten.
Het gaat hier ook niet alleen om
het bedrijf maar ook om de mensen,
die er op werken.
Wij moeten deze bedrijven nu be
schouwen als een broedende kip die
niet gestoord mag worden. Bedacht
zaam toch moet hier uitgemaakt
worden wat kan, wat niet-kan en
hoe het beter kan.
Indien nu na meer of minder ja
ren een verantwoord inzicht is ont
staan, een inzicht dat niet af behoeft
tezijn, maar toch redelijke zekerheid
in zich draagt van verantwoord te
kunnen worden geacht, dan kan de
praktijk de methode zelf gaan be
proeven.
Ik acht dit een gelukkige oplos
sing en ik hoop, dat onze drift naar
het nieuwe en de noodzaak tot het
nieuwe zo beheerst kan worden, dat
de nu aan het broeden gegane kip
niet ontijdig gestoord wordt, of ge
dwongen couveusekuikens af te
geven.
s.v.v.-nieuws
Met een daverende 62 overwin
ning op Sportclub Irene werd j.l.
zondag door ons le elftal het geplan
de oefenschema beëindigd.
Zoals verwacht, werd deze wed
strijd het hoogtepunt en een waar
dig besluit van een serie zware en
zeer nuttige wedstrijden die alle ten
volle aan de daarvoor gestelde op
zet hebben beantwoord.
Een compliment aan trainer en
spelers welke zich door grote in
spanning en opoffering vergende
trainingen en oefenwedstrijden
ondanks de aanhoudende warmte
met een prijzenswaardige toewijding
hebben ingezet om de voorbereiding
op een zo zwaar competitieseizoen,
zo goed en volledig mogelijk te doen
zijn. Laat al deze inspanningen niet
nutteloos blijken, ga door op de nu
ingeslagen weg en speel de komen
de wedstrijden met eenzelfde geest
drift en verbetenheid als de' achter
ons liggende oefenwedstrijden.
Speel vrijuit zodat de toenemende
druk van de competitiewedstrijden
geen krampachtig en geforceerd
spel met zich mee kan brengen.
De wedstrijd tegen Irene begon
met een aanhoudend Venray offen
sief, vanuit het middenveld werden
diverse mooie combinaties opgezet,
onze voorhoede was meteen goed in
het spel en toonden zich als felle
doorzetters.
Na enkele minuten spelen zorgde
Kusters voor de openingstreffer toen
hij uit een afgeslagen aanval in het
bezit van de bal kwam en beheerst
inschoot.
Geleidelijk kwam Irene meer aan
bod doch ook onze achterhoede liet
zien in vorm te zijn en kon meestal
het gevaar bezweren nog voordat
men dicht in de buurt van het Ven-
ray-doel kwam.
Eenmaal dachten we Irene te zien
scoren doch met een flitsende reac
tie wist van Boven de oerhard inge
schoten bal weg te stompen.
Venray bleef intussen gevaarlijke
aanvallen uitvoeren en wederom als
gevolg van uitstekend samenspel kon
Kusters de stand op 20 brengen.
Na ruim een half uur spelen werd
het 30 door Rutten.
Dit werd Irene te gortig en bin
nen enkele minuten werd het 31
toen, na een in eerste instantie weg
gewerkte vrije trap op de rand van
het strafschopsgebied, de bal weder
om in het bezit van een Irene spe
ler kwam en deze onhoudbaar in
schoot.
Vennekens had hierop zijn ant
woord klaar en binnen enkele ogen
blikken verscheen hij alleen voor de
Irene-doelman om deze kansloos te
passeren. Direct hierna herhaalde
hij dit spelletje nogmaals, op het
middenveld kreeg hij-de bal in vrije
positie toegespeeld en na een zeer
snelle rush door niemand te stui
ten stond hij wederom oog in oog
met Peijnenburg en faalde ook nu
niet. 51.
Na rust was het Irene welke hard
van stapel liep om zodoende iets
van de achterstand te trachten goed
te maken, doch ook nu greep onze
achterhoede keer op keer goed in
en hield stand tegen de voortduren
de stormlopende Irene-voorhoede.
Zodra echter deze storm even luw
de trok onze voorhoede ten aanval
en na een prachtige combinatie wist
Vennekens zich handig vrij te spe
len en de stand op 61 te brengen.
Meteen hierop 'n uitval van Irene
en met een verrassend afstandsschot
werd het 62.
Onder druk van de warmte en als
gevolg van de voordien afmattende
strijd welke resulteerde in boven
omschreven doelpunten zakte het
tempo enigszins en ging het spel tot
het einde verder gelijk op.
Venray 3 plaatste zich in de vol
gende bekerronde door te winnen
van RKDEV 3. Ondanks dat onze
jongens veruit in de meerderheid
waren bleef het tot rust de score
beperkt tot 10. Na rust bleek de
afwerking van de aanvallen beter
verzorgd wat in de eindstand 61,
tot uitdrukking kwam.
Programma voor a.s. zondag:
Deze 1ste competitie-zondag staat
op één uitzondering na geheel in het
teken van Venray-Wittenhorst ont
moetingen.
Venray I start met de uitwedstrijd
tegen Wittenhorst I. Onnodig hier
over verder commentaar te geven.
Eenieder weet uit ervaring wat deze
wedstrijd betekent.
Venray 2 ontvangt Wittenhorst 2.
Zijn we goed ingelicht, dan ver
wacht men dat de Horster-reserves
dit jaar een hartig woordje zullen
meespreken in de competitie. Aan
onze jongens om te tonen dat ook
zij met deze zelfde voornemens zijn
bezield. Hopenlijk zijn enkele spe
lers hersteld van eerder opgelopen
blessures en kan men nu eens op
volledige sterkte uitkomen.
Venray 3 moet ook naar Horst om
Wittenhorst 3 partij te geven en tot
'n kleine overwinning achten wij ze
ditmaal toch in staat.
Venray 4 speelt thuis tegen Wit
tenhorst 4 en wil men op de inge
slagen weg voortgaan dan moet er
gewonnen worden.
Venray 5 ontvangt de nieuweling
in haar afdeling t.w. Merselo I. Een
gemakkelijke opgave wordt dit niet
voor onze benjamins. We stellen ons
tevreden indien een gelijkspel be
reikt wordt.
Hiermede zijn de Venray-Horst-
ontmoetingen nog niet alle genoemd
want ook de jeugdcompetitie wordt
met deze wedstrijden ingezet t.w.
Al; A2 en BI spelen tegen resp. Al;
A2 en BI van Wittenhorst.
We zijn benieuwd naar de resulta
ten van al deze derby's.
CURSUS ACHTIEN-JARIGEN
Dinsdag 15 september a.s. begint
dit jaar de cui-sus voor 18-jari-
gen. Deze cursus omvat 20 lessen
en wordt iedere dinsdagavond in
de MULO-school gegeven, om 8
uur. De jongens en meisjes die
hiervoor in aanmerking komen,
hebben (voor zover ze bekend
waren) een persoonlijke oproep
ontvangen. Mochten er jongelui
zijn die, door wat van oorzaak
ook, geen oproep hebben gehad,
dan zijn ze toch evengoed van
harte welkom. Zo men niet aan
de cursus kan deelnemen - maar
die reden moet dan ook inder
daad ernstig zijn - wordt men
vriendelijk verzocht hiervan
melding te doen. Dat kan dooi
de aan de oproep gehechte kaart
terug te zenden of door een per
soonlijke afmelding. De cursus
voor 18-jarigen, die op uitdruk
kelijke wens van de bisschop
in iedere parochie gegeven moet
worden, is zeer voornaam en
zeer leerzaam voor onze jonge
mensen. Behalve een priester,
die de godsdienstlessen geeft,
worden ook lessen gegeven door
een arts, door een huisvrouw en
door een sociale werker. De pa
rochiegeestelijkheid vertrouwt
dat allen die voor deze cursus in
aanmerking komen, niet, dan om
zeer zwaarwichtige redenen,
zullen wegblijven.
De kosten bedragen 2.50 p. 1.1.
nieuws uit
venraY en omgeving
Zondagsdienst huisartsen
Vanaf zaterdagmiddag 4 uur tot
maandagmorgen 8 uur, wordt de
practijk der huisartsen voor Venray
e.o. waargenomen door
Dr. L. COENEN
Hensseniusstraat Telefoon 1878
Uitsluitend voor spoedgevallen.
Zondagsdienst Groene Kruis: -
Zr. WILMSEN Telefoon 1651
groene kruis
Donderdag a.s.:
Zuigelingen-bureau voor de kerk
dorpen.
bekendmaking
Burgemeester en wethouders» van
Venray maken bekend, dat op 31
augustus 1959 is ingekomen een ver
zoek van Willem Johan Hendrik
Leenen, wonende te Venray, Hense-
niusstraat 1, om een slijtvergunning
voor de benedenvoorkamer, groot 34
m2, van het pand Henseniusstraat 1.
Binnen twee weken na de dagte
kening van deze bekendmaking kan
eenieder tegen het verlenen der ver
gunning schriftelijke bezwaren bij
burgemeester en wethouders in
brengen.
Venray, 2 september 1959.
DRUMBAND OP CONCOURS
De drumband van Harmonie Eu
terpe alhier zal morgen zondag deel
nemen aan het Drumconcours in So
meren. Wij wensen hén veel succes.
BRAND
Zaterdagmiddag heeft de brand
weer een druk karwei gehad aan het
blussen van enkele hectaren jong
bos achter het Ambonnezenkamp in
het Vlakwater. De brand werd ont
dekt door enkele "Ambonnezen, die
onmiddelijk groot alarm sloegen in
het kamp en verder voorbeeldig
hebben meegewerkt om het vuur zo
veel mogelijk in te perken. Maar de
enorme droogte van deze zomer cle-
monsreerde zich ook hier, waar elk
stukje hout vlambaar materiaal ge
worden was.
Tegen de avond drong het vuur
ook door tot de vuilnisbelt maar be
perkte zich hier hoofdzakelijk tot 'n
enorme rookontwikkeling. Het is een
zware zaterdagmiddag geweest voor
de brandweer, die eerst laat in de
avond de kranen kon dichtdraaien.
Met lede ogen hebben ze moeten
aanzien dat, ondanks hun harde ar
beid, een heel perceel jong bos ver
loren is gegaan.
TERUGKOMST MISSIONARIS
Op 14 november verwacht men
Pater Montfortaan A. Petèrs uit Oir-
lo, terug voor een vacantie in zijn
geboorteplaats. Pater Peters is als
missionaris werkzaam in Nyassaland
(Z. Afrika) en is wel eens de opvol
ger genoemd van de bekende Oir-
lose Pater Jan de Ponti z.g., die lang
in deze missie heeft gewerkt. Pater
Peters werkt er onder de nog niet zo
lang geleden benoemde Limburgse
Aartsbisschop Mgr. Teunissen.