Kostbare reserve onder de Peel SPORT Worden onze kolenlagen nog ooit ontgonnen Het nut van proefboerderijen Zaterdag 12 september 1959 No 37 TACHTIGSTE JAARGANG Si PEEL EN MAAS EU DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF WFKKRÏ An VOOR VRNRAY OM^TRPïfPlM ADVERTENTIEPRIJS 8 ct per m.m ABONNEMENTS- TW V UUU E,i^| 1 IXCiIVCfl^ PRIJS PER KWARTAAL 1.40 BUITEN VENRAY 1.60 GROTESRAAT 28 VENRAY TELEF. 1512 GIRO 150652 De reusachtige veenbranden van deze droge zomer bij Helenaveen en de aanleg van een oliepijpleiding door onze streek hebben er ons onrechtstreeks aan herinnerd, dat er ook onder de Peel nog waarde volle brandstofvoorraden liggen, Zullen de kolenlagen van 't Peel- bekken nog ooit ontgonnen worden? Er is zeker aanleiding om die vraag te stellen. Daar zijn ten eerste de aanzienlijke kolenoverschotten in verscheidene landen van West-Euro pa. De laatste jaren hebben er zich terwijl de invoer uit Amerika bleef doorgaan! grote hoeveelhe den steenkool opgehoopt in Neder land, België, de Duitse Bondsrepu bliek. Moeten er, waar de bestaande mijnen blijkbaar reeds te veel kolen produceren, nog meer kostbare schachten worden gebouwd? Daar is ten tweede het toenemend gebruik van olie, in huis zowel als in het bedrijf en de verbetering van de aanvoer van die vloeibare brand stof. De grote oliemaatschappijen trachten nu al door de aanleg van pijpleidingen de levering van olie te verzekeren voor de naaste toekomst als de industrie in West-Europa op volle toeren komt; De exploitatie en ook het vervoer van het product is bij olie naar het schijnt heel wat goedkoper dan bij kolen. En dan is er ten derde de ontwik keling van de kernenergie. Er mag zeker verwacht worden, dat hier ook de atoomkracht op de duur gaat meetellen bij de voortbrenging van brandstof en energie. Nog lang kolen nodig? De kernenergie wordt voorlopig voor de steenkolen bepaald geen concurrent van betekenis. Men ver wacht, dat in 1962 eerst twee per cent van het totale energieverbruik van de zes landen van de Kolen- en Staalgemeenschap door kernenergie gedekt zal worden en zeven percent in 1975. Anders is het met de olie. De ver houding tussen steenkool en olie wijzigt zich steeds meer ten gunste van de olie. Het aandeel van de olie in de energievoorziening van dat ge deelte van West-Europa, dat bij de „Gemeenschap" is aangesloten, is, bijvoorbeeld, van 1950 tot 1955 ge stegen van 14 tot 24 percent. Het aandeel van de steenkool nani daarentegen af van 74 tot 65 percent. Daar staat wel weer tegenover, dat de aanvoer van olie nog erg kwetsbaar is. Het overgrote gedeel te van deze brandstof moet immers over zee komen, met name door het Suezkanaal. De Suezcrisis van enige jaren ge leden heeft duidelijk aangetoond welk een ramp een afsnijden van Europa van de rijke olievelden van het Midden-Oosten voor ons be drijfsleven en vooral voor ons snel verkeer kan worden. Maar vooral de te verwachten ont wikkeling van de Europese industrie pleit voor een uitbreiding van de steenkoolproduktie. Tussen 1950 en 1955 is het energie verbruik in de zes landen van deze gemeenschap als gevolg van de in dustrialisatie al met niet minder dan 40 percent toegenomen. Verwacht mag worden, dat deze behoefte aan kracht uit brandstof in de toekomst nog aanmerkelijk zal stijgen. Het meer gemechaniseerde West-Europa van straks zal reusachtige hoeveel heden kolen en olie nodig hebben om óp volle toeren te kunnen wer ken. Als alle theoretische mogelijkhe den ten volle zouden kunnen wor den benut, meldde enige tijd geleden de voorlichtingsdienst van de Kolen- en Staalgemeenschap, zou de steen koolproduktie in West-Europa in 1960 265,5 miljoen ton bedragen, in 1965 271,6 miljoen, in 1970 283,3 mil joen en in 1975 297 miljoen ton, maar dan nog zouden de landen van dit gebied energie moeten invoeren en zelfs elke dag meer! De zich uitbreidende industrie zal dan immers een veel grotere aan voer eisen. Hieruit blijkt, dat de steenkoolproduktie hier nog vele ja ren niet zal kunnen worden gemist. Onlangs is te Herkenbosch de 2de schacht van de staatsmijn „Beatrix" klaar gekomen. Men hoopt, dat die mijn in 1962 in bedrijf genomen kan worden. De lagen, die van daaruit worden ontgonnen, strekken zich uit tot onder de Peel. Maar zullen ook in de Peel zelf nog eens schachten worden geboord? Volgens ir C.E.P.M. Raedts, in het boekwerk „De Peel", liggen hier op ontginbare diepte kolen in voldoen de hoeveelheid en van behoorlijke kwaliteit. door H. D. Louwes Toen in 1910 in de stad Groningen de paardentram werd vervangen door een elektrische, verscheen er in de bladen een lijstje van naar ik meen wel 20 punten, dat vermeldde, waaraan een bestuurder moest den ken om zijn wagen goed te besturen en de elektrische apparatuur in stand te houden. - Dit lezende, keek men vol eerbied naar de wagenbe stuurders met hun verantwoorde lijke taak en hun grote dosis kennis. Wanneer men een lijstje zou op- stellen van de punten waaraan de gemiddelde boer zijn aandacht moet besteden om zijn bedrijf verant woord op gang te houden, dan zou men licht komen tot een aantal van misschien wel 200 punten; dit lijstje zou wel de gedachte logenstraffen dat boér-zijn gemakkelijk is, maar het is de vraag of onze publieke opinie er sterk van onder de indruk zou komen. Toch heeft menige boer wel het gevoel dat hij blijkbaar niet goed op al zijn punten past; dit gevoel ontstaat ook daardoor, dat de ene instantie hem vertelt dat zijn bedrijf in ernstige mate structuur-ziek is en weer andere instituten en voorlich ters hem duidelijk maken, dat hij op het gebied van zijn algemene be drijfsvoering, van de veefokkerij, de mechanisatie, bemesting, bestrijding van plantenziekten en plagen etc. etc. veel moderner zou moeten wer ken om waardig geacht te worden geheel bij te zijn. Daarnaast vertellen anderen hem weer dat in andere landen, met na me in Denemarken, de collega's het blijkbaar beter en goedkoper kun nen. Als gevolg van dit alles heeft de boer soms het gevoel van een opge jaagd stuk wild te zijn, achtervolgd door de resultaten van de studie van economen, technici en van wie weet al niet meer. Maar, zal men zeggen, wordt de boer dan niet met grote bedragen door de consument en de schatkist gesteund en vloeit daaruit niet het recht voort van hem de grootst mo gelijke inspanning voor een goed kope en doelmatige produktie te vragen, m.a.w. hem op te jagen? Binnen de grenzen van het rede lijke wil ik deze vraag gaarne toe stemmend beantwoorden, maar ik zou wel uitdrukkelijk willen stellen dat de Nederlandse boerenstand in de Nederlandse volksgemeenschap in wezen allerminst in een uitzonde ringspositie verkeert. Als volk vragen wij van onze over heid dat zij aktief bezig is met een zo billijk mogelijke verdeling van 't volksinkomen en in deze aktiviteit is niet alleen de landbouw begrepen, maar ook de industrie, die door in voerrechten en contingenteringen wordt beschermd, ook tal van be drijven die profiteren van kartel overeenkomsten, die al weer de goedgunstige sanctie van deze zelfde overheid moet ontvangen. Een uitgebreid stelsel van sociale wetgeving beschermt de arbeider en werkvergunningen voor buitenland se arbeidskrachten worden slechts afgegeven wanneer de positie van de Nederlandse arbeider niet wordt ge schaad. Hoe zont door tal van rege lingen het Nederlandse bouwbedrijf zich niet in een voor hem aange naam klimaat? Op grond van het bovenstaande moet men vaststellen dat grote tak ken van onze volksvlijt ook op een of andere wijze door de overheid worden gesteund; het is de vraag of deze zelfde overheid daar over even betrouwbare kostprijsberekeningen beschikt als bij de landbouw en even goed kan controleren wat er aan doelmatigheid wordt betracht en na gelaten. Ook onze publieke opinie mag zich deze dingen wel eens goed voor ogen stellen om niet in de sleur van een verouderde poortersmentaliteit in 'n onbillijk oordeel te vervallen. Mijn conclusie is dan ook dat in ons aktief landbouwprijsbeleid geen morele rechtsgrond ligt om ten aan zien van de landbouw 'n soort jaag- systeem toe te passen, 't Is goed dat onze boeren het in het algemeen zo druk hebben dat zij door deze niet aflatende achtervolging niet in een toestand raken dat zij kalmerende middelen moeten innemen, maar toch moet deze jacht niet te erg worden. In de eerste plaats zou het goed zijn, dat men onze publieke opinie en onze boeren vertelde dat zij hun taak zeer redelijk volbrengen en best mee kunnen doen met hun collega's van elders. Onze boerenstand, en dit geldt ook voor de tuinders, is een dankbare leerling van onderwijs en voorlich ting en hij hanteert op een soepele wijze de eigen ervaring en traditie en die van het voorgeslacht, daarbij een grote openheid tonend voor het nieuwe van deze tijd. De kleinheid en de zwakte van zijn eigenbedrijf heeft hij zeer goed onderkend en door middel van zijn coöperaties heeft hij een grootse en welgeslaagde poging gedaan aan die kleinheid te ontstijgen en door sa menwerking groot te worden. Groots en welgeslaagd! Ik durf deze woorden met volle overtuiging gebruiken, omdat het 'n groots gebeuren is, wanneer duizen den kleine ondernemers er in slagen langs de weg van stelselmatig opge bouwde coöperatieve bedrijvigheid uit te groeien tot mede van de grootste industriëlen, verzekeraars, handelaren en bankers van ons land Het is goed, dat men bij het vlijtig hanteren van de gedachte van het structuurbeleid deze ontwikkeling en deze prestatie niet steeds voorbij ziet. Met het bovenstaande heb ik al lerminst een gevoel van zelfvol daanheid tot uiting willen brengen; wij weten dat het op vele bedrijven nog beter kan en wij weten dat onze gehele bdrijfsvoering meegesleept wordt in de stormachtige ontwikke ling van wetepschap, techniek, be drijfseconomie en internatonale po litiek. Neen, wij zijn ten volle overtuigd dat het beter kan en moet, maar dat betere kan en moet bereikt worden vanuit een aanwezige verantwoorde basis in het heden en behoeft niet vanuit achterlijke stellingen met ge forceerde marsen te worden inge haald. De wijze en soms ook wel eens on wijze raadgevers en critici mogen dat bedenken; hoe voos is, om een voorbeeld te noemen, de klakkeloze vergelijking met Denemarken. Een diepere analyse zal allicht tot andere uitkomsten brengen dan een opper vlakkig hanteren van niet voldoen de doorvorste gegevens. De boeren en tuinders van nu zijn ondernemers, en als zodanig zijn zij nog steeds vrij eenzame figuren, die individueel voor beslissingen wor den gesteld waar de voorlichting der wetenschap hen dikwijls alleen laat en ook moet laten. Misschien ligt het in de tuinbouw ten opzichte van concrete bedrijf s- aanwijzingen iets positiever dan in akkerbouw en 'veehouderij, maar voor de laatste bedrijfstak kan ik uit eigen ervaring spreken, dat do ondernemer in laatste instantie een eenzame figuur is Als de boer zijn bouw- en bemes tingsplan opmaakt, dan heeft hij te maken met factoren van prijs en komende weerstoestanden, waarvan hij maar heel weinig of niets af weet: of hij op een gegeven moment zal beginnen te zaaien of oogsten zou voor een groot gedeelte moeten wor den bepaald door het komende weer dat hij alweer niet kent. De kunst van het boer-zijn, mede brengt dat de ene boer veel betere resultaten bereikt dan de ander, is een kunst die men aangeboren krijgt en voor een deel doorgegeven wordt van vader op zoon, geschraagd door traditie, maar zij wordt uiteindelijk bedreven in een eindeloos aantal be slissingen van de individuele boer op zijn eigen bedrijf. Zoals gezegd, hier treden onder wijs en - voorlichting bescheiden te rug, misschien ook wel dankbaar dat zij het bij algemene, zij het waarde volle adviezen kunnen laten en de boer staat, dikwijls met geen andere middelen tot oriëntering dan dat van zijn vingertoppengevoel en van zijn intuïtie voor eigen verantwoorde lijkheid. Ik weet wel, dat dit ook een ge heel eigen inhoud en bekoring geeft aan het ondernemer-zijn, maar met dat al is dat toch een moeilijke op dracht. Wanneer er daarom een ding is dat in het geheel van onze land bouwwetenschap meer belangstel ling moet hebben en concreter moet worden uitgewerkt, dan is het de studie van deze kunst van het boer- zijn. Natuurlijk spelen hierbij ook*de karaktereigenschappen van de mens dié boer is een grote rol, maar ook hier zou het onderzoek van weten schappelijke praktische deskundigen misschien aanwijzingen kunnen ven, welke eigenschappen men moet bezitten om met een zeker gevoel van gerustheid de boerentaak op te vatten. Het bovenstaande is allerminst 'n pleidooi om de betekenis van weten schap, onderwijs en voorlichting te verkleinen. Zij blijven onmisbaar als ooit en onze boeren en tuinders zijn dankbare leerlingen en zullen dat blijven ook, maar het is wel een pleidooi voor een verantwoorde wij ze van voorlichting en mededeling van wat gevonden is aan de praktijk op een beheerste wijze. De boer moet niet bedolven wor den onder een veelheid van publika- ties en opvattingen, misschien we tenschappelijk noch praktisch ge heel vaststaan en die ook niet wel doordacht en passend zijn ingevoegd in die kunst van het boer-zijn. Nadat de onderzoeker tot een be paalde conclusie is gekomen, moet de boer het nieuwgevondene, de nieuwe bedrijfsmethode proberen. Pas wanneer in het organisatori sche geheel van een bedrijf het nieuwe is gevoegd en beproefd en steekhoudend gebleken, dan kan de grote praktijk er meg benaderd wor den. EIGENBOUWERS Het is opvallend hoe weinig de openbare mening en degenen, die daarin naar voren plegen te treden, zich bekommerd hebben om de be dreigde subsidies voor de eigenbou wers. Sinds minister-president prof. dr. de Quay de plannen van zijn rege ring bekend maakte is er ontzettend veel te doen geweest over de huur verhoging, die daaraan al dan niet wordt gekoppeld, doch ontzettend weinig of helemaal niets over de onzekerheid, waarin duizenden eigenbouwers architekten, aanne mers en nog anderen worden ge laten betreffende de woningbouw- subsidies. Eindelijk, verscheidene maanden na de vage verklaringen van de nieuwe regering, heeft dan de heer Meennen, lid van de Eerste Kamer voor de Katholieke Volkspartij, het nodig geacht de minister van Volks huisvesting en Bouwnijverheid een zevental vragen te stellen. In afwachting van het antwoord moeten overal in het land tal van ondernemende en spaarzame zelf standigen en werknemers, die in het bezit van een eigen huis wilden ko men, wel de minder aangename in druk hebben gekregen, dat zij, al thans buiten de verkiezingsstrijd maar weinig in tel zijn. Uit het voorgaande moet men niet afleiden dat ik geen oog zou hebben voor de ernstige pogingen, die op tal van proefboerderijen worden gedaan met de boer vanuit de realiteit van zijn bedrijfsvoering mee te denken en verder te komen. Ook de bedrijfsstudiegroepen, de arbeid van het L.E.I., met name het economisch deel van de landbouw voorlichting etc. etc. staan de boer met een grote verrijking van inzicht en vergroting van zijn beslissings zekerheid ten dienste. Zelf bewaar ik ook de herinnering aan consulen ten en assistenten, die in hun advie zen en taakvervulling inderdaad heel dicht naast de boer stonden. Het gaat de boer toch, ondanks al deze waardevolle hulp, als de kapi tein van een modern uitgeruste zee boot; door de hem ter beschikking staande moderne apparatuur wordt er van hem een steeds snellere, goedkopere, maar ook meer riskan te wijze van varen gevraagd. Deze moderne apparatuur ver groot de mogelijkheden van de ka pitein zeer, maar zij verzwaart in misschien nog sterkere mate zijn verantwoordelijkheid en vermeer dert de spanningen waaronder hij moet werken. De boer van nu weet en kan veel meer door wetenschap en techniek dan zijn collega's uit vorige geslach ten. Maar dat kennen en kunnen bant ook de sfeer uit van het ge noeglijk voortrollen van het leven des gerusten landmans. Iedere boer en tuinder die tracht bewust mee te leven met de ontwik- kelin van deze tijd, zal wel tot het besef komén, dat tal van bedrijfs- methoden in de komende jaren al licht grondig zullen worden gewij zigd. Er is die sterke drang naar goed koper produktie. Er bestaat het feit van het schaarser en duurder wor den van de arbeidskrachten, van de toenemende vaardigheid die van de boer en zijn overgebleven medewer kers wordt gevraagd en er zijn toe nemende mogelijkheden van mecha nisatie, van bestrijding van ziekten en plagen etc. In wezen is dit alles vergeleken bij de bedrijfsvoering waarmee mijn generatie als jonge landbouwers om streeks 1913 in aanraking kwam, zeker revolutionair te noemen; het zal de taak zijn van de boeren, de landbouworganisaties en de voor lichting te zorgen, dat hier geen re volutie ontstaat met wilde experi menten, neurosen en een mogelijke economische dood, doch een evolu tie, die zegenrijk is. Zo moet men de overal opgerichte proefbedrijven zien. In hetgeen hier onderzocht zal worden, liggen de mogelijkheden tot een diep ingrij pende wijziging van het boerenbe drijf in het algemeen. Het is de bedoeling op een zo nor maal mogelijk functionnerend land bouwbedrijf praktische ervaring op te doen met wat mensen temidden van de verdere beslommeringen van een bedrijf ervan kunnen maken en met wat gewassen, het weer en de economie toelaten. Het gaat hier ook niet alleen om het bedrijf maar ook om de mensen, die er op werken. Wij moeten deze bedrijven nu be schouwen als een broedende kip die niet gestoord mag worden. Bedacht zaam toch moet hier uitgemaakt worden wat kan, wat niet-kan en hoe het beter kan. Indien nu na meer of minder ja ren een verantwoord inzicht is ont staan, een inzicht dat niet af behoeft tezijn, maar toch redelijke zekerheid in zich draagt van verantwoord te kunnen worden geacht, dan kan de praktijk de methode zelf gaan be proeven. Ik acht dit een gelukkige oplos sing en ik hoop, dat onze drift naar het nieuwe en de noodzaak tot het nieuwe zo beheerst kan worden, dat de nu aan het broeden gegane kip niet ontijdig gestoord wordt, of ge dwongen couveusekuikens af te geven. s.v.v.-nieuws Met een daverende 62 overwin ning op Sportclub Irene werd j.l. zondag door ons le elftal het geplan de oefenschema beëindigd. Zoals verwacht, werd deze wed strijd het hoogtepunt en een waar dig besluit van een serie zware en zeer nuttige wedstrijden die alle ten volle aan de daarvoor gestelde op zet hebben beantwoord. Een compliment aan trainer en spelers welke zich door grote in spanning en opoffering vergende trainingen en oefenwedstrijden ondanks de aanhoudende warmte met een prijzenswaardige toewijding hebben ingezet om de voorbereiding op een zo zwaar competitieseizoen, zo goed en volledig mogelijk te doen zijn. Laat al deze inspanningen niet nutteloos blijken, ga door op de nu ingeslagen weg en speel de komen de wedstrijden met eenzelfde geest drift en verbetenheid als de' achter ons liggende oefenwedstrijden. Speel vrijuit zodat de toenemende druk van de competitiewedstrijden geen krampachtig en geforceerd spel met zich mee kan brengen. De wedstrijd tegen Irene begon met een aanhoudend Venray offen sief, vanuit het middenveld werden diverse mooie combinaties opgezet, onze voorhoede was meteen goed in het spel en toonden zich als felle doorzetters. Na enkele minuten spelen zorgde Kusters voor de openingstreffer toen hij uit een afgeslagen aanval in het bezit van de bal kwam en beheerst inschoot. Geleidelijk kwam Irene meer aan bod doch ook onze achterhoede liet zien in vorm te zijn en kon meestal het gevaar bezweren nog voordat men dicht in de buurt van het Ven- ray-doel kwam. Eenmaal dachten we Irene te zien scoren doch met een flitsende reac tie wist van Boven de oerhard inge schoten bal weg te stompen. Venray bleef intussen gevaarlijke aanvallen uitvoeren en wederom als gevolg van uitstekend samenspel kon Kusters de stand op 20 brengen. Na ruim een half uur spelen werd het 30 door Rutten. Dit werd Irene te gortig en bin nen enkele minuten werd het 31 toen, na een in eerste instantie weg gewerkte vrije trap op de rand van het strafschopsgebied, de bal weder om in het bezit van een Irene spe ler kwam en deze onhoudbaar in schoot. Vennekens had hierop zijn ant woord klaar en binnen enkele ogen blikken verscheen hij alleen voor de Irene-doelman om deze kansloos te passeren. Direct hierna herhaalde hij dit spelletje nogmaals, op het middenveld kreeg hij-de bal in vrije positie toegespeeld en na een zeer snelle rush door niemand te stui ten stond hij wederom oog in oog met Peijnenburg en faalde ook nu niet. 51. Na rust was het Irene welke hard van stapel liep om zodoende iets van de achterstand te trachten goed te maken, doch ook nu greep onze achterhoede keer op keer goed in en hield stand tegen de voortduren de stormlopende Irene-voorhoede. Zodra echter deze storm even luw de trok onze voorhoede ten aanval en na een prachtige combinatie wist Vennekens zich handig vrij te spe len en de stand op 61 te brengen. Meteen hierop 'n uitval van Irene en met een verrassend afstandsschot werd het 62. Onder druk van de warmte en als gevolg van de voordien afmattende strijd welke resulteerde in boven omschreven doelpunten zakte het tempo enigszins en ging het spel tot het einde verder gelijk op. Venray 3 plaatste zich in de vol gende bekerronde door te winnen van RKDEV 3. Ondanks dat onze jongens veruit in de meerderheid waren bleef het tot rust de score beperkt tot 10. Na rust bleek de afwerking van de aanvallen beter verzorgd wat in de eindstand 61, tot uitdrukking kwam. Programma voor a.s. zondag: Deze 1ste competitie-zondag staat op één uitzondering na geheel in het teken van Venray-Wittenhorst ont moetingen. Venray I start met de uitwedstrijd tegen Wittenhorst I. Onnodig hier over verder commentaar te geven. Eenieder weet uit ervaring wat deze wedstrijd betekent. Venray 2 ontvangt Wittenhorst 2. Zijn we goed ingelicht, dan ver wacht men dat de Horster-reserves dit jaar een hartig woordje zullen meespreken in de competitie. Aan onze jongens om te tonen dat ook zij met deze zelfde voornemens zijn bezield. Hopenlijk zijn enkele spe lers hersteld van eerder opgelopen blessures en kan men nu eens op volledige sterkte uitkomen. Venray 3 moet ook naar Horst om Wittenhorst 3 partij te geven en tot 'n kleine overwinning achten wij ze ditmaal toch in staat. Venray 4 speelt thuis tegen Wit tenhorst 4 en wil men op de inge slagen weg voortgaan dan moet er gewonnen worden. Venray 5 ontvangt de nieuweling in haar afdeling t.w. Merselo I. Een gemakkelijke opgave wordt dit niet voor onze benjamins. We stellen ons tevreden indien een gelijkspel be reikt wordt. Hiermede zijn de Venray-Horst- ontmoetingen nog niet alle genoemd want ook de jeugdcompetitie wordt met deze wedstrijden ingezet t.w. Al; A2 en BI spelen tegen resp. Al; A2 en BI van Wittenhorst. We zijn benieuwd naar de resulta ten van al deze derby's. CURSUS ACHTIEN-JARIGEN Dinsdag 15 september a.s. begint dit jaar de cui-sus voor 18-jari- gen. Deze cursus omvat 20 lessen en wordt iedere dinsdagavond in de MULO-school gegeven, om 8 uur. De jongens en meisjes die hiervoor in aanmerking komen, hebben (voor zover ze bekend waren) een persoonlijke oproep ontvangen. Mochten er jongelui zijn die, door wat van oorzaak ook, geen oproep hebben gehad, dan zijn ze toch evengoed van harte welkom. Zo men niet aan de cursus kan deelnemen - maar die reden moet dan ook inder daad ernstig zijn - wordt men vriendelijk verzocht hiervan melding te doen. Dat kan dooi de aan de oproep gehechte kaart terug te zenden of door een per soonlijke afmelding. De cursus voor 18-jarigen, die op uitdruk kelijke wens van de bisschop in iedere parochie gegeven moet worden, is zeer voornaam en zeer leerzaam voor onze jonge mensen. Behalve een priester, die de godsdienstlessen geeft, worden ook lessen gegeven door een arts, door een huisvrouw en door een sociale werker. De pa rochiegeestelijkheid vertrouwt dat allen die voor deze cursus in aanmerking komen, niet, dan om zeer zwaarwichtige redenen, zullen wegblijven. De kosten bedragen 2.50 p. 1.1. nieuws uit venraY en omgeving Zondagsdienst huisartsen Vanaf zaterdagmiddag 4 uur tot maandagmorgen 8 uur, wordt de practijk der huisartsen voor Venray e.o. waargenomen door Dr. L. COENEN Hensseniusstraat Telefoon 1878 Uitsluitend voor spoedgevallen. Zondagsdienst Groene Kruis: - Zr. WILMSEN Telefoon 1651 groene kruis Donderdag a.s.: Zuigelingen-bureau voor de kerk dorpen. bekendmaking Burgemeester en wethouders» van Venray maken bekend, dat op 31 augustus 1959 is ingekomen een ver zoek van Willem Johan Hendrik Leenen, wonende te Venray, Hense- niusstraat 1, om een slijtvergunning voor de benedenvoorkamer, groot 34 m2, van het pand Henseniusstraat 1. Binnen twee weken na de dagte kening van deze bekendmaking kan eenieder tegen het verlenen der ver gunning schriftelijke bezwaren bij burgemeester en wethouders in brengen. Venray, 2 september 1959. DRUMBAND OP CONCOURS De drumband van Harmonie Eu terpe alhier zal morgen zondag deel nemen aan het Drumconcours in So meren. Wij wensen hén veel succes. BRAND Zaterdagmiddag heeft de brand weer een druk karwei gehad aan het blussen van enkele hectaren jong bos achter het Ambonnezenkamp in het Vlakwater. De brand werd ont dekt door enkele "Ambonnezen, die onmiddelijk groot alarm sloegen in het kamp en verder voorbeeldig hebben meegewerkt om het vuur zo veel mogelijk in te perken. Maar de enorme droogte van deze zomer cle- monsreerde zich ook hier, waar elk stukje hout vlambaar materiaal ge worden was. Tegen de avond drong het vuur ook door tot de vuilnisbelt maar be perkte zich hier hoofdzakelijk tot 'n enorme rookontwikkeling. Het is een zware zaterdagmiddag geweest voor de brandweer, die eerst laat in de avond de kranen kon dichtdraaien. Met lede ogen hebben ze moeten aanzien dat, ondanks hun harde ar beid, een heel perceel jong bos ver loren is gegaan. TERUGKOMST MISSIONARIS Op 14 november verwacht men Pater Montfortaan A. Petèrs uit Oir- lo, terug voor een vacantie in zijn geboorteplaats. Pater Peters is als missionaris werkzaam in Nyassaland (Z. Afrika) en is wel eens de opvol ger genoemd van de bekende Oir- lose Pater Jan de Ponti z.g., die lang in deze missie heeft gewerkt. Pater Peters werkt er onder de nog niet zo lang geleden benoemde Limburgse Aartsbisschop Mgr. Teunissen.

Peel en Maas | 1959 | | pagina 1