in den vreemde Wilt U 't geluk vast houden Pastoor deelde de troef uit De groeten aan Deurne.... P.M00REN Met een kinderschopje en.... een fles jenever! Zaterdag 16 mei 1959 No 20 TACHTIGSTE JAARGANG N MAAS DRUK EN DITOAVE FIRMA VAN DEN MÜNCSHOF \JI7ï7irir QT AH UOHP VCTMUAV IT7VI ITI7M ADVERTENTIE-PRIJS: 8 ct. perm.ra. ABONNEMENT8- GBOTESTRAAT 28 TELEFOON 512 GIRO 150852 V¥ V UUI\ JCriY VJIVIO 1 I\C#IV.LVl>i PRIJS PER KWARTAAL f 1.40 BUITENVENRAY f 1.60 Het Nederlandse volk heeft bijna altijd open gestaan voor de proble men van andere volken. Dat daarbij het missie probleem een speciale zorg kreeg in de ogen van onze katholieken, spreekt voor zich zelf. Vooral de laatste eeuwen heeft onze natie zijn zonen uitgezonden om te gaan werken onder hen, die nog verstoken waren van het Licht. Diezelfde missieliefde is de sti mulans, waardoor steeds nog meer mensen uitgezonden worden en 't zal blijven doen, omdat men zich ervan bewust is, gehoor te moeten geven aan de oproep van Christus twintig eeuwen geleden: „Gaat en onderwijst alle volkeren". Speciaal zouden we dit op Bra zilië kunnen toepassen, waar dit onderwijs zo hard nodig is. Want er zijn massa's mensen, die het onderscheid tussen waar heid en leugen niet kennen, wat beireft de godsdienst. De onwetendheid is groot. En daar profiteren de protestantse sekten, het spiritisme en het com munisme van. Op de vraag of ze katholiek zijn kan men een antwoord horen als: „Zeker ben ik katholiek, maar ik ga ook naar een séance", hetgeen dan spiritistische séances zijn. Dat het zover gekomen is, ligt aan de fouten, die gemcakt zijn in het verleden, zoals het Latijns- Amerikaans episcopaat in 1955 aangegeven heeft. De grootste kwaal is wel het gebrek aan priesters, doordat er vroeger niet genoeg roepingen zijn aangekweekt onder de bevolking zelf. Daarom hebben de bisschoppen als eerste punt van hun program ma tot herstel aangegeven: bevor dering van priesterroepingen. Verder: verbetering van onder wijs, verbreiding van de katholieke sociale leer en de omzetting daar van in daden en tot slot de bevor dering van de missie onder de In dianen in de binnenlanden. Het zijn vooral de eerste drie punten, waaraan de Nederlandse franciscanen in Brazilië werken. En sinds de ruim 50 jaar, dat zij 54 Braziliaanse priesterroepingen verkregen, waarvan er een tijdens de oorlog als aalmoezenier in het leger gesneuveld is en elf broeder- roepingen. In opleiding tot het priesterschap in het noviciaat en op de hogere studies zijn 54 Braziliaanse fraters. Verder werken er 166 Nederlandse franciscanen, waarvan 145 paters, 13 fraters en 8 broeders. Venray heeft de eer er vijf van tot zijn zonen te mogen rekenen. De oudste pater Theodardo Emonds, broer van de welbe- 2 [kende pater Sergius, werkt als u leraar in de Franse taal en in geschiedenis bij het Serafijns klein-Seminarie in Taquari. Op de leeftijd van 76 jaar geeft hij nog om de 30 lessen per week. Reeds 40 jaren wijdt hij zijn krachten aan het geestelijk welzijn van Brazilië. Ju zijn vrije tijd trekt hij er met de jeugd op uit om te gaan vissen, wat zijn liefste hobby is. Ook pater Conrado Goumans geeft zijn krachten aan het onderwijs van de jeugd in Teo- filo-Otoni. Sinds 1947 verblijft hij in Brazilië en is momenteel leraar en prefect aan het fran ciscaanse gymnasium in boven genoemde stad. In Belo Horizonte, hoofdstad van de staat Minas Gerais, werkt pater Julio Loenen als derde Venray er aan de jeugd op ons franciscaans college. Hij geeft godsdienstlessen en is er tevens de geestelijke leidsman van de jongens. Hij is sinds 1952 in Brazilië. 3 van de 5 Venrayers werken onder de jeugd in het onderwijs en dat is hier van grootbelang. Een zeer groot gedeelte van de priesters geeft zijn krachten aan het onderwijs. Vaak is de opmerking gemaakt: „waarom werken zij toch niet in de parochies, waar toch zo'n groot priestertekort is en geven het on derwijs niet in handen van leken?" Men moet de situatie in Brazilië kennen om daar een antwoord op te kunnen geven. Slechts 17 pet. van de bevolking is practizerend katholiek, ongeveer 50 pet. analfabeet. Dan zouden goede katholieke leraren gezocht moeten worden onder die 17 pet., waarvan de helft nog analfabeet is. Dat deze niet aan de vraag kunnen voldoen, is evident. Bovendien wordt de leraar er slecht betaald. Daarom is de taak van de clerus leraren te vormen, maar dat niet alleen. Een groot deel van de jeugd zal later leidende functies krijgen in het sociale leven. Het is daarom van groot belang, dat ze een goede christelijke opvoe ding ontvangèn, om later in de maatschappij de rechten van de kerk en de mens te verdedigen, wat heden ten dage wel wat te wensen overlaat en door hun voorbeeld te getuigen voor de waarheid. Daarom is de priester onmisbaar in het onderwijs. De twee andere Venrayers zijn nog in opleiding. Pater Berardo Kleuskens maakt tot juli de cursus pastoraal in Divinopolis en zal daarna zijn priesterlijke activiteit beginnen. Frater Heleno Smits studeert theologie en hoopt op 19 juli de H. Wijding te ontvangen in Divinopolis. Hij zal het volgend jaar naar Nederland op vacan- tie gaan om in zijn geboorte plaats zijn plechtige Eerste H. Mis op te dragen. Wij vragen katholiek Venray haar zonen in de missie, spe ciaal hem, die zich op de H. Wijding voorbereidt, te gelege- nertijd te gedenken. Mogen deze voorbeelden in de toekomst nog door velen opgevolgd worden, want de velden staan wit van de oogst en de arbeiders zijn weinigen Fr. REINALDO VAN GELEUKEN o.f.m. Divinopolis, Brasil. In de Helmondse Courant van j.l. zaterdag vinden we de stelling weer eens onderschreven dat ge ruchten dikwijls een lang leven hebben. In een overigens sympa- thi-k stukje onder de titel „GROE TEN UIT VENRAY" vertelt de Deurnese Peter Vink over zijn be zoek aan Venray en speciaal aan zijn bezoek in Venrays Grote Kerk. En naar aanleiding van dit bezoek worden weer eens heel oude koeien uit de sloot gehaald, want hij ver telt dan de Deurnese mensen, dat men in Venrays kerk feitelijk tegen Deurnese beelden aan zit te kijken. Niet dat men ze terug wil halen om ze in dè herstelde kerk van Deurne te zetten, neen, want de zaak is intussen al verjaard en zo. Maar ondanks alles voelt men tussen de regels door toch wel een beetje spijt om het verloren gegane en kan men merken dat de getuigenis van de deken en de koster en zelfs van Piet van Dongen, dat deze beelden onmoge lijk uit Deurne kunnen komen, niet die aandacht krijgen die het beroemde, maar in dit opzicht be ruchte boek van Ouwerling wel krijgt. Want het is het oude verhaal van deze geschiedvorser, dat niet alleen jarenlang stof heeft gegeven aan deze Deurnese beweringen, het is niet alleen dit verhaal wat ook Roothaert weer heeft gebruikt voor zijn boek over Pastoor Jacobs, maar het is ook het verhaal van Peter Vink. En dat verhaal luidt: karren met beelden zijn er over ds Peel ge trokken, waar men de kerkschatten in bewaring gaf, zonder afgifte van bewijs, helaas, gelijk men dit ge woon was. Zij zijn nooit meer terug gekomen en sieren thans de schone parochiekerk van Venray. Deze bezit een beeldenschat binnen haar muren, die iedere middeleeuwse kathedraal haar gerust benijden mag. (Blz. 348 van Omverlings boek over Deurne, Vlierden en Liessel). Waarom die van Deurne roet hun beelden over de Peel moesten, mag intussen bekend geacht zijn. In 1648 met de vrede van Muns ter werd Deurne Generaliteitsland, wat onder anderen tot gevolg had dat de katholieken van Deurne hun kerk kwijt werden, omdat ze deze af moesten staan aan de ge reformeerden. Deurne heeft zijn kerk dus moeten ontruimen in die zin, dat de beelden en de altaren er uit moesten en enkele schilderijen. Nu blijkt uit het Deurnese archief duidelijk, dat de kerk ontruimd is, want men heeft er afrekeningen in gevonden van mensen, die aan deze ontruiming hebben meegewerkt en zelfs afrekening van voerlui, die inderdaad met hun karren deze kerkgoederen hebben weggebracht. Alleen vindt men nergens in ver meld waar ze naar toe gebracht zijn. En omdat de toenmalige pastoor onderdook op het Venrayse (dat onder de koning van Pruisen stond en geen geloofsvervolging kende) en dus met Venray wel nauwe connecties zou onderhouden moeten hebben, is de conclussie getrokken: ze zullen wel naar Venray gebracht zijn. Dat „zullen wel" is in de loop der jaren geworden: ze zijn naar Venray gebracht. En ruim 3 eeuwen daarna kan Peter Vink daarover nog een stukje schrijven... Welnu, beste Peter, Ouwerling had het mis, Roothaert had het mis en ook jij sloeg de spijker naast de plank. Al gunnen we Deurne zeker mooie kerkbeelden, ze moeten er ons niet op aan kijken, dat wij zoveel moeite gedaan hebben om Deurnese beelden op te lappen. We hebben misschien ons archief niet zo netjes gepubliceerd als daar in Deurne (we voelen daar niet zoveel voor, snap je...) maar een ding kunnen we toch met de hand op ons hart verklaren: evenmin als in het Deurnese te vinden is, waar de beelden naar toe gegaan zijn, evenmin is in het Venrays archief te vinden, dat ze van Deurne ge komen zijn. Trouwens of een parochie, die rond de 15e eeuw zulk een monu mentale kerk wist te bouwen en die in de opvolgende eeuwen grote offers voor hun godshuis gebracht heeft, het nodig had om de beelden daarvoor te gappen is iets wat toch wel betwijfeld mag worden. Er is U bij Uw bezoek op gewezen dat verschillende van deze beelden waarschijnlijk zelfs in opdracht van de Venrayse gilden gemaakt zijn, wat wel duidelijk blijkt uit de Jacobus de Meerdere, met zijn hoed op. Venray was in vroeger eeuwen immers bekend om zijn hoeden- industrie (de naam Hoedemakers komt hier nog veel voor). Van Deurne is zo iets echter niet be kend. En als men het over de Deurnese beelden heeft vergeet men altijd dat ter zelfder tijd ook altaren en schilderijen verdwenen zijn. Maar daarvan heeft men geen spoor meer teruggevonden. Waarom zou men in Venray wel de beelden maar niet de altaren en schilderijen hebben. Boven alles echter staat dat de Venrayse beelden uit het Gelderse komen, in Calcar en Xanten vindt men van deze Nederrijnse kunst prachtige specimen, waarop die van Venray goed lijken. Brabant achter zijn Peeiiinie richtte zich echter naar den Bosch en Belgie en in alle Brabantse oudere kerken kan men daar overduidelijk de voorbeelden van vinden. Ook in de grensplaatsen. Waarom zou Deurne daarop een uitzondering zijn Deze markante stijlverschillen spreken ons inziens duidelijke taai. Dat Pastoor Jacobs connecties had in Venray omdat hij op het Venrayse ondergedoken was, mag betwijfeld worden. Dat hij met enkele mensen die aan de rand der Peel werkten kennis had zal juist zijn. En dat hij voornamelijk met behulp van de goede Deurnese katholieken een schuilkerk in de Peel heeft opgericht, behoeft nog niet in te houden dat hij bv. met de Venrayse pastoor goede vrien den was. Trouwens de weg van Deurne naar Venray is waarschijnlijk een voetpad geweest, als er een ge weest is en dat men in die tijden een reis door de Peel nu bepaald prettig vond, is gezien de sagen en vertelsels niet waarschijnlijk. Tot heden ten dage toe zijn de connecties tussen Deurne en Ven ray niet bepaald grossariig, wat o.i. voortkomt uit de eeuwenoude peel-barriere, die een goede onder linge uitwisseling tegen hield. Waarom dan met de beelden naar Venray... Waar ze dan wel gebleven zijn We zijn geen geschiedvorsers, maar in Venray hebben we eens een pastoor gehad, die een altaar verkocht voor weinig geld, omdat het toch macr een rommeltje was. Nu staat het als een van Belgisch grootste kunstschatten in Tongeren. Misschien dat er in Deurne ook zulke pastoors geleefd hebben. Maar de beelden uit Venray zijn van Venray en waren van Venray. Doe ze de groeten in Deurne... Het is heus niet de grootste op gave van het leven om het geluk te bereiken. Maar het te behouden, dat is een moeilijkheid! Er bestaan geen vaste voorschrif ten, waarvan het naleven de garan tie geeft van een eeuwigdurend geluk. Maar er bestaan wel enkele richtlijnen, die een leidraad zijn voor de jeugdige en oudere echt genoten. Hier volgen enkele ge wetensvragen 1. Kunt u er van afzien het laatste woord te hebben, als u be merkt dat een verder volhouden van uw kant een ernstige twist tot gevolg zal hebben 2. Ziet u er ook aardig uit voor uw man. of alleen maar wanneer u met uw beste vriendin uitgaat 3. Streeft u er naar met het ruwe werk in huis klaar te zijn voor uw man thuiskomt 4. Geeft u zich bij het koken moeite om uw man iets echt sma kelijks voor te zetten 5. Vindt u dat uw man in gees telijk opzicht uw meerdere is 6. Let u ook op zijn zaken als hij er niet om vraagt en houdt u 2ijn kleren in orde 7. Kunt u v van een verlangen afstand doen, wanneer u weet dat het voor uw man moeilijk is daar aan te voldoen 8. Kunt u uw man opvrolijken wanneer zijn stemming beneden peil is 9. Bent u ervan overtuigd dat u uw man werkelijk liefde en harte lijkheid schenkt 10. Zegt u vaak tegen uw man dat u nog van hem houdt 11. Pleegt u wanneer uw man tegenslag in zaken heeft te zeggen: ,Ik heb het je toch wel gezegd, dat het niet goed zou aflopen of: „Ik heb het wel zien aankomen 12. Moet uw man vaak naar klaagliederen luisteren over dat gene wat vrouwen van andere mannen zich wél kunnen permit teren 13. Haalt u bij onenigheden de woorden van uw moeder aan; hoe zij er over dacht en hoe zij dat gedaan zou hebben 14. Ontvangt u uw man als hij thuiskomt in „werkkleding", terwijl u weet dat hij dat niet kan uit staan 15. Begint u dan meteen een verhaal af te steken over alle kleine zorgen van de dag 16. Spreekt u over „zijn" onhan delbare kinderen, als ze kattekwaad uitgehaald hebben? 17. Is het u onverschillig of uw man er goed of slecht gekleed bij loopt 18. Spreekt u met uw vriendin nen soms geringschattend of af keurend over uw man 19. Maakt u uw man in het bijzijn van anderen op foutjes op merkzaam 20. Laat u hem merken wan neer u moe of geprikkeld bent Zo, dat is het. Heeft u alle vragen eerlijk beantwoord U kunt dat gerust doen, niemand komt immers te weten, hoe de uitslag is. Wan neer u nu van de eerste 10 vragen er 8 met „ja" en van het tweede tiental eveneens 8 met „neen" kunt beantwoorden, dan bent u een uit muntende vrouw. Bij slechts 5 „ja" en 5 „neen" wordt het al kritiek. Kunt u echter nog minder vragen van de eerste groep met „ja" en van de tweede met „neen" beant woorden, dan kunnen we uw man heus niet benijden. houdt U iedere dag fris en monter VOOR EEN MODERN TELEVISIE TOESTEL EN VAKKUNDIGE PLAATSING ZORGTj^ i 'i Het tochtte geweldig in de trein. Pastoor Klarebeek had uit voorzich tigheid maar 'n dikke das om z'n hals gedaan. Dit en het flauwe licht van de lamp waren wellicht de reden, dat professor Z. van de uni versiteit van Z„ die tegenover de pastoor plaats nam, niet bemerkte, dat hij met een roomse geestelijke te doen had. Pastoor Klarebeek had dit weldra in de gaten en hield zich, om eens een grap te beleven, van de domme. Het duurde niet lang of profes sor Z. begon hoog op te halen van de moderne wetenschap. De mon niken en priesters hadden altijd het peil van de wetenschap omlaag ge houden. Zij waren de knarsende remmen aan de triomfwagen van de beschaving. Pastoor Klarebeek hield zich nog meer van de domme en vroeg als een weetgierige leerling: „Zouden we er dus weinig van op aan kun nen, wat al die monniken en pries ters spreken?" „Inderdaad weinig! Of laat ik maar zeggen, niets! Het zijn alle maal dompers. Ze hebben het uur werk der beschaving .altijd achter uit gezet". „Ik zie wel", hernam pastoor Klarebeek, „dat u een geleerd man zijt. Zou ik u eens enige vragen mogen stellen voor mijn ontwik keling?" „Met genoegen", antwoordde de professor ten zeerste gevleid, „laat maar eens horen". „Dan zou ik u eerst willen vragen: Wie heeft toch de werken van de oude Griekse en Romeinse meesters voor ons, het nageslacht, bewaard? Wie heeft er over gewaakt, dat die kunstwerken in de troebelen van de middeleeuwen niet verloren zijn geraakt? „Wat? Monniken, zegt u? Hebben dus monniken die eerbiedwaardige handschriften overgeschreven? Dat lijkt me toch een reuze prestatie. En is het waar, wat ik wel eens hoorde, dat die afschriften zelf wonderen van kunstschepping zijn?". „Ja, er zijn dikwijls meester stukken bij". „Zeg, professor, is het ook waar, dat Columbus Amerika niet zonder monniken heeft ontdekt? Een mon nik alweer, Fra Mauro zou in 1450 die beroemde zeekaart vervaardigd hebben, die Columbus op de ge dachte van een nieuwe wereld bracht". „Dat spreekt? Maar een monnik is toch feitelijk op die vernuftige gedachte gekomen. Ik heb ook wel eens horen vertellen, dat een pries ter de uitvinder is geweest van de verrekijker. Maar dat zal zeker niet waar zijn?" „Niet waar zijn? Dat staat ge schiedkundig vast. Roger Bacon, een Franciscaan is de uitvinder. Maar dat was ook een man van de moderne richting". „Zo! Wanneer leefde hij dan?" „In de 13e eeuw." „Dan was die al vroeg modern! Verder professor, waarom wordt toch de eeuw van paus Leo X de gouden eeuw genoemd?" „Omdat die paus de bijzondere beschermer was van kunsten en I wetenschappen". „Leo X was dus paus en tegelijk vriend der wetenschappen?" ,Ik geloof, dat ge een loopje met me wilt nemen". „Hoe komt ge er op professor? Ik leer graag iets van wijze mensen. Zo wilde ik u ook eens vragen: is het waar, dat een priester, de Fransman Jean Baptist de la Salie de grote stoot aan de volksscholen heeft gegeven?" „Zeker. De la Salie" „Priester de la Salie?" „Wat drommel" „Windt u niet zo op, professor, alleen klokken mogen opgewonden worden. U weet zeker, dat deze nuttige uurwerken ook voornamelijk aan de monniken te danken zijn. Oudtijds had men zonnewijzers en zandlopers. In de 12e eeuw kwamen de eigenlijke klokken in zwang, het eerst in de kloosters. U weet ook zeker, dat de beroemde uurwerken der Engelse kathedralen het werk waren van Lightfoot, een monnik van Glastonbury? „Wat zijt u toch een veelpraat!'' „Veelpraat? Dan moest u kardi naal Mezzofanti gekend hebben. Die sprak immers vloeiend 30 levende talen". „Bliksem nog toe". „Van bliksem gesproken: weet u, professor, dat niet Franklin, maar een priester de eerste blik semafleider heeft geplaatst? Frank lin immers bevestigde zijn eerste bliksemafleider in 1760 op het huis van 'n koopman in Philadelphia, terwijl toch reeds de R.K. priester Prokop Diwisch te Breuditz in Mo- ravië een bliksemafleider by zijn pastorie had staan". „Houd op! Ge maakt me razend. Ge doet me vuur en vlam spuwen". Dan krijgen we brand. In dat geval doen we hetbeste Capucijnen of Cisterciënsers te hulp te roepen. Want een Cisterciënsersmonnik fa briceerde de eerste brandspuit, ter wijl tot de 17e eeuw toe de Capu cijnen de brandweer vormden te Parijs". „Loop naar de maan." „Dat is geen kleinigheid, profes sor. U weet toch, dat de maan !n reuze snelheid om de aarde draait. Vroeger meende men, dat ook de zon om de aarde draaide. Maar het was alweer een priester, Copernicus, de grondlegger der nieuwere ster renkunde die ons leerde, dat het juist andersom is, dus de aarde om de zon draait. U hoest zo, pro fessor. Laat u eens door de dokter onderzoeken. De moderne heelkunde heeft het ver gebracht, dank zij de vóórstudies van monniken en pries ters. Vooral dc Benediktijnen heb ben de medicijnenstudie op hoger peil gebracht. U draagt ook een bril. Het is jammer, dat paus Joannes XXI niet meer leeft. Dat was een bekwaam oogarts. Hij zou u misschien wel gratis geholpen hebben". De professor stoof op. „Nou geen woord meer, of u vliegt naar buiten!" „De lucht in, zeker? Maar dat gaat niet zonder vliegtuig of lucht ballon. Gelukkig, dat de Jezuïet Lara, vóór nog de broeders Mont- golfier met hun luchtballon op stegen, reeds een luchtschip had uit gevonden dat de Portugezer mon nik Berthold Guzman reeds in 1720, dus ruim 60 jaar vóór Montgolfier de eerste luchtballonreis maakte". Het was maar gelukkig, dat de trein juist bij deze woorden stopte en professor.Z. zijn einddoel bereikt had. Pastoor Klarebeek was zo be leefd 't portier voor hem te openen. „Goede avond, professor", riep hij hem nog achterna. „En als het op de weg te donker is, bel dan maar even een klooster van Jezuïeten op. Die hadden in 1792 te Stonyhurst in Engeland reeds gasverlichting en pater Dunn richtte In 1815 de eerste gasfabriek op te Preston. Dat zijn dus specialisten in de verlich ting. Vaarwel!" Hoewel we vorige week een eind hebben gemaakt aan de hand- en spandiensten-debatten etc. in dit blad voor dit seizoen, kunnen we nu eerlijk zelf niet de verleiding weerstaan, om er nog heel even op terug te komen, i.v.m. een ar tikeltje in „Der Aachener Volks- zeitung", dat als titel draagt: „Kinderschaufel und Doppelkom". En we lezen dan verder: ,.In de Nederlandse stad Venray, in de provincie Limburg, worden de mannelijke inwoners, altijd nog, naar middeleeuws gebruik, eenmaal per jaar opgeroepen om hand- en spandiensten te verrichten. Op een of meer lentedagen moeten de be lastingplichtige inwoners, onder 't toezicht van een gemeentearbeider, het stratennet der gemeente ver beteren. Met f 4.— per arbeidsdag kan men zich echter ook van deze belasting vrijkopen, wat ook de meeste inwoners doen. Een kleine groep echter ver schijnt jaarlijks met schoppen en houwelen op de aangegeven wegen om hun hand- en spandiensten metterdaad te leveren. Verschillende keren moest de politie tegen vrijwilligers optreden, die met deze gem. be1 asting grap jes maakten en met kinderschop jes en een fles jenever aantraden voor de arbeid. Daar in de hand en spandiensten ernstige arbeid verwacht wordt, worden zulke grappenmakers met geldboeten be straft. Dit jaar verscheen voor 't eerst in de eeuwenoude geschiedenis der stad een dame, toen de hand- en spandiensten metterdaad verricht moesten worden. Het is de ge woonte, dat alleen mannelijke ge zinshoofden of hun zonen op die meldingsdag komen. Deze dame, een weduwe, was als hoofd der familie haar plicht ko men doen, daar zij, zoals ze ver telde, deze „Blödsinnige" belasting niet betalen wilde". Waarmede dan een gedeelte van onze Oosterburen ongetwijfeld wel weet, hoe in Venray „nach mittel- alterlicher Sitte" gehandeld wordt.

Peel en Maas | 1959 | | pagina 1