in den vreemde
Wilt U 't geluk
vast houden
Pastoor
deelde de troef uit
De groeten aan Deurne....
P.M00REN
Met een kinderschopje en....
een fles jenever!
Zaterdag 16 mei 1959 No 20
TACHTIGSTE JAARGANG
N MAAS
DRUK EN DITOAVE FIRMA VAN DEN MÜNCSHOF \JI7ï7irir QT AH UOHP VCTMUAV IT7VI ITI7M ADVERTENTIE-PRIJS: 8 ct. perm.ra. ABONNEMENT8-
GBOTESTRAAT 28 TELEFOON 512 GIRO 150852 V¥ V UUI\ JCriY VJIVIO 1 I\C#IV.LVl>i PRIJS PER KWARTAAL f 1.40 BUITENVENRAY f 1.60
Het Nederlandse volk heeft bijna
altijd open gestaan voor de proble
men van andere volken.
Dat daarbij het missie probleem
een speciale zorg kreeg in de ogen
van onze katholieken, spreekt voor
zich zelf.
Vooral de laatste eeuwen heeft
onze natie zijn zonen uitgezonden
om te gaan werken onder hen, die
nog verstoken waren van het Licht.
Diezelfde missieliefde is de sti
mulans, waardoor steeds nog meer
mensen uitgezonden worden en 't
zal blijven doen, omdat men zich
ervan bewust is, gehoor te moeten
geven aan de oproep van Christus
twintig eeuwen geleden: „Gaat en
onderwijst alle volkeren".
Speciaal zouden we dit op Bra
zilië kunnen toepassen, waar dit
onderwijs zo hard nodig is.
Want er zijn massa's mensen,
die het onderscheid tussen waar
heid en leugen niet kennen, wat
beireft de godsdienst.
De onwetendheid is groot. En
daar profiteren de protestantse
sekten, het spiritisme en het com
munisme van.
Op de vraag of ze katholiek zijn
kan men een antwoord horen als:
„Zeker ben ik katholiek, maar ik
ga ook naar een séance", hetgeen
dan spiritistische séances zijn.
Dat het zover gekomen is, ligt
aan de fouten, die gemcakt zijn in
het verleden, zoals het Latijns-
Amerikaans episcopaat in 1955
aangegeven heeft.
De grootste kwaal is wel het
gebrek aan priesters, doordat er
vroeger niet genoeg roepingen zijn
aangekweekt onder de bevolking
zelf.
Daarom hebben de bisschoppen
als eerste punt van hun program
ma tot herstel aangegeven: bevor
dering van priesterroepingen.
Verder: verbetering van onder
wijs, verbreiding van de katholieke
sociale leer en de omzetting daar
van in daden en tot slot de bevor
dering van de missie onder de In
dianen in de binnenlanden.
Het zijn vooral de eerste drie
punten, waaraan de Nederlandse
franciscanen in Brazilië werken.
En sinds de ruim 50 jaar, dat zij
54 Braziliaanse priesterroepingen
verkregen, waarvan er een tijdens
de oorlog als aalmoezenier in het
leger gesneuveld is en elf broeder-
roepingen.
In opleiding tot het priesterschap
in het noviciaat en op de hogere
studies zijn 54 Braziliaanse fraters.
Verder werken er 166 Nederlandse
franciscanen, waarvan 145 paters,
13 fraters en 8 broeders.
Venray heeft de eer er vijf
van tot zijn zonen te mogen
rekenen.
De oudste pater Theodardo
Emonds, broer van de welbe-
2 [kende pater Sergius, werkt als
u leraar in de Franse taal en in
geschiedenis bij het Serafijns
klein-Seminarie in Taquari. Op
de leeftijd van 76 jaar geeft
hij nog om de 30 lessen per
week. Reeds 40 jaren wijdt hij
zijn krachten aan het geestelijk
welzijn van Brazilië.
Ju zijn vrije tijd trekt hij er
met de jeugd op uit om te
gaan vissen, wat zijn liefste
hobby is.
Ook pater Conrado Goumans
geeft zijn krachten aan het
onderwijs van de jeugd in Teo-
filo-Otoni. Sinds 1947 verblijft
hij in Brazilië en is momenteel
leraar en prefect aan het fran
ciscaanse gymnasium in boven
genoemde stad.
In Belo Horizonte, hoofdstad
van de staat Minas Gerais,
werkt pater Julio Loenen als
derde Venray er aan de jeugd
op ons franciscaans college. Hij
geeft godsdienstlessen en is er
tevens de geestelijke leidsman
van de jongens. Hij is sinds
1952 in Brazilië.
3 van de 5 Venrayers werken
onder de jeugd in het onderwijs
en dat is hier van grootbelang.
Een zeer groot gedeelte van de
priesters geeft zijn krachten aan
het onderwijs.
Vaak is de opmerking gemaakt:
„waarom werken zij toch niet in
de parochies, waar toch zo'n groot
priestertekort is en geven het on
derwijs niet in handen van leken?"
Men moet de situatie in Brazilië
kennen om daar een antwoord op
te kunnen geven.
Slechts 17 pet. van de bevolking
is practizerend katholiek, ongeveer
50 pet. analfabeet.
Dan zouden goede katholieke
leraren gezocht moeten worden
onder die 17 pet., waarvan de helft
nog analfabeet is. Dat deze niet
aan de vraag kunnen voldoen, is
evident.
Bovendien wordt de leraar er
slecht betaald. Daarom is de taak
van de clerus leraren te vormen,
maar dat niet alleen. Een groot deel
van de jeugd zal later leidende
functies krijgen in het sociale
leven.
Het is daarom van groot belang,
dat ze een goede christelijke opvoe
ding ontvangèn, om later in de
maatschappij de rechten van de
kerk en de mens te verdedigen, wat
heden ten dage wel wat te wensen
overlaat en door hun voorbeeld te
getuigen voor de waarheid. Daarom
is de priester onmisbaar in het
onderwijs.
De twee andere Venrayers zijn
nog in opleiding. Pater Berardo
Kleuskens maakt tot juli de
cursus pastoraal in Divinopolis
en zal daarna zijn priesterlijke
activiteit beginnen.
Frater Heleno Smits studeert
theologie en hoopt op 19 juli
de H. Wijding te ontvangen in
Divinopolis. Hij zal het volgend
jaar naar Nederland op vacan-
tie gaan om in zijn geboorte
plaats zijn plechtige Eerste H.
Mis op te dragen.
Wij vragen katholiek Venray
haar zonen in de missie, spe
ciaal hem, die zich op de H.
Wijding voorbereidt, te gelege-
nertijd te gedenken.
Mogen deze voorbeelden in de
toekomst nog door velen opgevolgd
worden, want de velden staan wit
van de oogst en de arbeiders zijn
weinigen
Fr. REINALDO
VAN GELEUKEN o.f.m.
Divinopolis, Brasil.
In de Helmondse Courant van
j.l. zaterdag vinden we de stelling
weer eens onderschreven dat ge
ruchten dikwijls een lang leven
hebben. In een overigens sympa-
thi-k stukje onder de titel „GROE
TEN UIT VENRAY" vertelt de
Deurnese Peter Vink over zijn be
zoek aan Venray en speciaal aan
zijn bezoek in Venrays Grote Kerk.
En naar aanleiding van dit bezoek
worden weer eens heel oude koeien
uit de sloot gehaald, want hij ver
telt dan de Deurnese mensen, dat
men in Venrays kerk feitelijk tegen
Deurnese beelden aan zit te kijken.
Niet dat men ze terug wil halen
om ze in dè herstelde kerk van
Deurne te zetten, neen, want de
zaak is intussen al verjaard en zo.
Maar ondanks alles voelt men
tussen de regels door toch wel
een beetje spijt om het verloren
gegane en kan men merken dat
de getuigenis van de deken en de
koster en zelfs van Piet van
Dongen, dat deze beelden onmoge
lijk uit Deurne kunnen komen,
niet die aandacht krijgen die het
beroemde, maar in dit opzicht be
ruchte boek van Ouwerling wel
krijgt.
Want het is het oude verhaal
van deze geschiedvorser, dat niet
alleen jarenlang stof heeft gegeven
aan deze Deurnese beweringen, het
is niet alleen dit verhaal wat ook
Roothaert weer heeft gebruikt voor
zijn boek over Pastoor Jacobs, maar
het is ook het verhaal van Peter
Vink.
En dat verhaal luidt: karren met
beelden zijn er over ds Peel ge
trokken, waar men de kerkschatten
in bewaring gaf, zonder afgifte van
bewijs, helaas, gelijk men dit ge
woon was. Zij zijn nooit meer terug
gekomen en sieren thans de schone
parochiekerk van Venray. Deze
bezit een beeldenschat binnen haar
muren, die iedere middeleeuwse
kathedraal haar gerust benijden
mag. (Blz. 348 van Omverlings
boek over Deurne, Vlierden en
Liessel).
Waarom die van Deurne roet hun
beelden over de Peel moesten, mag
intussen bekend geacht zijn.
In 1648 met de vrede van Muns
ter werd Deurne Generaliteitsland,
wat onder anderen tot gevolg had
dat de katholieken van Deurne
hun kerk kwijt werden, omdat ze
deze af moesten staan aan de ge
reformeerden.
Deurne heeft zijn kerk dus
moeten ontruimen in die zin, dat
de beelden en de altaren er uit
moesten en enkele schilderijen.
Nu blijkt uit het Deurnese archief
duidelijk, dat de kerk ontruimd is,
want men heeft er afrekeningen in
gevonden van mensen, die aan deze
ontruiming hebben meegewerkt en
zelfs afrekening van voerlui, die
inderdaad met hun karren deze
kerkgoederen hebben weggebracht.
Alleen vindt men nergens in ver
meld waar ze naar toe gebracht
zijn. En omdat de toenmalige
pastoor onderdook op het Venrayse
(dat onder de koning van Pruisen
stond en geen geloofsvervolging
kende) en dus met Venray wel
nauwe connecties zou onderhouden
moeten hebben, is de conclussie
getrokken: ze zullen wel naar
Venray gebracht zijn.
Dat „zullen wel" is in de loop
der jaren geworden: ze zijn naar
Venray gebracht. En ruim 3 eeuwen
daarna kan Peter Vink daarover
nog een stukje schrijven...
Welnu, beste Peter, Ouwerling
had het mis, Roothaert had het
mis en ook jij sloeg de spijker
naast de plank.
Al gunnen we Deurne zeker
mooie kerkbeelden, ze moeten er
ons niet op aan kijken, dat wij
zoveel moeite gedaan hebben om
Deurnese beelden op te lappen.
We hebben misschien ons archief
niet zo netjes gepubliceerd als daar
in Deurne (we voelen daar niet
zoveel voor, snap je...) maar een
ding kunnen we toch met de hand
op ons hart verklaren: evenmin als
in het Deurnese te vinden is, waar
de beelden naar toe gegaan zijn,
evenmin is in het Venrays archief
te vinden, dat ze van Deurne ge
komen zijn.
Trouwens of een parochie, die
rond de 15e eeuw zulk een monu
mentale kerk wist te bouwen en
die in de opvolgende eeuwen grote
offers voor hun godshuis gebracht
heeft, het nodig had om de beelden
daarvoor te gappen is iets wat
toch wel betwijfeld mag worden.
Er is U bij Uw bezoek op gewezen
dat verschillende van deze beelden
waarschijnlijk zelfs in opdracht van
de Venrayse gilden gemaakt zijn,
wat wel duidelijk blijkt uit de
Jacobus de Meerdere, met zijn hoed
op. Venray was in vroeger eeuwen
immers bekend om zijn hoeden-
industrie (de naam Hoedemakers
komt hier nog veel voor). Van
Deurne is zo iets echter niet be
kend.
En als men het over de Deurnese
beelden heeft vergeet men altijd
dat ter zelfder tijd ook altaren en
schilderijen verdwenen zijn. Maar
daarvan heeft men geen spoor
meer teruggevonden. Waarom zou
men in Venray wel de beelden
maar niet de altaren en schilderijen
hebben.
Boven alles echter staat dat de
Venrayse beelden uit het Gelderse
komen, in Calcar en Xanten vindt
men van deze Nederrijnse kunst
prachtige specimen, waarop die
van Venray goed lijken. Brabant
achter zijn Peeiiinie richtte zich
echter naar den Bosch en Belgie
en in alle Brabantse oudere kerken
kan men daar overduidelijk de
voorbeelden van vinden. Ook in de
grensplaatsen. Waarom zou Deurne
daarop een uitzondering zijn
Deze markante stijlverschillen
spreken ons inziens duidelijke taai.
Dat Pastoor Jacobs connecties
had in Venray omdat hij op het
Venrayse ondergedoken was, mag
betwijfeld worden. Dat hij met
enkele mensen die aan de rand der
Peel werkten kennis had zal juist
zijn. En dat hij voornamelijk met
behulp van de goede Deurnese
katholieken een schuilkerk in de
Peel heeft opgericht, behoeft nog
niet in te houden dat hij bv. met
de Venrayse pastoor goede vrien
den was.
Trouwens de weg van Deurne
naar Venray is waarschijnlijk een
voetpad geweest, als er een ge
weest is en dat men in die tijden
een reis door de Peel nu bepaald
prettig vond, is gezien de sagen en
vertelsels niet waarschijnlijk.
Tot heden ten dage toe zijn de
connecties tussen Deurne en Ven
ray niet bepaald grossariig, wat
o.i. voortkomt uit de eeuwenoude
peel-barriere, die een goede onder
linge uitwisseling tegen hield.
Waarom dan met de beelden naar
Venray... Waar ze dan wel gebleven
zijn
We zijn geen geschiedvorsers,
maar in Venray hebben we eens
een pastoor gehad, die een altaar
verkocht voor weinig geld, omdat
het toch macr een rommeltje was.
Nu staat het als een van Belgisch
grootste kunstschatten in Tongeren.
Misschien dat er in Deurne ook
zulke pastoors geleefd hebben.
Maar de beelden uit Venray zijn
van Venray en waren van Venray.
Doe ze de groeten in Deurne...
Het is heus niet de grootste op
gave van het leven om het geluk
te bereiken. Maar het te behouden,
dat is een moeilijkheid!
Er bestaan geen vaste voorschrif
ten, waarvan het naleven de garan
tie geeft van een eeuwigdurend
geluk. Maar er bestaan wel enkele
richtlijnen, die een leidraad zijn
voor de jeugdige en oudere echt
genoten. Hier volgen enkele ge
wetensvragen
1. Kunt u er van afzien het
laatste woord te hebben, als u be
merkt dat een verder volhouden
van uw kant een ernstige twist
tot gevolg zal hebben
2. Ziet u er ook aardig uit voor
uw man. of alleen maar wanneer
u met uw beste vriendin uitgaat
3. Streeft u er naar met het
ruwe werk in huis klaar te zijn
voor uw man thuiskomt
4. Geeft u zich bij het koken
moeite om uw man iets echt sma
kelijks voor te zetten
5. Vindt u dat uw man in gees
telijk opzicht uw meerdere is
6. Let u ook op zijn zaken als
hij er niet om vraagt en houdt u
2ijn kleren in orde
7. Kunt u v van een verlangen
afstand doen, wanneer u weet dat
het voor uw man moeilijk is daar
aan te voldoen
8. Kunt u uw man opvrolijken
wanneer zijn stemming beneden
peil is
9. Bent u ervan overtuigd dat u
uw man werkelijk liefde en harte
lijkheid schenkt
10. Zegt u vaak tegen uw man
dat u nog van hem houdt
11. Pleegt u wanneer uw man
tegenslag in zaken heeft te zeggen:
,Ik heb het je toch wel gezegd,
dat het niet goed zou aflopen of:
„Ik heb het wel zien aankomen
12. Moet uw man vaak naar
klaagliederen luisteren over dat
gene wat vrouwen van andere
mannen zich wél kunnen permit
teren
13. Haalt u bij onenigheden de
woorden van uw moeder aan; hoe
zij er over dacht en hoe zij dat
gedaan zou hebben
14. Ontvangt u uw man als hij
thuiskomt in „werkkleding", terwijl
u weet dat hij dat niet kan uit
staan
15. Begint u dan meteen een
verhaal af te steken over alle kleine
zorgen van de dag
16. Spreekt u over „zijn" onhan
delbare kinderen, als ze kattekwaad
uitgehaald hebben?
17. Is het u onverschillig of uw
man er goed of slecht gekleed bij
loopt
18. Spreekt u met uw vriendin
nen soms geringschattend of af
keurend over uw man
19. Maakt u uw man in het
bijzijn van anderen op foutjes op
merkzaam
20. Laat u hem merken wan
neer u moe of geprikkeld bent
Zo, dat is het. Heeft u alle vragen
eerlijk beantwoord U kunt dat
gerust doen, niemand komt immers
te weten, hoe de uitslag is. Wan
neer u nu van de eerste 10 vragen
er 8 met „ja" en van het tweede
tiental eveneens 8 met „neen" kunt
beantwoorden, dan bent u een uit
muntende vrouw. Bij slechts 5 „ja"
en 5 „neen" wordt het al kritiek.
Kunt u echter nog minder vragen
van de eerste groep met „ja" en
van de tweede met „neen" beant
woorden, dan kunnen we uw man
heus niet benijden.
houdt U
iedere dag
fris en monter
VOOR EEN MODERN
TELEVISIE TOESTEL
EN VAKKUNDIGE
PLAATSING ZORGTj^
i 'i
Het tochtte geweldig in de trein.
Pastoor Klarebeek had uit voorzich
tigheid maar 'n dikke das om z'n
hals gedaan. Dit en het flauwe licht
van de lamp waren wellicht de
reden, dat professor Z. van de uni
versiteit van Z„ die tegenover de
pastoor plaats nam, niet bemerkte,
dat hij met een roomse geestelijke
te doen had. Pastoor Klarebeek had
dit weldra in de gaten en hield zich,
om eens een grap te beleven, van
de domme.
Het duurde niet lang of profes
sor Z. begon hoog op te halen van
de moderne wetenschap. De mon
niken en priesters hadden altijd het
peil van de wetenschap omlaag ge
houden. Zij waren de knarsende
remmen aan de triomfwagen van
de beschaving.
Pastoor Klarebeek hield zich nog
meer van de domme en vroeg als
een weetgierige leerling: „Zouden
we er dus weinig van op aan kun
nen, wat al die monniken en pries
ters spreken?"
„Inderdaad weinig! Of laat ik
maar zeggen, niets! Het zijn alle
maal dompers. Ze hebben het uur
werk der beschaving .altijd achter
uit gezet".
„Ik zie wel", hernam pastoor
Klarebeek, „dat u een geleerd man
zijt. Zou ik u eens enige vragen
mogen stellen voor mijn ontwik
keling?"
„Met genoegen", antwoordde de
professor ten zeerste gevleid, „laat
maar eens horen".
„Dan zou ik u eerst willen vragen:
Wie heeft toch de werken van de
oude Griekse en Romeinse meesters
voor ons, het nageslacht, bewaard?
Wie heeft er over gewaakt, dat
die kunstwerken in de troebelen
van de middeleeuwen niet verloren
zijn geraakt?
„Wat? Monniken, zegt u? Hebben
dus monniken die eerbiedwaardige
handschriften overgeschreven? Dat
lijkt me toch een reuze prestatie.
En is het waar, wat ik wel eens
hoorde, dat die afschriften zelf
wonderen van kunstschepping
zijn?".
„Ja, er zijn dikwijls meester
stukken bij".
„Zeg, professor, is het ook waar,
dat Columbus Amerika niet zonder
monniken heeft ontdekt? Een mon
nik alweer, Fra Mauro zou in 1450
die beroemde zeekaart vervaardigd
hebben, die Columbus op de ge
dachte van een nieuwe wereld
bracht".
„Dat spreekt? Maar een monnik
is toch feitelijk op die vernuftige
gedachte gekomen. Ik heb ook wel
eens horen vertellen, dat een pries
ter de uitvinder is geweest van de
verrekijker. Maar dat zal zeker niet
waar zijn?"
„Niet waar zijn? Dat staat ge
schiedkundig vast. Roger Bacon,
een Franciscaan is de uitvinder.
Maar dat was ook een man van de
moderne richting".
„Zo! Wanneer leefde hij dan?"
„In de 13e eeuw."
„Dan was die al vroeg modern!
Verder professor, waarom wordt
toch de eeuw van paus Leo X de
gouden eeuw genoemd?"
„Omdat die paus de bijzondere
beschermer was van kunsten en I
wetenschappen".
„Leo X was dus paus en tegelijk
vriend der wetenschappen?"
,Ik geloof, dat ge een loopje met
me wilt nemen".
„Hoe komt ge er op professor?
Ik leer graag iets van wijze mensen.
Zo wilde ik u ook eens vragen: is
het waar, dat een priester, de
Fransman Jean Baptist de la Salie
de grote stoot aan de volksscholen
heeft gegeven?"
„Zeker. De la Salie"
„Priester de la Salie?"
„Wat drommel"
„Windt u niet zo op, professor,
alleen klokken mogen opgewonden
worden. U weet zeker, dat deze
nuttige uurwerken ook voornamelijk
aan de monniken te danken zijn.
Oudtijds had men zonnewijzers en
zandlopers. In de 12e eeuw kwamen
de eigenlijke klokken in zwang, het
eerst in de kloosters. U weet ook
zeker, dat de beroemde uurwerken
der Engelse kathedralen het werk
waren van Lightfoot, een monnik
van Glastonbury?
„Wat zijt u toch een veelpraat!''
„Veelpraat? Dan moest u kardi
naal Mezzofanti gekend hebben. Die
sprak immers vloeiend 30 levende
talen".
„Bliksem nog toe".
„Van bliksem gesproken: weet
u, professor, dat niet Franklin,
maar een priester de eerste blik
semafleider heeft geplaatst? Frank
lin immers bevestigde zijn eerste
bliksemafleider in 1760 op het huis
van 'n koopman in Philadelphia,
terwijl toch reeds de R.K. priester
Prokop Diwisch te Breuditz in Mo-
ravië een bliksemafleider by zijn
pastorie had staan".
„Houd op! Ge maakt me razend.
Ge doet me vuur en vlam spuwen".
Dan krijgen we brand. In dat
geval doen we hetbeste Capucijnen
of Cisterciënsers te hulp te roepen.
Want een Cisterciënsersmonnik fa
briceerde de eerste brandspuit, ter
wijl tot de 17e eeuw toe de Capu
cijnen de brandweer vormden te
Parijs".
„Loop naar de maan."
„Dat is geen kleinigheid, profes
sor. U weet toch, dat de maan !n
reuze snelheid om de aarde draait.
Vroeger meende men, dat ook de
zon om de aarde draaide. Maar het
was alweer een priester, Copernicus,
de grondlegger der nieuwere ster
renkunde die ons leerde, dat het
juist andersom is, dus de aarde
om de zon draait. U hoest zo, pro
fessor. Laat u eens door de dokter
onderzoeken. De moderne heelkunde
heeft het ver gebracht, dank zij de
vóórstudies van monniken en pries
ters. Vooral dc Benediktijnen heb
ben de medicijnenstudie op hoger
peil gebracht. U draagt ook een
bril. Het is jammer, dat paus
Joannes XXI niet meer leeft. Dat
was een bekwaam oogarts. Hij zou
u misschien wel gratis geholpen
hebben".
De professor stoof op. „Nou geen
woord meer, of u vliegt naar
buiten!"
„De lucht in, zeker? Maar dat
gaat niet zonder vliegtuig of lucht
ballon. Gelukkig, dat de Jezuïet
Lara, vóór nog de broeders Mont-
golfier met hun luchtballon op
stegen, reeds een luchtschip had uit
gevonden dat de Portugezer mon
nik Berthold Guzman reeds in 1720,
dus ruim 60 jaar vóór Montgolfier
de eerste luchtballonreis maakte".
Het was maar gelukkig, dat de
trein juist bij deze woorden stopte
en professor.Z. zijn einddoel bereikt
had. Pastoor Klarebeek was zo be
leefd 't portier voor hem te openen.
„Goede avond, professor", riep hij
hem nog achterna. „En als het op
de weg te donker is, bel dan maar
even een klooster van Jezuïeten op.
Die hadden in 1792 te Stonyhurst
in Engeland reeds gasverlichting
en pater Dunn richtte In 1815 de
eerste gasfabriek op te Preston. Dat
zijn dus specialisten in de verlich
ting. Vaarwel!"
Hoewel we vorige week een eind
hebben gemaakt aan de hand- en
spandiensten-debatten etc. in dit
blad voor dit seizoen, kunnen we
nu eerlijk zelf niet de verleiding
weerstaan, om er nog heel even
op terug te komen, i.v.m. een ar
tikeltje in „Der Aachener Volks-
zeitung", dat als titel draagt:
„Kinderschaufel und Doppelkom".
En we lezen dan verder:
,.In de Nederlandse stad Venray,
in de provincie Limburg, worden
de mannelijke inwoners, altijd nog,
naar middeleeuws gebruik, eenmaal
per jaar opgeroepen om hand- en
spandiensten te verrichten. Op een
of meer lentedagen moeten de be
lastingplichtige inwoners, onder 't
toezicht van een gemeentearbeider,
het stratennet der gemeente ver
beteren. Met f 4.— per arbeidsdag
kan men zich echter ook van deze
belasting vrijkopen, wat ook de
meeste inwoners doen.
Een kleine groep echter ver
schijnt jaarlijks met schoppen en
houwelen op de aangegeven wegen
om hun hand- en spandiensten
metterdaad te leveren.
Verschillende keren moest de
politie tegen vrijwilligers optreden,
die met deze gem. be1 asting grap
jes maakten en met kinderschop
jes en een fles jenever aantraden
voor de arbeid. Daar in de hand
en spandiensten ernstige arbeid
verwacht wordt, worden zulke
grappenmakers met geldboeten be
straft.
Dit jaar verscheen voor 't eerst
in de eeuwenoude geschiedenis der
stad een dame, toen de hand- en
spandiensten metterdaad verricht
moesten worden. Het is de ge
woonte, dat alleen mannelijke ge
zinshoofden of hun zonen op die
meldingsdag komen.
Deze dame, een weduwe, was als
hoofd der familie haar plicht ko
men doen, daar zij, zoals ze ver
telde, deze „Blödsinnige" belasting
niet betalen wilde".
Waarmede dan een gedeelte van
onze Oosterburen ongetwijfeld wel
weet, hoe in Venray „nach mittel-
alterlicher Sitte" gehandeld wordt.