Zwerftochten
door de Peel
Als de mens in de natuur gaat
ingrijpen loopt 't meestal mis
SPORT
2SSTE8™IIT°£VE FTi^ÈfoonN6?2en ToS WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
Van Crayenhut tot Ripse bossen
Overpeinzingen
Zaterdag 2 augustus 1958 No 31
NEGEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
CONFECTIE VAN
m
-EEN RIJK BEZIT
Peter Vink heeft in opdracht van
de Helmondse Courant, 't Defensie-
kanaal eens gevolgd van Crayen
hut tot' Ripse bossen. Aan zijn
verhaal ontlenen wij het volgende:
Het defensiekanaal, dit smalle
water, zal in de toekomst een rol
gaan spelen bij de bevloeiing van
de hoge zandgronden der ontgon
nen Peel.
Met het oog op dezelfde plannen
overkluisde men over grote afstand
het voormalige defensiekanaal toen
het vliegveld Venray werd aange
legd en wij zijn eens gaan kijken
hoe dit destijds zo belangrijke ka
naal er in de zomer van 1958 nog
bij ligt.
Toen wij in 1940 zagen over welke
machtsmiddelen het Duitse leger
beschikte, hadden wij achteraf goed
lachén over het defensiekanaal.
Maar kon de generale staf in
1939 weten hoe een nieuwe oorlog
gevoerd zou worden?
Men had uit de eerste wereld
oorlog het voorbeeld voor ogen van
de rivier de IJzer.
In de uiterste hoek van West-
Vlaanderen werden de oprukkende
Duitse legers tot staan gebracht
door een drassige strook van on
begaanbaar gebied.
Wat de vestingen van Luik Na
men en Verdun met hun machtig
geschut niet hadden kunnen be
werken, geschiedde hier met de
hulp van water en verdronken land.
Wellicht heeft onze militaire lei
ding met het Vlaamse voorbeeld
voor ogen opdracht gegeven, om in
de Peel een verdedigingslinie aan
te leggen. Eeuwenlang gold de Peel
als een volstrekt onbegaanbaar
terrein. De Peel bood hoogstens
een afdoende flankdekking voor
veldtochten aan deze of gene zijde
van de moerassen, maar geen en
kele commandant zou het in zijn
hoofd halen deze Peel tot daadwer
kelijk terrein van gevechtshande
lingen te maken.
Militaire gegevens over dit ge
bied ontbraken dan ook op elke
krijgsschool, Pas na de les van de
IJzer gaat men de Peel met andere
ogen bekijken en in 1939 vormt het
defensie kanaal de voornaamste
kracht van de Peel-Raamstelling.
Nog liggen de betonnen kaze
matten langs het water, dat met
ettelijke stuwdammen op peil ge
houden wordt. De schietgaten wer
den dichtgemetseld en met blinde
ogen liggen de versterkingen ge
laten te wachten op hun bestem
ming-
Dat deze stelling in de Peel zon
der slag of stoot werd prijsgegeven,
was voornamelijk te wijten aan het
feit, dat de Duitsers kans zagen
een pantsei trein langs de spoorbrug
bij Beugen tot over de Maas en tot
in de rug van de Nederlandse sol
daten te brengen.
Dat dit huzarenstuk mogelijk was,
dankten de aanvallers aan twee
omstandigheden. Allereerst aan het
feit, dat de eigen troep ondanks een
waarschuwing, die drie uur vóór
de overval gegeven werd, de tweede
plaats aan de omstandigheid, dat
de Duitsers 't Nederlandse uniform
voor een krijgslist misbruikten.
De Nederlandse wacht zag van
de overzijde op de brug een eigen
patrouille naderen die blijkbaar een
krijgsgevangene binnen bracht, want
vóór hen uit liep een Duits soldaat
met opgeheven armen.
Toen deze groep aan de overkant
kwam, bleek het gehele complot
uit Duitsers te bestaan en daarmee
was de kans verkeken om de brug
alsnog te laten springen....
De Peel is de Peel niet meer
Maar het defensiekanaal ligt er
nog steeds en het krijgt binnenkort
een heel wat vreedzamer bestem
ming. Het gaat water aanvoeren
voor de akkers der ontginningen...
Even verder dan het kruis van
de Grootenberg ligt de brug over
het defensiekanaal.
In Griendtsveen sloot dit water
aan op het Deurnese kanaal en in
het Noorden mondde het langs de
Raam uit in de Maas. Er waren
verder plannen in uitvoering voor
een zijtak door de Ripse bossen.
Men is gekomen tot half-weg tus
sen Rips en Elsendorp.
Over deze tweede stelling, die
men het Koorden-kanaal genoemd
had, vertellen wij U straks in de
bossen nog wel meer... Maar op het
ogenblik zwenken wij de weg af.
Wij laten ons behoedzaam op een
smal fietspad zakken, dat pal naast
het water loopt. Rechts de nieuwe
velden van Venray, vooruit de ge
bouwen van het vliegveld en links
de aarden dijk, die een welkome
beschutting biedt tegen de warme,
maar stugge zuid-westenwind. Na
iedere honderd meter gaan wij aan
een geblindeerde kazemat voorbij
en zo naderen wij het forse hek
van het vliegveld.
De blauw-witte borden spreken
duidelijke taal: „Verboden Toe
gang". „Verboden te fotograferen".
„Militair terrein". En dit alles vol
gens bepaalde paragrafen uit zekere
wetboeken. We zijn er al voor ge
waarschuwd door Venrayse boeren,
maar nu is het te laat... Vast ge
lopen...
Öp de dijk zien wij het nieuwe
land aan alle zijden rond ons liggen.
Verweg de bosranden van Rips en
Venray....
Rondom het gerucht van tractors
en van draglines die de laatste res
ten van het veen met metalen
kracht vergraven tot vruchtbare
grond. Deze Peel is de Peel niet
meer zoals wij ze leerden kennen
uit de boeken van Coolen en Maas.
Dit is vaste aarde... Dit is een
ontgonnen gebied, dat langzaam
maar zeker de voedende kracht ont
vangt van kunstmest en water. Niet
langer het onbegaanbare terrein,
dat gevreesd werd door legeraan
voerders en Keulse karren.
De waadvogels uit de moerassige
Peel zijn weggezeild op hun sier
lijke vleugels naar de woeste gron
den van Asten en Deurne.
Hier klimmen juichende leeuwe
rikken naar 't blauw van de hemel.
Zij zingen een loflied op de arbeid
van de mens. De klagende kreet
van een eenzame kulut boven ven
nen en heiden zal men hier niet
meer horen. Boven deze aarde krijgt
de mens een andere metgezel. Hier
sproeit de leeuwerik een fontein
van vrolijke klanken boven hem uit.
En op haar beurt wordt de kleine
vogel weer verdreven door het
brullende geweld van straaljagers
die de betonnen startbanen van
hun horst als metalen roofvogels
vanuit de hoogte verkennen.
Twee wezens hebben ons al enige
tijd met achterdocht gadegeslagen.
Een harkende burger-werkman van
't vliegveld en 'n achterdochtige
herdershond in een hok met ruime
ren. De man hoeft ons niet te ver
tellen, dat deze hond volledig is af
gericht op de achtervolging van
spionerende vreemdelingen.
Het gevaar hangt bijna lijfelijk
in de lucht. Men kan het ruiken,
en men kan het tasten, met ge
spannen staande zintuigen.
„Hoe wij hieruit komen". Nee,
om het beter te vragen: „Hoe wij
het kanaal nu verder op haar loop
kunnen volgen?" want het water
duikt onder het hoge gaas door en
lacht ons vierkant uit.
De werkman maakt een wijds en
alles omvattend gebaar over de on
metelijke Peel. De afrastering vol
gen tot ver in de richting van
Milheeze en daar nog maar eens
zoeken naar een fietspad, dat ons
naar ons doel kan voeren. Een gids
die met weinig woorden veel ver
telt.
De hond en de man kijken ons
met belangstelling na als wij de
dijk aan de andere kant verlaten
en met de fiets aan de hand de
horizon tegemoet lopen. Van een
fiets- of voetpad is niets te beken
nen. Hier schijnt een tractor of een
bulldozer aan het werk geweest te
zijn.
De aarde is droog en mul en op
gezette tijden passeren wij een bord
met de bekendmakingen die wij al
van buiten kennen.
Na een half uur doemt er iets
op als een karrespoor en deze sleu
ven gaan zo-waar over in een hob
belig maar hard rijwielpad...
Wij zijn nu op de Peeldijk, die
als een lage heuvel de zoom schijnt
te vormen van de vroegere veen
grond. Met de wind in derug.zeilen
wij andermaal in de richting van
het vliegveld.
Nu gaan wij het dus proberen
vanuit de richting Milheeze. Maar
nog vóór wij op de Hazenhutsedijk
komen zien wij rechts van het pad
de geblakerde puinhopen van kleine
bouwsels. Er ligt een aarden ver
hoging met vier machtige cementen
voetstukken, die blijkbaar een zwaar,
metalen gevaarte getorst hebben.
Aan weerszijden liggen nog de
schuilgaten voor vluchtende bedie
ningsmanschappen en wij gissen
naar de herkomst van deze brok
stukken... Was dit misschien een
Duitse radarpost?
De familie Logten bevestigt ons
vermoeden. Ja, dat was zo'n ding
waar ze mee konden luisteren. Er
stonden hier in de buurt veel ba
rakken en de Duitsers lieten het
zich in de Peel aan niets ontbreken.
Er kwam veel „bezoek". Men
reed er paard... en dan kwam er
weer „bezoek".
Zo ging dat door tot september
1944. Toen staken de heren alles
in brand. Maar zij lieten het niet
bij hun eigen spuilen.
Nee, ook de boerderijen van Van
Wel en Verwegen moesten het
ontgelden. Enkele weken hebben
ze toen nog achter het kanaal ge-
De man, die in Frankrijk het virus importeerde, waardoor de
myxomatose onder de konijnen haar vernietigend werk ging
doen, kreeg twee officiële reacties. Het Franse boswezen schonk
hem een medaille met aan de ene zijde de afbeelding van een
dood konijn en aan de andere kant van de zaden van pijnbomen.
Maar de rechtbank stuurde hem een dagvaarding; zijn buren
hadden hem een proces aangedaan.
Menselijke pogingen tot „hervorming" van de fauna
liepen steeds falikant uit.
De myxomatose doet konijnen ais j
ratten sterven; 99 procent van alle
konijnen in Frankrijk is er aan j
bezweken. En voor het eerst sinds
mensenheugenis viel in veel Franse
bossen jong groen te bespeuren,
omdat de konijnen voordien iedere
jonge spruit opknabbelden, zodra
deze appetijtelijk genoeg was. Maar
voor het eerst ook moesten de
boeren belangrijke sommen uitge
ven voor vlees bij het middagmaal;
de meesten hadden tevoren konijne
vlees in overvloed gehad.
legen en tenslotte weken ze uit
naar Overloon.
Daar zou nadien de pantserslag
ontbranden, die deze plaats de bij
naam van het tweede Caen bezorg
de. Het kanaal is nu weer vlakbij.
Weer stuiten wij op een hek en
een blauw bord, maar het kanaal
schiet hier uit het vliegveld te
voorschijn.
Het komt uit het duister van zijn
kluizen en stroomt bedachtzaam
verder. Ja, dit kanaal stroomt.
Het wordt immers gevoed door vele
kleine beekjes van de Limburgse
en Brabantse waterlossingen.
Weer het beeld van gesloten
bunkers. Tot aan de nieuwe weg
tussen vliegveld en Rips volgen
wij het kanaal. Maar dan zwenken
wij al naar de nederzetting van de
oude heer Bellemakers.
Het water loopt naar Oploo en
Mill en verder naar de Maas. Zelf
koersen wij naar de bossen en na
deze dooltocht door de Peel ontha
len wij onszelf op een kop koffie
bij de heer Van Dijk, die nu ruim
twee jaar in het café bij het Ripse
kruispunt woont.
De krant in de trein.
Dit snijpunt van wegen leek de
heer Van Dijk een goed punt voor
een hotel met café en hij blijkt
zich niet te hebben vergist, want
De Rips heeft de wind met nadruk
in de zeilen.
Het vliegveld brengt steeds meer
mensen in de buurt. De nieuwe weg
gaat in de toekomst zeven vlieg
velden in Nederland en Duitsland
met elkaar verbinden.
Dan kan men van Utrecht over
Veenendaal naar Oss en zo dieper
naar het zuiden tot in Venray.
De brug over de Rijn is al ge
reed en ondanks de sombere voor
spellingen zullen de overgangen bij
Waal en Maas voltooid worden.
En als het vliegveld is voorzien
van alle technische hulpmiddelen,
zal het volledig bezet worden. Dan
komen er honderden mensen bij in
dit vriendelijke en ruime Rips.
Kijk maar naar andere plaatsen
bij vliegvelden, zegt de heer Van
Dijk. Hoe is't gegaan met S oester-
berg en met Uden en Volkel? De
Rips heeft vertrouwen in de toe
komst. Is het niet door 't vliegveld
dan toch dooreen normale ontwik
keling en door de arbeid van de
vooruitstrevende lieden.
Men kan de vraag stellen: wie
begon er mee De eerste was een
zekere Huiskes uit Hedel, dat was
een brouwer, die de Ripse grond
dacht te bemesten mei de hulp
van duizend schapen. Maar de
brouwer kon het ondanks de vele
schapen niet redden en hij ver
dween.
Dan komt er een dag dat er twee
heren in de trein zitten. Het zal in
deze buurt geweest zijn, want zij
vonden een achtergelaten Helmond-
se Courant. Zij lazen dat 400 ha.
ingezet zullen worden tegen tien
gulden per hectare. In die tijd kon
men dan een listig spelletje spelen.
Men kon toen „slaggeld" verdienen
en notaris Waterschoot vd. Gracht
had met zijn reisgezel berekend,
dat men daar in Helmond even
duizend gulden kon verdienen.
Maar de pret ging niet door,
want toen zij een hoger bod deden
zaten zij prompt aan hun vierhon
derd hectaren vast.
Nadien verschijnt de Heidemij
met Johan Bellemakers en dan
wordt de zaak grondig aangepakt.
Van deze geschiedenis kan de 80-
jarige pionier nog levendig vertel
len. Hij schetst de opkomst van de
huizen, school en kerk. De aanleg
van de weg en de stichting van
een bouwvereniging.
Nu zit deze zelfde Bellemakers
in een zonnig vertrek en hij heeft
het uitzicht op donkere, roerloze
sparren, op een welig weiland en
op de helder geschrobde binnen
plaats van een frisse boerderij.
Een mensenleven glijdt voorbij
in dit korte gesprek over de eerste
dagen van De Rips
Het is nooit zo eenvoudig ge
weest de natuur een handje te
helpen. Op Kerstmis 1850 werd in
Australië de kiem gelegd voor een
ramp. Twee dozijn Europese konij
nen werden toen losgelaten op het
veld van een emigrant, die zijn
verlangen naar zijn geliefkoosde
sport uit zijn vaderland, de konij
nenjacht, niet kon bedwingen.
Hun nakomelingen vormden het
doelwit voor zijn geweer en lever
den een heerlijk stukje vlees voor
zijn tafel. Na zes jaar was hij zelf
perplex door zijn berekening, dat
hij 20.000 konijnen had geschoten,
terwijl er nog minstens 10.000 op
zijn velden liepen. Hoeveel konijnen
er onder en door de omheining
van zijn landerijen waren gevlucht,
kon hij zelfs niet bij benadering
schatten.
Ware plaag
Al heel gauw had er niemand
meer het minste of geringste idee
van hoeveel konijnen er in Australië
leefden. Rond 1870 waren ze over
het hele continent uitgezwermd en
ze verslonden het gras vlugger dan
koeien en schapen ooit hadden ge
daan. Vijf konijnen bleken net
zoveel te eten als een schaap. Een
paartje schapen kon in twee jaar
tijd twee jongen hebben. Een stel
letje konijnen kreeg in een jaar
130 nakomelingen en in twee jaar
5088 stuks.
Er is een tijd geweest, dat Austra
lië per jaar 70 miljoen konijnen
velletjes en 15,7 miljoen konijnen
uitvoerde. Het land was jarenlang
de grootste leverancier van konij
nenvellen. De Australiërs bouwden
rond 18.000 kilometer afrastering
die afdoende zou zijn tegen de
konijnenplaag. Vele miljoenen gul
dens werden besteed aan vallen,
strikken, vergift, geweren en andere
vernietigingsmiddelen om het land
van de konijnen te bevrijden.
In het begin van de bestrijding
van de plaag waren het vooral de
huiskatten, die bijzonder nuttig
waren. Ze vonden echter zo gemak
kelijk voedsel buiten de deur, dat
ze totaal verwilderden en een
nieuw probleem werden. Toen
werden er uit Europa vossen inge
voerd; deze aten alleen konijnen
als ze geen vogels of buideldieren
te pakken konden krijgen.
Uitroeiing.
De konijnenplaag in Australië
woedde onverminderd voort tot na
de tweede wereldoorlog.
Toen riepen de Australiërs de
myxomatose te hulp. Ze namen
eerst proeven op kangeroes en nog
andere inheemse dieren; deze ble
ken allemaal immuun voor het
virus te zijn.
Vervolgens werden wilde konijnen
gevangen, ingespoten en daarna
weer vrijgelaten. Ieder besmet dier
bracht het virus op een aantal
andere konijnen over, alvorens zelf
ziek te worden en te bezwijken.
Binnen een paar jaar had de
ziekte als een niet te bedwingen
bosbrand de meeste Australische
konijnen vernietigd.
Landbouwers en schapenfokkers
waren in de wolken en hoopten,
dat de ziekte geheel Australië van
de plaag zou bevrijden. Sportlui en
zij, wier voornaamste bron van in
komsten bestond uit het vangen,
villen en verschepen van konijnen
en het vlees hiervan, waren ra
zend.
Ongelukkig genoeg voor de eers
te groep bleken een aantal konijnen
van nature ongevoelig voor myxo
matose en ook de nakomelingen
ervan zijn dit, zodat de totale hoe
veelheid konijnen weer langzaam
toeneemt.
Maar, waar vroeger woestijnen
waren, groeit nu gras in overvloed
en op de velden, waar vroeger één
schaap naar gras moest zoeken,
kunnen nu twee koeien worden
geweid.
Mossen.
In het verleden is een poging om
konijnen met vuur te bestrijden
aanleiding geweest tot nieuwe on
heilen. Tot U851 waren er in Ame
rika geen mussen. In dat jaar
kreeg iemand een inval om ter
bestrijding van een plaag, die hier
in bestond, dat een bepaalde soort
rupsen telkens opnieuw in Nieuw-
Engeland de appeloogst verwoestte.
De oplossing leek de invoer van
Engelse mussen, die zich voorna
melijk aan rupsen te goed doen.
Voordat deskundigen erop had
den kunnen wijzen, dat de Engelse
mus in het geheel geen mus is,
maar een zaad-etende wevervogel,
was een partij van die vogels al
ingevoerd en losgelaten.
De rupsen bleven zich te goed
doen, ze kregen alleen maar zware
concurrentie van die mussen, die
niet alleen de appels aanvraten,
maar ook de knoppen van de bloem
oppeuzelden.
De immigrant in het vogelland
bleek bovendien zo krijgslustig, dat
tal van inheemse vogels verjaagd
werden uit hun nesten in de buurt
van de steden.
Andere plagen.
Op de eilanden in de Caraïbische
Zee, waar suikerriet wordt ver
bouwd, eisten de ratten een groot
deel van de oogst op. Omstreeks
1870 hadden alleen al de suikerriet
verbouwers op Jamaica zodoende
jaarlijks een strop van meer dan
twee miljoen gulden. De moeilijk
heid was waarschijnlijk dat er op
het eiland geen vleesetende dieren
waren, die de hoeveelheid ratten
binnen de perken konden houden.
Een inwoner van Jamaica dacht
hulp te kunnen bieden door in
1872 uit India negen ichneumons
(kleine roofdieren) te importeren.
Binnen tien jaar was de ratten-
bevolking dusdanig ingekrompen,
dat de jaarlijkse schade aan de
suikerrietplantages nog geen mil
joen gulden meer bedroeg.
Maar nergens op het eiland waren
lammetjes, biggetjes, poesjes en
pluimvee nog veilig. Vogelrassen,
die op de grond nestelden, stonden
aan de grens van de totale uit
roeiing en de hoeveelheid kikvor
sen, slagen, schildpadden en hage
dissen daalde angstwekkend snel.
Nog eens tien jaar later was het
zonneklaar, dat de import van de
ichneumons een fatale misgreep
was geweest.
Disharmonie
Voor dit echter duidelijk was had
men ook op de Hawaii-eilanden het
Indiase roofdier te hulp geroepen.
Binnen enkele jaren was het vrij
wel gedaan met de zeldzame eend
en gans van Hawaii en lag de fauna
van de eilanden voor een groot
deel overhoop.
Al heel vlug werd een premie
betaald voor iedere dode ichneumon,
alhoewel men niet de hoop koester
de de plaag hiermee te verhelpen.
Nu zit men er nog mee en het
beest is niet meer weg te denken
als onderdeel van het landschap.
Nutria
De invoer van de nutria (een
beverachtig knaagdier) uit Argen
tinië in het zuiden van de Ver.
Staten, leek niemand last te kun
nen veroorzaken. Het dier werd in
zijn geboorteland nauwkeurig be
studeerd en kreeg een prima ge
neeskundige verklaring.
Het was voor 100 procent een
planteneter en had het meeste trek
in gras en mos, dat in moerassen
groeide. Het verzoek de nutria ook
in de Ver. Staten in te voeren
kwam van de jagers, aangezien het
velletje er van nogal waardevol is.
En na uitgebreide studies kwamen
de deskundigen tot de conclusie,
dat de nutria een aardig melkkoetje
kon worden; een duur bontje in
ruil voor moerasgras.
De nutria verhuisde, maar stelde
de jagers danig teleur. Om de een
of andere reden ging het niet'zo
best en het velletje was van aan
merkelijk minder kwaliteit dan van
de nutria in Argentië. De eerste
klachten over het beest zelf kwa
men voorlopig alleen maar van de
veehouders. Zij konden de moeras
sen tegen het eind van de winter
niet meer zo in brand steken, dat
er een mooi egaal vuur kwam.
Dat betekende, dat in het voor
jaar het vee in de moerassen niet
meer het jonge groen vond, dat zo
welkom was als veevoeder. De
oorzaak De nutria knaagde hele
stroken moeras volkomen kaal,
welke stroken dan als brandgoten
het vuur tegenhielden.
Onheilen
Vrij kort daarna ontdekten de
boeren, die rijst verbouwden, dat
de nutria holen en gangen maakte
in de dijkjes en gangetjes van de
rijstvelden. Kostbare bevloeiings-
systernen werden hierdoor waarde
loos en oogsten mislukten. Ver
volgens kwamen de verbouwers
van suikerriet en aardappelen om
schadevergoeding vragen.
Op het ogenblik wordt in Cali-
fornië gezocht naar een middel om
de nutria totaal uit te roeien.
Rond de Golf van Mexico en
zelfs in de omgeving van de Missi-
sippi denkt men er net zo over,
want de nutria heeft zich ook daar
volkomen ingeburgerd.
Vissen
Het „verhuizen" van vissen schijnt
veel meer succes te hebben. Zodra
de eerste spoorweg dwars door de
Ver. Staten was voltooid, werden
15.000 piepjonge elften van de
oostkust overgebracht naar de
westkust.
Na een reis van zeven dagen
over de uitgestrekte vlakten en
over de woeste bergen, werden de
overlevende exemplaren los gelaten
in de Sacramento-rivier in Calif or-
nië.
Er brachten er kennelijkgenoeg
het leven van af, want in een
strook van bijna 5500 kilometer
langs de westkust is de vangst van
elft op het ogenblik voor velen een
goede bron van inkomsten.
Vóór 1879 was de gestreepte
baars een vis die alleen maar in
de Atlantische Oceaan voorkwam.
In dat jaar en in 1882 werden bij
elkaar 435 baarzen van ongeveer
een jaar overgebracht naar de baal
bij San Francisco. De westkust is
nu een paradijs voor de sportvis
ser, die baarzen aan de haak wil
slaan.
Berggeiten
Het meeste succes met het „over
planten" van landdieren heeft de
mens daar gehad, waar hij dieren
bracht in gebieden, die toch on
bruikbaar leken. Berggeiten uit
Montana zijn met verrassend
resultaat overgebracht naar de
bergen van Colorado. Antilopen
van de onherbergzame Noordameri-
kaanse vlakten zün overgebracht
naar Montana, Nw. Mexico en
Texas en gedijen daar prima op
salie en onkruid, zonder overlast
van betekenis voor de kudden in
de open velden.
Niet vaak, maar soms wel, is
het de mens gelukt dieren en zich
zelf 'n handje te helpen door in te
grijpen in de verdeling van de
levende have over de wereld door
moeder natuur.
BROMMESS
Wie veel langs de weg is hetzij
als fietser hetzij als automobilist,
ergert zich dikwijls gruwelijk aan
de manier, Waarop vele bromfiet
sers zich zowel de rechten van de
fietsers als van het snelverkeer
menen te mogen aanmatigen.
Wij krijgen wel eens de indruk,
dat wanneer iemand op een brom
fiets stapt, hij zich spontaan een
soort mentaliteit aankweekt van
bravour en onverschilligheid.
De regering heeft enkele maat
regelen aangekondigd, welke het
gevaar van de bromfiets op de
weg pogen te verminderen. Hier
en daar ziet men reeds bromfiet
sen met het gele herkennings
plaatje op het voorspatbord.
Binnen niet al te lange tijd zal
ook de maximumsnelheid verder
aan banden worden gelegd.
Een herkenningsplaatje helpt
zeer weinig, wanneer de bromfiet
ser meent nog net geen voorrang
te behoeven verlenen. Maximum
snelheid is van weinig betekenis,
wanneer ook het snelverkeer door
de drukte in de straat zijn snelheid
automatisch inperkt tot 20 h 25
km per uur.
De enige maatregel die effect
zou sorteren, is de verplichting van
een rijbewijs voor alle bromfietsers.
Dit stuit op grote moeilijkheden,
vanzelfsprekend. Wanneer de brom
fietser een even grondige opleiding
krijgt als de automobilist, dan kent
hij tenminste de verkeersregels.
En daar schort heel wat aan. Een
tweede maatregel is niet zo sym
pathiek, maar wel onvermijdelijk
voor een bepaalde groep onder de
bromfietsers: de z.g. lefgozers, de
weg-piraten. Streng toezicht op
hun manier van rijden zou preven
tief kunnen werken. Nu zijn zij
een uitdagend gevaar voor zichzelf
en voor anderen.
Tenslotte vragen wij ons af:
waarom horen wij nooit het verkeer
betrekken in de zondagspreek,
wanneer de pastoor het vijfde ge
bod behandelt. Is onvoorzichtig,
onoordeelkundig deelnemen aan h£t
verkeer, hetzij als automobilist,
brommer, fietser of voetganger,
dan geen zonde tegen het gebod:
Gij zult niet doodslaan
H.C.V.-nieuws
Na een lange rustperiode in ons
hockeywereldje zullen onze heren
voor a.s. zondag hun sticks weer
uit de watten moeten halen.
Traditiegetrouw is er ook nu
weer voor kermis-zondag een ont
moeting georganiseerd tussen oud
HCV-veteranen, eventueel aange
vuld met jongere spelers en het
huidige HCV.
We verwachten dat ook nu weer
door deze wedstrijd, waarvan de
uitslag uiteraard van geen belang
is en de onderlinge contacten en
vriendschapsbanden weer strakker
worden aangehaald.
Zal de techniek van de oude glo
rie, die in de eerste jaren na de
oorlog immers in de 2de klasse
uitkwamen, opwegen tegen de sou-
ples: en de snelheid van de
jeugd?
De nederlaag van verleden jaar
kan de veteranen tot de grootste
verrichtingen inspireren, terwijl de
heren na al de successen van de
dames zich zeker ook niet onbe
tuigd willen laten.
De Ew. Zusters van „Jerusalem"
staan voor deze gelegenheid hun
veld welwillend af. De wedstrijd
begint om 3 uur.