Beschermt onze oudheden!
dm
RANG 9 de versnapering van de eerste RANV7 RANG als u
Nationale Campagne
voor Beter Vleesgebruik
VOS' zaden
Sociale Voorzieningen
voor 65-jarigen
oboie^TKAATG38VE ^FovoANN6Sr ïïKfEÏÏ WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
In blij verwachting
Wist U...
deqiafcttUSen.
Zaterdag 29 maart 1958 No 13
NEGEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
m PEEL EN MAAS
CONFECTIE VAI
m
UULPA"8 9AAAiAAAAUtAi OJLOXO.JLPJJLfJUUUUIJ.OJIJ^.il.UJUUJUIXILIUjUU>X(UiJU>JIJIXUJJIXM-».l>.A.».».l>.ll P >AUJUUUL«.IÜUU
4 yy, A v RANG is alleen
rrrronrnnrmTyrmTmTrmrTrrroTinrmTOTTrTmTinnnrmTr»rii'r»Trnrn'r8T9Tripr»"»"»"i)"iiTbTb<Tb'it"8"o
RANG op staat
Bulldozers, draglines en andere
moderne machines veranderen in
'n razend snel tempo het oude aan
zien van het Nederlandse landschap.
Er zijn dingen, die onvermijdelijk
voortvloeien uit de gang der ont
wikkeling en niemand vermag het
grote uurwerk van de vooruitgang
der tijden stil te zetten.
In dit dynamische proces bevindt
de mens zich op de g- ens van twee
steeds in elkaar vervloeiende werel
den, het verleden en de toekomst.
Op de grens van deze beide we-
re den, het voorbijgegane en het
komende, wordt hij naar 2 kanten
geboeid en gebonden, beseffende,
dat heden en toekomst niet te be
grijpen zijn zonder kennis van het
verleden.
In brede kringen nu, is erbelang-
steling voor hetgeen er in de bodem
aan sporen, van het voorbijgegane
menselijke leven nog aanwezig is,
niet in het minst, wanneer dit de
oudste tijden betreft.
Moeder Aarde bergt een groot
geheim in zich, waarvan één facet
datgene is, wat zich bevindt in het
cultuurdek, dat haar omgeeft.
In deze cultuurlaag ligt het leven
der volkeren weggezonken als een
oude stad op de bodem der zee. De
bodem trekt en het verleden roept.
Deze belangstelling is van zeer
veel gewicht. Heel de oudheidkunde
is uit een dergelijke activiteit ge
groeid; uit de behoefte om schatten
op te graven, om de cultuurresten
van oude volkeren aan het licht te
brengen, om het verleden te ont
dekken.
De oudheidkunde heef t in de loop
der tijden een eigen wetenschap
pelijke methode opgebouwd, waarbij
het niet zo zeer alleen te doen is
om materieel waardevolle voor
werpen, maar vooral om het ge
hele complex van gegevens, dat de
bodem kan verschaffen met be
trekking tot de oude culturen.
Een wetenschappelijke methode
betekent dus, dat de wijze van onder
zoek garantie biedt voor het ver
krijgen van een maximum aantal
gegevens, waarvan kan worden in
gezien, dat zij dienstig kunnen zijn
voor het vormen van een zinrijke
reconstructie van het verleden.
Deze methode ontbreekt de schat
gravers en de doorsnee amateur.
Het is vanwege de afwezigheid
van methodisch inzicht, dat de vak-
archeoloog de plicht op zich voelt
rusten om de z.g. schatgraverij on
verbiddelijk tegen te gaan.
Deze onverbiddelijkheid is ge
boden vanwege het feit, dat iets
maar eenmaal kan worden opge
graven.
Dat nu, wat eeuwenlang onge
stoord als 'n kostbare cul'uurrest
in de bodem verborgen lag, valt
uiteen en de bodemsporen worden
door ondeskundige opgravingen ver
nietigd of onleesbaar.
Welk een bijna ondragelijke last
betekent dit voor hen, die de taak
en de opdracht hebben, het „boek
van de bodem" te lezen en van het
gelezene verantwoording af te
leggen.
Maar welk een ramp ook als leden
van dit eeuwenoude archief der
mensheid door onverlaten of vaak
niets vermoedende bouwers
grondverbeteraars voor altijd ten
gronde worden gericht.
Opgraven door onbevoegden is
derhalve een vergrijp tegenover de
historie, niets minder!
Naast de personen, die bewust of
door gebrek aan voldoende kennis,
ongelukkig genoeg vernietigingen
aanrichten, is er een andere cate
gorie van personen, die, zij het ook
vaak argeloos, toch onherstelbare
schade aan onze oudheidkundige
monumenten berokkenen.
Tot deze groep behoren zij, die
betrokken zijn bij herverkavelingen,
ontginningen, wederopbouw, stads
en dorpsuitbreidingen, wegenaanleg
enz.
Hier dient echter onmiddellijk aan
te worden toegevoegd, dat de Rijks
dienst voor Oudheidkundig Bodem
onderzoek een hogelijk gewaardeer
de en onontbeerlijke medewerking
ondervindt van talrijke overheids
instanties, die bij bodemverandering
en bouwbedrijvigheid betrokken
zijn, zoals het Staatsbosbeheer,
Rijks en Provinciale Waterstaat, de
P.T.T., deCultuur-technische Dienst,
de Stichting voor Bodemcartering,'
de Rijksdienst voor het Nationale
Plan, de Ruil- en Herverkavelings-
dienst, de Nederlandse Heide Maat
schappij, de Rijksdienst voor Mo
numentenzorg en andere.
Het is dan ook dringend gewenst,
dat de uitvoerders van werken in
lichtingen krijgen over het belang
van oudheidkundige vondsten.
Het indrukwekkende voorbeeld
van het belang van de oplettend
heid is wel, dat van Rhenen.
In 1951 werd ten westen van deze
stad aan de rijksweg naarLeersum
door de Rijkswaterstaat zand ge
graven, dat nodig was voor weg-
verbreding.
Bij het graven van de eerste put
bemerkte een dragline-machinist,
dat er scherven uit de bak vielen
en hij rapporteerd dit onmiddellijk
aan een der opzichters.
De Rijksdienst voor Oudheidkun
dig Bodemonderzoek (R.O.B.) te
Amersfoort werd via een harer
correspondenten gewaarschuwd.
Hieraan is het te danken, dat er
toen op dit terrein een onderzoek
werd ingesteld waarbij een Mero-
vingisch grasveld (pl.m. 400—800
na Cr.) aan het licht is gekomen,
dat tot de belangste tot nu toe be
kende begraafplaatsen uit de vroege
Middeleeuwen in Nederland be
hoort. Uit 846 geheel ongestoorde
graven konden ruim 2000 voor de
oudheidkunde waardevolle vondsten
worden geborgen.
Wanneer men hier ruw te werk
was gegaan en onverschillig ge
staan had tegenover hetgeen de
bodem aan cultuurresten bewaart,
dan zou de Nederlandse archeologie
onherstelbare schade hebben ge
leden. Rhenen is dus een prachtig
voorbeeld van voortreffelijke samen
werking, dat navolging ten volle
verdient.
De oproep „Meldt Uw Vondsten'
betekent, dat men bij de R.O.B. te
Amersfoort, steeds dankbaar is voor
een bericht van een gedane vondst,
omdat ieder vondstbericht voor de
archeologie van groot gewicht kan
zijn.
In aansluiting op het voorgaande
dient vermeld te worden, dat nog
steeds het waandenkbeeld bestaat,
dat de archeologen alles inde wacht
slepen om het nooit meer terug te
geven.
Men is niet bekend met het feit,
dat de R.O B. geen museum heeft
en het deze dienst verboden is een
verzameling van oudheidkundige
voorwerpen aan te leggen. Het is
slechts haar taak oudheidkundige
voorwerpen op te sporen, te restau
reren en te zorgen dat, zo nodig in
overleg met de vinder, de voor
werpen op een verantwoorde plaats
kunnen worden opgesteld.
„Beschermt onze oudheden", be
tekent dus een verzoek aan elkeen
die uit hoofde van zijn ambt ofwel
belangstelling met de oudheidkun
dige monumenten, voor zover die
zich in de bodem bevinden, in aan
raking komt, deze met respekt te
behandelen en van de aanwezigheid
kennis te geven aan de pl. corres
pondent van het R.O.B.
Deze amateur-archeoloog, die het
contact onderhoudt met de vakman
kan op effectieve wijze meehelpen
om onze oudheden te beschermen,
Ook voor Venray en omstrêken
is een correspondent aangesteld in
overleg met de Historische Kring
Venray en de directeur voor Oud
heidkundig en Bodemonderzoek, Dr
Glazema, is ondergetekende als zo
danig aangesteld.
Wij rekenen er dan ook op, dat
de gehele bevolking van Venray en
omstreken, de moeilijke taak van
deze correspondent zullen verlich
ten, door zich als één man tescha-
ren achter deze oproep en bij mo
gelijke oudheidkundige vondsten,
hoe onaanzienlijk ook, hiervan mel
ding te maken aan onderstaand
adres.
We hebben elkaar nodig, ook als
't erom gaat 't oude cultuurgoed in
Venray en omgeving te beschermen
en te conserveren.
Veel is er reeds verloren gegaan
en uw steun is onontbeerlijk om
dit te voorkomen en voor het na
geslacht te bewaren.
Plaatsel. correspondent R.O.B.
B. KRUYSEN,
Gr. Markt 15 Venray Tel. 971
Zo heet dit toelichtend en geruststel
lend Doktersboek.dat gratis is in
gesloten bij een Babyderm Set,
waarin alles voor een vorstelijke
verzorging van Baby's tere huidje.
~WAT~M u N HARDT MAAKTÏS 00 E"D"J
Een wetenschappelijk onderzoek
heeft indertijd aan hetlicht gebracht,
dat in het tegenwoordige Europa
nog dezelfde graansoorten worden
gebruikt als 4 000 jaren geleden.
Het zijn gierst, gerst en tarwe,
alsmede haver (uit de Bronstijd)
en rogge (uit de IJzeriijd).
Bij deze soorten, waaraan in de
loop der eeuwen slechts kwalita
tieve verbeteringen werden aange
bracht, vinden de Europeanen zich
blijkbaar zo wel, dat zij nog nooit
enige poging hebben ondernomen
om dit bescheiden assortiment uit
te breiden. Sterker nog: geen Euro
peaan heeft ooit een plant ontdekt,
welke inboorlingen ai niet kenden.
Hoe zeer de wereld op velerlei
ander gebied geëvolueerd moge zijn,
In het plantenrijk slaat zij eigenlijk
maar een pover figuur.
Van de 140.000 bekende planten
soorten over de gehele aarde zijn
er drie tot vier duizend nuttig voor
de mens. Hij gebruikt er echter
maar twee tot drie honderd soorten
van. En geen enkele belangrijke is
er sedert de geschiedschrijving meer
aan toegevoegd.
0—
Zijn deze cijfers uit de planten
wereld al opzienbarend, nog meer
bevreemdt het povere gebruik, dat
de mens maakt van het dierenrijk.
140.000 bekende plantensoorten is
veel; het is echter een kleinigheid
bij de hoeveelheid diersoorten, welke
bekend zijn.
Men is tot het ronde getal ge
komen van 1.000.000, inderdaad:
één miljoen. En van hoeveel soor
ten maakt de mensheid een nuttig
gebruik?
Van niet meer dan zegge en
schrijve 200.
De wetenschap vindt dit betreu
renswaardig, zei eens een voedings
deskundige, want het voedsel van
de mens is daardoor wel zepr een
zijdig geworden Een eenzijdigheid
overigens, welke in de praktijk nosr
veel sterker is, daar van die 200
soorten er maar betrekkelijk wei
nige direkt voor de voeding wor
den gebruikt.
Ook in dit opzicht zijn de Euro
peanen behoudend, want zij blijken
tevreden te zijn met voorde slacht
bestemde huisdieren uit de voor
historische tijd. Het geslacht der
runderen, schapen, geiten en zwij
nen is bijna 8.000 jaren oud.
Het internationale huisdier, de
hond, is even oud. Alleen het paard
is iets jonger, omdat het eerst in
de Bronstijd als huisdier werd op
genomen.
0—
De verhouding tussen de mens
en de planten en dieren is sterk
afhankelijk van de omstandigheden,
waarin eerstgenoemde verkeert.
Men mag rustig aannemen, dat
de tegenwoordige natuurvolken^on
geveer leven, zoals dat vroeger de
primitieve mens heeft gedaan.
Zo'n levenswijze werkt een grote
kennis van de omringende planten
en dierenwereld in de hand. De
jagers uit de oertijd en die der na
tuurvolken kenden en kennen alle
gewoonten van de hen omringende
dieren door en door.
De Polynesiërs bewijzen het door
hun indrukwekkende kennis van
„hun" vissen, en geloof maar niet,
dat de zeezoogdieren voor de Es
kimo's ook maar het kleinste ge
heim hebben.
Zelfs een zeer jeugdige Eskimo
heeft geen anatomie-lessen nodig
om te weten welke de ongewenste
ingewanden van een geslacht dier
zijn. Hun levenswijze doet hen in
stinctief grijpen naar de voedings
stoffen, welke voor hun welzijn
noodzakelijk zijn.
0—
De mens is van nature een vlees
eter. De oermens moet instinctief
geweten hebben, dat het voor hem
een levenskwestie was zich met
vlees te voeden. Misschien heeft het
gedrag der dieren onderling hem
in die gedachte versterkt, daar hij
dagelijks waarnam, dat zij elkaar
niet alleen uit „lijfsbehoud" ver
slonden.
Er zijn geleerden, zoals professor
dr. J.H.J, van Gils, die een diep
gaande studie heeft gemaakt van
de menselijke voedingsmiddelen van
dierlijke oorsprong, die verklaren,
dat de menselijke spijsvertering zo
sterk op vleesvoeding is ingesteld,
dat een mens zeer go^d alleen van
vlees zou kunnen leven.
Weliswaar zou een gedeelte daar
van rauw geconsumeerd moeten
worden (leve de bief stuk-tartaar),
maar het totale effekt zou beslist
florissant zijn.
0—
De omstandigheden, waarin de
moderne mensenleven, hebben over
het algemeen een vruchtbaar con
tact tussen hen en de dieren- en
plantenwereld verbroken. Nu zijn er
wél anatomische lessen nodig om
te achterhalen, welke delen van het
dier wel en welke niet geschikt zijn
voor de voeding.
In feite is het zo, dat nog maar
weinigen weten, onbewust weten,
welk voedsel werkelijk goed voor
hun lichaam is.
Het is veelzeggend, dat van de
zijde der slagers een campagne moet
worden begonnen in de vorm
onder andere van animerende re
cept enbladen en mannen van de
weienschap een vermanend woord
moeten laten horen, om het publiek
duidelijk te maken, dat dierlijke
eiwitten, zoals die vooral in vlees
geconcentreerd zijn, nodig zijn voor
een goede gezondheid en een licha
melijk welzijn. Dit geldt voor kin
deren evenzeer als voor volwassenen,
In dit verband zouden we tot be
sluit een citaat willen aanhalen uit
de rede, welke professor dr. C. den
Har tog enige jaren geleden heeft
gehouden bij de aanvaarding van
het ambt van buitengewoon hoog
leraar in de leer van de voeding
en voedselbereiding aan de Land
bouwhogeschool te Wageningen.
Sprekende over de jeugd ver
klaarde hij toen: „Het is vooral de
Nederlandse jeugd, die door een te
hoog suikerverbruik weinig andere,
meer hoogwaardige, voedingsmid
delen binnenkrijgt.
Het ontbijt van een kind bestaat
in 99 van de 100 gevallen uit boter
hammen met „zoetigheid", terwijl
het mij is opgevallen, hoe de boter
hammen van de kinderen, die op
school tussen de middag overblijven,
ook veelal belegd zijn met een sul
kerhoudend produkt.
Als men weet, dat suiker uitslui
tend koolhydraten bevat, dan is het
duidelijk, dat de beide maaltijden
een groot tekort vertonen aan
andere, belangrijker voedingsmid
delen, zoals dierlijke eiwitten, vet
ten, calcium en vitamine B2. Een
tekort, dat het kind in de derde,
zijn warme, maaltijd niet meer in
haalt".
Hiddgenezing
JHuidzuiverhcid Huidgezondheid
Puistjes verdrogen door Purol-poede
dat het volgende typisch eigen
tijds is Na de begrafenis zei een
deelnemend bezoeker: „Uw man
was iemand, die voortreffelijke
hoedanigheden bezat."
„Hij moet een braaf man geweest
zijn", zuchtte de weduwe, „persoon
lijk heb ik hem weinig gekend. Hij
was lid van 12 verenigingen."
dat een patiënt in een krankzin
nigengesticht bij een lege emmer
zat te visser? Op de vraag van een
der geneesheren: „Heb je al beet
gehad?" antwoordde hij: „Nou, U
bent al de derde vanmorgen".
dat, toeneen advocaat de weduwe
een chèque overhandigde van 50 000
gulden van een levensverzekering,
de arme vrouw nog niet te troosten
as. „Ik zou wel 20 000 gulden terug
willen geven, wanneer hij weer
levend werd".
Algehele regeling en
verzorging van
Begrafenisonderneming
GOUMANS
Telefoon 592
apert en niet duur
65 jaar zijn en toch nog kunnen werken; het ls velen niet mo
gelijk en anderen wensen het niet. Maar de een zal het moeten
en de ander behoeft het niet te doen. Toch zijn er vele 65-jarigen
die hun gezondheid blijven behouden, omdat zij nog aan het
werk kunnen blijven. Vallen deze werknemers nu bultende so
ciale voorzieningen? Niets is minder waar.
Als een 65-jarige in loondienst is
(genomen), dient hij ook in de so
ciale wetgeving opgenomen te
worden.
Als men nog geen 65 jaar was,
maar men het geluk te kunnen.blij-
ven werken zodra men deze leeftijd
bereikt heeft, lopen alle sociale
wetten gewoon door, met uitzonde
ring van de werkloosheidwet. Men
behoeft dus voor die wet geen
premie meer te betalen, dat is
uiteraard een voordeeltje voor be
trokkene, maar bij ontslag kan er
geen werkloosheidsuitkering volgen.
Wordt de 65-jarige ziek, dan kan
hij wel rekenen op uitkering inge
volge de ziektewet. Mocht deze
werknemer getroffen wordt door
tuberculose, dan zal hij, als hij
kostwinner is, hoogstwaarschijnlijk
niet in aanmerking komen voor de
verlenging met 2 jaren van de
ziekengelduitkering. Maar geduren
de het eerste jaar houdt hij, als alle
andere werknemers, zijn volledige
recht en valt hij natuurlijk ook on
der de controlemiddelen van de
bedrijfsvereniging, die hem het
ziekengeld uitbetaalt.
Als de ouderdom meespreekt
Nu is er ook weer een „maar"
aan verbonden. Ziekengeld wordt
n.l. uitbetaald in geval van ziekte.
Als men wegens ziekte niet in
staat is zijn arbeid te verrichten,
dan komt men in aanmerking voor
uitkering.
Is de arbeidsongeschikiheid ech
ter een gevolg van ouderdomsge
brek, dan wordt het anders. Dit
probleem is echter niet gebonden
aan de 65-jarige leeftijd, dit kan
zich evegoed voordoen op 60-jarige
leeftijd.
De ziektewet kent wel een soort
leeftijdgrens, n.l. die van 70 jaar.
Een 70-jarige kan ziekengeld ge
weigerd worden, als niet kan wor
den aangetoond, dat hij in het
laatste half jaar aan het intreden
van zijn arbeidsongeschiktheid
voorafgaande, minstens 60 dagen
heeft gewerkt.
De ongevallen- en kinderbijslag
wet zijn eveneens op de 65-jarige
of oudere van toepassing, natuur
lijk als voldaan is aan de desbe
treffende voorwaarden. Deze bepa
ling is van grote betekenis voor die
werknemers, die nog te zorgen
hebben voor kinderen boven 20 jaar
(gebrekkige b.v.).
En de invaliden
Met de invaliditeitswet staat het
er anders voor. Is men in het bezit
van een rentekaart (er zijn ook
werknemers, die niet (meer)'in
aanmerking konden komen voor
een rentekaart in verband met de
leeftijd waarop zij in dienst traden)
dan krijgt men in de regel ouder-
domsuitkering vanaf zijn 65-jarige
leeftijd.
Deze uitkering berust op het feit,
dat ei rentezegels zijn geplakt. Is
men nu in het genot gesteld van
ouderdomsrente, dan kan men niet
(meer) in aanmerking komen voor
invaliditeitsrente. Een 65-jarige of
oudere, die onverhoopt na een jaar
ziekte is „uitgetrokken" uit de
ziektewet en die al ouderdomsrente
geniet, kan dus geen invaliditeits
rente meer krijgen.
Voorzover betreft hetzlekenfonds-
besluit zij opgemerkt, dat de 65-
jarige of oudere gewoon onder de
bepalingen blijft vallen van de ver
plichte ziekenfondsverzekering.
Natuurlijk geldt ook hier de be
perking, dat als men meer dan
f 6 900 per jaar inkomen heeft,
men ook niet meer ingeschreven
kan blijven als verplicht verzekerde.
Bij dit bedrag van f 6.900 dient op
geteld te worden een bedrag van
f 175 per jaar voor ieder kind
waarvoor men kinderbijslag ont
vangt.
De ouderdomswet
De 65-jarige krijgt ouderdoms-
uitkering ingevolge de algemene
ouderdomswet als aan alle bepa
lingen zijn voldaan.
De uitkering ingevolge deze al
gemene ouderdomswet gaat gewoon
door, men behoeft geen premie
meer te betalen en op het loon
mag geen enkele korting plaats
hebben In dit verband, met uitzon
dering van de compensatieverho
ging, ingevolge de huurverhoging
in 1957. De werkgever mag van de
verplichte compensatie aftrekken
een bedrag gelijk aan de compen
satie, die gegeven is ingevolge de
algemene ouderdomswet.
En de belasting
Ook de belastingsdi-nst vergeet
de werkende 65-jarige of oudere
niet. Is deze nl. gehuwd, dan komt
hij in aanmerking voor een aftrek
van f 624 per jaar, terwijl de on-
gehuwden overgaan van de belas
ting groep 1 naar belasting groep
2 (voor gehuwden), een niet te
versmaden voordeel.
Ongehuwden, die toch al in groep
2 vielen omdat zij langer dan 5
jaar getrouwd zijn geweest, hebben
op hun 65-jariee leeftijd geen voor
deel meer, zij blijven in groep .2 en
komen niet in aanmerking voor af
trek van genoemd bedrag f 624
per jaar.
Tenslotte de opmerking, dat er
wel premie betaald moet woxden
voor het ziekenfondsbesluit (2,2
pet.).
Rem op industrievestiging
schept werkloosheid
In het grootste deel van noord
en midden-Limburg dreigt een
ernstig tekort aan werkgelegen
heid. De sterke aanwas van de man
nelijke beroepsbevolking in deze
gebieden maakt een voortdurende
uitbreiding van de industrie nood
zakelijk. Door de stopzetting, reeds
in februari 1957 van de premie
regeling voor bevordering van de
industrievestiging, hee.t de regering
een toestand geschapen die reden
geeft tot een zeer grote bezorgd
heid voor de komende jaren. Dit
is de kerninhoud van een brief die
de Limburgse KAB dezer dagen
aan de minister van Economische
Zaken heeft gezonden.
De premieregeling is te vroeg
buren werking gesteld, zo zegt de
de Limburgse KAB. Enkele ge
meenten hebben er profijt van ge
had. Zij konden industriële bedrij
ven aantrekken die voor de ont
wikkeling van deze gebieden van
zeer groot belang zijn. Maar de
beroepsbevolking blijft in de stre
ken rond de indusirialisatiekernen
Gennep. Bergen, Venray en Helden
jaarlijks met meer dan duizend
personen toenemen. Nu blijkt dat
de capaciteit van de gevestigde in
dustrie veel te klein is om deze
aanwas op te vangen. Daarmee
heeft de regering btf het stopzetten
van de premieregeling onvoldoende
rekening gehouden.
In het Oostelijk van de Maas ge
legen ontwikkelingsgebied van Gen
nep en Bergen en in de gemeenten
Helden en Venray (met directe
omgeving) waren op 1 maart 600
werklozen.
Overigens is de toestand nog on
gunstiger dan deze cijfers doen
vermoeden, omdat niet weinig
werklozen in Duitsland zijn gaan
werken, aldus de KAB.
Toch zou de omvang van de werk
loosheid in het algemeen nog niet
direct aanleiding geven tot grote
ongerustheid als er geen andere
factoren bijkwamen, zo zegt de KAB.
Deze factoren zijn: de toch al te
kleine industriële werkgelegenheid,
de zeer sterke groei van de beroeps
bevolking, de steeds afnemende
opname-capaciteit van de landbouw
en de stagnatie in de bouwnijver
heid.
Wanneer er geen maatregelen
worden getroffen om de industrie
vestiging te stimuleren, zal de
werkloosheid weer evenals vroeger
van zeer ernstige aard worden en
een structueel karakter gaan aan
nemen.