Venray heelt 20.000 inwoners
Venray vierde
Vastelaovend
Het spoëk ien de pan
Zaterdag 22 februari 1958 No 7
SBSTESeInRA"T°zA8VE telefoon*öifN SS WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN raSBpïïïw™ldïi;
de doivel.
Lambert Daniëls de gelukkige
Ingezonden.
Uit Peel en Maas
Duitse
NEGEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS
CONFECTIE VAN
•EEN RIJK BEZIT
ADVERTENTIE-PRUS: 8 ct. per m.m. ABONNEMENT8-
,40 BUITEN VENRAY f 1.60
Ie zondag van
de vasten.
De moderne mens gelooft maar
weinig in de duivel. Dat komt om
dat men langzamerhand van de
duivel meer een komische figuur
heeft gemaakt.
Men liet ook in een Carnavals
optocht wel eens duivels meelopen
met andere zotten. Daaraan kan
misschien in vroegere tijden nog
een christelijk gevoel ten grondslag
gelegen hebben: de christen spot
met de eens zo gevaarlijke tegen
stander, waarvan Christus hem
heeft bevrijd.
Maar deze spot van het geloof
is verworden tot de lach van het
ongeloof. Men lacht met dat geloof
aan duivels en boze geesten. Dat
kan men aan kinderen en on-ont-
wikkelde mensen "nog wijsmaken.
Maar ontwikkelde mem en geloven
niet meer, dat de duivel iemand
is, waarvoor men ten zeerste op
zijn hoede moet zijn.
En satan, de vorst der duivels
vindt het al lang goed, dat men
niet meer aan hem gelooft, of in
ieder geval zo goad als geen reke
ning met hem houdt. Des te meer
kan hij ongehinderd zijn gang gaan
om namelijk de mensen van God
en Christus af te trekken en hen
onder zijn heerschappij te krijgen.
Want daarom alleen is het de dui
vel te doen; men mag dan gerust
lachen met dat geloof aan boze
geesten.
Oppervlakkige mensen spotten
met de duivel. Toch, als wij wat
dieper nadenken over de toestand,
waarin onze wereld zich bevindt,
dan zegt ook ons verstand, dat er
iemana is, die God overal tegen
werkt.
Het kwaad immers in de wereld
neemt zulke monsterachtige ver
houdingen aan, in oorlogen, in
corruptie, in zedenbederf, in dui
velse wreedheden en barbaarse on
derdrukking van hele volkeren en
het bereikt zijn toppunt in een zo
systematisch honen van God en 't
bestrijden van de godsdienst.
De geest en het hart van zovele
mensen zijn zo afgestompt en zo
weinig ontvankelijk voor hogere
dingen, dat men met zekerheid kan
zeggen: zo kan God de mensheid
niet geschapen hebben, een vijand
van God is hier aan het werk.
En wij weten het door goddelijke
openbaring en het staat te lezen
in de Heilige Schiift, dat deze vij
and van God een afvallige engel
is, een in woedend verzet geraakt
schepsel, dat God de wereld uit
handen wil nemen.
En hij heeft macht over de wereld
hij is zelfs de vorst van deze we
reld, maar zijn macht reikt niet
verder dan in zover de mensen
zich van God laten aftrekken en
zondigen. Hij streeft naar een rijk,
dat gericht is tegen Gods heilig
Rijk.
Het Evangelie van de eerste zon-
dag van de Vasten wil van deze
waarheden meer bewust maken.
We zien satan de strijd aanbin
den met Christus en zien ook hoe
hij het van Christus verliest.
Daar staan de twee vorsten tegen
over elkaar, de vorst van deze
wereld, de duivel, tegenover Chris
tus, de Koning van het Godsrijk.
Maar voor Christus en Zijn Rijk
moet de duivel wijken.
Als wij ons aan de zijde van
Christus scharen, zal de duivel ook
niets tegen ons vermogen. Ook wij
moeten met de duivel vechten.
Sint Petrus leert ons: „Uw tegen
stander, de duivel, gaat rond als
een briesende-leeuw, zoekend wie
hij zal verslinden. Weerstaat hem,
sterk door het geloof".;
Hij heeft het gemunt op ons
eeuwig leven, de eeuwige geluk
zaligheid, die hij ons niet gunt.
Christus en de duivel strijden
met elkaar om in ons hun rijk te
vestigen.
Het Evangelie leert ons, wat wij
moeten doen in de komende weken,
opdat Christus in ons zal zege^
vieren.
Christus verjaagt de duivel met
slechts te verwijzen naar een woord
uit de H. Schrift. Hij heeft van te
voren veertig dagen gevast en ge
beden. Bij een andere gelegenheid
zal Hij leren, dat een bepaald soort
duivels slechts kan overwonnen
worden door vasten en gebed.
Dus niét alleen door vasten en
verstervingen moeten wij de duivel
in ons bevechten, maar ook door
meer te bidden, door in de Vasten
tijd bijv. meer naar de H. Mis te
gaan, ook in de week.
En als wij ons ook in deze weken
wat meer verdiepen in de Heilige
Schrift, al was het maar door het
aandachtig lezen van het Epistel
en het Evangelie, die elke dag van
de Vasten weer anders en toch zo
leerzaam zijn, dan zal Christus in
ons het van de duivel winnen.
En dan zullen wij met Pasen
hopelijk weer betere christenen ge
worden zijn.
En dat is toch vooral de zin van
de Vastentijd!
De Vastelaovend zit er op. De
oude pakjes en mutsen zijn weer
opgeborgen en de verschillende
vastelaovendprinsen zijn weer dood
gewone jongens geworden, die raar
zouden kijken als men ze nu Door
luchtigheid zou noemen.
Het is een schoon feest geweest,
dat over het algemeen begunstigd
was door goed weer. Dat begon
zondag al, '.om in Venray zelf de
Prins officieel werd ingehuldigd op
het Gemeentehuis.
In een lange rij wagens werd de
prins en zijn gevolg naar het stad
huis gereden, waar burgemeester
Janssen het bestuur der gemeente
drie dagen lang toevertrouwde aan
Prins Piet, die een „pront" bestuur
beloofde en den opper-Piëlhaas,
zoals burgemeester Janssen toen
heette, achter elkaar de eerste van
de vele medailles schonk, die in
die dagen door hem werden uitge
geven.
Na zijn officiële troonrede op het
bordes van het gemeentehuis, waar
hem door twee bijtjes uit het Ven-
rayse wapen de sleutels waren
aangeboden, begon een der kleur
rijkste optochten uit deze dolle
dagen, de kinderoptocht, waaraan
meer dan 1000 kinderen soms in
de meest bizarre kleding deel
namen. Bij de kinderaubade brak
de zon door en zelden was er een
kleuriger en schoner geheel te zien
geweest als toen de Markt bood.
's Maandags trok de grote op
tocht, die dit jaar gelukkig de
processie-route volgde de daardoor
vlotter kon verlopen dan vroeger
het geval Was. Deze optocht was
eens te meer een voorbeeld van
goede samenwerking tussen kom
en kerkdorpen, want alle prinsen
waren aanwezig.
Aan de optocht was kennelijk
meer moeite an meer aandacht ge
schonken dan het vorig jaar en
verschillende groepen en wagens
waren het bekijken meer dan waard.
De jury had dan ook een moeitijke
taak.
Wie tegen de avond de dans
gelegenheden bezocht vroeg zich
verbaasd af, hoe het toch mogelijk
is, dat zoveel mensen op zo weinig
ruimten bij elkaar kunnen worden
gepakt. De stemming leed er niet
onder, integendeel zelfs.... Er werd
gezongen en gehost, dat men wel
eens bezorgd naar de dansvloeren
keek, of die het houden zouden.
Dinsdags trok de boerenbruiloft,
waaraan de buurtvereniging van de
Oranje-buurt alle moeite had ge
daan. De hofkapel zorgde voor een
vlotte muzikale omlijsting van dit
feest, dat begunstigd door goed
weer, wederom honderden mensen
op de been bracht. De huwelijks
voltrekking verliep vlot en de
komst van de 20.000ste inwoner
was natuurlijk een geliefd onder
werp bij deze bruiloft.
De Prins bezocht naast de kerk
dorpen ook de ouden van dagen,
die in de bejaardensoos een
extraatje aangeboden kregen, maar
ook gul hun cadeaux aan de prins
aanboden. Ook op deze dag was
het overvol in dansgelegenheden
en café's en kon men van beste
dingsbeperking maar weinig mer
ken.
KERKDORPEN
Ook op verschillende kerkdorpen
is vastelaovend goed gevierd. In
Oostrum zorgde Vorst Herman, da:,
zondag de jeugd in een fleurige
optocht de vastelaovendstemming
in dit kerkdorp brachf. Trouwens
ook maandag werd de jeugd goed
bedacht, daar was een goed kin-
der-matiné, waarop een goochelaar
zijn kunsten bracht. Met een ge-
costumeerde wedstrijd werd Dins
dag het officiële gedeelte dan
afgesloten, maar in het parochie
huis en in de café's bleef het druk
tot sluitingsuur.
In Oirlo regeerde Prins Sjaak 1,
die zondag officieel werd ingehaald
en die een druk bezochte receptie
had in zaal Rongen, 's Maandags
had de Prins voordat hij deelnam
aan de grote optocht in de kom,
het nl druk gehad bij zijn bezoek
aan de schooljeugd, die ook hier
weer spontaan en ongedwongen
feest vierden. Dinsdag was in Oirlo
optocht en het is ieder jaar weer
verbazend te zien, wat men op dit
terrein in Oirlo kan zien. Vorst
Toën en zijn mannen worden
onderhand rotten in het vak.
In Leunen trok zondag een op
tocht onder leiding van Prins Piet,
die alle bekijks had. Terecht, want
men bleek hier een jong kunstenaar
ingeschakeld te hebben, wiens ad
viezen duidelijk merkbaar waren
aan opbouw en afwerking van ver
schillende wagens. Deze jonge klup
stond er goed op en betreurde het
diep, dat door te weinig zaalruimte
niet veel andere dingen konden
worden georganiseerd.
Op het Veulen weet men ook van
wanten, daar begon men zondag al
met een fietswedstrijd en genkrijden.
's Maandags was er een flinke dele
gatie in de Venrayse optocht en
dinsdags was er een boerenbruiloft,
die klonk als een klok.
In Merselo was men op 't laatste
ogenblik nog een Prins aan het
kiezen, maar zondagavond kwam
dan prins Jopp 1 letterlijk uit het
varken rollen. Daar zullen voor de
komende jaren ook nog wel andere
acties worden georganiseerd.
In Ysselsteyn waren dePiëlreuzen
weer op dreef, die zondagmiddag
hun in huldigden en dinsdags een
kinderoptocht hielden, die er zijn
mocht.
Alle kerkdorpen werden zondag
door Prins Piet bezocht en het be
hoeft geen betoog, dat zijn ontmoe
tingen met zijn collega's-prinsen,
vergezeldging van medaille-gerinkel
en dat er^menig glaasje op gepikt
is. Maar onverbiddelijk kwam èn
voor kom èn voor kerkdorpen dins
dagavond het uur van scheiden
waarop vastelaovond 1958 ten einde
ging,
Een vastelaovend met veel drukte,
veel plezier. Een vastelaovend ook,
waarin de 20.000 ste inwoner van
Venray werd geboren.
Ons bericht van vorige week, dat men de 20.000ste kon
verwachten, kreeg dinsdag zijn gelukkige bevestiging, toen
W. Daniëls uit Oostrum, haastig naar het gemeentehuis
kwam fietsen om voor het sluiten der kantoren zijn pas
geboren zoon aan te geven.
Aan de 20.000ste, waarover juist in deze vastelaovend-
dagen zo veel te doen was geweest, had hij niet gedacht.
Nauwelijks kunnen denken, want 10 minuten over 10 had
zich de nieuwe wereldburger gemeld en dan staat een
mens zijn hoofd wel naar andere dingen. Zijn enige zorg
was, om voor sluiting de kleine nog op tijd aan te geven.
Namens het gemeentebestuur
bood hij de kleine Lambert een
spaarbankboekje aan, zodat hij ook
later nog een souvenir zou hebben
aan deze ook voor de gemeente zo
belangrijke dag, nu deze door zijn
geboorte is gaan behoren tot de
middelgrote gemeenten van Neder
land. Op dezelfde dag, dat H.K.K.
Prinses Margriet jarig is, werd de
kleine Lambert geboren, aldus be
sloot de Burgemeester, moge hij
opgroeien tot een flinke kerel en
een nuttig lid van de maatschappij.
Dan werd een heildronk uitge
bracht op de 20.000ste en een grote
schaal „beschuut mit muuskes"
deed de ronde, terwijl de sirene en
de kerkklokken het blijde nieuws
verkondigden.
Na deze heildronk sprak Deken
Loonen een woord van gelukwens
tot de familie Daniëls, die hij in
het begin van zijn pastoraat in de
echt had mogen verbinden. Hij ver
telde gehoopt te hebben, dat de
20.000ste in zijn parochie zou ge
boren worden, maar nu het in Oos
trum, zijn geboorte-plaats gebeurd
Eerst toen hij in plaats van op de
secretarie van het gemeentehuis
naar de raadzaal werd gevraagd,
begon een vermoeden te rijzen.
Want daar in die raadzaalnog
bont versierd van vastelaovend
vond hij behalve het college van
Burgemeester en Wethouders, de
gehele Raad van Eilef der Piël-
hazen, later nog de Heer Deken
Loonen, het secretarie personeel, de
pers en vele andere genodigden.
Zijn vermoeden werd waarheid,
toen de burgemeester als ambtenaar
van de Burgerlijke Stand mede
deling deed van de aangifte van de
geboorte van Lambertus Johannes
Maria Daniëls, zoon van W. T. J.
Daniëls en H. A. Rongen, die dins
dagmorgen geboren was in het
kleine huisje aan de Geijsterseweg
in Oostrum. Venrays 20.000ste in
woner was ingeschreven.
Burgemeester Janssen was de
eerste die de vader gelukwenste
met deze nieuwe wereldburger, ge
lukwensen, die hij later ook per
soonlijk aanbood aan de gelukkige
moeder en het kleine broertje.
was, kon hij er vrede mee vinden.
Vorst Karei was enthousiast, dat
juist in deze vastelaovesdagen de
20 000ste zich was komen melden.
Namens Prins Piet gaf hij een
bankboekje als souvenir mee voor
dit jonge „piëlheske" en over 20
jaren zou hij dan eens komen praten
of er een Prins Lambert d'n urste
van te maken was.
De heer Laurensse bood namens
de Credietbank een bankboekje aan
voor de jonge Lambert en hoopte,
dat zijn naamgenoot dan van de
gespaarde rente een goede vastel
aovend kon houden.
De voorzitter van het Groene
Kruis de heer Vorst, kon dan niet
met bankboekjes werken, toch ver
trouwde hij, dat een 5-jarig gratis
lidmaatschap van het Groene Kruis
ook welkom zou zijn.
Het was een ontroerde vader, die
aan het einde van deze plechtig
heid de sprekers en gevers dank
bracht voor deze prettige verras
sing. Een verrassing, die steeds
groter werd, toen later op de dag
zich velen meldden bij de woning
van Daniëls om hun gelukwensen
aan te bieden.
Een van de eerste was de Oos-
trumse vastelaovesklup, die een
geschenk onder couvert aanboden
en zij werd gevolgd door vele
anderen, die blijken van belang
stelling aanboden.
En onze kleine 20.000ste trok zich
van dat alles niets aan. Het sliep
rustig bij de gelukkige moeder, die
feitelijk niet aan haar rust is toe
gekomen. Maar men wordt ook niet
iedere dag moeder van een 20.000ste
inwoner...
Onze arme
gemeenteplantsoenen
Als bewoner van het Oranje-
kwartier is de aanblik van onze
grasperken aldaar mij een voort
durende ergernis.
Op voortreffelijke wijze is hier
een stratenplan verwezenlijkt, waar
in de plaatsing van vele platsoenen
een sieraad voor Venray en om
geving zou kunnen zijn.
Het tegendeel is waar
Deze mooie grasperken zijn door
de lieve jeugd herschapen in kale
grauwe glibberige vlakken, die het
hele aanzien van onze straten gaan
ontsieren
Steeds meer staan vele bewoners
van het Oranje-kwartier mét mij
erover verwonderd, dat dit zó maar
kan....
Wij nemen aan, dat de jeugd
niet wijzer is, dat zij hierin nog
opgevoed dient te worden. Dit ge
beurt hier echter in geen geval
door de betreffende ouders, want
deze bepalen zich hoogstens tot
een apathische grijnslach.
Ook deze ouders zijn niet wijzer
en moeten hierin nog „opgevoed'"
worden.
Men schuift dan deze taak soms
zo behendig in de schoenen van
het onderwijzend personeel. Deze
doen ongetwijfeld hun best, maar
wat helpt dit, als de^ouders er zo
onwijs op reageren, neen, dit gesol
met het stratenschoon zelfs stimu
leren met de uitroep: „Dan moet
de gemeente maar voor kinder
speelplaatsen zorgen!" Als kleine
jongen in een grote stad heb ik
zelf vroeger tweemaal mijn voetbal
hartstocht op een gemeente
plantsoen botgevierd.
De politie maakte daar met een
waarschuwing en daarna een proces
verbaal vlot een eind aan tot
meerdere eer en glorie van mijn
spaarpot thuis.
Zie de plantsoenen in Nijmegen,
zie ze elders en kom dan terug in
uw woonplaats, in Venray, dat toch
zo z'n list deed om triomfantelijk
te herrijzen uit het oorlogspuin.
Dan moet het ons van het hart,
dat er door de ouders, maar vooral
óók door de overheid schromelijk
wordt te kort geschoten
Politie, gij kunt met een dras
tische surveillance in onze straten
dit kwaad zeer spoedig overwinnen,
maar waar blijft ge Gij let wel
op de heer in het verkeer, maar
vergeet „Jeroen in het plantsoen".
Directie der gemeente-beplantin
gen, richt uw blik eens naar dit
Oranje-oord en het wordt u grijs
en geel voor de ogen. Velen met
mij vragen zich af: „War.neer wordt
hier iets aan gedaan
van 15 februari 1908
De miliciens voor de lichting
1908 werden opgeroepen om op 3
maart a.s. te Venlo te worden in
gelijfd.
Zondag 16 febr. heeft het jaar
lijks Soirée plaats voor de St Vin-
centiusvereniging in de Muziekzaal.
Opgevoerd zal ook worden het
WeinachtsOratorium met levende
beelden door Fidelis Mulder.
van 22 februari 1908
Als een bewijs, dat hier voor
lopig nog geen werkloosheid heerst
in de bouwvakken, bleek maandag
bij een alhier gehouden aanbeste-
Enne Venraodse visser was is nao
de Maas gaon vlsse. 't Is al miër
dan hoonderd jaor geleje. Heej
goonk ien de buurt van 't Gaesters-
kastiël. De vis beet slaecht en heej
haaj nog haost niks gevange en de
zon begos al te zakke.
Dor opaens, ploons, ging ziene
stop nao oonder. Heej sloeg an en
jaowel, ennen dikken bressem. Heej
deuj um ien zien netje en smiet
wir ien. Nao twië kier drieves wir
beet en dor sloeg ie den twedde an
den haok. Dat goong nog en paar
kiër zoë en 't begos oonderhand al
mojkes te schiemmere. 't Was tied
um op huus an te gaon. Heej piek
zien vis en zien visgrij.
Um wat iër tuus te zien goonk
ie binnedur, dur de bus. Mer wat
gebeurde, 't wier al langer hoe duus-
terder en heej haaj zeker en ver-
kiërd pedje genome en heej rakte
de weg kwiet. Heej wos nie mer,
wor hin en heej was net van plan
um mer oonder ennen boëm gaon
te ligge, tot 't licht wier, doe heej
opaens en lichtje zaag brande. Dor
stieperde heej op aaf en heej kwaam
beej en groët vervalle huus. Het
mos wel en boerdereej zien gewist.
Toep-toep-toep klopte ie op de
deur, mer heej huerde niks en
niemes deej um.ope.
Heej klopte nog enne kiër en nog
aens en jaowel, dor goonk de deur
van zellef ope. Heej voond dat wel
vrimd, mer verlaege was ie nie.
Heej was ennen oëstgenger en
haaj twellef jaor as koloniaal ien
Indië gediend. Dan ziede vur de
duvel nog nie bang.
Heej goonk nao blnne. 't Was d'r
lekker waerm en ien den open
haerd, mit ennen open schow (die
han ze vroeger host aoveral) brand
de en vuurke.
Op de taofel zaag ie enne pot mit
mael en kroek mit olie en en pan
staon. Now denkt ie, dat kumt schon
uut, went mien maag begint me
wel en bitje te jeuke van dat ge-
kroep dur de bus.
Heej begos drek koekemengsel
te make ruurde d'r wat olie durhin,
deuj 't ien de pan en zat de pan
op 't vuur. Heej bleef d'r beej staon,
um de koek nie èn te laote brande.
Mer wat vur en geraspel huerde
heej dor ien de schow?
Ien aens klats viel d'r en biën
van enne meens ien zien koeke
mengsel. En biën, dat wil zegge de
bö t van en meensebiën host zoonder
vleis d'r an.
Wat, zit ie beej zien aege, krieg
ik d'r now ok nog vleis beej?
Doe heej zaag, dat 't en meense
biën was. smeet heej 't naeve 't
vuur nir. Nië, zit ie, meensevleis
lus ik nie, went enne kanibaal bin
ik nog nie. Behalve dat, 't ziet er
ok nog aerg tèj uut.
Heej prebierde zien koekemeng
sel wir en bitje ien orde te make
en zat 't wir op 't vuur. Mer 't
stoond kwellik op of pats dor kwaam
't twedde biën midde ien de pan nir
kwakke. As dat zoë durgötdaenkt
ie hald ik niks mer ien de pan
aover.
Heej gaaf de koëp nie op en be
gos an den twedde koek. Van zienen
uerste was, niks mer te zien. Aef-
kes stoond den twedde nog mer
op 't vuur of dor kwaam uerst
ennen aerm en drek d'r op ok den
twedde an valle.
Heej wier zó zuutjes an wel en
bitje narrig en klepperde mit de böt
tigge-èn en begos an den derde
koek. Wir op 't vuur d'r mit, mer
pats dor viel de meenseroomp en
vlak d'r op ok nog enne kop op
zien koekegrei. Now mot 't ver....
ok mer is uut zien kwekten ie!
Heej smeet de kop en de roomp
beej de ander böt. Heej begos wir
te bakke, 't spektakel haaj opge-
halde. Doe heej drie kuukgebakke
haai, liet heej ze en bitje kald werre
en begos te aete. Doe heej den
derde hos op haaj, huerde heej ge
raspel nevve 't vuur en wat zaag
ie?
Alle böt, roomp en kopworreien
beweging en opaens stoond dor net
en geraamte ennen broëdmagere
kei net de doëd mer zoonder zeis.
Ge ziet aegelik wel en bitje laat
zit oze visser mer wat er aover is
zun we iërlijk same daele.
Den „doeje" zuw we mer zezge,
liet um nie wiër praote, mer woos
mit enne hiël magere vinger nao
de muur en zaej mit en grafstem:
„doe die deur ope".
Now zaag de visser en deur, die
heej van te vurre nog nie haaj
gezien. Heej was evvel niks bang en
zei mit en vrekke smoel, mit de
pan in twië hand, um 't spoëk
ennen opdoonder tegaeve. As geej
nie te lui ziet, mak ze dan zellef
ope.
Dor zaag ie en trap nao oonder.
„Daal now de trap afzei't spoëk.
Gaodde geej mer veur dan mot ik
nog wiëte wat ik doej. Het spoëk
goonk nao de legt en de visser
greep 't lempke, dat heej van uut
de bus haaj zien brande en goonk
ok de trappe aaf.
Midde ien de kelder laej enne
groëte blauwe stiën mit ennen iezere
ring d'r an. Now rakt 't spoëk mit
iën hand die van de visser an. Het
was net of zien hand d'r van
schruide-
Blief van me aaf, riep ie of zal
ow is wat anders vertelle.
„Ligt den stiën op" zei 't spoëk.
„Nog vur gen tien zoë as geej", zei
de visser. Höf um zellef mer op,
dor binde niks te goed vur.
Het spoëk schoof de stiën op ziej
en now zaag oze visser oonder ien
en hooi drie aerde pöt staon vol
gold geld.
„Draag die now naor baove" ko-
mendierde 't spoëk. Da kunde be-
griepe, doet 't mer zellef, ik laot
me dur ow nie komendiere.
Het spoëk brocht de pöt nao
baove beej den haerd en zei: „Den
urste pot is vur de kerk, umdat ik
gen goed gebruek heb gemakt van
da geld. Den twedde is vur de
erme, want diej heb ik verdrukt,
um da geld te kunne opstapele en
den derde is vur oow as daank da
ge meej verlosse zut dör 't geld te
bezörge, zó as ik ien mien leaste
ogeblikke wooj doen".
Um te laote zien, dat heej now
verlost was, rakte heej de visser
nog efkes mit zien hand an. Die
hand was now zó kald as ies.
En doe was van 't spoëk niks
mer te ziën.
ding van twee woningen, waarbij
geen enkele aannemer kwam op
dagen.
Onze vroegere dorpsgenoot, de
heer Rongen onderwijzer te Escharen
is benoemd te Sevenum.
van 14 februari 1914
Het bouwen ener boerderij in
't Zwarte Water voor rekening van
de gemeente Venray werd aanbe
steed zonder bij levering van stenen.
Inschrijvers waren:
Veldhuis Maashees f 6.800
Gebr. Oudenhoven Venray 6 750
Louis Wijnhoven, 6 600
Maassen-Vollenberg 6.085
Gunning aangehouden.
Met no. 35 der Staatsourant
zijn verzonden afdrukken van de
akten, betreffende de Coöp. Vereni
ging tot verbetering van 't paarden
ras „Vooruitgang" te Venray. Er
werd aangekocht een 9-jarige vos
hengst uit Schinnen, die gestald
werd bij Joh. Rambaghs te Cas
tenray.
Venray's Fanfare besloot deel
te nemen aan het muziekconcours
te Winterswijk op 28 juni a.s.
van 21 februari 1914
De reeds meermalen bekroon
de humorist Hub. Lucassen behaalde
zondag te Asten, een 3de prijs met
de voordracht: „De ongelukkige
schoolmeester".
De handboogschutterij te Mer
selo besloot dit jaar een groot con
cours te houden.
Op een 12-tal plaatsen kon
men met de a.s. Vastenavonddagen
kaarten, schieten en hardrijden om
prijzen.
Mededeling welke van belang
is voor personen, die buiten de
jaren 1940-1945 hebben gewerkt
in hët gebied dat thans deel
uitmaakt van de West-Duitse
Bondsrepubliek.
De bepalingen van de Duitse
wetgeving inzake de renteverzeke
ringen zijn met ingang van 1 jan.
1957 ingrijpend gewijzigd, hetgeen
tot gevolg kan hebben, dat rechten
zijn ontstaan, waarop vroeger geen
aanspraak kon worden gemaakt.
Tot 1 januari 1957 werden voor
het recht op Duitse rente beide
volgende eisen gesteld:
a. De wachttijd moest vervuld zijn.
Deze bedraagt voor ouderdoms
rente 730 we- k of 180 maand
premiën en voor invaliditeics-
rente alsmede voor rente aan
nagelaten beuekkingen 260 week
of 80 maandpremiën. Ook Neder
landse pre niën tellen hierbij
mede.
b. De z.g. „Anwarschaft" moest
behouden zijn. Hiertoe was in het
algemeen vereist, dat over de ge
hele duur van de verzekering per
jaar gemiddeld 26 week- of 6
maandpremiën waren voldaan.
Sedert 1 januari j.l. is de hier
boven onder b vermelde voorwaarde
vervallen. Thans is nog slechts
nodig dat de wachttijd is vervuld
en dat tenminste één premie is
betaald na 1 januari 1924.
De aanvragen om Duitse rente
moeten worden gericht tot de Raad
van Arbeid binnen wiens gebied
men woont. Zij, die in Nederland
niet verzekerd zijn geweest kunnen
zich ook wenden tot hét bureau
voor Duitse Zaken, p a Raad van
Arbêid te Nijmegen.
Ook degenen, die in het verleden
een afwijzende beslissing op hun
aanvraag om Duitse rente hebben
ontvangen omdat de „Anwartschaft"
niet behouden was, kunnen opnieuw