GODFRIED HENSGHENIIIS
Dij het eeuwfeest
der Verschijningen te Lonrdes.
Bij de terugkeer van een
groot Jezuïet
WITTE KRUIS
liet St. Jozefklooster vlagde...
Zaterdag 9 november 1957 No 45
ACHT EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
PEEL EN MAAS iS
FIRMA VAN DEN MUNCKHOF WRPTTfRÏ AH VHHP VFNPAV PM HM^TPPPPM ADVERTENTIE-PBUS: 8 ct. per m.m. ABONNEMENTS.
TELEFOON 512 GIRO 150652 VY E,Cl\DLAU V UUI\ VJCrlYlXAI EfiY VJiVlJ 1 PRIJS PER KWARTAAL f 1.40 BUITEN VENRAY f 1.60
ONDERVINDT T
m
KLEDING WINT 'T
DRUK EN UITGAVE
GBOTESTRAAT 28
De oorlog telde tussen zijn ver
woestingen ook het beeld van Hen-
schenius. Het beeld, dat door de
beeldhouwers Cuypers en Stolzen-
berg in opdracht van enkele Ven-
rayenaars en het kerkbestuur in
1861 werd vervaardigd en op plech
tige wijze werd onthuld op 14 aug.
1867, nu 90 jaren geleden.
Dit beeld hield de nagedachtenis
vast van een groot Venraynaar, al
droeg menigeen door de latijnse
tekst op het oude beeld hier weinig
begrip van.
Nu is dan ook deze „oorlogs
wonde" zij het na lange, lange
jaren weer hersteld en is op het
Henseniusplein een nieuw beeld ver
rezen, ditmaal van de hand van de
Maastrichtse beeldhouwer Rob.
S tuitj ens en door Nelissen Beton-
industrie uitgevoerd.
Woensdag j.l. Is het statue ge
plaatst en heeft een nieuwe Hen-
schenius zijn oude plaats weer in
genomen.
Voordat we het beeld zelf be
spreken, dat in zijn nieuwe vorm
ongetwijfeld voor velen een verras
sing is, willen we de figuur van
Henschenius zelf nog eens wat nader
toelichten, opdat we tenminste
weten, waarom dit beeld in Venray
staat. Daartoe plaatsen we een over
druk van een artikel van deskun
dige hand uit ons nummer van
34 juni 1950.
Godfried Henskens, die volgens
het gebruik van zijn tijd, zijn naam
verlatiniseerde, werd te Venray ge
boren op 21 januari 1601.
Die preciese datum weten wij uit
zijn eigen opgave in de lijst van
novicen van de Jezuïetenorde. Bij
zijn doopsel zijn niet onwaarschijn
lijk Gerard van Caelen en Jacoba
Hensken, peter en meter geweest.
Zijn vader heette Hendrik Henskens
of Hensken. Zijn moeder droeg de
naam SlbUla Paul.
Of deze laatste naam mogelijk
een Latijnse omvorming was van
de bekende Venrayse naam Poels,
durven wij niet als zekerheid te
geven. Immers ook- Pouwels en
Paulissen kan.
Uit het huwelijk zijn zeven kin
deren geboren. De eerste was een
Petrus, die 3 juli 1587 geboren en
waarschijnlijk voor 1601 overleed.
Dan kwam een Elisabeth, geboren
30 september 1590.
Na de dood van vader was zij het
vooral, die de zorg droeg voor de
andere kinderen van het huishou
den. Het moet een flinke en brave
vrouw geweest zijn en onze God
fried sprak nog over haar in zijn
oude dagen als van een voorbeeld
van echte deugd, en van haar kwa
liteiten als uitstekende opvoedster.
Toen haar zorgen niet meer nodig
waren, trok zij zich terug uit de
wereld en werd omstreeks het jaar
1614 kloosterlinge, misschien wel in
het Venrayse Jerusalem.
Na Elisabeth zag een Godfried het
levenslicht in Maart 1593, maar die
is jong gestorven, waarschijnlijk al
voor 1600.
Als vierde kind werd geboren een
Joannes in mei 1596. Hij trad later
in het huwelijk met een Beatrix
Meuws en uit zijn huwelijk zijn vijf
kinderen bekend. Onder die was een
Hubert, die Jezuïet werd en een
andere zoon, die als broeder over
leed bij de Franciscanen in Thienen
In het jaar 1667.
Als vijfde 'kind is bekend Jacoba,
die in januari 1599 het levenslicht
aanschouwde.
Dan voigde in 1601 de Godfried,
die een zo bekende Jezuïet zou wor
den, op wie nog volgde een Petrus,
die 18 augustus 1667 als lekebroe-
der bij de Jezuïeten te Antwerpen
overleed in de armen van zijn
Priesterbroeder.
Godfried
Onze Godfried was dus uit een
gezegend gezin, geboren te Venrav
en zijn geboorteplaats was hem
dierbaar.
Nog in 1653 spreekt hij erover in
een van zijn boeken en weet te
vertellen, dat er jaarlijks twee dr uk
bezochte markten waren, nl. in mei
en november, respectievelijk na de
feesten van Sint Servatius en van
Sint Hubertus.
Ook vermeldt hij het bestaan van
de prachtige parochiekerk, mèt 16
altaren, waarvan er een aan Sint
Lambertus was gewijd.
Het huisgezin Henskens woonde
waarschijnlijk in de tegenwoordige
Jan Hensenstraat. De na de laatste
oorlog dicht gegooide „Milles- of
Mèsterskoel" kennen de ouderen nog
wel 'als de Jan Hensenkoel. Zijn
juiste woonplaats is dus onbekend.
De ouders van onze Godfried
dreven een lakenhandel en waren
brave en niet onbemiddelde men
sen. Zij hadden handel en relaties
genoeg om hun kinderen een zeer
behoorlijke opvoeding te geven.
Maar het kruis, dat dikwijls juist
vrome en goede gezinnen treft, bleef
ook de familie Henskens niet be
snaard.
Pas vijf jaar oud, verloor de
kleine Godfried, over wie wij spe
ciaal in dit artikel spreken, zijn
vader. Zijn moeder kreeg nu de last
van de handel te dragen, maar zo
als wij reeds opmerkten, werd haar
zorg grotendeels overgenomen door
haar dochter Elisabeth.
Intussen kwam Godfried tot de
leeftijd, dat hij onderricht kon gaan
genieten.
Het eerste onderwijs heeft hij
zeker genoten in Venray zelf, al
kunnen wij niet zo gemakkelijk de
mening aanvaarden van sommigen,
dat Venray toen al een Latijnse
school bezat. In elk geval vertrok
hij later naar het College, dat de
Jezuïeten in 1610 hadden opgericht
te 's Hertogenbosch.
Hij ontving daar het onderricht,
wat toentertijd algemeen op de
Latijnse scholen en dergelijke werd
gegeven en had o.a. als leraar de
bekende Pater Johannes Bollandus.
In deze studietijd werd hem zijn
roeping tot 't priesterschap duide
lijker en hij besloot zich aan te
sluiten bij de Orde, waar hij het
onderricht ontving.
Op 9 October 1619 werd hij door
de Sociëteit van Jezus aanvaard en
hij vertrok naar Mechelen, alwaar
hij op 22 october zijn noviciaat
begon.
Dan volgde hij de philosophie ge
durende twee jaren te Leuven en
snel waren daar de vorderingen,
die hij maakte.
Reeds in die tijd schreef hij een
Griekse spraakleer, die uitstekend
geschikt bleek voor de studerende
jeugd. Het werd „het" handboek op
diverse colleges en geprezen als een
van de besten van zijn tijd.
Zelf was Henschenius gedurende
vijf jaren leraar in de oude talen
en letteren aan verschillende col
leges in het land van Vlaanderen.
Het is een merkwaardig verschijn
sel, dat hij bijzonder veel belang
stelde in 't aanleren van de Griekse
taal. En het zou een nader onder
zoek verdienen, hoever zijn invloed
gegaan is op de meer intense studie
van deze taal.
Want schrijver dezes twijfelt er
aan, of deze in werkelijkheid zo
groot is geweest, als sommige
schrijvers aangeven.
Dan wijdde hij zich aan de studie
van de theologie. Toen ontstond in
hem ook het verlangen naar het
missionarisleven. En terwijl zijn
medebroeders naast andere orde
geestelijken het geloof verkondigen
gingen in Indië en China, dacht hij
aan het protestantse Noorden, aan
Zweden en Noorwegen.
Gods Voorzienigheid had echter
een andere loopbaan voor hem weg
gelegd.
Na zijn priesterwijding werd hij
in 1635 aangewezen als medehelper
van zijn oude leraar Bollandus in
diens ongeëvenaarde uitgave van
de „Acta Sanctorum", een werk,
dat tot de dag van heden nog niet
voleind, maar de bewondering wekt
van allen, die het consulteren en
bestuderen.
Acta Sanctorum
De „Acta Sanctorum" omvatten
meer dan de leek denkt. Op een
voudige wijze gezegd, behelzen zij
alles en alles, wat er bekend is
omtrent personen, die door de Kerk
heilig verklaard zijn.
Men moet evenwel niet menen,
dat het dus een soort van „heiligen
levens" zijn in de populaire zin van
het woord. Verre van dien.
Het is wetenschappelijke arbeid
van de eerste orde en vergt een
hoeveelheid details en bronnen
studie, die men zich haast niet kan
voorstellen.
De eerste sporen van verzamelin
gen en oorkonden, betreffende de
martelaren en heiligen, vind men
al in de 2de en 3de eeuw. Door de
vervolgingen der Romeinen en door
invallen der barbaren, die zich in
wilde benden op de bibliotheken
van kerken en kloosters wierpen,
is er zeer veel verloren gegaan.
Veel moest er dan soms door
overlevering bewaard blijven ofwel
dook plotseling weer ergens on
verwachts een document, voorwerp,
verklaring, of wat ook, op.
In de 16e eeuw had men nog
niet veel ondernomen om de levens
der heiligen op het terrein der
geschiedenis terug te voeren. Veel
was er ook aan verdichtsels in de
bestaande stof geslopen en de ach
terstand waar men voor stond, viel
er een haast niet te overzien werk
te verzetten.
0—
Heribert Rosweyde, een Utrechte
naar, begon In 't begin der 17de
eeuw de bibliotheken der Vlaamse
kloosters en kapittels te onderzoe
ken. Hij verzamelde grote hoeveel
heden materiaal, dat hij in twaalf
jaar hoopte door te werken, maar
kardinaal Bellarminus slaakte de
uitroep: „Meent die schrijver 200
jaar te leven!"
Het een noch het ander gebeur
de. Rosweyde stierf voor hij aan 't
werk kon gaan met 't rangschikken
van zijn materiaal, reed in 1629.
Bollandus nam 't werk toen ter
hand. Maar er was nog niets ge
daan en Bolland miste vooral de
critiek in 't verzamelde werk. Hij
begon dus opnieuw over heel de
wereld materiaal te verzamelen.
Vijf jaar lang had Bollandus heel
alleen en zelfstandig gearbeid, doch
toen begreep hij, dat voor zulk een
werk de krachten van één mens
ontoereikend waren.
En zijn eerste medehelper werd
Godfried Henskens, zijn oud-leer
ling, die zich kenmerkte door rust
en bezadigdheid. Uitermate werk
zaam was hij bovendien en met
zijn groot verstand en tfzeren ge
heugen, had hij zich een grote ken
nis vergaard, vooral van Latijn en
Grieks, die hij kende als zijn Ven-
rays.
Daarbij was hij krachtig en ge
zond van lichaam. En, zo zegt een
schrijver: Henschenius was voor
de boeken geboren en de boeken
waren zijn leven. Hij zou het werk
van de Bollandisten in zijn defini
tieve vorm gieten. Dat gebeurde.
Bollandus was al gereedgekomen
met de twee eerste banden van die
„Acta Sanctorum", die de heiligen
van de maand januari inhielden.
Toen hij dan de medewerking van
Henschenius verwierf, droeg hij
deze op, voor de maand februari
beginnen met 't vervaardigen van
de acte van de H. Amandus, bis
schop van Maastricht.
Hij verrichte 'n meesterlijk werk.
Toen Bollandus de eerste proeve
van zijn leerling aanschouwde en
doorwerkte, stond hij als ontsteld,
ja als door de bliksem getroffen.
Zo iets dergelijks, zo Iets vol
maaktst, zo iets ultstekendst had
hij zich niet kunnen Indenken, hoe
hoog ook zijn dunk geweest was
van zijn toegevoegde medearbeider
en vriend.
En hij had geen bedenktijd no
dig. Zonder dralen waarschuwde
hij de drukker, om met 't zetters-
werk van de maand januari op te
houden, verscheurde met eigen
hand de eerste stukken, die hij als
drukproef ontvangen had en hij
besloot het hele werk opnieuw aan
te pakken en nu volgens methode
van Henschenius.
En zij gingen daarbij 't gehele
werk verrijken met een schat var
noten en bemerkingen en met ver
handelingen over geschiedenis en
oudheden.
Zo kwam de „Acta Sanctorum"
die bizonder merkwaardige verza
meling van kritische memoires en
gedenkschriften, die tot heden gro
te waarde hielden.
De driemalige onderbreking heeft
dus wel zijn betekenis gehad, maar
men onthoude daarbij, dat de defi
nitieve vorm tenslotte is gekomen
van de Venrayer Henschenius.
Wat op zijn initiatief en door
zijn doorzicht ondernomen werd,
kan men als een hernieuwd proces
beschouwen van de canonisatie of
heiligverklaring, van alle wonder
lijke personen, die gedurende de
eeuwen de Kerk Gods hebben ver
heerlijkt door hun heilig leven en
zalige dood.
1170 Heiligen van de maand ja
nuari en 1310 uit de maand febr.
werden opnieuw in al hun daden
beschouwd. Een algemene herzie
ning had plaats.
Met zijn uitgebreide kennis bracht
hij veel ophelderingen in duistere
kwesties.
Aan hem werden ook in 't bij
zonder de Oosterse, Griekse, Gal
lische en Italiaanse levensbeschrij
vingen ter beoordeling overgelaten.
Acht volle jaren hebben Bollan
dus met Henschenius over de delen
van januari en februari gedaan, al
hebben zij in die tijd ook andere
plichten vervuld.
Zo kon feitelijk na 25 jaren ar
beid eindelijk de twee eerste delen
over januari gedrukt worden en de
beide geleerden sloegen toen de
handen in elkaar om ook 't herziene
deel van februari voor de pers ge
reed te maken.
Doordat oorlogsomstandigheden
een beletsel werden, gaf Hensenius
intussen uit een verhandeling over
het bisdom en de bisschoppen van
Maastricht en over drie Franse
koningen Dagobert, welke laatste
uitgave vooral zeer merkwaardig
was.
Intussen nam de gezondheidstoe
stand van Bollandus zelf af. En
als nieuwe medewerker kreeg Hen
schenius op voorstel van zich zelf,
Daniël Papebroch, tot wie hjj een
bijzondere achting had.
Eindelijk verschenen in 1658 de
drie banden over Februari en die
werden met grote verbazing door
de geleerde wereld ontvangen.
Er werd geschreven: Gelovigen
of twijfelaars, vurigen of onverschil
ligen, katholieken of volgelingen
van Luther en Calvijn, vereren, als
zij de wetenschap liefhebben en het
verleden niet willen veronachtza
men de „Acta Sanctorum" als een
van de meest bewonderenswaardige
monumenten van de wetenschappen.
Van dit monument der zogenaam
de Bollandisten Is dus Henschenius
de zoon van Venray, de man, die
de vorm en de werkwijze aangaf.
En de Bollandisten zetten dit werk,
dat nog altijd niet voltooid is, tot
op deze dag voort.
Na het verschijnen van de Fe-
bruari-banden werden de samen
stellers door Paus Alexander VIII,
uitgenodigd persoonlijk te Rome te
komen. En al was de reis naar Rome
toen een heel ander akkefietje als
tegenwoordig, de hagiografen na
men het voorstel toch gaarne aan
en verlieten in juli 1660 hun studie
huis te Antwerpen.
Bollandus zelf vergezelde hen tot
Keulen. Het zou ons te ver voeren
hier heel de reis te beschrijven. Ge
noeg zij het te noteren, dat hun
reis tevens een grote studiereis
werd.
Overal werd Henschenius met
bijzondere onderscheiding ontvan
gen.
Hij sliep te Worms in dezelfde
kamer, die indertijd door Luther
was bewoond, gedurende de histo
rische Rijksdag. Elders was hij de
gast van vorstelijke personen, en
kerkelijke hoogwaardigheidsbekle
ders. En overal ontvingen zij voor
lichtingen, die zeer kostbaar waren
en afschriften, die voor het ver
volg van het werk waardevol zouden
zijn.
Nadat zij o.m. ook Padua hadden
bezocht om Sint Antonius en in
Assisië om Sint Franciscus te
vereren, kwamen zij tegen Kerst
mis te Rome aan.
Daar kwam onze Henschenius
nog juist op tijd om de prefect van
het Vaticaan in zijn doodstrijd bij
te staan. Diens laatste woorden
waren: „Padre mio Henschenio".
Door de Heilige Vader werden
zij dan op de meest welwillende
wijze ontvangen en zij kregen als
het ware volledig vrije toegang tot
de Vaticaanse bibliotheek met alle
kostbare werken en handschriften.
Met behulp van zes of zeven af
schrijvers waren zij daar maanden
lang bezig.
Op 2 october 1661 gingen zij op
reis, al waren zij dan op geen
einde na gereed gekomen met hun
arbeid.
Zij vertoefden dan vier maanden
te Florence, waar zij het feest van
Allerheiligen meemaakten. Te Na
pels waren zij getuigen van het
wonder van de H. Januarius. Te
Rome teruggekeerd, lieten zij acht
afschrijvers achter, die nog acht
jaren de onderzoekingen voortgezet
hebben.
Op 4 Juni 1662 aanvaardden zij
de terugreis, met zich nemend een
schat van de kostelijkste gegevens
voor hun werk. Na een reis over
Milaan, Lyon en door Frankrijk,
over welke reis vele bijzonderheden
bleven bewaard, keerden ze 21 dec.
1662 te Antwerpen terug.
Stelt men zich helder voor ogen
omstandigheden van tijden en
plaatsen en het feit, dat onze
reizigers goeddeels te voet de
lange weg aflegden, dan moet onze
bewondering voor de intussen ruim
60-jarige Henschenius wel stijgen.
Ook In zijn verdere levensjaren
ondernam hij, ook wel echter tot
herstel van zijn gezondheid, grote
reizen en het moet voor hem een
treffend ogenblik geweest zijn, als
hij op een van die reizen te Tienen
de H. Mis kon lezen bij de Minder
broeders. Daar immers was zijn
eigen neef als broeder overleden
en zo verhaalt de geschiedenis
de gardiaan bood hem morgenbrood
aan en zorgde, dat een wagen hem
bracht naar Sint Truiden.
Intusschen was ook de maand
maart van de „Acta Sanctorum"
afgedrukt, evenals de delen van
januari en februari, bij Jacob Mei r-
sius te Antwerpen. Toen deze uit
gever de weg van alle vlees was
gegaan, kon men nergens een uit
gever vinden voor de delen van de
maand April het was ook een
reuzewerk.
Toen eigenaardig verschijnsel
in die dagen vooral aanvaardde
de protestantse uitgever, Jan Bleau
te Amsterdam, het werk.
Veel geluk heeft die er niet mee
gehad, want In de nacht van 23
februari werden zijn werkplaatsen
een prooi van de vlammen.
Gelukkig dat een enkel exem
plaar van wat reeds gedrukt was,
werd gered.
Toen werd een contract gesloten
met de uitgever Michaël Knobbaert,
die de maand April overnam. Aller
lei tegenslagen verhinderden toen
een snellere voortgang van de zo
grootse onderneming.
Ook ziekte van Papebroch en de
leeftijd van Henschenius gingen
toen belemmerend werken.
Ten slotte ontving men zelfs in
de personen van Daniël Gardon,
Conrad Janning en Franciscus
Baert nieuwe medewerkers.
Toen echter werd Henschenius
weldra door een ziekte overvallen,
die hem ten grave sleepte.
Op 3 october 1680 werd hij tijdens
zijn arbeid te Antwerpen door een
duizeligheid overvallen. Een be
roerte had de tachtigjarige grijsaard
getroffen. Geneeskundige hulp kon
geen afdoende genezing meer bren
gen. Een van zijn benen bleef lam,
maar zijn hoofd herwon de helder
heid, waardoor deze grote geest
zich gekenmerkt had.
Hij hervatte zelfs zijn dagelijks
werk wederom en bediende zich,
om van de ene plaats naar de
andere te begeven, van een rolstoel.
Maar op 5 september 1681 mid
den onder ztfn studie werd hij
andermaal door een beroerte ge
troffen.
Op 11 september 1681 overleed
hij vroom, zacht en kalm in de
armen van zijn trouwe vriend en
medewerker Papebroch.
De wonderbaarlijke geschiedenis
van de gebeurtenissen, welke een
eeuw geleden rond Lourdes plaats
vonden, vormen een verhaal van
veel menselijk leed, maar ook van
een uiteindelijke triomf der waar
heid.
Bij het Eeuwfeest der Verschij
ningen wat we het volgend jaar
herdenken is het goed hieraan
te herinneren, omdat de glorie van
het ogenblik te gemakkelijk de
trage overwinning van het goede
doet vergeten.
0—
Bernadette Soublrous werd op
7 januari 1844 te Lourdes geboren.
Behalve het feit, dat Bernadette's
gezondheid veel te lijden had van
een hevige asthma-kwaal, onder
scheidde niets haar van haar zus
jes en broertjes.
Hoewel ze dus geen zware bezig
heden kon verrichten, hielp ze toch
flink mee om het eenvoudige mo
lenaarsgezin, dat in het onbekende
bergdorp Lourdes leefde, te kunnen
onderhouden.
Zo was het haar taak, In nabije
heuvels hout te gaan sprokkelen,
want rijkdom van steenkool kende
men niet.
Op 11 februari 1858belandde Eer
nadette op een van haar tochten al
spelenderwijze voor het water aan
de grot van Masabielle.
Opeens zagen haar kameraadjes
haar, bleek weggetrokken, op de
grond nederknielen, onwillekeurig
onder de indruk van haar diep-
devote houding.
Bernadette probeerde te spreken,
maar kon geen woord over haar
lippen krijgen. De vriendinnetjes
vonden het maar „raar".
De 14-jarige Bernadette had in
een nis in de grot aan de over
kant van het water, haar eerste
verschijning gehad en vanaf dit
moment begon haar levenslange
lijdensweg.
Want niet alleen de vriendjes
vonden het „raar", jarenlang sprak
zij de waarheid en moest zij iedere
keer weer vertellen wét ze dan
gezien had. Evenveel keren dacht
men met een hysterica te doen te
hebben, wat in het gunstigste ge
val aan haar zwakke gezondheid
werd geweten.
Op 25 februari 1858 beval de
verschijning, wijzend op de grond
vlak voor haar voeten, haar gezicht
en handen met water te wassen.
En de ontstelde menigte, die haar
Geef acht op
poeders, tabletten of cachets
de beste pijnstiller
onschadelijk
Nieuws uit
Venray en Omgeving
GROENE KRUIS
Donderdag a.s.:
Zuigelingenbureau voor de Kom.
Zondagsdienst huisartsen
Vanaf zaterdagavond 8 uur tot
maandagmorgen 8 uur, wordt de
praktijk der huisartsen voor Venray
e.o., waargenomen door
Dr. VAN DER MEER,
Kempweg 32 Telefoon 887
Uitsluitend voor spoedgevallen.
Rijkspostspaarbank
Aan het postkantoor Venray en
de daaronder ressorterende post-
inrichtingen werd gedurende de
maand oktober 1957 ontvangen
f 74.323,81 uitbetaald f 89.149,21.
In de herbouw- en uitbreidings
geschiedenis van het klooster St.
Jozef zal ongetwijfeld de dag van
woensdag" extra in de annalen
worden vermeld. Op die dag im
mers stelden de Zusters der God
delijke Voorzienigheid de nieuw
gebouwde wasserij in werking,
openden zij de nieuwe recreatie-
kamers in het Vincentiuscomplex
en werd nieuwe recreatie- en slaap-
gevolgd was, om 't ook eens te
zien, zagen haar in de grond gra
ven en wroeten, tot er plotseling
onder haar handen een bron op
welde.
Toen verdeelden de dorpsgenoten
zich in twee kampen: zij, die de
bron beschouwden als bewijs van
de waarheid van Bernadette's
woorden over haar verschijningen
en zij, de Intellectuelen van het
dorp, die de bron wetenschappelijk
verklaarbaar achtten.
Op 25 maart van hetzelfde jaar
vroeg Bernadette, op verzoek van
de pastoor van Lourdes, aan de
Verschijning wie zij was.
En het meisje hoorde het ant
woord: „Ik ben de Onbevlekte Ont
vangenis".
Op 16 juli verscheen deH. Maagd
haar voor de achttiende en laatste
keer.
Kerkelijke en wereldlijke autori
teiten gaven opdracht de grot voor
het volk ontoegankelijk te maken,
tot een intensief onderzoek de
waarheid of onwaarheid van Ber
nadette's woorden zou hebben be
wezen.
Gezaghebbende personen gaven
Bernadette gereserveerd te kennen,
dat haar verzoek, om een kerk ter
ere van de Onbevlekte Ontvangenis
zoals Zij haar dit gevraagd had, te
bouwen en om processies te hou
den, zou worden overwogen.
Voorts namen zij nota van Ma
ria's verzoek veel te bidden voor
de zondaars.
Maar daar bleef het voorlopig
dan ook bij.
Bernadette trok zich terug In 1866
in het klooster van de Congregatie
der Zusters van St. Gildard te
Nevers.
Nog eenmaal moest zij voor alle
kloosterlingen het verhaal van haar
verschijningen vertellen en daarna
werd er niet meer over gesproken.
Zij werd uiterst streng behandeld,
„opdat de zieneres niet hoogmoedig
zou worden" en zelfs aan een erns
tige beentuberculose, die langzaam
haar toch ai haar zwakke gezond
heid sloopte, schonk men aanvan
kelijk geen aandacht.
Iedere dag was een vervulling
van wat de H. Maagd haar tijdens
een van Haar verschijningen had
duidelijk gemaakt: Bernadette zou
op aarde veel moeten lijden en niet
gelukkig zijn.
Op 16 april 1879 beëindigde Ber
nadette haar lange lijdensweg en
eerst op 8 december 1933 werd zij
heilig verklaard.
ruimten in gebruik genomen in het
internaat.
Bij die officiële opening gaven
acte de presence, deken Loonen,
oud-deken Berden, pater Gardiaan,
burgemeester en echtgenote, dr.
Kortman en echtgenote alsmede dr.
Vercauteren en echtgenote.
Zij werden namens de klooster
gemeenschap welkom geheten door
dr. Veraart, die in zijn openings
woord een korte terugblik wierp
op de 81 jaren geschiedenis van
het klooster. 81 jaar liefdewerk.
Hij wees er op hoe in 1876 de
zusters naar Venray kwamen op
verzoek van de toenmalige pastoor
om zich bezig te houden met de
verpleging van de ouden van dagen,
die toen waren ondergebracht in
enkele huisjes langs de Overloonse
weg. Een armoedig gedoe, dat ech
ter de zusters niet verhinderden
in de jaren, die volgden, ook een
tehuis te vormen voor wezen en
hun opleiding ter hand te nemen.
Daarnaast verzorgden zij in Ven
ray de wijkverpleging, totdat het
ziekenhuis hun taak overnam.
In 1933 was de nood zo hoog
gestegen, dat o.a. een financiële
sanering dringend nodig was.
De zusters hebben toen op zich
genomen in St. Vincentius een 100-
tal rustige psychisch gestoorden te
gaan verplegen, een taak, die zij
ook thans nog met grote liefde
vervullen.
De oorlog liet ook zijn sporen in
het klooster achter, zodat men ge
dwongen was na de bevrijding een
andere koers te varen.
Het pension voor de ouden van
dagen ging verdwijnen, het klooster
zelf werd uitgebreid.
In 1950 begon men met 44 kin
deren aan het Bijzonder Lager On
derwijs en dat het werk van Zuster
Philomena en haar staf dringend
nodig was, bewijst het feit, dat nu
bijna 170 kinderen dit onderwijs
volgen, waarvan 30 jongens en 31
meisjes intern op St. Joseph ver
blijven. Deze uitbouw en verande
ringen maakte o.a. de uitbreiding
van een washuis dringend nood
zakelijk. Op advies van deskundigen
is thans een geheel nieuw gebouwd,
waarin behalve de eigen was voor
de inrichting, o.m. de was voor 13
kerken uit de omtrek wordt ge
wassen.
Doch ook de afdeling voor de
gestoorden vereistte een uitbrei
ding, 80 pet. van de hier verblij
vende dames verrichten nog arbeid