„Armoe troef"...
Urnen en bekers
uit Ven ray
Vindt een Bussums voorbeeld
in Venray navolging
't Ziet er uit,
Uit Peel en Maas
Zaterdag 10 augustus 1957 No 32
ACHT EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
CUNffcLllt VP
PEEL EN MAAS
DRUK EN uitgave firma van den münckuof WPPïfRT AH VOOR VPNRAY PM HM^TRPPCPM advertentie-prijs: 8 ct. per m.m. abonnements-
grotestraat 28 telefoon 512 giro 150052 VV V V-JV-JIY V I JCflY V-JiYJLO 1 I\.C,IYC,IY prijs per kwartaal f 1.40 büitenvenray f 1.60.
In vrijwel alle nederlandse boeken
en zelfs handboeken over praehis-
torie (voorgeschiedenis), wordt
Venray als vindplaats of aloude
bewoningstreek vrijwel niet ge
noemd. En toch heeft Venray een
zeer oude bewoning gehad. Wij
toonden dit reeds aan in onze
vorige bijdrage over de Venrayse
Schans.
Het is erg jammer, dat veel in
Venray werd verwaarloosd en zelfs
vernield wat deze vind-plaatsen be
treft, of dat, wat er gevonden werd,
versjacherd is er. niets ervan, be
houdens enkel privé hier en daar,
in Venray zelf achterbleef.
Om een voorbeeld te noemen:
door een vrijwel intakt urnenveld
trokken de diepploegen van de
Heide-Maatschappij voor bosaan-
plant, en haalden de stukgeploegde
urnen in gruizelementen naar
boven. Deze gruizels van urnen zijn
daar nog te vindenDit terrein
lag bij het z.g. Potjesven, was toen
Peel-gebied met een laag en een
hoog gedeelte en lag oostelijk van
de Paolse koelen en het Zwart
Water op de grens van Overloon.
De moderne waterlossing van de
Vredepeel loopt er nu langs
erdoor. De naam Potjesven zegt
ons bovendien genoeg: „er zaten
potjes in de grond", vertelden toen
de oude schepers, „en in die potjes
zieltjes Deze zieltjes bestonden
van zogenaamd zichtbaar as in de
restantjes van het verbrand lijk
(been-gedeeltes).
Toch werd, en wordt nog wel,
veel in Venray gevonden. Er kwa
men slechts geen „auteurs van
praehistorisclie studies" en „officiële
oudheidkundigen" aan te pas!
We willen ditmaal dus eens iets
vertellen over Venrayse urnen. Er
zou een hele verhandeling over zijn
te schrijven, doch wij willen het zo
populair mogelijk aan onze lezers
voorleggen om daardoor de liefde
voor de eigen streek dieper te
maken. In het vinden van bekers
en urnen ligt bovendien een pracht
materiaal opgesloten voor een ge
degen kennis van de allervroegste
geschiedenis van ons dorp en onze
streek.
In Venray werden urnen
bekers uit verschillende periodes
gevonden, maar ze zijn toch in
hoofdzaak op 3 periodes terug te
brengen. Laten we dus zeggen:
drie soorten urnen of bekers. Deze
zijn in volgorde van ouderdom: de
klokkebekers, de touwbekers en
vroeg-germaanse urnen. De naam
urn zegt het: onder urn kunnen
we een soort lijkkist verstaan,
waarin men de restanten van het
(verbrand) lijk deed.
Hoewel ook elders in Venray
klokkebekers werden opgegraven
(o.a. Hoogriebroek en de Blakl)
lag het terrein voor de klokkebekers
toch in hoofdzaak achter Beek-
Brabander en op de Haansberg,
maar dan op het hoger gelegen
gedeelte. Het terrein achter de
Brabander-Beek werd destijds als
het ware omgegooid, omdat de
steenfabriek van Trynes hier klei
groef.
De Haansberg was vroeger een
reeks van kleine kleffen, thans
bijna geheel geëgaliseerd en in
kuituur gebracht. Wat betreft de
Haansberg is nog te melden, dat,
mogen we enkele oude aantekenin
gen geloven, hier vroeger een
gerichtsplaats is geweest, waar dus
de boef werd opgehangen.
Wij groeven op de Haansberg
zelf nog klokkebekersresten op. De
klokkebekers hadden een sierlijke
klok-vorm. daarvandaan de naam.
Het profiel was, meestal breed en
krachtig opgaand, gebogen terwijl
de mondopening naar buiten boog.
De in het klei aangebrachte ver
sieringen voor het bakken, vullen
vrijwel de gehele vaas, en praktisch
geen beker heeft dezelfde dekora
tie. De dekoratie was sierlijk en
verzorgd, zodat het klokkebeker-
volk een kunstzinnige inslag moet
hebben gehad.
Toch bestond het klokkebeker -
volk, voor zover wij kunnen nagaan,
waarschijnlijk uit weinig honkvaste
stammen, afkomstig uit het verre
zuiden (SpanjeDe indruk is, dat
het dus een soort praehistorisch,
artistiek zigeunervolk is geweest
met nochthans een eenheid van
beschaving. Men kan de tijd, dat
zij in ons land en dus ook in de
Venrayse omgeving kwamen, rond
1800 jaar vóór Christus stellen.
Uit dezelfde tijd en enkele eeuwen
vroeger en er na huisden hier ook
stammen, die tot het touwbeker-
volk moeten worden gerekend.
Voor 50 jaar terug vond een dag
loner bij een boer uit Hoogriebroek,
toen hij een mangelwortelenkuil
tegen een klef (waar toch niks
groeide) groef, een pracht-exem-
plaar van een touwbeker. Hij ver
kocht deze beker voor 5 mark aan
een Duitser, we menen afkomstig
uit Dusseldorf. Hij vertelde toen
eerst aan een „officieel" Venrayse
persoon, wat hij gevonden had, met
deze woorden: ,.ik heb enne goeie
gehad, vief mark vur zón aerig
ding, zón sort hiël aide kom, die
ik ien de zand vond zitte, aaor mot
ik anders en hiële wèèk vur werke
Deze dagloner, afkomstig uit Oirlo,
heeft op dagen dat hij geen dag-
lonerswerk had, méér in de buurt
gegraven, maar helaas voor die
marken, er geen meer gevonden.
Ook herinneren we uit onze jeugd,
dat bij de „oude weg" zuid-oostelijk
van Sint Wilbert, zulk een beker
werd gevonden, die, hoewel in
enkele delen, door de baron genaast
werd.
Het touwbeker-volk kwam hier
heen uit midden-Europa, en ver
moedelijk voordien uit zuid-Rusland,
Wat dit volk karakteriseert is, dat
zij heersende-veroverende stammen
waren. Zij kwamen in deze streken
naar schatting rond 2000 jaar voor
Christus.
Mogen we sommige oudheid
kundigen geloven, dan vindt men
nog touwbekers die omstreeks
1500 jaar voor Christus gebakken
zouden zijn. Het ontgaat mij wel,
hoe „men dit weet"! Mogelijk is
het, dat men b.v. een klokkebeker
op een bepaald punt vond, dus b.v.
uit 1800 jaar voor Christus, en op
dezelfde plaats, hoger in het zand,
een touwbeker. Dat zou dus wijzen
op een latere „bijzetting".
De touwbeker ïs bij lange niet
zo sierlijk dan de klokkebeker. Het
profiel is vloeiend en gebogen-
krom met aan de hals dicht bij
elkaar getrokken versieringen,
horizontaal „als met een touwr
aangebracht in de klei. De ruimte
tussen de horizontale versieringen
is opgevuld met een ris van recht
lijnige, meestal schuinlopende
streepjes.
Bij de z.g. Hoogriebroekse beker,
waarvan wij via een familielid een
goede beschrijving ontvingen, ging
deze dekoratie over tot op de buik
van de beker. Bij het merendeel
van deze bekers vindt men dit
slechts bij de hals. Een algemene
indruk hebben verder de oudheid
kundigen gekregen, dat het touw
bekervolk toch meer aan de doden
cultus deden en minder aan de
bewoning dan het klokkebeker-
volk.
De meeste urnen echter, welke
men in Venray heeft gevonden
r zullen er ongetwijfeld nog
wel een mooi aantal gevonden kun
nen wordenis van het ger-
maans type, en wel van het vroeg
germaanse. Deze urnen hebben een
geheel andere vorm dan de klokke
bekers en de touwbekers, blijven
deze meer een beker- of vaasvorm
houden, de vroeg-germaanse lijkt
meer op een pot. Deze urn vertoont
ook geen versieringen, is eniger
mate plomb en het doet zich aan
als een (modern gezegd) massa-
produkt.
Toch heeft deze urn, welke goed
gebouwd is, haar eigen bekoring.
Meestal is de voet, hoewel breed
genoeg, niet groot, en loopt de. buik
schuin aandikkend omhoog tot aan
de korte hals, die ingetrokken is
met een weer even naar buiten
gebogen rand.
Ze zijn in Venray op talloze
plaatsen gevonden: tegen Overloon
aan bij het Potjesven, achter Mer-
selo, achter de Boshuizen, in de
Oirlose en Oostrumse heide, ooste
lijk en zuidelijk van Volen-Veulen,
tussen Hoogriebroek en Castenray,
in de Castenrayse bergen, enz.
'n Enkele maal werd zelfs een
z.g. koningsurn gevonden. Destijds
had de heer Trynes Sr. twee mooie
exemplaren; de koningsurn, onge
veer van dezelfde bouw, is wel 2 a
2Va maal groter dan de z.g. stan
daard-type. Deze urnen vindt men
veelal in z.g. grafheuveltjes, welke
dan ook weer dicht bij elkaar lig
gen zelfs in symetrische vorm.
Maar men heeft ze praktisch ook
„alleen" gevonden, bv. tegen een
bestaande zandheuvel aan.
We weten van een geval, dat bij
de urn een kommetje aanwezig
was, terwijl in een andere urn een
partij ronde kiezelsteentjes zaten.
Dit kommetje: om de afgestorven
ziel van voedsel te voorzien; de
kiezelsteentjes: om het visnet te
verzwaren De ziel kreeg dit voor
het leven hiernamaals mee, opdat
ze niet zou verhongeren
Treft men een urnenveld aan,
zoals er een lag op de Overloonse
grens achter het Roosendaal, dan
is het volgende op te merken, men
ziet in de vlakliggende oppervlakte
op geregelde afstanden telkens
kleine verhogingen. Dit zijn graf
heuveltjes. Vaak zjjn ze wat of
zelfs geheel verwaaid en hebben
zich daardoor verplaatst, meestal
van zuidwest naar noordwest. De
hoogte varieert, van nl. Vi tot 3/4
meter. Ze zijn omgeven geweest
van een greppel, waaruit men
blijkbaar het zand opgroef om de
heuvel te vormen. Meent men zo'n
Een simpel krantenberichtje zet
een mens soms tot denken. Er
stond te lezen, dat een jonge
kapelaan in Bussum de overall had
aangetrokken en op een bulldozer
is gaan zitten om het grondwerk
te doen voor een nieuw te bouwen
jeugdhuis, dat hij in samenwerking
met de plaatselijke bouwvakarbei
ders en aannemers gaat bouwen.
De parochie had geen geld, maar
door gezamenlijk de handen ineen
te slaan, door hun arbeid cadeau
te doen en verschillende materialen,
krijgt Bussum binnen afzienbare
tijd zijn jeugdhuis met een mini
mum van kosten.
Tot zover dat berichtje.
Als vanzelf dringt zich dan de
vergelijking op met Venray. Wie
de heer Deken onlangs heeft horen
zeggen, dat hij er voorlopig geen
kans toe ziet om een jeugdhuis te
bouwen, wie Venrays jeugdvereni
gingen in de gebrekkige noodschool
gehuisvest ziet en iets meer weet
van de noden en wensen, die bij de
jeugd leven, vraagt zich onwille
keurig af of dit in Venray ook niet
kan.
Er zijn duizend-en-een bezwaren
tegen. Zowel van aannemerszijde
als van de kant der bouwvakkers.
Bezwaren van werktijden, van
materiaal, in verband met sociale
voorzieningen, in verband met
kosten, met vrije tijd en nog vele
andere dingen meer.
En toch heeft het hier gekunnen,
want anders hadden wij in Venray
nooit deze machtige kathedraal
gehad van onze Petrus Banden.
Toen was men niet zo goed ge
organiseerd, toen had men geen
sociale voorzieningen en hoge lonen,
toen had men geen hulpmaterialen,
geen technische voorzieningen, toen
had men niets, als handen om te
werken en deze handen stelde men
in dienst van de gemeenschap.
Hiermede willen we noch de
organisaties, noch de sociale voor
zieningen iets verwijten, integen
deel, alleen maar aanduiden dat
organisatorisch de zaak een stuk
gemakkelijker ligt dan vroeger.
Alleen vrezen wij, dat ook zij
moeten wijzen op de vermateriali-
seerde geest van deze tijd, die als
eerste vraag, altijd en immer, stelt:
wat word ik er beter van....
grafheuvel te herkennen, dient men
de oudheidkundige dienst te waar
schuwen en zelf het niet te gaan
vernielen. Men graaft dan, bij op
gravingen, een gleuf aan de zuide
lijke kant gaande van de heuvel
voet af naar buiten totdat men de
greppel ontdekt. Dat ziet men in
de kleur van het zand, omdat zo'n
greppel na meer dan 2000/2800 jaar
dichtgewaaid is en dichtgegroeid;
de kleur van het zand is dan im
mers donkerder.
Heeft men zo'n greppel gevonden,
dan kan men op een centimeter
bepalen, waar de urn zelf zit. Maar
toch zal de gedegen graver de
heuvel afvlakken en niet zo maar
een gat graven om enkel de urn
te vinden, en... te hebben. De urn
staat in het midden van de oor
spronkelijke heuvel, niet op, maar
in de oorspronkelijke grondopper-
vlakte geplaatst. De verbrande
resten van het lijk (wit geworden
knokenresten) zitten in de urn.
Het gebeurt ook wel eens, dat
zo'n greppel bij de heuvel man
keert, zoals bv. bij een vondst in
de Maashese bossen, waar, ondanks
bosaanplant, bosrooi, nieuwe aan
plant en daarna gedeeltelijk in
kuituur-brengen zo'n grafheuvel
was blijven staan. Hier was het
terrein reeds enigermate glooiend
en dus was er ook zand genoeg
geweest om een heuvel op te
bouwen, zodat men geen greppel
ervoor behoefde te graven. Wij
hebben persoonlijk een urn van dit
type in ons bezit, opgegraven nabij
het Potjesven. We willen dit exem
plaar gaarne aan het toekomstig
Venray's museum afstaan
Men heeft ons verteld, dat ook
op deze urnen wel eens versierin
gen zijn aangebracht, zelf zagen we
in een museum één exemplaar
aldus. Ons is niet bekend, dat onder
de vele gevonden en versjacherde
Venrayse urnen, urnen-met-versie-
ringen waren.
De tijd, dat deze urnen-kuituur
in onze streek begon, dus dat dit
urnenvolk hier kwam wonen, is
terug te brengen tot 800 en 600
jaar voor Christus. Het volk was
van germaanse oorsprong, juister:
vroeg-germaanse, en het drong ons
land vanuit het oosten en zuid
oosten binnen.
Sommigen oordelen, dat het
keltisch-germaanse stammen moe
ten zijn geweest. Zeer aanneembaar
is, dat de Venrayse Schans van
Veulen-Volen en die van de Kamp
te Merselo van dit volk komt, maar
dan o.i. echter gebouwd enkele
eeuwen na hun vestiging in deze
streek.
GERARD LEMMENS
Er zijn inderdaad duizend-en-een
bezwaren aan te voeren, dat zal
niemand ontkennen. Alleen al de
organisatie van dit alles eist enorm
veel, maar het is ook nu, in deze
tijd, mogelijk. Dat bewijst men in
Bussum.
Dan moet men echter niet vragen:
wat word ik er beter van, maar
wat wordt Venrays jeugd er beter
van.... En moet men niet kijken of
Jan, Piet en Klaas wel meedoen,
maar zelf beginnen.
Er zijn twee mogelijkheden. Ven
rays jeugd laten staan op de hoeken
van de straat of laten zitten in een
noodgebouw zonder enige aantrek
kelijkheid, bij ons zelf denken, dat
anderen het maar opknappen en
bij tijd en wijle eens flink kankeren
op alle mogelijke mensen omdat
er niets gebeurd.
De andere mogelijkheid is, dat
men een gemeenschapsdaad stelt,
zoals onze voorouders, dat men
toont ook iets bij te willen dragen
aan te oplossing van het jeugd
probleem, waar we, ieder op zijn
tijd en plaats, onherroepelijk mee
geconfronteerd worden of zullen
worden.
Die geest zal het zijn, die de
duizend-en-een bezwaren zal over
winnen, zoals ze vroeger en nu
overwonnen worden.
Als we een pater Franciskaan jl.
zondag hoorde preken, dat in Leiden
enkele duizenden katholieken in
anderhalf jaar tijds f 85.000 bijeen
weten te brengen voor een nieuwe
kerk, als we zien wat in nabuur
gemeente voor kerkenbouw ge
geven wordt, we van een pater
Aegidius lezen wat een handjevol
katholieken in een dorp in Austra
lië weet op te brengen voor kerk
school en we onze Belgische
broeders horen over de offers welke
van hen gevraagd worden voor de
schoolstrijd, dan vraagt men zich
af, wat doen wij dan toch feitelijk
Zou het Bussumse voorbeeld hier
niet na te volgen zijn
Hier wordt dan een geraeenschaps
daad gesteld van de eerste orde,
waardoor niet alleen een groot deel
van Venrays jeugd geholpen wordt,
maar ook een voorbeeld krijgt dat
van onschatbare waarde is.
Zou het niet mogelijk zijn, dat de
verschillende organisatie in deze
het initiatief eens nemen en de
mogelijkheden en moeilijkheden
eens bekijken Met hun leden over
leg plegen hoe de mogelijkheden
uitgebuit, de moeilijkheden over
wonnen kunnen worden en
animeren om hun schouders, hun
geest en hun handen in dienst te
stellen van dat deel van onze ge
meenschap voor wie toch iedereen
werkt, nl. de jeugd, de dragers van
de toekomst?
Het zal de geest terugbrengen,
die onze voorouders heeft bezield
toen zij als gemeenschap eendrach
tig samenwerkten, metterdaad, om
de Petrus Banden te bouwen, dat
monument uit vervlogen tijden. Die
geest zal een nieuw monument
mogelijk maken.
Het feest van St Petrusbanden op
1 augustus is voorde ooievaars het
begin van hun vertrek naar war
mere landen; de zwaluwen wachten
nog tot begin september.
De dagen beginnen al aanmer
kelijk te korten: „Portionkel, om
acht uur donkel".
Hoezeer het weer de belangstel
ling houdt, blijkt op 4 augustus,
bjj het feest van St Dominicus:
Is het heet op Sint Domijn.
't Zal een strenge winter zijn.
De kalender vermeldt op 5 augus
tus het kerkelijk feest van Onze
Lieve Vrouw ter Sneeuw. Deze be
naming houdt verband met een
legende.
Onder Paus Liberius stonden een
patriciër van Rome en zijn echtge
note, die kinderloos waren, heel
hun vermogen af voor een vrome
daad ter ere van de H. Maria. Zij
smeekten de Moeder Gods een aan
wijzing te geven, wat Haar het
aangenaamste was.
Hoewel het op 5 augustus te
Rome anders zeer warm kon zijn,
bedekte des nachts sneeuw een deel
van de Esquilijnse heuvel. In een
droom verwittigde Maria het echt
paar, dat haar wens was, dat te
harer ere een kerk gebouwd zou
worden op de plek die zij met
sneeuw bedekt zouden vinden.
Op 10 augustus viert de kerk het
feest van de H. Laurentius, aan wie
te Rome ook een kerk is toegewijd,
met de relikwie de rooster, waar
op de heilige levend verbrand werd.
Door zijn marteldood werd hij ver
eerd als beschermheilige tegen
brandwonden.
Een van de hoge kerkelijke fees
ten is dat van Onze Lieve Vrouw
ten hemel opneming op 15 augus
tus, ook genoemd het feest der
„Hoog Lieve Vrouw".
De heide bloeit van de Hoog- tot
de Laag-Lieve Vrouw (15 augustus
We zijn op een tamelijk hard
handige manier door de jongste
raadsvergadering aan ons verstand
gebracht, dat we aan bestedings
beperking moeten gaan doen. Wat
dat betekent voor onze gemeente,
is wel overduidelijk geworden.
We moeten effecten verkopen, we
moeten onze laatste peelgrond ver
handelen, om tenminste uit te kun
nen voeren, wat tot heden besloten
is. En dan is het op, schoon op en
niemand weet wat de toekomst
brengen zal.
We kunnen nu onze scholen ge
lukkig afbouwen en inrichten, onze
uitbreidingsplannen klaar maken,
maar dan is het afgelopen. En we
mogen ons nog gelukkig prijzen,
want andere gemeenten hebben nu
al niets meer en zoals wel duidelijk
is aangetoond, moeten zelfs woning
bouw stopliggen wegens gebrek
aan geld.
Al zijn we nu dus de dans ont
sprongen en kunnen we nog even
vooruit, de tijd is niet ver meer,
dat we voortaan alleen nog verder
kunnen, mits we vaste geldleningen
kunnen sluiten. En daar is met de
huidige voorschriften van het rijk,
practisch niet aan te komen.
De aangegane miljoen-lening
dan ook een wel uiterst gunstige
uitzondering, maar of we in de toe
komst nog meer van die uitzonde
ringen kunnen krijgen, is wel zeer
twijfelachtig.
De toekomst is dus wel een heel
groot vraagteken.
0—
Wij zijn en bovengenoemde
maatregelen zijn daar een afspie
geling van in Nederland dicht
bij het punt gekomen, waarop de
staat niet meer kan worden ge
financierd.
De deskundigen hebben al meer
malen uiting gegeven aan hun klim
mende bezorgdheid over de gelde
lijke toestand van het land.
Er wordt in Nederland te veel ge
consumeerd, met als gevolg, dat de
invoer veel sneller stijgt dan de
uitvoer. De handelsbalans voor het
eerste halfjaar van 1957 geeft een
tekort te aanschouwen van over de
twee miljard.
Temidden van deze zorgelijke
toestand moet de regering nog be
talingen verrichten. Aan het einde
van de maand juli, heeft de staat 250
miljoen gulden moeten betalen aan
de Nederlandse gemeenten.
In de loop van augustus moet
350 miljoen worden opgebracht aan
vervallend schatkistpapier en rente
voor uitstaande leningen. Maar de
schatkist is leeg en het voorschot
bij de Nederlandse Bank staat vrij
wel op zijn maximum.
0—
Hoe redden wij ons?
De regering zoekt naar twee
middelen. Een buitenlandse lening
en belastingverhoging. Wat het
eerste middel betreft: het verkrij
gen van credietenis uiterst moeilijk.
De Duitsers zouden bereid zijn
ons te helpen, maar onder bepaalde
voorwaarden. Hoe die voorwaarden
zijn, is onbekend.
En zal zulk een lening voldoende
zijn om de ontzaglijke uitgaven,
waartoe de staat geroepen wordt,
te bestrijden?
tot 8 september) zegt de volks
mond.
In alle kerken in Limburg, wordt
de „kroedwisj" gezegend, een bos
kruiden en bloemen van allerlei
aard, die in de katholieke woningen
wordt bewaard als behoedmiddel
tegen donder en bliksem, ziekten
en boze geesten. De bos bevat voor
al de koningskaars, een toortsbloem,
of hemelbrand. Wanneer 't dondert,
wordt er in de huisgezinnen een
takje van verbrand, terwijl men ge
zamenlijk bidt.
Het gebruik van de „kroedwisj"
steunt op de mooie overlevering'
volgens welke in plaats van haar
maagdelijk lichaam, bloemen en
welriekende kruiden vonden.
Terwijl StLaurensdag voor Vlaan
deren en Noord-Duitsland geldt als
het begin van de herfst, wordt in
andere streken van Duitsland St
Bartholomaeusdag op 24 augustus
als zodanig beschouwd. Een volks
rijm zegt, dat een goede herfst
wacht, als dan de zon schijnt.
Het feest van de H. Bernardus
op 20 augustus brengt op sommige
plaatsen nog wel processies naar
jedevaartsoorden van Onze Lieve
Vrouw.
De Duitse processies naar O.L.
Vrouw in 't Zand te Roermond, ken
merkten zich vroeger door bijzondere
luister met mooie vaandels en een
stoet van bruidjes; de begeleidende
pastoor had zijn baret versierd met
een groen takje, en bij de terug
keer droegen de pelgrims het drie
hoekig papieren vaantje met bonte
beschildering van gebeurtenissen
uit de geschiedenis van de bede
vaartplaats, terwijl jubelend de zang
door de straten klonk.
Zal men, ook wanneer men een
lening verkregen heeft, waarschijn
lijk op korte termijn, toch niet nog
zijn toevlucht moeten nemen tot het
heffen van speciale belastingen?
Belastingverhoging is fnuikend
voor onze welvaart, voor ons spaar-
vermogen, voor de ontwikkeling
van onze bedrijven.
Kan ons volk nieuwe belasting
verhoging nog wel dragen?
Er is een derde oplossing van het
financiële vraagstuk die tot dusver
verwaarloosd werd: onbarmhartig
bezuinigen, de lonen op het huidige
peil houden, maar grote matiging
betrachten bij het verlenen van sub
sidies en het te veel aan ambtenaren
inkrimpen. En, tenslotte, die objec
ten buiten de bestedingsbeperking
te houden, welke volstrekt nood
zakelijk zijn.
0—
Het leven zal op de duur niet
meer te dragen zijn, als de toe
stand zo voortgaat als hij is. Het
dure leven blijft duur en wordt
steeds duurder, ondanks de zoet
houdertjes van prof. Zijltra, die zo
nu en dan optimistische berichten
de wereld inzendt over de ontwik
keling der kleinhandelsprijzen.
Niettemin is na zijn laatste be
richt de prijs van de suiker, een
uiterst belangrijk volksvoedsel, al
weer aanmerkelijk gestegen.
Zo loopt alles elkaar achterna en
de ene prijsverhoging wordt weer
gevolgd door andere. De gemeenten
hebben „de pin op de neus gekre
gen". Wat dat betekent, hebben we
in de laatste raadsvergadering kun
nen merken.
En zoals de staat en de gemeen
ten de tering naar de nering moe
ten zetten,, niet goedschiks, dan
maar kwaadschiks, zo zal ook de
Nederlandse burger 't moeten doen
en zijn persoonlijk bestedingen
uiterst streng moet inkrimpen, wil
ook hij niet gedwongen worden eens
zijn bezit te moeten verkopen.
van 12 augustus 1911
De Weleerw. Heer Piet Wijn
hoven, droeg op kermis-zondag zijn
eerste plechtige H. Mis op.
De kermis ging niet zonder
wanordelijkheden voorbij. Op ver
schillende plaatsen moest de politie
hardhandig optreden en werden
processen opgemaakt.
Mond- en klauwzeer werd op
nieuw in Venray geconstateerd.
- Mej. J. Huis werd directrice
van het postkantoor alhier.
van 10 augustus 1912
- Bij de wed. S. aan de Oos-
trumseweg werd ingebroken.
De heer M. Coenders, onder
wijzer te Oostrum, slaagde voor de
hoofdakte.
van 9 augustus 1913
- De handboogschutterij „Sint
Joris" te Leunen, behaalde op het
concours te Maastricht, de 5e corps-
prijs, eerste afdeling.
Nieuws uit
Venray en Omgeving
GROENE KRUIS
Donderdag a.s.:
Zuigelingenbureau voor de Kom.
BEKENDMAKINGEN
Burgemeester en wethouders der
gemeente Venray, brengen ter open
bare kennis, dat door de raad dier
gemeente bij zijn besluit van 30
juli 1957:
no. 486, aan het bestuur van de
St Clara-school van het rectoraat
van Onze Lieve Vrouw van Zeven
Smarten medewerking is verleend
op grond van de Lager-onderwijs-
wet 1920, voor het aanschaffen van
leermiddelen voor de eerste inrich
ting van die school;
no. 487, aan het bestuur van de
St. Angela-school te Leunen, mede
werking is verleend voor het aan
schaffen van 4 twee-persoonsbanken
no. 2, zulks in verband met de uit
breiding van het aantal leerlingen
van die school;
no. 488, aan het bestuur van de
St. Angela-school te Leunen, mede
werking is verleend als bedoeld in
de artikelen 72 en volgende van de
Lageronderwijswet 1920 voor de
aanschaffing van leermiddelen in
verband met de uitbreiding van het
aantal leerlingen van die school;
no. 489, aan het r.-k. kerkbestuur
van de parochie van St. Petrus-
Banden alhier, het bestuur uit
oefenende over de bijzondere lagere
school voor jongens Henseniusschool
medewerking is verleend als be
doeld in de artikelen 72 en volgen
de van de Lager-onderwijswet 1920
voor de uitbreiding en verandering
van de speelplaats van die school
en voor het aanbrengen van een
beplanting.
Venray, 3 augustus 1957.