W RANG *t)e vetsnap&untf. van ctemsïê PANG M Maaswaier op proefgebied van 10.000 hectaren in de Peel De Fazenda Ribeirao Onkerkelijk Ü&2 RANG is alleen RANG als er RANG op staat EHG £)<®E Een agrarisch milliardenplan voor Noord-Brabant. en de heer Hoogenboom Uit Peel en Maas Zaterdag 11 mei 1957 No 19 ACHT EN ZEVENTIGSTE JAARGANG f ONDERVINDT w PEEL EN MAAS y CONFECTIE VAI DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN ADVERTENTIE:PRIJS: 8 P«rABONNEMENTS. GROTESTRAAT 28 TELEFOON 512 GIRO 150652 PRIJS PER KWARTAAL f 1.40 BUITEN VENRAY f 1.60. BSBE 3SK5 rME EHC5 ESjQ De Staten van Brabant kennen een Commissie Waterbeheer sing, die na een studie van twee jaren, thans met een groots rap port ter tafel is gekomen. Het beoogt namelijk het Brabant van de toekomst, een Brabant „zonder arme zandgronden te maken". En wel door middel van water-toediening aan deze gronden. Dit zal dan een opbrengst-vermeerdering geven tot ongeveer 147.000 ha. van 25 pCt. en bij 258.000 ha. (75 pCt. van het gehele Brabantse landbouw areaal) van 15 pCt. Dit rapport kan worden beschouwd als een voorgaam onderdeel van het agrarisch welvaartsplan, omdat juist met de waterbeheersing in deze provincie zoveel te bereiken is. Jaarlijks wordt 250 ha. aan de landbouw onttrokken, welk verlies kan worden gecompenseerd door verhoging van de bodemopbrengst en intensivering van de landbouw. Een goede waterbeheersing opent in dit opzicht grote perspectieven. Produktiewinst van 60.000 ton. De daardoor te verkrijgen winst is te vergelijken met de opbrengst van 60.000 ha., dus zo iets als de Noord-Oostpolder. De methoden ter verbetering van watervoorziening kunnen worden ingedeeld in drie groepen: verbe tering van het vochthoudende ver mogen van de bovengrond, water conservatie en toevoer van water. Als methoden van watertoevoer kunnen worden genoemd: berege ning, infiltratie en bevloeiïng. Welke methode de beste oplos sing zal geven, zal gebied voor ge bied nauwkeurig dienen te worden onderzocht. Voor de gronden meteen slechte doorlatendheid verdient het aanbe veling nader aandacht te wijden aan de bevloeiïng. Voor de hoog gelegen zandgron den ligt een ontwikkeling in de vorm van beregening het meest voor de hand. Voor de overige gronden biedt'infiltratie momenteel de beste perspectieven. De provincie Noord-Brabant kan gezien zijn geografische ligging, van water worden voorzien uit de Maas, de Rijn (via Maas-Waalka naal) en uit 't toekomstige Zeeuw se meer. Plan Panheel. Volgens een door de Rijkswater staat ingesteld onderzoek kan uit de Maas bij Panheel vrijwel steeds een hoeveelheid water van 27 ku bieke meter per seconde voor agra rische doeleinden beschikbaar wor den gesteld. Van deze hoeveelheid is in het kader van het „Plan Panheel" 13.5 kubieke meter per seconde aan Limburg en 13.5 kubieke meter per seconde aan Noord-Brabant toegedacht, resp. voor de water voorziening van Midden-Limburg en van het oostelijk zandgebied van Noord-Brabant. Voorts kan voor Noord-Brabant waarschijnlijk nog een hoeveelheid van ongeveer 4 kubieke meter per seconde aan de Maas boven de stuw te Sambeek worden onttrok ken. Ten aanzien van de plaatsen, van waaruit het water aan de Maas kan worden onttrokken, wordt in dit rapport genoemd o.a. nl. Pan heel, Maashees en Grave. Proefgebied. Wij spraken reeds over het plan Panheel, dat het resultaat is van de werkzaamheden van de in 1954 door Limburg en Noord-Brabant ingestelde interprovinciale commis sie. De uitvoering wordt gedacht in drie fasen. De eerste betreft de inrichting van een proefgebied, teneinde een inzicht te verkrijgen in de proble men, welke aan de uitvoering van een watervoorzienings-plan van enige omvang verbonden zijn. Voor de uitvoering van deze proef is gedacht aan het gebied in Limburg en Noord-Brabant onder de gemeenten Venray, Deurne en Bakel c.a. Als tweede fase wordt voorge steld de pompcapaciteit van het gemaal in Panheel te vergroten tot 15 kubieke meter per seconde, wat overeenkomt met de huidige maxi male capaciteit van het kanaal Wessem-Nederweert. Door de Noorder vaart zal dan 8 kubieke meter per seconde dienen te worden gevoerd, waarvoor bij Nederweert een gemaal dient te worden ingericht. Uiteindelijk zal voor het totstand brengen van het volledige plan de capaciteit van het gemaal te Pan heel tot 27 kubieke meter en de capaciteit van het gemaal te Ne derweert op 14 kubieke meter per seconde dienen te worden opge voerd en voorts het kanaal Wes sem-Nederweert en de Noorder vaart geschikt gemaakt voor de doorvoer van deze hoeveelheden. De minister van Verkeer en Wa terstaat heeft medegedeeld, in be ginsel met het plan in te stemmen mits een nadere berekening de ren- tabaliteit ervan zal hebben aange toond. Daarnaast heeft de minister nog medegedeeld, dat de maatregelen aan de sluis te Panheel voor de opmaling van ten hoogste 3 ku bieke water per seconde ter voor ziening van een nog nader nauw keurig te bepalen proefgebied en de daarbij behorende voorlopige maatregelen aan de Helenavaart c.q. het kanaal van Deurne reeds terstond door of vanwege de Rijks waterstaat zullen worden, 'uitge voerd. Het Noordbrabantse gedeelte van het proefgebied is in principe ge dacht in het gebied, dat in het noorden wordt begrensd door het boscomplex ten zuiden van de Rips, in het oosten door de Noordbra bants-Limburgse grens, in het zui den door de spoorlijn Eindhoven Venlo en in het westen door de bosgordel ten westen van Deurne en Milheeze. Dit gebied heeft een oppervlakte van rond 6100 ha., waarvan onge veer 3600 ha. in de gemeente Bakel c.a. zijn gelegen. Het Limburgse gedeelte zal het zogenaamde Lollebeek-plan zijn, waarvoor reeds een commissie, onder leiding van Deputé Peters en de Burgemeesters van Horst en Venray, besprekingen is begon nen en studiemateriaal verzamelt. De lezer van ons blad zal zich zeker nog kunnen herinneren, hoe in dit blad verschillende malen artikelen zijn verschenen over de emigratie naar Brazilië en met name over de nederlandse stichting aldaar de Fazenda Ribeirao. Toen indertijd de mogelijkheid geschapen werd om naar Brazilië te emigreren, heeft men de goede gedachte gehad om daar een katho lieke nederlandse kolonie te stich ten, waar dus katholieke neder landse boeren een nieuw bestaan zouden kunnen opbouwen. We hebben dat om meer dan één reden toegejuicht en het is waar schijnlijk mede daaraan te danken, dat verschillende families uit deze streken de grote en financieel zware sprong hebben ondernomen en zich, na emigratie naar Brazilië, in deze coöperatieve onderneming hebben gestoken. Het wel en wee dezer families werd hier, ook al omdat zij immers pioniers waren op dit terrein, zowel letterlijk als figuurlijk met grote aandacht gevolgd. En het was dan ook helemaal niet verwonderlijk, dat toen de eerste meldingen kwa men van mislukkingen, van tegen slag, van misverstanden, fouten en wat dies meer zij, hier en daar het nodige er over werd gezegd. Ook op ons redactie-bureau hebben wij brieven van emigranten ontvangen, zoals toen al is gemeld, en de feiten, die daarin stonden, toonden toch wel duidelijk aan, dat de situatie op de fazenda niet zo roos kleurig was, als men van bepaalde zijde hier wel wenste voor te stel len. We hebben toen gevraagd om toch in het belang van de goede zaak, in het belang van de emi granten, die op het punt stonden dezelfde stap te wagen, toch open kaart te willen spelen. De Katholieke Emigratie Stich ting heeft ons dat bij monde van de heer Duysings toen zeer kwalijk genomen. En open kaart werd niet gespeeld. Brieven bleven komen, brieven bleven gaan, de regering zond een vertegenwoordiger, die de zaak onderzocht en er kwam een nieuwe leider. Intussen bleken verschillende families de Fazenda verlaten te hebben, wat ook weer stof gaf tot minder prettige geruchten in deze contreien en zo werd voortgegaan. In Leunen beleefden we een druk bezochte spreekbeui t van pater Strooband, die onomwonden ver klaarde, dat het op de Fazenda fout liep. Een door ons naar aan leiding van deze spreekbeurt her haald verzoek om toch a.u.b. te vertellen wat er aan de hand was vond bij de officiële instanties geen gehoor, en de praatjes bleven gaan. En emigranten uit deze streken gingen niet meer naar Brazilië. Tenslotte is in Belfeld vorig jaar pater Marcus gekomen, die aldaar ook weer allerlei dingen over de Fazenda heeft verteld, waaruit dan ook weer bleek, dat aspirant emigranten beter elders in de wereld een plaats konden zoeken, dan in Brazilië en met name op de Fazenda. Deze rede Is becritiseerd, maar toen de Tegelsche Courant een brief afdrukte, afkomstig uit Brazilië en ondertekent door liefst 21 emigran ten, die verklaarden, dat pater Marcus het juist had verteld, toen bleef men zwijgen. Temeer ook, waar de grote geldlening van de Ned. regering aan de Fazenda wel aantoonde, dat zeker de financiële moeilijkheden groot waren. Dit alles had tot gevolg, dat er weinig liefhebbers uit deze streken meer kwamen om naar Brazilië te emigreren, maar dat men liever naar Canada, Nieuw Zeeland of Australië ging, waar men jammer geno.eg, het prachtige katholieke verband mist. Voornamelijk omdat over de emigratie naar Brazilië een soort mist hing, die een aspirant-emigrant afschrikte der waarts te gaan. Het vertrouwen was geschokt en dat is nu eenmaal moeilijk te herstellen. Wie dat had kunnen doen was de heer Hoogen boom, leider van de Fazenda, die thans in Nederland vertoeft. De heer Hoogenboom heeft in Belfeld vorige woensdag een lezing gehouden over Brazilië, die nog al belangstelling trok uit geheel Noord-Limburg. Waarom hij Belfeld heeft gekozen, waaruit niemand ooit naar Brazilië is ge-emigreerd, is een raadsel, dat alleen de heer Hoogenboom vermag op te lossen, maar waarschijnlijk is, dat hij deze plaats gekozen heeft, omdat pater Marcus daar voor een jaar zijn nogal becrltiseerde rede heeft ge houden. De heer Hoogenboom, die verge zeld was van zijn echtgenote en dr. J. T. Paes de Baros Neto, lid van de Staten Generaal te San Paolo, begon zijn lezing met een opsomming te geven van zijn in drukken, die hij tijdens zijn reis door Nederland had opgedaan. Over de Fazenda zei hij, dat deze momenteel zowel als leefgemeen schap en als economische onder neming geslaagd is en een succes mocht heten. „Wij leven er," zo zei hij, „in een Nederlands dorp, op Braziliaanse leest geschoeid. Er is een kerk en een pastoor, er zijn scholen en er zijn winkels. Deze dorpsgemeenschap is gebouwd te midden van de 5000 H.A. grond, die practisch geheel eigendom zijn van de 110 boeren, die de Fazenda bevolken. Het gaat allemaal prach tig en hoewel er nog plaats is voor 90 emigrantengezinnen, zijn ze voor een goede economische gang van zaken niet strikt noodzakelijk." Hij kwam dan ook niet, zo ver zekerde de heer Hoogenboom, om nieuwe emigranten te winnen, maar uitsluitend om voorlichting te geven over de emigratie-mogelijk heden in Brazilië. Die voorlichting was staande deze vergadering echter niet bepaald groots. De heer Hoogenboom had kunnen vermoeden, dat o.a. ook vragen gesteld zouden worden over de rede van pater Marcus. Die noemde hij pertinente leugens, maar op het schrijven aan de Tegelse Courant ging hg niet in, terwijl hij ook niet diets maakte, wat die pater gelogen had. De voorgeschiedenis maakt hij af met enkele opmerkingen aan het adres van de eerste boeren-emigran- ten, waarvan hij een deel zelfs smokkelaars en bandieten geliefde te noemen. En tussen neus en lip pen door maakte hij de katholieke Pers voor sensatie jagers uit. Om dat ze, in tegenstelling tot de protestantse Pers, in plaats van verkeerde dingen met de mantel der liefde te bedekken, deze aan de grote klok hangt en dat alleen uit sensatiezucht. We vragen ons af, wat men met een dergelijk soort voorlichting nu wel wil bereiken. We kunnen ons best voorstellen, dat men oude koeien graag in de sloot laat lig gen, waar ze ook al lang waren blijven liggen, indien men eerder verteld had, hoe de zaken stonden en juiste voorlichting gegeven had. Maar we vinden het onjuist als men de vraag naar waarheid aan duidt als sensatie-lust en geen ander commentaar weet te geven dan dat een stel smokkelaars en bandieten oorzaak van een en ander zijn geweest. Dat is geen voorlichting, dat is schelden, zeker als men deze be weringen niet staaft. En men moet dan heus geen verwonderd gezicht trekken als Limburgse boeren dan bedanken voor de eer om te emi greren naar dit nederlandse dorp. Toe schade van die boer, tot schade van die Fazenda. En het was daarom dat wij in het verleden om een betere voor lichting vroegen en dat mag de heer Hoogenboom dan gerust sensatie-lust noemen. Op deze ver gadering bleek, dat hij de zin van meer nederlandse woorden in zijn braziliaanse jaren vergeten schijnt. Evenals hij ook de voorlichting jammer genoeg vergeten is... Over onkerkelijkheid wordt tegen woordig veel geschreven en gespro ken. Men duidt haar ook wel aan als geruisloze geloofsafval, dat is geloofsafval die ongemerkt plaats vindt. Men maakt zich ook onge rust over toenemende onkerkelijk heid in Brabant en Limburg. Wat wordt eigenlijk bedoelt met onkerkelijkheid Dat meerdere mensen niet meer geregeld elke zondag naar de kerk gaan On kerkelijkheid is pas duidelijk aan wezig als men helemaal niet meer naar de kerk gaat en niets van de kerk wil weten. Er zijn ook graden in die onker kelijkheid, naar gelang de band met de kerk nog min of meer aanwezig is. Er zijn katholieken die niet meer meer de kerk gaan maar toch hun kinderen katholiek laten dopen en zelf ook kerkelijk begraven willen worden. Er zijn er die hoogstens met Pasen en Kerst mis naar de kerk gaan en nog wel hun Pasen houden, terwijl anderen niet meer tot de heilige Sacramen ten naderen. Of ze bidden thuis tenminste nog voor en na het eten, terwijl anderen helemaal niet meer bidden. Na het voorgaande zal het wel duidelijk géworden zijn dat onker kelijkheid niet alleen betrekking heeft op te weinig of helemaal geen kerkbezoek, maar veel meer op het Geloof en de band met de Kerk: dat men daar niets meer van wil weten, of er weinig of niets meer voor voelt. En zo kan men zeggen dat meer dere mensen al onkerkelijk zijn of onkerkelijk gaan worden, omdat ze van de Kerk en het Geloof ver vreemd zijn of vervreemd raken. Terwijl ze nog geregeld zondags naar de kerk gaan omdat ze bij familie of in de buurt geen op spraak willen verwekken. Die onkerkelijkheid schijnt ook in Limburg een onrustbarend ver schijnsel te worden. Welke zijn de oorzaken en wat moet men doen om de toenemende onkerkelijkheid tegen te gaan Het is onjuist de toenemende onkerkelijkheid te wijten aan de moderne tijdgeest. Deze moderne tijd heeft ook veel mooie idealen en strevingen en men moet met z'n tijd meegaan. We hebben in deze tijd en in deze tegenwoordige wereld christe lijk te leven en voor het Rijk Gods te werken. De snelle technische vooruitgang behoeft ons niet van de dienst van God af te trekken. De strijd om het bestaan behoeft ons ook niet het vertrouwen te doen verliezen in de Goddelijke Voorzienigheid. De toenemende ont spanningsmogelijkheden behoeven onze zeker niet van de kerk te vervreemden. Toch zien we, dat de zwakkeren in het geloof geheel op en ondergaan in het amusements leven en dat hun geloof gewoon weg verstikt wordt door de nijpen de zorg om het dagelijks brood, kleding en huisvesting en door de geest van de wereld, die alleen maar denkt aan geld verdienen, aan uitgaan en genieten en aan steeds meer comfort. De mensen zullen zich meer be wust moeten worden, dat zij ge schapen zijn voor de eeuwigheid en niet voor dit korte, sterfelijke leven alleen, maar voor een eeuwig ge luk, dat hierna door God voor ons is weggelegd. En dat zij eerst het Rijk Gods moeten zoeken en Gods H. Wil en Gods eer moeten nastre ven. En dat God onze Vader het Zich dan tot een ereplicht zal reke nen ervoor te zorgen, dat het nood zakelijke ons niet ontbreekt. Behalve een zwak geloof is ook oorzaak van de onkerkelijkheid dat velen slechts geloven of katholiek zijn uit traditie, omdat men dat nu eenmaal zo geleerd heeft. Het ge loof bestaat bij hen uit gewoonten, gebruiken of tradities, die men bijhoudt omdat men dat in z'n omgeving overal zo ziet gebeuren. De meesten komen dan niet toe aan die zo gewenste persoonlijke overtuiging. Ze laten zich dragen door gelegenheidsstemmingen en de betrekkelijke druk van de familie, de buurt of de groep. En zo'n geloof bezwijkt als regel onmiddellijk wanneer zo'n katholiek door omstandigheden uit z'n ver trouwde omgeving wordt losge maakt, en verplaatst wordt naar een heel andere, godsdienstig- onverschillige of zelfs ongelovige wereld. Men behoeft daarvoor niet eens te verhuizen of te emigreren. De omgeving waarin ze overdag wer ken kan hun al hun geloof doen verliezen. Men kan dit tegenwoor dig zelfs in zijn eigen huis al ver liezen. De radio, de televisie, de brievenbus, het toerisme enz. enz. hebben een eind gemaakt aan het bestaan van „beschermende gebie den", een eind gemaakt aan de beschutting, waar dit soort „tradi- tie-katholicisme" uit zelfbehoud om vraagt. Meer verdieping van onze geloofs kennis en persoonlijke overtuiging zijn nodig om de toenemende on kerkelijkheid te kunnen tegen houden. v.d. B. van 3 mei 1913 Voor de leden van de R.K. Werkliedenvereniging traden de blinden van Grave op met een drama. 1 Mei werd het nieuwe orgel in de parochiekerk ingezegend. De heer H. Hermans gaf een concert. van 4 mei 1912 De heer P. J. Claessens slaag de te Venlo voor de akte lager onderwijs. Het bouwen van een patronaat in de Patersstraat werd opgedragen aan de heer Louis Wijnhoven. De Gebroeders Jeuken verhuis den met hun winkel en kleerma kerij van de Schoolstraat naar de Grote straat A 76. van 6 mei 1911 De heer Johan Michels, mo lenaar uit Merselo, die voor enige jaren terug naar Amerika vertrok, viel daar van een 110 meter hoge brug en moest dit met de dood be kopen. Van 6—16 mei werd in Oirlo een missie gepreekt. De heer Th. Peters van Oirlo slaagde voor onderwijzer. De heer G. PijpersVermeulen verplaatste zijn café en bakkerij van Schoolstraat naar hoek Eind- straatHoenderstraat. van 10 mei 1913 De heer Henri Thomassen uit Venray werd benoemd tot hoofd conducteur le klasse bij de spoor wegen. De heren P. Janssen uit Mer selo en Kersten uit Maashees, slaag den voor onderwijzer te Arnhem. Zij waren leerlingen van de Nor maalschool te Venray. De heer G. PetersDerks open den het café „De Keizer" in de Patersstraat. van 11 mei 1912 De Staatscourant no. 108 be vatte de statuten van de patronaats commissie Sint Antonius te Venray. van 13 mei 1911 De heer Mathijs Laurensse opende een bakkerij en winkel in koloniale waren op het Eind. van 11 mei 1907 Op een door duitsers aange kondigde paardenraonstering wer den 20 paarden aangevoerd, waar van er 5 werden verkocht aan prij zen van f 350 tot f 500. De woning en stalling van de landbouwer P. S winkels in de Lullse kuilen, werd door brand to taal verwoest. Vee en inboedel werd gered. De fanfare „Euterpe" besloot deel te nemen aan het Festival te Cuyck. Te Wanssum brandde de wo ning van Hendriks totaal af. De verlofgangers der lichtingen 1899 tot en met 1906 werden op geroepen op 13 juni om inspectie te maken. LAND- EN TUINBOUW Bonen poten Weer is de tijd daar voor 't poten van princesse- en stambonen. En daar vele mensen in hunne tuinen met dit gewas nog al eens sukkelen, omdat zij bij het poten verkeerd tewerk gaan, kan 't zijn nut hebben daaromtrent enkele wenken te geven. Op de eerste plaats legge men de bonen niet te vroeg, vooral niet bij koud en nat weer. Veilig kan men tot half mei er mee wachten, bij ongunstige weers gesteldheid zelfs gerust tot juni. Het best tieren de bonen op een vruchtbare losse grond. Voor het leggen zal men dus goed doen de grond flink los en fijn te maken. Pas bemeste grond is echter niet erg geschikt. Men legge dan de bonen ongeveer 3 cM. diep. Bij droog weer kan het iets dieper lijden, doch veel niet. Diep leggen is oorzaak, dat velen hun bonen niet boven de grond kun nen krijgen. De zaadlobben, dat zijn de dikke delen in de vorm van een halve boon, die na de ontkieming boven de grond komen kijken, bevatten 't reservevoedsel voor de kiem. Daar van moet het jonge plantje leven, niet alleen tot 't wortels heeft, maar totdat zich groene blaadjes ontwik keld hebben, die voedsel uit de lucht kunnen opnemen. Wanneer nu de bonen te diep zijn gelegd, zal de voorraad reserve voedsel niet voldoende blijken voor de vorming van het stengeltje, dat de zaadlobben boven de grond moet brengen, het plantje zal blijven leven tot de voedselvoorraad uit de zaadlobben verbruikt is en daarna zal 't uit gebrek aan voedsel moeten sterven, voor 't zich aan de opper vlakte vertonen kan. Wil men vruchten van zijn bonen trekken, dan is niet diep leggen, dus een der eerste vereisten. Nu zal men toch in de regel, vooral bij wat guur weer, hier en daar bonen hebben, die niet opKo- men of die er kwijnend uitzien. Daarom legge men aan het einde van elk bed enkele bonen, men heeft dan later reserveplantjes, ingeval er hier of daar achterblijven. Want bonen kan men ook verplanten. Vele kwekers doen dit zelfs ge regeld om een gelijk gewas te heb ben en om meer en vroeger te kunnen oogsten. Verplante bonen zijn vruchtbaarder dan die, welke direct op haar plaats gelegd zijn. Ondervinding leerde ait Echter niet verplanten voor de bonen twee blaadjes nebben. Ook met later, zal men weinig vruchten trekken.

Peel en Maas | 1957 | | pagina 1