W
RANG *t)e vetsnap&untf. van ctemsïê PANG
M
Maaswaier op proefgebied van
10.000 hectaren in de Peel
De Fazenda Ribeirao
Onkerkelijk
Ü&2
RANG is alleen
RANG als er
RANG op staat
EHG £)<®E
Een agrarisch milliardenplan voor Noord-Brabant.
en de heer Hoogenboom
Uit Peel en Maas
Zaterdag 11 mei 1957 No 19
ACHT EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
f ONDERVINDT
w
PEEL EN MAAS
y CONFECTIE VAI
DRUK EN UITGAVE FIRMA VAN DEN MUNCKHOF WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN ADVERTENTIE:PRIJS: 8 P«rABONNEMENTS.
GROTESTRAAT 28 TELEFOON 512 GIRO 150652
PRIJS PER KWARTAAL f 1.40 BUITEN VENRAY f 1.60.
BSBE
3SK5 rME
EHC5
ESjQ
De Staten van Brabant kennen een Commissie Waterbeheer
sing, die na een studie van twee jaren, thans met een groots rap
port ter tafel is gekomen. Het beoogt namelijk het Brabant van de
toekomst, een Brabant „zonder arme zandgronden te maken". En
wel door middel van water-toediening aan deze gronden. Dit zal dan
een opbrengst-vermeerdering geven tot ongeveer 147.000 ha. van 25
pCt. en bij 258.000 ha. (75 pCt. van het gehele Brabantse landbouw
areaal) van 15 pCt.
Dit rapport kan worden beschouwd
als een voorgaam onderdeel van
het agrarisch welvaartsplan, omdat
juist met de waterbeheersing in
deze provincie zoveel te bereiken
is.
Jaarlijks wordt 250 ha. aan de
landbouw onttrokken, welk verlies
kan worden gecompenseerd door
verhoging van de bodemopbrengst
en intensivering van de landbouw.
Een goede waterbeheersing opent
in dit opzicht grote perspectieven.
Produktiewinst van
60.000 ton.
De daardoor te verkrijgen winst
is te vergelijken met de opbrengst
van 60.000 ha., dus zo iets als de
Noord-Oostpolder.
De methoden ter verbetering van
watervoorziening kunnen worden
ingedeeld in drie groepen: verbe
tering van het vochthoudende ver
mogen van de bovengrond, water
conservatie en toevoer van water.
Als methoden van watertoevoer
kunnen worden genoemd: berege
ning, infiltratie en bevloeiïng.
Welke methode de beste oplos
sing zal geven, zal gebied voor ge
bied nauwkeurig dienen te worden
onderzocht.
Voor de gronden meteen slechte
doorlatendheid verdient het aanbe
veling nader aandacht te wijden
aan de bevloeiïng.
Voor de hoog gelegen zandgron
den ligt een ontwikkeling in de
vorm van beregening het meest
voor de hand. Voor de overige
gronden biedt'infiltratie momenteel
de beste perspectieven.
De provincie Noord-Brabant kan
gezien zijn geografische ligging,
van water worden voorzien uit de
Maas, de Rijn (via Maas-Waalka
naal) en uit 't toekomstige Zeeuw
se meer.
Plan Panheel.
Volgens een door de Rijkswater
staat ingesteld onderzoek kan uit
de Maas bij Panheel vrijwel steeds
een hoeveelheid water van 27 ku
bieke meter per seconde voor agra
rische doeleinden beschikbaar wor
den gesteld.
Van deze hoeveelheid is in het
kader van het „Plan Panheel" 13.5
kubieke meter per seconde aan
Limburg en 13.5 kubieke meter
per seconde aan Noord-Brabant
toegedacht, resp. voor de water
voorziening van Midden-Limburg
en van het oostelijk zandgebied van
Noord-Brabant.
Voorts kan voor Noord-Brabant
waarschijnlijk nog een hoeveelheid
van ongeveer 4 kubieke meter per
seconde aan de Maas boven de
stuw te Sambeek worden onttrok
ken.
Ten aanzien van de plaatsen,
van waaruit het water aan de Maas
kan worden onttrokken, wordt in
dit rapport genoemd o.a. nl. Pan
heel, Maashees en Grave.
Proefgebied.
Wij spraken reeds over het plan
Panheel, dat het resultaat is van
de werkzaamheden van de in 1954
door Limburg en Noord-Brabant
ingestelde interprovinciale commis
sie.
De uitvoering wordt gedacht in
drie fasen.
De eerste betreft de inrichting
van een proefgebied, teneinde een
inzicht te verkrijgen in de proble
men, welke aan de uitvoering van
een watervoorzienings-plan van
enige omvang verbonden zijn.
Voor de uitvoering van deze
proef is gedacht aan het gebied in
Limburg en Noord-Brabant onder
de gemeenten Venray, Deurne en
Bakel c.a.
Als tweede fase wordt voorge
steld de pompcapaciteit van het
gemaal in Panheel te vergroten tot
15 kubieke meter per seconde, wat
overeenkomt met de huidige maxi
male capaciteit van het kanaal
Wessem-Nederweert.
Door de Noorder vaart zal dan 8
kubieke meter per seconde dienen
te worden gevoerd, waarvoor bij
Nederweert een gemaal dient te
worden ingericht.
Uiteindelijk zal voor het totstand
brengen van het volledige plan de
capaciteit van het gemaal te Pan
heel tot 27 kubieke meter en de
capaciteit van het gemaal te Ne
derweert op 14 kubieke meter per
seconde dienen te worden opge
voerd en voorts het kanaal Wes
sem-Nederweert en de Noorder
vaart geschikt gemaakt voor de
doorvoer van deze hoeveelheden.
De minister van Verkeer en Wa
terstaat heeft medegedeeld, in be
ginsel met het plan in te stemmen
mits een nadere berekening de ren-
tabaliteit ervan zal hebben aange
toond.
Daarnaast heeft de minister nog
medegedeeld, dat de maatregelen
aan de sluis te Panheel voor de
opmaling van ten hoogste 3 ku
bieke water per seconde ter voor
ziening van een nog nader nauw
keurig te bepalen proefgebied en
de daarbij behorende voorlopige
maatregelen aan de Helenavaart
c.q. het kanaal van Deurne reeds
terstond door of vanwege de Rijks
waterstaat zullen worden, 'uitge
voerd.
Het Noordbrabantse gedeelte van
het proefgebied is in principe ge
dacht in het gebied, dat in het
noorden wordt begrensd door het
boscomplex ten zuiden van de Rips,
in het oosten door de Noordbra
bants-Limburgse grens, in het zui
den door de spoorlijn Eindhoven
Venlo en in het westen door de
bosgordel ten westen van Deurne
en Milheeze.
Dit gebied heeft een oppervlakte
van rond 6100 ha., waarvan onge
veer 3600 ha. in de gemeente Bakel
c.a. zijn gelegen.
Het Limburgse gedeelte zal het
zogenaamde Lollebeek-plan zijn,
waarvoor reeds een commissie,
onder leiding van Deputé Peters
en de Burgemeesters van Horst
en Venray, besprekingen is begon
nen en studiemateriaal verzamelt.
De lezer van ons blad zal zich
zeker nog kunnen herinneren, hoe
in dit blad verschillende malen
artikelen zijn verschenen over de
emigratie naar Brazilië en met
name over de nederlandse stichting
aldaar de Fazenda Ribeirao.
Toen indertijd de mogelijkheid
geschapen werd om naar Brazilië
te emigreren, heeft men de goede
gedachte gehad om daar een katho
lieke nederlandse kolonie te stich
ten, waar dus katholieke neder
landse boeren een nieuw bestaan
zouden kunnen opbouwen.
We hebben dat om meer dan één
reden toegejuicht en het is waar
schijnlijk mede daaraan te danken,
dat verschillende families uit deze
streken de grote en financieel
zware sprong hebben ondernomen
en zich, na emigratie naar Brazilië,
in deze coöperatieve onderneming
hebben gestoken.
Het wel en wee dezer families
werd hier, ook al omdat zij immers
pioniers waren op dit terrein, zowel
letterlijk als figuurlijk met grote
aandacht gevolgd. En het was dan
ook helemaal niet verwonderlijk,
dat toen de eerste meldingen kwa
men van mislukkingen, van tegen
slag, van misverstanden, fouten en
wat dies meer zij, hier en daar het
nodige er over werd gezegd. Ook
op ons redactie-bureau hebben wij
brieven van emigranten ontvangen,
zoals toen al is gemeld, en de
feiten, die daarin stonden, toonden
toch wel duidelijk aan, dat de
situatie op de fazenda niet zo roos
kleurig was, als men van bepaalde
zijde hier wel wenste voor te stel
len.
We hebben toen gevraagd om
toch in het belang van de goede
zaak, in het belang van de emi
granten, die op het punt stonden
dezelfde stap te wagen, toch open
kaart te willen spelen.
De Katholieke Emigratie Stich
ting heeft ons dat bij monde van
de heer Duysings toen zeer kwalijk
genomen. En open kaart werd niet
gespeeld. Brieven bleven komen,
brieven bleven gaan, de regering
zond een vertegenwoordiger, die de
zaak onderzocht en er kwam een
nieuwe leider.
Intussen bleken verschillende
families de Fazenda verlaten te
hebben, wat ook weer stof gaf tot
minder prettige geruchten in deze
contreien en zo werd voortgegaan.
In Leunen beleefden we een druk
bezochte spreekbeui t van pater
Strooband, die onomwonden ver
klaarde, dat het op de Fazenda
fout liep. Een door ons naar aan
leiding van deze spreekbeurt her
haald verzoek om toch a.u.b. te
vertellen wat er aan de hand was
vond bij de officiële instanties geen
gehoor, en de praatjes bleven gaan.
En emigranten uit deze streken
gingen niet meer naar Brazilië.
Tenslotte is in Belfeld vorig jaar
pater Marcus gekomen, die aldaar
ook weer allerlei dingen over de
Fazenda heeft verteld, waaruit dan
ook weer bleek, dat aspirant
emigranten beter elders in de
wereld een plaats konden zoeken,
dan in Brazilië en met name op de
Fazenda.
Deze rede Is becritiseerd, maar
toen de Tegelsche Courant een brief
afdrukte, afkomstig uit Brazilië en
ondertekent door liefst 21 emigran
ten, die verklaarden, dat pater
Marcus het juist had verteld, toen
bleef men zwijgen. Temeer ook,
waar de grote geldlening van de
Ned. regering aan de Fazenda wel
aantoonde, dat zeker de financiële
moeilijkheden groot waren.
Dit alles had tot gevolg, dat er
weinig liefhebbers uit deze streken
meer kwamen om naar Brazilië te
emigreren, maar dat men liever
naar Canada, Nieuw Zeeland of
Australië ging, waar men jammer
geno.eg, het prachtige katholieke
verband mist. Voornamelijk omdat
over de emigratie naar Brazilië
een soort mist hing, die een
aspirant-emigrant afschrikte der
waarts te gaan. Het vertrouwen
was geschokt en dat is nu eenmaal
moeilijk te herstellen. Wie dat had
kunnen doen was de heer Hoogen
boom, leider van de Fazenda, die
thans in Nederland vertoeft.
De heer Hoogenboom heeft in
Belfeld vorige woensdag een lezing
gehouden over Brazilië, die nog al
belangstelling trok uit geheel
Noord-Limburg. Waarom hij Belfeld
heeft gekozen, waaruit niemand
ooit naar Brazilië is ge-emigreerd,
is een raadsel, dat alleen de heer
Hoogenboom vermag op te lossen,
maar waarschijnlijk is, dat hij deze
plaats gekozen heeft, omdat pater
Marcus daar voor een jaar zijn
nogal becrltiseerde rede heeft ge
houden.
De heer Hoogenboom, die verge
zeld was van zijn echtgenote en
dr. J. T. Paes de Baros Neto, lid
van de Staten Generaal te San
Paolo, begon zijn lezing met een
opsomming te geven van zijn in
drukken, die hij tijdens zijn reis
door Nederland had opgedaan.
Over de Fazenda zei hij, dat deze
momenteel zowel als leefgemeen
schap en als economische onder
neming geslaagd is en een succes
mocht heten. „Wij leven er," zo zei
hij, „in een Nederlands dorp, op
Braziliaanse leest geschoeid. Er is
een kerk en een pastoor, er zijn
scholen en er zijn winkels. Deze
dorpsgemeenschap is gebouwd te
midden van de 5000 H.A. grond,
die practisch geheel eigendom zijn
van de 110 boeren, die de Fazenda
bevolken. Het gaat allemaal prach
tig en hoewel er nog plaats is voor
90 emigrantengezinnen, zijn ze voor
een goede economische gang van
zaken niet strikt noodzakelijk."
Hij kwam dan ook niet, zo ver
zekerde de heer Hoogenboom, om
nieuwe emigranten te winnen, maar
uitsluitend om voorlichting te
geven over de emigratie-mogelijk
heden in Brazilië.
Die voorlichting was staande deze
vergadering echter niet bepaald
groots. De heer Hoogenboom had
kunnen vermoeden, dat o.a. ook
vragen gesteld zouden worden over
de rede van pater Marcus. Die
noemde hij pertinente leugens,
maar op het schrijven aan de
Tegelse Courant ging hg niet in,
terwijl hij ook niet diets maakte,
wat die pater gelogen had.
De voorgeschiedenis maakt hij af
met enkele opmerkingen aan het
adres van de eerste boeren-emigran-
ten, waarvan hij een deel zelfs
smokkelaars en bandieten geliefde
te noemen. En tussen neus en lip
pen door maakte hij de katholieke
Pers voor sensatie jagers uit. Om
dat ze, in tegenstelling tot de
protestantse Pers, in plaats van
verkeerde dingen met de mantel
der liefde te bedekken, deze aan
de grote klok hangt en dat alleen
uit sensatiezucht.
We vragen ons af, wat men met
een dergelijk soort voorlichting
nu wel wil bereiken. We kunnen
ons best voorstellen, dat men oude
koeien graag in de sloot laat lig
gen, waar ze ook al lang waren
blijven liggen, indien men eerder
verteld had, hoe de zaken stonden
en juiste voorlichting gegeven had.
Maar we vinden het onjuist als
men de vraag naar waarheid aan
duidt als sensatie-lust en geen
ander commentaar weet te geven
dan dat een stel smokkelaars en
bandieten oorzaak van een en ander
zijn geweest.
Dat is geen voorlichting, dat is
schelden, zeker als men deze be
weringen niet staaft. En men moet
dan heus geen verwonderd gezicht
trekken als Limburgse boeren dan
bedanken voor de eer om te emi
greren naar dit nederlandse dorp.
Toe schade van die boer, tot schade
van die Fazenda.
En het was daarom dat wij in
het verleden om een betere voor
lichting vroegen en dat mag de
heer Hoogenboom dan gerust
sensatie-lust noemen. Op deze ver
gadering bleek, dat hij de zin van
meer nederlandse woorden in zijn
braziliaanse jaren vergeten schijnt.
Evenals hij ook de voorlichting
jammer genoeg vergeten is...
Over onkerkelijkheid wordt tegen
woordig veel geschreven en gespro
ken. Men duidt haar ook wel aan
als geruisloze geloofsafval, dat is
geloofsafval die ongemerkt plaats
vindt. Men maakt zich ook onge
rust over toenemende onkerkelijk
heid in Brabant en Limburg.
Wat wordt eigenlijk bedoelt met
onkerkelijkheid Dat meerdere
mensen niet meer geregeld elke
zondag naar de kerk gaan On
kerkelijkheid is pas duidelijk aan
wezig als men helemaal niet meer
naar de kerk gaat en niets van de
kerk wil weten.
Er zijn ook graden in die onker
kelijkheid, naar gelang de band
met de kerk nog min of meer
aanwezig is. Er zijn katholieken
die niet meer meer de kerk gaan
maar toch hun kinderen katholiek
laten dopen en zelf ook kerkelijk
begraven willen worden. Er zijn er
die hoogstens met Pasen en Kerst
mis naar de kerk gaan en nog wel
hun Pasen houden, terwijl anderen
niet meer tot de heilige Sacramen
ten naderen. Of ze bidden thuis
tenminste nog voor en na het eten,
terwijl anderen helemaal niet meer
bidden.
Na het voorgaande zal het wel
duidelijk géworden zijn dat onker
kelijkheid niet alleen betrekking
heeft op te weinig of helemaal
geen kerkbezoek, maar veel meer
op het Geloof en de band met de
Kerk: dat men daar niets meer
van wil weten, of er weinig of
niets meer voor voelt.
En zo kan men zeggen dat meer
dere mensen al onkerkelijk zijn of
onkerkelijk gaan worden, omdat ze
van de Kerk en het Geloof ver
vreemd zijn of vervreemd raken.
Terwijl ze nog geregeld zondags
naar de kerk gaan omdat ze bij
familie of in de buurt geen op
spraak willen verwekken.
Die onkerkelijkheid schijnt ook
in Limburg een onrustbarend ver
schijnsel te worden. Welke zijn de
oorzaken en wat moet men doen
om de toenemende onkerkelijkheid
tegen te gaan
Het is onjuist de toenemende
onkerkelijkheid te wijten aan de
moderne tijdgeest. Deze moderne
tijd heeft ook veel mooie idealen
en strevingen en men moet met
z'n tijd meegaan.
We hebben in deze tijd en in
deze tegenwoordige wereld christe
lijk te leven en voor het Rijk Gods
te werken. De snelle technische
vooruitgang behoeft ons niet van
de dienst van God af te trekken.
De strijd om het bestaan behoeft
ons ook niet het vertrouwen te
doen verliezen in de Goddelijke
Voorzienigheid. De toenemende ont
spanningsmogelijkheden behoeven
onze zeker niet van de kerk te
vervreemden. Toch zien we, dat de
zwakkeren in het geloof geheel op
en ondergaan in het amusements
leven en dat hun geloof gewoon
weg verstikt wordt door de nijpen
de zorg om het dagelijks brood,
kleding en huisvesting en door de
geest van de wereld, die alleen
maar denkt aan geld verdienen,
aan uitgaan en genieten en aan
steeds meer comfort.
De mensen zullen zich meer be
wust moeten worden, dat zij ge
schapen zijn voor de eeuwigheid en
niet voor dit korte, sterfelijke leven
alleen, maar voor een eeuwig ge
luk, dat hierna door God voor ons
is weggelegd. En dat zij eerst het
Rijk Gods moeten zoeken en Gods
H. Wil en Gods eer moeten nastre
ven. En dat God onze Vader het
Zich dan tot een ereplicht zal reke
nen ervoor te zorgen, dat het nood
zakelijke ons niet ontbreekt.
Behalve een zwak geloof is ook
oorzaak van de onkerkelijkheid dat
velen slechts geloven of katholiek
zijn uit traditie, omdat men dat nu
eenmaal zo geleerd heeft. Het ge
loof bestaat bij hen uit gewoonten,
gebruiken of tradities, die men
bijhoudt omdat men dat in z'n
omgeving overal zo ziet gebeuren.
De meesten komen dan niet toe
aan die zo gewenste persoonlijke
overtuiging. Ze laten zich dragen
door gelegenheidsstemmingen en
de betrekkelijke druk van de
familie, de buurt of de groep.
En zo'n geloof bezwijkt als regel
onmiddellijk wanneer zo'n katholiek
door omstandigheden uit z'n ver
trouwde omgeving wordt losge
maakt, en verplaatst wordt naar
een heel andere, godsdienstig-
onverschillige of zelfs ongelovige
wereld.
Men behoeft daarvoor niet eens
te verhuizen of te emigreren. De
omgeving waarin ze overdag wer
ken kan hun al hun geloof doen
verliezen. Men kan dit tegenwoor
dig zelfs in zijn eigen huis al ver
liezen. De radio, de televisie, de
brievenbus, het toerisme enz. enz.
hebben een eind gemaakt aan het
bestaan van „beschermende gebie
den", een eind gemaakt aan de
beschutting, waar dit soort „tradi-
tie-katholicisme" uit zelfbehoud om
vraagt.
Meer verdieping van onze geloofs
kennis en persoonlijke overtuiging
zijn nodig om de toenemende on
kerkelijkheid te kunnen tegen
houden. v.d. B.
van 3 mei 1913
Voor de leden van de R.K.
Werkliedenvereniging traden de
blinden van Grave op met een
drama.
1 Mei werd het nieuwe orgel
in de parochiekerk ingezegend. De
heer H. Hermans gaf een concert.
van 4 mei 1912
De heer P. J. Claessens slaag
de te Venlo voor de akte lager
onderwijs.
Het bouwen van een patronaat
in de Patersstraat werd opgedragen
aan de heer Louis Wijnhoven.
De Gebroeders Jeuken verhuis
den met hun winkel en kleerma
kerij van de Schoolstraat naar de
Grote straat A 76.
van 6 mei 1911
De heer Johan Michels, mo
lenaar uit Merselo, die voor enige
jaren terug naar Amerika vertrok,
viel daar van een 110 meter hoge
brug en moest dit met de dood be
kopen.
Van 6—16 mei werd in Oirlo
een missie gepreekt.
De heer Th. Peters van Oirlo
slaagde voor onderwijzer.
De heer G. PijpersVermeulen
verplaatste zijn café en bakkerij
van Schoolstraat naar hoek Eind-
straatHoenderstraat.
van 10 mei 1913
De heer Henri Thomassen uit
Venray werd benoemd tot hoofd
conducteur le klasse bij de spoor
wegen.
De heren P. Janssen uit Mer
selo en Kersten uit Maashees, slaag
den voor onderwijzer te Arnhem.
Zij waren leerlingen van de Nor
maalschool te Venray.
De heer G. PetersDerks open
den het café „De Keizer" in de
Patersstraat.
van 11 mei 1912
De Staatscourant no. 108 be
vatte de statuten van de patronaats
commissie Sint Antonius te Venray.
van 13 mei 1911
De heer Mathijs Laurensse
opende een bakkerij en winkel in
koloniale waren op het Eind.
van 11 mei 1907
Op een door duitsers aange
kondigde paardenraonstering wer
den 20 paarden aangevoerd, waar
van er 5 werden verkocht aan prij
zen van f 350 tot f 500.
De woning en stalling van de
landbouwer P. S winkels in de
Lullse kuilen, werd door brand to
taal verwoest. Vee en inboedel werd
gered.
De fanfare „Euterpe" besloot
deel te nemen aan het Festival te
Cuyck.
Te Wanssum brandde de wo
ning van Hendriks totaal af.
De verlofgangers der lichtingen
1899 tot en met 1906 werden op
geroepen op 13 juni om inspectie
te maken.
LAND- EN TUINBOUW
Bonen poten
Weer is de tijd daar voor 't poten
van princesse- en stambonen.
En daar vele mensen in hunne
tuinen met dit gewas nog al eens
sukkelen, omdat zij bij het poten
verkeerd tewerk gaan, kan 't zijn
nut hebben daaromtrent enkele
wenken te geven.
Op de eerste plaats legge men de
bonen niet te vroeg, vooral niet bij
koud en nat weer.
Veilig kan men tot half mei er
mee wachten, bij ongunstige weers
gesteldheid zelfs gerust tot juni.
Het best tieren de bonen op een
vruchtbare losse grond. Voor het
leggen zal men dus goed doen de
grond flink los en fijn te maken.
Pas bemeste grond is echter niet
erg geschikt.
Men legge dan de bonen ongeveer
3 cM. diep. Bij droog weer kan het
iets dieper lijden, doch veel niet.
Diep leggen is oorzaak, dat velen
hun bonen niet boven de grond kun
nen krijgen.
De zaadlobben, dat zijn de dikke
delen in de vorm van een halve
boon, die na de ontkieming boven
de grond komen kijken, bevatten 't
reservevoedsel voor de kiem. Daar
van moet het jonge plantje leven,
niet alleen tot 't wortels heeft, maar
totdat zich groene blaadjes ontwik
keld hebben, die voedsel uit de lucht
kunnen opnemen.
Wanneer nu de bonen te diep zijn
gelegd, zal de voorraad reserve
voedsel niet voldoende blijken voor
de vorming van het stengeltje, dat
de zaadlobben boven de grond moet
brengen, het plantje zal blijven
leven tot de voedselvoorraad uit de
zaadlobben verbruikt is en daarna
zal 't uit gebrek aan voedsel moeten
sterven, voor 't zich aan de opper
vlakte vertonen kan.
Wil men vruchten van zijn bonen
trekken, dan is niet diep leggen,
dus een der eerste vereisten.
Nu zal men toch in de regel,
vooral bij wat guur weer, hier en
daar bonen hebben, die niet opKo-
men of die er kwijnend uitzien.
Daarom legge men aan het einde
van elk bed enkele bonen, men heeft
dan later reserveplantjes, ingeval
er hier of daar achterblijven. Want
bonen kan men ook verplanten.
Vele kwekers doen dit zelfs ge
regeld om een gelijk gewas te heb
ben en om meer en vroeger te
kunnen oogsten. Verplante bonen
zijn vruchtbaarder dan die, welke
direct op haar plaats gelegd zijn.
Ondervinding leerde ait Echter
niet verplanten voor de bonen twee
blaadjes nebben. Ook met later,
zal men weinig vruchten trekken.