ym Meisjes,! Nederlanders boeren best in Brazilië „Bomen langs de weg" K.A.B.-hoekje Uit„Peel en Maas" Zaterdag 7 Januari 1956 No 1 ZEVEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG El PEEL EN MAAS f CONFECTIE VAI w DRUK EN UITGAVE FIRtoA VAN DEN MUNCKHOF tA/PTRlTRI AH VOHP VPNRAV RW RITRINJ ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. p. mm. ABONNEMENTS- QROOTESTRAAT 28 TELEF. 512 GIRO 150652 DE-IVDL/iU V WW IV V BH! WWIO I ADIkCn PRIJS PER KWARTAAL f 1.25 Buiten Venrmy f 1.45 vertrouwen de toekomst in te zien. Zo bezien, is het een sociale plicht van iedere arbeider om zich aan te sluiten bij onze K.A.B. en niet alléén maar volstaan met 't betalen van de contributie, maar dat ook ieder lid een persoonlijke inspanning levert, door geregeld de vergaderingen, ontwikkelingsavon den en andere bijeenkomsten te bezoeken, teneinde de geestelijke ontwikkeling in overeenstemming te brengen met de maatschappe lijke vooruitgang. Dit is een absolute noodzaak voor onze arbeiders, wil men straks, als de maatschappelijke verhoudingen zich gaan wijzigen, tengevolge van de invoering van de publiekrechte lijke bedrijfsorganisatie. Ook zullen wij de gevolgen van de technische ontwikkeling moeten kunnen opvangen, wil men niet voor een nog groter werkloosheid komen te staan dan in de dertiger jaren. In zijn Kerstboodschap aan de wereld heeft onze Paus ook reeds een waarschuwing laten horen aan gaande deze kwestie. Ook in de P.B.O. moeten onze arbeiders zich een plaats veroveren hun stand en hun persoon waar dig! In deze geest kunnen wij bij de jaarwisseling nederig, maar ver- trouwvol onze blikken ten hemel richten en God bidden, dat hij ons allen, U en mij de kracht zal geven deze moeilijke, maar grootse taak, naar behoren uit te voeren uit liefde voor onze medemensen. In deze geest zij U ook allen een zalig en een vruchtbaar Nieuwjaar toegewenst door Uw K.A.B.-er. van 11 Januari 1908 In 1907 werden 47 huwelijken gesloten, 101 jongens en 90 meisjes geboren. Overleden 105 mannen en 57 vrouwen. De bevolking bedroeg op 31 December 3795 mannen en 3413 vrouwen of 7208 zielen tegen 6659 zielen op 31 December 1906. De klerk der posterijen H.J.C. Jaspers werd benoemd te Amster dam. De broeder Kok, Paschalis Mar tens, was 25 jaar Minderbroeder. van 16 Januari 1909 Op 31 december 1908 bedroeg de bevolking 4104 mannen en 3602 vrouwen of 7706 zielen. P. J. Rutten uit Wanssum, open' de een landbouwcursus. bij moeilijk heden, ofwel voor raad en inlichtingen is de R.K. Vereniging tot bescherming van Meisjes: Mevr. W. v.d. Munckhof-S angers Grote Straat 28, Tel. 581; Mevr. M. v.d. Hombergh-Bot, Oostsingel 6, Tel. 393; Mevr. A. Pijls-Drenth, Grote Straat 14; Mej. T. Coenen, Patersstraat 30, Tel. 588; Mej. T. Paping, Paters straat 30; Mej. M. PtJls, Grote str. 14a, Tel. 673; Mevr. Baronesse de Weichs de Wenne, Geijsteren, Tel. 250; Mevr. vd. Haar, Blitterswijck, D 67. Tel. 263. Tien jaar: een termen. De heer Hogenboom kreeg twee en een half millioen en de opdracht om ginds in Brazilië van een dé- bade een triomph te maken. Alvorens dat saneringsplan in werking kwam, was de débacle al bezig zich te voltrekken. Veertig boerderijen lagen leeg, hun bewoners waren naar andere delen van Brazilië getrokken. Er zijn er onder hen, die daar van voren af aan begonnen en nog slaagden bovendien. Intussen moesten 40 bedrijven opnieuw worden bezet, hetgeen het verstrekken van nieuwe credieten betekende. Het betekende bovendien een nieuw ruil verkavelingsplan, dat de heer Hogenboom ontwierp samen met een finantieel-economisch plan gebaseerd op het rendabel maken van een boerenbedrijf ter grootte van vijftien k twintig hectaren. „Het boeiende aan dat sanerings plan was", zegt nu de heer Ho genboom, dat wij temidden van de ellende een termijn durfden te stellen: wij financierden in crediet- vorm en wij stelden daarbij, dat dit crediet in tien jaren afgelost zou moeten zijn. We zijn nu pas vijf jaar verder, doch het staat nu al vast, dat meer dan 85 procent van deze tien-jaar contracten straks ook gerealiseerd zullen worden; nóg vijf jaar en meer dan 85 Nederlandse boeren gezinnen zullen zich ginds in Bra zilië eigenaar kunnen noemen van 20 hectaren grond alles inbegre pen: de werktuigen, het huis en de stallen". .dat zijn, dus 125 geidzegels Vul dit boodschappen lijstje in en geef hel aan Uw VéGé-kruidenier. Dit maakt U het bood- scheppendoan gemakkelijker i kieine VeGé-ontbijtkoeic 200 gram Kartelfjes 1 pak VéGé-beschuit ÏOO gram zoute pinda's 2 Penny-repen 2 rollen VéGé-pepermunt ÏOO gram VóGé-vanilletolFfees 200 gram vruchtenhagel ÏOO gram chocoladehegel 1 literspak VéGé-pudding met suiker 6 pak VéGé-vanillesuiker 1 pak VéGé-maizena I pak VéGé-custard 1 blik VéGé-tomqtenpuree 1 blik VéGé-soepgroenten 1 pot VéGé-tafelmosterd 1 fles VéGé-tafelazijn 1 stuk VéGé-Palmoliezeep 1 pakje VéGé-shampoo 1 fles VéGé-bleekwater 3 pansponzen 1 pak VéGé-lucifers 1 tube VóGé-kacheSglans 1 doos VéGó-schoencrème 1 pak VéGé-boterhamzaVies Alleen al met deze boodschcppen, wordt Uw spaarboekje meer dan half vol! mijn kruidenier! 1600 VéGé-KRUIDEN IERS GEVEN 10V. KORTING IN GELDZEGELS! C. C. J. Hogenboom: goede voorlichting en weerbare emigranten Leeft mee metUw wel en wee. Leeft U mee met Uw K.A.B.? Het is een vaste gewoonte en dit is een goede gewoonte dat wij U bij de jaarwisseling als vrienden en kennissen onder elkaar elkander een zalig en een voor spoedig nieuwjaar toewensen. Gewoonlijk gaan we dan op ou dejaarsavond, als we gezellig bij elkaar zijn, om al dan niet onze opwachting te maken bij 't nieuwe jaar, dat komen gaat, de balans op te maken van het afgelopen jaar en vaak komen we dan nog bijzon derheden en feiten in onze herin nering, die we al lang weer ver geten waren, of waar we liever niet meer aan denken, maar welke toch de moeite waard zijn hier nog even over te mijmeren. Als wij K.A.B.-ers de balans over het afgelopen jaar opmaken, dan zien we gelukkig geen posten, waar wij beter niet meer aan zouden moeten denken. Integendeel, op het actie-terrein van onze K.A.B. kunnen wij met voldoening terugzien. Onze K.A.B. kan over 1955 weer met recht „een beweging" worden genoemd. Het is onmogelijk alle actie-pun ten van het afgelopen jaar op te sommen, omdat wij nu eenmaal geen onbeperkt gebruik kunnen maken van de beschikbare plaats ruimte. Eén gebeurtenis echter, nl. ons gouden jubileum, verdiend nog even gememoreerd, omdat dit een mijl paal in de geschiedenis is voor onze K.A.B. Het programma wat geboden is, was het een dat er zijn mocht, tot in de finesse verzorgd, kortom, onze K.A.B. waardig. Wij hebben de buitenwereld kun nen tonen, dat onze arbeiders zowel geestelijk als materieel uit hun misère en verpaupering zijn opgegroeid tot waardige en meetel lende leden in onze maatschappij. De vele sprekers op deze dag uit alle standen, hebben dit niet zonder enige verwondering vastgesteld. Men heeft gezien en aangevoeld, dat de arbeidersstand tot een stand is uitgegroeid, waar rekening mee gehouden moet worden en 't strekt ons tot grote voldoening, dat men dit buiten onze K.A.B. als vanzelf sprekend vind en dat er op alle terreinen en met alle bevolkings groepen samenwerking is en dat wij overal onze afgevaardigden heb ben kunnen plaatsen. Maar vrienden, wat wij schijn baar vergeten zijn, is, dat deze vooruitgang niet vanzelf gekomen is, integendeel, dat hier hard voor gestreden en veel voor geofferd is moeten worden, door de mannen, die zich 50 jaar geleden hebben in gezet, om„in organisatieverband te samen met hun medearbeiders, de abnormale sociale wantoestanden aan te pakken en uit de weg te ruimen en ons de KAB er van nu, die sociale zekerheden hebben ver schaft, waar wij dagelijks van pro fiteren. Wij arbeiders van 1955 kunnen wel eens onze schouders ophalen als we herinnerd worden aan de grote misstanden van nauwelijks een eeuw geleden en we kunnen wel eens zeggen: dit is voorbij en komt niet terug! En toch is het goed hier van tijd tot tijd eens aan herinnerd te wor den, niet om telkens het oude zeer weer op te halen, maar om ons aan te tonen, wat de K.A.B. voor de grootste bevolkingsgroep, want 70 pet. van de mensen zijn loontrek kers en moeten als arbeiders in hun onderhoud voorzien, wat dus de K.A.B. voor deze groep heeft kun nen bereiken, dank zij de activiteit van haar leden. En wie dit alles weg wil praten, met de opmerking: dat het zo erg niet geweest is en dat de K.A.B. dit graag als stokpaardje gebruikt voor propaganda-doeleinden, die moet zich maar eens verdiepen in de lectuur van toen en maar eens nadenken over bijv. de bede van Cremer in „Fabrieksgeheimen", een bede om hulp, niet om geld, of hij moet zich maar eens realiseren, waarom dan eigelijk een kinder wetje van „van Houten" nodig was of waarom de toenmalige Paus Leo XIII het nodig oordeelde, en in z'n beroemde encycliek „Rerum Nova rum", officieel, als hoofd van de Kerk, de erbarmelijke toestanden van de arbeiders aan de kaak stelt en er letterlijk van zegt: dat de mensheid dreigt ten onder te gaan in een modderpoel van ellende en onrechtvaardigheid en dat er ontel bare slachtoffers zijn gemaakt door vrouwen- en kinder-exploitatie, waarvan thans, een mensen-gene ratie later, de sporen nog niet zijn uitgewist. Als wij dit alles overdenken, zijn wij dan niet dank verplicht aan al onze pioniers, en gedwongen onze gehele krachten in te spannen en ieder lid persoonlijk een bijdrage levert voor de verdere uitbouw van deze organisatie, die voor ons de vuile was heeft gedaan en onze arbeiders weer de moed en het ge loof heeft gegeven, om weer met In de Kerstnacht trokken, op nieuw, tweeduizend Brazilianen naar Fazenda. De Decembernachten zijn daar mild, in Sao Paulo, De bries die over de heuvels glijdt en over de wijde akkers, is lauw en koes terend en de Nachtmis wordt er opgedragen in de open lucht, en in het eerste, paarse licht van de nieuwe morgen luisterden ook dit maal tweeduizend Brazilianen naar een Kerstlied dat, gedragen op klare, dunne kinderstemmen van héél ver, uit een andere wereld, te komen scheen: „De herdertjes lagen bij nachte..." Op het plein van de Fazenda een kleine nederzetting in de in drukwekkende eindeloosheid welke men vindt als men, in Sao Paulo de laatste lichten van de stad Cam pinas achter zich heeft gelaten stond ook deze Kerstnacht tussen hen die daar de Nachtmis bijwoon den, een lange, sterke man met sterke doordringende ogen. Zijn naam was: C. J. J. Hogenboom. Zijn officiële titel was: president van de Coöperatieve Agro-Pecuarea Ho- lambra. Doch in de vele publicaties, in de Braziliaanse en Amerikaanse pers aan deze merkwaardige Fazenda in het hart van Sao Paulo gewijd, noemde men hem anders. Men noemde hem de vervaardiger van een monumen. Een Nederlands mo nument: „a monument of Dutch courage", schreef een Amerikaans journalist. Het is de vraag of er in de Fazenda Libeirao nu, in 1955, nog wel een Nachtmis zou zijn op gedragen als, vijf jaar geleden, C. J. J. Hogenboom daar niet was ge arriveerd- De débacle Het was het vijfde Kerstfeest, dat de president der coöperatie in Bra zilië vierde. Enkele dagen tevoren nog slechts had hij in Nederland be drijvig door de trieste druilregen gerend. Een haastbezoek, volgestopt met besprekingen, spreekbeurten, interviews en conferenties. Als men de heer Hogenboom tus sen twee besprekingen in eindelijk enteren kon voor een vraaggesprek en men hem nog eenmaal lastig viel met de, onderhand wel stereo tiepe vraag wat hij wel gevonden had toen hij eind 1950 met een re geringsopdracht naar Brazilië trok teneinde ter plaatse te onderzoeken wat er aan de, in 1948 gestichte Nederlandse boerenkolonie daar in Sao Paulo wel haperde, typeerde hij de situatie met één enkel woord: „een débacle!" „Er heerste een gezagscrisis in de kolonie", aldus de heer Hogen boom, de leiding werd niet meer beluisterd, vele van de honderd Ne derlandse gezinnen die in goed ver trouwen naar Brazilië getrokken waren om er een nieuwe toekomst te bouwen, stonden op het punt om, bitter en teleurgesteld, de Fazenda te verlaten. En bovendien: econo misch zat de coöperatie aan de grond; er was practisch geen cru zeiro meer in kas; het leek er op, dat heel het avontuur zou moeten eindigen met een faillissement en een menigte andere brokken". De selectie Het was, zo zegt nuchter de heer Hogenboom, niet moeilijk de oor zaken voor deze débacle te ont dekken. Het voor-onderzoek bleek onvol doende te zijn geweest; de finan cieringsbasis was mede daardoor te smal en voor het overige was men niet al te zorgvuldig omge sprongen met de selectie van hen, die matig of verkeerd voorgelicht, naar Brazilië trokken. Het gaat vooral om deze selectie aldus de heer Hogenboom. Wij hadden in die dagen uiteraard nog geen Braziliaanse ervaring op het gebied der emigratie en twee jaar later had men geen moeite om te ontdekken, dat emigratie nauwelijks verantwoord is, als zij niet gedragen wordt door adviezen en een voorlichting die uit ervaring zijn opgebouwd. Ik bedoel het zo: het is best mogelijk, dat het „au fond" het zelfde blijft of een Brabants boe rengezin naar Canada of naar Nieuw Zeeland emigreert. Het is bovendien best mogelijk, dat dit gezin daar onmiddellijk en uit stekend slaagt, doch dat wil dan nog niet zeggen, dat het ook in Brazilië, onder geheel andere, zeer typische omstandigheden wel zou kunnen slagen. Een man, die bij wijze van spreken, geschikt is om naar Si- am te emigreren, mag eenvoudig niet naar Brazilië en omgekeerd en dat is een van de fouten, die wij in 1948 bij de stichting van deze Nederlandse boerenkolonie in Brazilië maakten. Zelfs de grond van San San Paulo. Er waren daar in San Paulo in slechts enkele jaren tijds nog wel meer fouten gemaakt. Tijdens de oorlog, zegt de heer Hogenboom, heb ik in een Jappen kamp gezeten. Sommige toestanden daar waren nog heilig, vergeleken bij de toestanden, welke ik bij mijn aankomst in Brazilië vond. Het plan had gefaald. De droom van een nieuwe toe komst was verbrijzeld. De slappe elementen in de kolonie staken ook de sterken aan. De sfeer was grauw. Wat kon men anders ver wachten? Zelfs de grond, die officieel de beste grond van de provincie San Paulo heette, had de emigranten teleurgesteld, Hun voorgangers hadden er drie eeuwen achtereen mee gewoekerd, de aarde was nu arm en schraal en zó waren ook de vruchten, welke zij nog voort bracht. Dat alles speelde vijf jaar ge leden. De man, die door de Nederlandse regering was uitgezonden om te onderzoeken wat er aan die Fazen da in Brazilië wel haperde, keerde terug met een rapport, waarin hij nog slechts twee wegen open liet: doek de Fazenda en de coöpe ratie op, zet de overlevenden op een schip met bestemming Nederland of geef hun mèt een saneringsplan een nieuwe kans. Er is daar nu een uiterst gezonde kolonie gegroeid. Nederlandse boe ren die verre van bedreven waren in het bewerken van een uitgeputte grond, gelegen in een sub-tropisch klimaat, hebben, geïnspireerd on getwijfeld door de geestdrift en de werkkracht van de nieuwe president der coöperatie, enorme prestaties geleverd. Zij verbouwen koffie, rijst, katoen, maïs groenten, zij hebben sinaasappel- en ananas-aanplan tingen. Hun productie is, vijf jaar na de catastrophe, het dubbele van het normale gemiddelde in de pro vincie Sao Paulo, en voor het ge val dat te weinig zegt: vier jaar geleden leverde op de Fazenda één ha 1800 kg maïs op; nu is dat ge stegen tot 4500 kg per ha! Jonge, weerbare gezinnen Een uiterst gezonde kolonie, inder daad. Doch het zal niet lang meer een kolonie zijn. Er groeit tussen de Brazilianen en de Nederlandse immigrant een wederzijdse warme waardering. De Nederlandse boer, vooral de katholieke boer, assimi leert buiten verwachting gemak kelijk en zo is het goed. In Brazilië begrijpt men, dat wij niet alleen gekomen zijn om wat rijkdommen uit de grond te wroe ten en wat cruzeiros, zegt de heer Hogenboom, onze Nederlandse boe ren hebben Brazilië iets aan te bieden: hun werkkracht en hun ge loof; is het niet typerend, dat in dit grote katholieke land, dat zulks een groot tekort aan priesters heeft deze Nederlandse Fazenda sedert 1948 reed 29 priesterstudenten op leverde? Nu, slechts enkele jaren na de débacle, durft de heer Hogenboom het aan, nieuwe Nederlandse boe rengezinnen uit te nodigen, naar Brazilië te komen. „Zo men uit mijn mond een kreet wil horen", zegt de presi dent der coöperatie, „zo is hei deze geef ons jonge Nederlandse boerengezinnen die men zorgvul dig heeft geselecteerd, die men op nuchtere wijze heeft voorge licht omtrent de mogelijkheden niet alleen doch ook en vooral omtrent de moeilijkheden, die men anders gezegd, wéérbaar heeft ge maakt voor de zware taak diethen wacht, dan brengen we de Brazi lianen iets waardevols en dan krijgen we er stellig ook iets waardevols voor terug!" Het zou niet de eerste maal zijn, dat het vraagstuk: bomen langs de weg, een discussie uitmaakte aan de groene tafel. De gevolgen daarvan ziet men in verschillende (landbouw)gemeenten, waar open wegen zonder enig boompje door het landschap slingeren. De landbouwer, die bedacht is op winst, verkeert in de veronderstel ling, dat bomen ten koste van 't vochtgehalte van zijn gronden, waarop hij bovendien nog kostbare mest uitgestrooid heeft, moeten leven. Niets is minder waar, want zonder vocht sterven alle planten en bomen spoedig uit. Aangezien echter de plaats waar de bomen langs de weg geplant worden, meestal gemeente- of rijks wegen zijn, gaat deze berekening natuurlijk maar ten dele op, zodat het gelijk aan beide kanten is. Wat echter de betekenis van de bomen laten we het duidelijk heidshalve houden bij die langs de weg betreft, daarover heeft men in 't algemeen niet de goede kijk op de zaken. Men komt er niet met te zeggen, dat deze „teren op den boer", want er zijn verschillende goede eigenschappen van de bomen op te noemen. En omdat men daar mede niet voldoende bekend is, staat het hout bij gebruikers van gronden in een kwade reuk. Dat is jammer, want hoe langer hoe meer komt men tot de conclusie, dat de bomen een sterke klimato logische taak vervullen, om nog niet te spreken van de scnoonheids- factor, al brengt het laatste dan ook geen cent in het laatje. Het klinkt vreemd, maar het is waar, dat juist het voornaamste argument „tegen" gemakkelijk kan weerlegd worden. Wanneer immers wegen met flinke bomen geplant zijn, wordt niet op de eerste plaats het vocht uit de grond Jgehaaid. maar... wordt de vocht juist in de akker of waar dan ook vasthouden. De bomen immers breken de wind en men is er onderhand wel achter gekomen men heeft kennis ge nomen van de oorzaken van de zandverstuivingen in Nrd.-Limburg dat, waarde wind vrij spel heef t en de grond aan een sterke uit droging bloot gesteld wordt. Let wel: dat „spel" gaat verder dan de smalle strook grond WelKe parallel met de bomenrij loopt, doch strekt zich uit over het ganse veld. De voordelen daarvan zijn evident. Wind en wasgoed Waar dus geen of weinig wind is of waar de wind beteugeld wordt, wordt 't uitdrogingsproces derhalve sterk beperkt. De bewijzen voor deze theorie worden bovendien ook nog geleverd door... onze huismoe ders op wasdagen. Wanneer men het witte goed bulten aan de draad heeft hangen, is men blij als een flink briesje blaast. Dan immers is... de was gauw droog. Welnu, hetzelfde gebeurt met onze akkers wanneer de wind er op staat. Schermt men dus de luchtstroming af door middel van hout dan zorgt men er voor, dat 't vocht langer in de grond blijft. De voordelen van boombeplanting springen dus ook in deze sector sterker naar voren dan men opper vlakkig wel zou denken. Trouwens: in verschillende landen is men er de laatste jaren pas voor goed ach ter gekomen, dat de ouderwetse leuze: „weg met de bomen" ge grond is op fouiieve veronderstel lingen en dat men er meer na-dan voordeel bij heeft. Nut en schoonheid •v Dit pleidooi voor de boom hebben we uit de schrijfmachine gehaald naar aanleiding van een „bomen- kwestie" in de Wyehense raad. In deze welvarende gemeente heb ben B. en W. een plan beraamd enkele wegen met peppels te be planten. Men vond daarbij tegen werking van de zijde van de leden, die in de agrarische sector hun brood verdienen. Hieruit blijkt andermaal, dat men in de veronderstelling verkeert, dat er aan de gronden, welke gemar keerd zijn door hout, schade berok kend wordt en wel in die mate, dat de nadelen groter geacht worden dan de voordelen. Alhoewel men In deze materie vanzelfsprekend ook het algemeen belang moet zien en men zich niet rigoureus aan het groepsbelang mag vasthouden met anderewoorden: men moet rekening houden met de opbrengst van het hout, dat aldus geteeld wordt, zodat men, theore tisch gesproken dus, ieder het zijne geeft, wegen de argumenten, welke de Voorzitter van de Wyehense raad aanvoerde, toch wel erg zwaar. Want zo zeide hij, met de opbrengst van het hout zou mende (kostbare) wegen, waarlangs de bomen staan, kunnen bekostigen. En aangezien de landbouwers alle belang hebben bij goede wegen van en naar hun boerderij, is dit even eens hun belang. Een motief, dat gemeenlijk in een raadsgemeenschap op het platte land weinig gewicht in de schaal legt, is de schoonheidsfactor. Nu zal men 't gemis daarvan niet kwalijk nemen wanneer de „struggle for life" ongemeen hard is, mag men deze toch niet verwaarlozen. De mens leeft immers niet van brood alleen. Men heeft de laatste jaren naarstig pogingen in het werk gesteld het culturele element ook op het platteland te doen door dringen. De zin voor het schone mag geen privilege zijn van bepaal de groepen in de maatschappij, maar deze moet uitgestreken worden over alle bevolkingslagen.

Peel en Maas | 1956 | | pagina 1