ym
Meisjes,!
Nederlanders boeren best
in Brazilië
„Bomen langs de weg"
K.A.B.-hoekje
Uit„Peel en Maas"
Zaterdag 7 Januari 1956 No 1
ZEVEN EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
El PEEL EN MAAS
f CONFECTIE VAI
w
DRUK EN UITGAVE FIRtoA VAN DEN MUNCKHOF tA/PTRlTRI AH VOHP VPNRAV RW RITRINJ ADVERTENTIEPRIJS 8 ct. p. mm. ABONNEMENTS-
QROOTESTRAAT 28 TELEF. 512 GIRO 150652 DE-IVDL/iU V WW IV V BH! WWIO I ADIkCn PRIJS PER KWARTAAL f 1.25 Buiten Venrmy f 1.45
vertrouwen de toekomst in te zien.
Zo bezien, is het een sociale
plicht van iedere arbeider om zich
aan te sluiten bij onze K.A.B. en
niet alléén maar volstaan met 't
betalen van de contributie, maar
dat ook ieder lid een persoonlijke
inspanning levert, door geregeld de
vergaderingen, ontwikkelingsavon
den en andere bijeenkomsten te
bezoeken, teneinde de geestelijke
ontwikkeling in overeenstemming
te brengen met de maatschappe
lijke vooruitgang.
Dit is een absolute noodzaak voor
onze arbeiders, wil men straks, als
de maatschappelijke verhoudingen
zich gaan wijzigen, tengevolge van
de invoering van de publiekrechte
lijke bedrijfsorganisatie.
Ook zullen wij de gevolgen van
de technische ontwikkeling moeten
kunnen opvangen, wil men niet
voor een nog groter werkloosheid
komen te staan dan in de dertiger
jaren.
In zijn Kerstboodschap aan de
wereld heeft onze Paus ook reeds
een waarschuwing laten horen aan
gaande deze kwestie.
Ook in de P.B.O. moeten onze
arbeiders zich een plaats veroveren
hun stand en hun persoon waar
dig!
In deze geest kunnen wij bij de
jaarwisseling nederig, maar ver-
trouwvol onze blikken ten hemel
richten en God bidden, dat hij ons
allen, U en mij de kracht zal geven
deze moeilijke, maar grootse taak,
naar behoren uit te voeren uit
liefde voor onze medemensen.
In deze geest zij U ook allen een
zalig en een vruchtbaar Nieuwjaar
toegewenst door
Uw K.A.B.-er.
van 11 Januari 1908
In 1907 werden 47 huwelijken
gesloten, 101 jongens en 90 meisjes
geboren. Overleden 105 mannen en
57 vrouwen. De bevolking bedroeg
op 31 December 3795 mannen en
3413 vrouwen of 7208 zielen tegen
6659 zielen op 31 December 1906.
De klerk der posterijen H.J.C.
Jaspers werd benoemd te Amster
dam.
De broeder Kok, Paschalis Mar
tens, was 25 jaar Minderbroeder.
van 16 Januari 1909
Op 31 december 1908 bedroeg
de bevolking 4104 mannen en 3602
vrouwen of 7706 zielen.
P. J. Rutten uit Wanssum, open'
de een landbouwcursus.
bij moeilijk
heden, ofwel
voor raad en
inlichtingen is de R.K. Vereniging
tot bescherming van Meisjes:
Mevr. W. v.d. Munckhof-S angers
Grote Straat 28, Tel. 581;
Mevr. M. v.d. Hombergh-Bot,
Oostsingel 6, Tel. 393;
Mevr. A. Pijls-Drenth,
Grote Straat 14;
Mej. T. Coenen, Patersstraat 30,
Tel. 588; Mej. T. Paping, Paters
straat 30; Mej. M. PtJls, Grote str.
14a, Tel. 673; Mevr. Baronesse de
Weichs de Wenne, Geijsteren, Tel.
250; Mevr. vd. Haar, Blitterswijck,
D 67. Tel. 263.
Tien jaar: een termen.
De heer Hogenboom kreeg twee
en een half millioen en de opdracht
om ginds in Brazilië van een dé-
bade een triomph te maken.
Alvorens dat saneringsplan in
werking kwam, was de débacle al
bezig zich te voltrekken.
Veertig boerderijen lagen leeg,
hun bewoners waren naar andere
delen van Brazilië getrokken.
Er zijn er onder hen, die daar
van voren af aan begonnen en nog
slaagden bovendien.
Intussen moesten 40 bedrijven
opnieuw worden bezet, hetgeen het
verstrekken van nieuwe credieten
betekende.
Het betekende bovendien een
nieuw ruil verkavelingsplan, dat de
heer Hogenboom ontwierp samen
met een finantieel-economisch plan
gebaseerd op het rendabel maken
van een boerenbedrijf ter grootte
van vijftien k twintig hectaren.
„Het boeiende aan dat sanerings
plan was", zegt nu de heer Ho
genboom, dat wij temidden van
de ellende een termijn durfden te
stellen: wij financierden in crediet-
vorm en wij stelden daarbij, dat
dit crediet in tien jaren afgelost
zou moeten zijn. We zijn nu pas
vijf jaar verder,
doch het
staat nu al vast, dat meer dan
85 procent van deze tien-jaar
contracten straks ook gerealiseerd
zullen worden; nóg vijf jaar en
meer dan 85 Nederlandse boeren
gezinnen zullen zich ginds in Bra
zilië eigenaar kunnen noemen van
20 hectaren grond alles inbegre
pen: de werktuigen, het huis en
de stallen".
.dat zijn, dus 125 geidzegels
Vul dit boodschappen
lijstje in en geef hel
aan Uw VéGé-kruidenier.
Dit maakt U het bood-
scheppendoan gemakkelijker
i kieine VeGé-ontbijtkoeic
200 gram Kartelfjes
1 pak VéGé-beschuit
ÏOO gram zoute pinda's
2 Penny-repen
2 rollen VéGé-pepermunt
ÏOO gram VóGé-vanilletolFfees
200 gram vruchtenhagel
ÏOO gram chocoladehegel
1 literspak VéGé-pudding
met suiker
6 pak VéGé-vanillesuiker
1 pak VéGé-maizena
I pak VéGé-custard
1 blik VéGé-tomqtenpuree
1 blik VéGé-soepgroenten
1 pot VéGé-tafelmosterd
1 fles VéGé-tafelazijn
1 stuk VéGé-Palmoliezeep
1 pakje VéGé-shampoo
1 fles VéGé-bleekwater
3 pansponzen
1 pak VéGé-lucifers
1 tube VóGé-kacheSglans
1 doos VéGó-schoencrème
1 pak VéGé-boterhamzaVies
Alleen al met deze
boodschcppen, wordt
Uw spaarboekje
meer dan half vol!
mijn kruidenier!
1600 VéGé-KRUIDEN IERS GEVEN 10V. KORTING IN GELDZEGELS!
C. C. J. Hogenboom: goede voorlichting en
weerbare emigranten
Leeft mee metUw wel en wee.
Leeft U mee met Uw K.A.B.?
Het is een vaste gewoonte en
dit is een goede gewoonte dat
wij U bij de jaarwisseling als
vrienden en kennissen onder elkaar
elkander een zalig en een voor
spoedig nieuwjaar toewensen.
Gewoonlijk gaan we dan op ou
dejaarsavond, als we gezellig bij
elkaar zijn, om al dan niet onze
opwachting te maken bij 't nieuwe
jaar, dat komen gaat, de balans op
te maken van het afgelopen jaar
en vaak komen we dan nog bijzon
derheden en feiten in onze herin
nering, die we al lang weer ver
geten waren, of waar we liever
niet meer aan denken, maar welke
toch de moeite waard zijn hier nog
even over te mijmeren.
Als wij K.A.B.-ers de balans over
het afgelopen jaar opmaken, dan
zien we gelukkig geen posten, waar
wij beter niet meer aan zouden
moeten denken.
Integendeel, op het actie-terrein
van onze K.A.B. kunnen wij met
voldoening terugzien.
Onze K.A.B. kan over 1955 weer
met recht „een beweging" worden
genoemd.
Het is onmogelijk alle actie-pun
ten van het afgelopen jaar op te
sommen, omdat wij nu eenmaal
geen onbeperkt gebruik kunnen
maken van de beschikbare plaats
ruimte.
Eén gebeurtenis echter, nl. ons
gouden jubileum, verdiend nog even
gememoreerd, omdat dit een mijl
paal in de geschiedenis is voor
onze K.A.B.
Het programma wat geboden is,
was het een dat er zijn mocht, tot
in de finesse verzorgd, kortom,
onze K.A.B. waardig.
Wij hebben de buitenwereld kun
nen tonen, dat onze arbeiders
zowel geestelijk als materieel
uit hun misère en verpaupering zijn
opgegroeid tot waardige en meetel
lende leden in onze maatschappij.
De vele sprekers op deze dag uit
alle standen, hebben dit niet zonder
enige verwondering vastgesteld.
Men heeft gezien en aangevoeld,
dat de arbeidersstand tot een stand
is uitgegroeid, waar rekening mee
gehouden moet worden en 't strekt
ons tot grote voldoening, dat men
dit buiten onze K.A.B. als vanzelf
sprekend vind en dat er op alle
terreinen en met alle bevolkings
groepen samenwerking is en dat
wij overal onze afgevaardigden heb
ben kunnen plaatsen.
Maar vrienden, wat wij schijn
baar vergeten zijn, is, dat deze
vooruitgang niet vanzelf gekomen
is, integendeel, dat hier hard voor
gestreden en veel voor geofferd is
moeten worden, door de mannen,
die zich 50 jaar geleden hebben in
gezet, om„in organisatieverband te
samen met hun medearbeiders, de
abnormale sociale wantoestanden
aan te pakken en uit de weg te
ruimen en ons de KAB er van nu,
die sociale zekerheden hebben ver
schaft, waar wij dagelijks van pro
fiteren.
Wij arbeiders van 1955 kunnen
wel eens onze schouders ophalen
als we herinnerd worden aan de
grote misstanden van nauwelijks
een eeuw geleden en we kunnen
wel eens zeggen: dit is voorbij en
komt niet terug!
En toch is het goed hier van tijd
tot tijd eens aan herinnerd te wor
den, niet om telkens het oude zeer
weer op te halen, maar om ons aan
te tonen, wat de K.A.B. voor de
grootste bevolkingsgroep, want 70
pet. van de mensen zijn loontrek
kers en moeten als arbeiders in hun
onderhoud voorzien, wat dus de
K.A.B. voor deze groep heeft kun
nen bereiken, dank zij de activiteit
van haar leden.
En wie dit alles weg wil praten,
met de opmerking: dat het zo erg
niet geweest is en dat de K.A.B.
dit graag als stokpaardje gebruikt
voor propaganda-doeleinden, die
moet zich maar eens verdiepen in
de lectuur van toen en maar eens
nadenken over bijv. de bede van
Cremer in „Fabrieksgeheimen", een
bede om hulp, niet om geld, of hij
moet zich maar eens realiseren,
waarom dan eigelijk een kinder
wetje van „van Houten" nodig was
of waarom de toenmalige Paus Leo
XIII het nodig oordeelde, en in z'n
beroemde encycliek „Rerum Nova
rum", officieel, als hoofd van de
Kerk, de erbarmelijke toestanden
van de arbeiders aan de kaak stelt
en er letterlijk van zegt: dat de
mensheid dreigt ten onder te gaan
in een modderpoel van ellende en
onrechtvaardigheid en dat er ontel
bare slachtoffers zijn gemaakt door
vrouwen- en kinder-exploitatie,
waarvan thans, een mensen-gene
ratie later, de sporen nog niet zijn
uitgewist.
Als wij dit alles overdenken, zijn
wij dan niet dank verplicht aan al
onze pioniers, en gedwongen onze
gehele krachten in te spannen en
ieder lid persoonlijk een bijdrage
levert voor de verdere uitbouw
van deze organisatie, die voor ons
de vuile was heeft gedaan en onze
arbeiders weer de moed en het ge
loof heeft gegeven, om weer met
In de Kerstnacht trokken, op
nieuw, tweeduizend Brazilianen naar
Fazenda. De Decembernachten zijn
daar mild, in Sao Paulo, De bries
die over de heuvels glijdt en over
de wijde akkers, is lauw en koes
terend en de Nachtmis wordt er
opgedragen in de open lucht, en in
het eerste, paarse licht van de
nieuwe morgen luisterden ook dit
maal tweeduizend Brazilianen
naar een Kerstlied dat, gedragen
op klare, dunne kinderstemmen van
héél ver, uit een andere wereld, te
komen scheen: „De herdertjes lagen
bij nachte..."
Op het plein van de Fazenda
een kleine nederzetting in de in
drukwekkende eindeloosheid welke
men vindt als men, in Sao Paulo de
laatste lichten van de stad Cam
pinas achter zich heeft gelaten
stond ook deze Kerstnacht tussen
hen die daar de Nachtmis bijwoon
den, een lange, sterke man met
sterke doordringende ogen. Zijn
naam was: C. J. J. Hogenboom. Zijn
officiële titel was: president van
de Coöperatieve Agro-Pecuarea Ho-
lambra.
Doch in de vele publicaties, in de
Braziliaanse en Amerikaanse pers
aan deze merkwaardige Fazenda in
het hart van Sao Paulo gewijd,
noemde men hem anders. Men
noemde hem de vervaardiger van
een monumen. Een Nederlands mo
nument: „a monument of Dutch
courage", schreef een Amerikaans
journalist. Het is de vraag of er in
de Fazenda Libeirao nu, in 1955,
nog wel een Nachtmis zou zijn op
gedragen als, vijf jaar geleden, C.
J. J. Hogenboom daar niet was ge
arriveerd-
De débacle
Het was het vijfde Kerstfeest, dat
de president der coöperatie in Bra
zilië vierde. Enkele dagen tevoren
nog slechts had hij in Nederland be
drijvig door de trieste druilregen
gerend. Een haastbezoek, volgestopt
met besprekingen, spreekbeurten,
interviews en conferenties.
Als men de heer Hogenboom tus
sen twee besprekingen in eindelijk
enteren kon voor een vraaggesprek
en men hem nog eenmaal lastig
viel met de, onderhand wel stereo
tiepe vraag wat hij wel gevonden
had toen hij eind 1950 met een re
geringsopdracht naar Brazilië trok
teneinde ter plaatse te onderzoeken
wat er aan de, in 1948 gestichte
Nederlandse boerenkolonie daar in
Sao Paulo wel haperde, typeerde
hij de situatie met één enkel woord:
„een débacle!"
„Er heerste een gezagscrisis in
de kolonie", aldus de heer Hogen
boom, de leiding werd niet meer
beluisterd, vele van de honderd Ne
derlandse gezinnen die in goed ver
trouwen naar Brazilië getrokken
waren om er een nieuwe toekomst
te bouwen, stonden op het punt om,
bitter en teleurgesteld, de Fazenda
te verlaten. En bovendien: econo
misch zat de coöperatie aan de
grond; er was practisch geen cru
zeiro meer in kas; het leek er op,
dat heel het avontuur zou moeten
eindigen met een faillissement en
een menigte andere brokken".
De selectie
Het was, zo zegt nuchter de heer
Hogenboom, niet moeilijk de oor
zaken voor deze débacle te ont
dekken.
Het voor-onderzoek bleek onvol
doende te zijn geweest; de finan
cieringsbasis was mede daardoor
te smal en voor het overige was
men niet al te zorgvuldig omge
sprongen met de selectie van hen,
die matig of verkeerd voorgelicht,
naar Brazilië trokken.
Het gaat vooral om deze selectie
aldus de heer Hogenboom. Wij
hadden in die dagen uiteraard
nog geen Braziliaanse ervaring
op het gebied der emigratie en
twee jaar later had men geen
moeite om te ontdekken, dat
emigratie nauwelijks verantwoord
is, als zij niet gedragen wordt
door adviezen en een voorlichting
die uit ervaring zijn opgebouwd.
Ik bedoel het zo: het is best
mogelijk, dat het „au fond" het
zelfde blijft of een Brabants boe
rengezin naar Canada of naar
Nieuw Zeeland emigreert. Het is
bovendien best mogelijk, dat dit
gezin daar onmiddellijk en uit
stekend slaagt, doch dat wil dan
nog niet zeggen, dat het ook in
Brazilië, onder geheel andere,
zeer typische omstandigheden wel
zou kunnen slagen.
Een man, die bij wijze van
spreken, geschikt is om naar Si-
am te emigreren, mag eenvoudig
niet naar Brazilië en omgekeerd
en dat is een van de fouten, die
wij in 1948 bij de stichting van
deze Nederlandse boerenkolonie
in Brazilië maakten.
Zelfs de grond van San
San Paulo.
Er waren daar in San Paulo in
slechts enkele jaren tijds nog wel
meer fouten gemaakt.
Tijdens de oorlog, zegt de heer
Hogenboom, heb ik in een Jappen
kamp gezeten. Sommige toestanden
daar waren nog heilig, vergeleken
bij de toestanden, welke ik bij mijn
aankomst in Brazilië vond.
Het plan had gefaald.
De droom van een nieuwe toe
komst was verbrijzeld. De slappe
elementen in de kolonie staken
ook de sterken aan. De sfeer was
grauw. Wat kon men anders ver
wachten?
Zelfs de grond, die officieel de
beste grond van de provincie San
Paulo heette, had de emigranten
teleurgesteld, Hun voorgangers
hadden er drie eeuwen achtereen
mee gewoekerd, de aarde was nu
arm en schraal en zó waren ook
de vruchten, welke zij nog voort
bracht.
Dat alles speelde vijf jaar ge
leden.
De man, die door de Nederlandse
regering was uitgezonden om te
onderzoeken wat er aan die Fazen
da in Brazilië wel haperde, keerde
terug met een rapport, waarin hij
nog slechts twee wegen open liet:
doek de Fazenda en de coöpe
ratie op, zet de overlevenden
op een schip met bestemming
Nederland of geef hun mèt een
saneringsplan een nieuwe kans.
Er is daar nu een uiterst gezonde
kolonie gegroeid. Nederlandse boe
ren die verre van bedreven waren
in het bewerken van een uitgeputte
grond, gelegen in een sub-tropisch
klimaat, hebben, geïnspireerd on
getwijfeld door de geestdrift en de
werkkracht van de nieuwe president
der coöperatie, enorme prestaties
geleverd. Zij verbouwen koffie, rijst,
katoen, maïs groenten, zij hebben
sinaasappel- en ananas-aanplan
tingen. Hun productie is, vijf jaar
na de catastrophe, het dubbele van
het normale gemiddelde in de pro
vincie Sao Paulo, en voor het ge
val dat te weinig zegt: vier jaar
geleden leverde op de Fazenda één
ha 1800 kg maïs op; nu is dat ge
stegen tot 4500 kg per ha!
Jonge, weerbare gezinnen
Een uiterst gezonde kolonie, inder
daad. Doch het zal niet lang meer
een kolonie zijn. Er groeit tussen
de Brazilianen en de Nederlandse
immigrant een wederzijdse warme
waardering. De Nederlandse boer,
vooral de katholieke boer, assimi
leert buiten verwachting gemak
kelijk en zo is het goed.
In Brazilië begrijpt men, dat wij
niet alleen gekomen zijn om wat
rijkdommen uit de grond te wroe
ten en wat cruzeiros, zegt de heer
Hogenboom, onze Nederlandse boe
ren hebben Brazilië iets aan te
bieden: hun werkkracht en hun ge
loof; is het niet typerend, dat in dit
grote katholieke land, dat zulks een
groot tekort aan priesters heeft
deze Nederlandse Fazenda sedert
1948 reed 29 priesterstudenten op
leverde?
Nu, slechts enkele jaren na de
débacle, durft de heer Hogenboom
het aan, nieuwe Nederlandse boe
rengezinnen uit te nodigen, naar
Brazilië te komen.
„Zo men uit mijn mond een
kreet wil horen", zegt de presi
dent der coöperatie, „zo is hei
deze geef ons jonge Nederlandse
boerengezinnen die men zorgvul
dig heeft geselecteerd, die men
op nuchtere wijze heeft voorge
licht omtrent de mogelijkheden
niet alleen doch ook en vooral
omtrent de moeilijkheden, die men
anders gezegd, wéérbaar heeft ge
maakt voor de zware taak diethen
wacht, dan brengen we de Brazi
lianen iets waardevols en dan
krijgen we er stellig ook iets
waardevols voor terug!"
Het zou niet de eerste maal zijn,
dat het vraagstuk: bomen langs
de weg, een discussie uitmaakte
aan de groene tafel. De gevolgen
daarvan ziet men in verschillende
(landbouw)gemeenten, waar open
wegen zonder enig boompje door
het landschap slingeren.
De landbouwer, die bedacht is op
winst, verkeert in de veronderstel
ling, dat bomen ten koste van 't
vochtgehalte van zijn gronden,
waarop hij bovendien nog kostbare
mest uitgestrooid heeft, moeten
leven. Niets is minder waar, want
zonder vocht sterven alle planten
en bomen spoedig uit.
Aangezien echter de plaats waar
de bomen langs de weg geplant
worden, meestal gemeente- of rijks
wegen zijn, gaat deze berekening
natuurlijk maar ten dele op, zodat
het gelijk aan beide kanten is.
Wat echter de betekenis van de
bomen laten we het duidelijk
heidshalve houden bij die langs de
weg betreft, daarover heeft men
in 't algemeen niet de goede kijk
op de zaken. Men komt er niet met
te zeggen, dat deze „teren op den
boer", want er zijn verschillende
goede eigenschappen van de bomen
op te noemen. En omdat men daar
mede niet voldoende bekend is,
staat het hout bij gebruikers van
gronden in een kwade reuk.
Dat is jammer, want hoe langer
hoe meer komt men tot de conclusie,
dat de bomen een sterke klimato
logische taak vervullen, om nog
niet te spreken van de scnoonheids-
factor, al brengt het laatste dan
ook geen cent in het laatje.
Het klinkt vreemd, maar het is
waar, dat juist het voornaamste
argument „tegen" gemakkelijk kan
weerlegd worden. Wanneer immers
wegen met flinke bomen geplant
zijn, wordt niet op de eerste plaats
het vocht uit de grond Jgehaaid.
maar... wordt de vocht juist in de
akker of waar dan ook vasthouden.
De bomen immers breken de wind
en men is er onderhand wel achter
gekomen men heeft kennis ge
nomen van de oorzaken van de
zandverstuivingen in Nrd.-Limburg
dat, waarde wind vrij spel heef t
en de grond aan een sterke uit
droging bloot gesteld wordt.
Let wel: dat „spel" gaat verder
dan de smalle strook grond WelKe
parallel met de bomenrij loopt, doch
strekt zich uit over het ganse veld.
De voordelen daarvan zijn evident.
Wind en wasgoed
Waar dus geen of weinig wind is
of waar de wind beteugeld wordt,
wordt 't uitdrogingsproces derhalve
sterk beperkt. De bewijzen voor
deze theorie worden bovendien ook
nog geleverd door... onze huismoe
ders op wasdagen. Wanneer men
het witte goed bulten aan de draad
heeft hangen, is men blij als een
flink briesje blaast. Dan immers
is... de was gauw droog.
Welnu, hetzelfde gebeurt met onze
akkers wanneer de wind er op staat.
Schermt men dus de luchtstroming
af door middel van hout dan zorgt
men er voor, dat 't vocht langer in
de grond blijft.
De voordelen van boombeplanting
springen dus ook in deze sector
sterker naar voren dan men opper
vlakkig wel zou denken. Trouwens:
in verschillende landen is men er
de laatste jaren pas voor goed ach
ter gekomen, dat de ouderwetse
leuze: „weg met de bomen" ge
grond is op fouiieve veronderstel
lingen en dat men er meer na-dan
voordeel bij heeft.
Nut en schoonheid
•v Dit pleidooi voor de boom hebben
we uit de schrijfmachine gehaald
naar aanleiding van een „bomen-
kwestie" in de Wyehense raad.
In deze welvarende gemeente heb
ben B. en W. een plan beraamd
enkele wegen met peppels te be
planten. Men vond daarbij tegen
werking van de zijde van de leden,
die in de agrarische sector hun
brood verdienen.
Hieruit blijkt andermaal, dat men
in de veronderstelling verkeert, dat
er aan de gronden, welke gemar
keerd zijn door hout, schade berok
kend wordt en wel in die mate, dat
de nadelen groter geacht worden
dan de voordelen.
Alhoewel men In deze materie
vanzelfsprekend ook het algemeen
belang moet zien en men zich niet
rigoureus aan het groepsbelang mag
vasthouden met anderewoorden:
men moet rekening houden met de
opbrengst van het hout, dat aldus
geteeld wordt, zodat men, theore
tisch gesproken dus, ieder het zijne
geeft, wegen de argumenten, welke
de Voorzitter van de Wyehense raad
aanvoerde, toch wel erg zwaar.
Want zo zeide hij, met de opbrengst
van het hout zou mende (kostbare)
wegen, waarlangs de bomen staan,
kunnen bekostigen.
En aangezien de landbouwers alle
belang hebben bij goede wegen van
en naar hun boerderij, is dit even
eens hun belang.
Een motief, dat gemeenlijk in een
raadsgemeenschap op het platte
land weinig gewicht in de schaal
legt, is de schoonheidsfactor.
Nu zal men 't gemis daarvan niet
kwalijk nemen wanneer de „struggle
for life" ongemeen hard is, mag
men deze toch niet verwaarlozen.
De mens leeft immers niet van
brood alleen. Men heeft de laatste
jaren naarstig pogingen in het werk
gesteld het culturele element ook
op het platteland te doen door
dringen. De zin voor het schone
mag geen privilege zijn van bepaal
de groepen in de maatschappij, maar
deze moet uitgestreken worden over
alle bevolkingslagen.