Geestelijke Volksgezondheid
De vrome dief
in LIMBURG
ALBERT
HEIJN
FEUILLETON
'n Actrice zonder
schoenen.
Zaterdag 13 Februari 1954 No. 6 VIJF EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
M PEEL EN MAAS
gffiSSSÏÏÏ'A ''TEVf"o*Kc,K£; WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN SSfSSBSÜ.tfi.-i.SS'iKrS
„Er zijn de laatste tijd twee klach
ten opgegaan tegen Limburg.
Deze klachten werden geuit door
mensen, die het niet kwaad met
ons bedoelden, die onze vijanden
niet zijn en die ons niet hebben
willen beledigen. Toch hebben die
klachten ons geraakt en ze kwa
men aan de grens van ons be-
ledigingsgevoel. Waarom Omdat
we van Limburg houden. En als
men ons nu komt vertellen, daf
Limburg crimineler en geestelijk
gebrekkiger is dan andere ge
bieden in Nederland, dan zouden
we geen Limburgers zijn, als we
dit niet zo aanvoelden. Toch zijn
deze dingen gezegd door mensen,
die het goed met ons bedoelden.
Deze achterlijkheid zbu dan ver
klaard worden door een infanti
lisme. Is het met Limburg wer
kelijk zo erg gesteld
Met deze woorden begon mgr. dr.
Féron zijn inspirerende toespraak
over de geestelijke volksgezondheid
in Limburg voor de Centrale Raads
vergadering der K.A.B. in Maas
tricht.
Mgr. Féron schilderde vervolgens
in korte trekken de achtergrond,
tegen welke de geuite constaterin
gen gezien moeten worden. De
wereld is na de erfzonde vol van
ziekten, zichtbare en onzichtbare.
Het beeld van de lichamelijke
ziekte is echter niets vergeleken
bij de psychische ziekten. Daar
krijgt men gradaties als tobbers,
debielen, imbecielen, idioten enz.
enz. En geheel deze ellendige last
wordt nog erger als men bedenkt,
dat één ernstige zieke, opgenomen
in een verplegingsinstituut, betekent
dat er misschien wel tien van
soortgelijke gevallen nog niet
werden opgenomen om de eenvou
dige reden, dat hun toestand nog
niet zo erg is. Zo is de algemene
situatie.
Heel oud volk
Deze wereld van geestelijk lijden
bestaat ook in Limburg, zo ver
volgde mgr. Het wordt veroorzaakt
vooral door de afwezigheid van
geluk en de innerlijke en uiterlijke
vrijheid. De mensen kunnen zich
zelf niet zijn, waardoor veel schone
vrede uit de gezinnen wordt weg
genomen.
Wanneer men nu de vraag stelt,
waar in Limburg die criminaliteit
vandaan komt, dan zal de oorsprong
waarschijnlijk het rondsluipen van
'n geestelijke ziekte zijn. Veel
geestelijk leven wordt hierdoor
geschaad. Vergeten we niet, dat
indien er iets aan de geest mankeert,
men niet goed bidden, geloven en
liefhebben kan.
Als men de kwestie heel diep
gaat bezien, dan moeten we met
de H. Vader zeggen, dat als de
mens God volwaardig kan en wil
dienen, hij een gezonde mens is.
Lijdt Limburg nu meer dan andere
gebieden aan deze verschikkelijke
ziekten
Laten we niet vergeten, wij, Lim
burgers, zijn een heel oud volk, dat
heeft veel schoons en goeds ten
gevolge gehad, maar in die ouder'
dom zit ook veel erfelijks. We
behoeven maar te wijzen op de
familie-trouwerijen, welke in voor
bije eeuwen veelvuldig voorkwamen.
We zijn stamvast geweest en boven
dien van huis-uit een agrarisch
volk, conservatief en ongecompli
ceerd met alle sociaal-hygiënische
gevolgen van dien. Maar bij dit
alles moeten we ook bedenken, dat
Limburg, totdat de kolen ontdekt
werden weinig kansen gekregen
heeft, die andere gebieden wel
verkregen. Als men Limburg dan
ook iets verwijt, dan moet men op
de daarvoor verantwoordelijke
plaatsen maar een confiteor bidden.
K.A.B. vooraan
Anderzijds is het Limburgse volk
steeds een dlep-gelovlg volk ge
weest. Dit is heerlijk en nog altijd
onze trots. Daarom hadden we
vertrouwvol en gelovig als we
waren misschien niet zoveel
oog voor ons materieel welzijn,
omdat we de waarheid met ons
droegen. En dan: welke bezettingen
heeft Limburg in de voorbije
eeuwen niet gekend In één eeuw
veranderde Geleen maar liefst tien
maal van bezetter. Welke invloed
heeft dit alles niet op ons goed
volk gehad? Nu, tien jaar na de
tweede wereldoorlog, hebben we
nog niet ons evenwicht terug
gekregen en Is het gevoelsleven
nog verstoord. Vanaf de tijd, dat
de nood ons gewest binnendrong
hebben we onze problemen prachtig
opgelost. Daarom is het grote
industriegebied van de Mijnstreek
godsdienstig gebleven en sociaal-
economisch uniek in de wereld.
Het is echter zaak, dat we op
de bres staan voor de geestelijke
volksgezondheid van Limburg.
De K.A.B., die prachtige instel
ling, welke streeft naar een ge
zond volk moet hierbij mede
werking verlenen. Binnenkort
krijgt ze daarvoor de gelegenheid.
Katholieke organen en instituten,
gebundeld in de Kath. Federatie
voor Volksgezondheid zullen een
enquête gaan houden. Hieraan
dienen de K.A.B.-leden hun mede
werking te geven. Voorts moet
Limburg krijgen een universele
zorg voor de geestelijke gezond
heid van de mens, praeventief
en nazorg. Tenslotte moeten we
begrip en belangstelling krijgen,
'n mooie bezorgdheid voor die
geestelijke gezondheid en sym
pathie voor deze problemen. Dit
is bij uitstek een taak voor de
K.A.B., de standsorganisatie,
welke nog altijd het primaatschap
van de geest heeft.
Wij, katholieken, hebben het
evangelie van de liefde. Daarom
moeten we geen zieken kunnen
zien, lijden met de lijders en zorg
hebben voor de bekommerden. We
leven voor de glorie van God en
daarom zullen we de consequenties
trekken uit onze beginselen. Als
we leren, dat de Staat zich niet
met alles moet bemoeien, dan
moeten we het ook zelf doen. Laten
we dit alles echter niet doen om
progressief te willen zijn, een soort
minimalisme dus. We doen het,
omdat we goed voor ons volk zijn.
Niet omdat we een verwijt vrezen,
maar omdat we graag een lofprij
zing van God hebben, die ons deze
n besparing!
Déi is nog eens een
•prijsverlaging bij
m 20 Februari bij aankoop van
100 gram verpakte
ALBERT HEIJN's THEE
100 gram RUMBONEN
Onmiddellijk nadat ik in de
krant las, dat Albert Heijn
had besloten de prijzen van
de belangrijkste levensmid
delen met 10 tot 20% te
verlagen, ben ik er mijn
boodschappen gaan doen.
Nu, men heeft niets te
veel beweerd, want de meeste
artikelen zijn beduidend goedkoper
dan waar ook en de naam
Albert Heijn is mijn volledige
garantie voor de beste kwaliteit.
Een greep uit onze verlaagde prijzen
Fijne Snijworst 100 gram 39
Geld. Rookworst met loodje p. stuk 66
Vet Spek gerookt500 gram 124
Siam Rijst droogkokend 500 gram 56
0clC2O 100 gram 44-41 36
Zaansche Beschuit gr. rol 14 stuks 25
Grote Snijkoek per stuk 39
Hippodrome biscuits 250 gram 39
Mevrouw
Klaver zegt
roep. Van
's morgens
vroeg tot
's avonds laat
ben je In de weer. Maar
iedere morgen tegen half
elf gun ik mU'n..vrö kwar
tiertje "om op my n gemak
te genieten van "n heerl(jk
kopje BOFFIE KOFFIE.
mee te komen en een leven te be
ginnen van gebed en boete-
Aarzelend was hij toen opgestaap
en schuchter had hij de Vrouwe
gevolgd in het donker van de val
lende nacht naar de stille abdij waar
heilige monniken baden, boetten en
vastten voor de zondige wereld. Zo
was hij broeder geworden, broeder
Juniper om zijn eenvoud.
En nog steeds hield hij evenveel,,
van zijn hemelse Moeder, die hem|
Zelf was komen roepen, ja nog"
meer hield hij van Haar. Iedere
avond wanneer in het donkere koor
de laatste klanken van het avond
gebed verklonken waren, ging hij
achter de kerk in, om een laatste
groet te brengen aan zijn Moeder
en nog steeds nam hij iets voor haar
mee, wat bloemen uit de tuin, de
tulpen of hyacinten van de lente,
de rozen van de zomer of de late
asters van de winter.
Maar eens een jaar, dat de winter
erg guur was, waren er in heel de
tuin geen bloemen meer te vinden.
Zou hij nu deze avond voor het
eerst met lege handen bij Moeder
moeten komen...?
Stil en verdrietig liep hq de ganse
dag te peinzen of hij toch niet iets
vinden kon. En dan opeens... Op de
cel van de goede Vader Abt stond
een zilveren bokaal, kunstig ge
dreven met diamanten versierd. Die
zou hij geven. Wel kon hij geen
verlof meer vragen want vader Abt
was reeds in het koor. Maar was
het niet voor Moeder?
En toen alle monniken hun avond
gebed stonden te zingen, sloop hij
door de verlaten gangen naar de
sobere cel van Vader Abt en dan
de kerk in en onder de wijde plooien
van zijn mantel verborg hij het
kleine sieraad.
Kinderlijk blij zette hij het neer
aan de voeten van Maria.
Hier Moeder, alles wat ik vinden
kon, voor U".
Tevreden ging hij die nacht slapen.
Doch ziet: toen hij de volgende
morgen in alle vroegte in de kerk
kwam, sloeg hem de schrik om het
hart... de bokaal was verdwenen!
Mijn God als hij eens gestolen is.
Hij werpt zich neer voor het
beeld en vurig bidt hij zijn Moeder
om uitkomst. En dan gaat hij met
Een vlucht voor de Russen
J. Vaszary.
38
SLOT
„Wij worden gevangen genomen.
In orde. Waarom zouden wij niet
de enige mogelijkheid riskeren en
direct de grens over trekken?"
„Nu Op klaarlichte dag
„Ja, nu, bij daglicht, hoogstens
lukt het niet."
De wanhopige inval fascineerde
ons. Wij kropen de schutting over
en gingen op weg, regelrecht naar
de grens.
Om de beek te bereiken, moesten
wij een vlakke weide door, waar
geen enkele boom of struik stond.
Ik weet nog steeds niet, hoe wij
de weide doorkwamen zonder aan
gehouden of gearresteerd te wor
den.
Ik durfde rechts noch links te
kijken. Hinkte wanhopig achter de
anderen aan. Ieder ogenblik ver
wachtte ik, dat er achter ons aan
geschreeuwd en gebruld zou wor
den...
Maar soms lukken juist de meest
onwaarschijnlijke dingen. Wij kwa
men bij de beek, zonder dat er
iets gebeurde.
Door de aanhoudende regens was
de beek gezwollen en leek wel een
rivier. Een van de officieren kleed
de zich uit om ons op zijn nek er
over te brengen.
Ik was het eerste slachtoffer.
Hij was nog niet tot het midden
van de beek gekomen, toen hij tot
zijn hals in het water kwam te
staan. Hij keerde terug en zocht
een andere plaats. In doorweekte
kleren kwam ik aan de overkant.
Na mij droeg hij de anderen over.
Aan de overkant schuilden wij onder
een struik.
Onze overtocht was met veel
lawaai gepaard gegaan, maar won
derbaarlijker wijze had niemand op
ons gelet. Voor alle zekerheid wil
den wij toch wachten tot de duis
ternis inviel. De Russen kwamen
wel eens naar de overkant om op
vluchtelingen te jagen.
Nadat de schemering was inge
vallen, trokken wij de moerassige
weide door en bereikten wij het bos.
De regen begon opnieuw te vallen,
nadat het enkele uren droog was
geweest.
Wij gingen op het bospad berg
opwaarts.
De sensatie had mij mijn pijnlijke
knie doen vergeten. Maar nu begon
ze opnieuw. Ik kon nauwelijks lopen.
Opeens hield een van de offieren
stil en bleef ingespannen staan
luisteren. Achter ons bleven ook de
anderen staan.
Iemand kwam ons op het bospad
tegemoet. Onder zijn voeten knapten
de dorre takken en er rolden
steentjes naar beneden. Nu wij ech
ter stil stonden, bleef ook hij staan,
want het lawaai hield op.
Wij concludeerden daaruit, dat
ook hij niet het rechte pad bewan
delde. Het was niet waarschijnlijk,
dat hij van de grenspolitie zou zijn;
in dat geval zou hij ons aange
houden hebben.
Wij besloten verder te lopen. We
wenkten mijn vrouw en de derde
officier, die een eindje achter ons
stonden. Blijkbaar begrepen zij ons
niet, want zij vluchtten het bos in
Wij achter hen aan om ze op te
taak oplegt.
„Ik geloof nog altijd, dat Limburg
gezonder is, dan de meesten denken"
aldus besloot mgr. Féron zijn toe
spraak.
Ieder jaar wanneer het feest van
Maria Lichtmis is gevierd, komen
de mensen van het kleine plaatsje
Dalften, samen rond het wonder
bare beeld van de H. Maagd en ver
tellen elkaar dan weer opnieuw het
verhaal van de vrome Dief.
Het is lang geleden gebeurd, in
de tijd van ridders en tournooien,
van slotvrouwen en kluizenaars. Er
leefde toen in dit kleine Duitse dorp
een vrome herder die met zijn
kudden rondtrok over de eindeloze
hei, dag in dag uit, zomer en winter.
Hij leefde daar stil en gelukkig
tuss«n zijn dieren met om zich heen
de bloemen en de bomen en boven
zich de blauwe hemel.
Mensen zag hij bijna nooit, slechts
een keer per week, wanneer hij
's Zondags de dorpsmis bijwoonde.
Dan dreef hij zijn schapen in de
kooi en voor dag en dauw liep hij
dan door de verlaten straten van
het dorp waar iedereen nog sliep
naar de kerk. Altijd was hij daar
de eerste.
Voorzichtig schoof hij de zware
deur open, knielde een ogenblik
voor het Tabernakel en ging dan
bidden voor het beeld van Maria,
roerloos en stil en wanneer de
mensen dan allang weer de kerk
verlaten hadden, zat hij daar nog,
met gesloten ogen, een en al aan
dacht en gebed.
En iedere Zondag bracht hij voor
Haar mee de mooiste bloemen die
hij op zijn hei gevonden had, de
waterlelies of de paarse anemonen,
of in de winter, wanneer er geen
bloemen waren wat witte wol van
zijn schapen, die hij heel eenvoudig
neerlegde aan de voeten van het
beeld, de doodgewone dingen uit het
leven van een simpel en goed mens.
Jarenlang hadden de mensen hem
zo gezien, iedere Zondag en allen
kenden ze hem, al had nooit iemand
met hem gesproken. Maar toen is
er onverwachts een Zondag gekomen,
dat hij er niet was, dat de plaats
voor het beeld van Maria leeg ge
bleven i3...
Na de Mis spraken de mensen er
over op het kerkplein, in de stille
straten of thuis met vrienden en
buren. „Wat zou er zijn? Zou hij
ziek zijn? dood misschien...?"
Maar de herder was niet ziek,
niet dood. In die week was er iets
wonderlijks gebeurd, op een avond
dat hij zijn schapen samengedreven
had voor de nacht. Hij zat alleen
bij het vuur te luisteren naar het
lied van de wind. Toen had hij op
eens een ander lied gehoord, een
wonderschone melodie.
Verbaasd had hij rondgekeken en
een licht gezien zo zacht als room,
een wonderlijk lichten in dat licht...
een Vrouw, stalend en schoon maar
in haar ogen blonken tranen. Zij
had hem toegesproken in de be
toverende stilte van de avond:
Kom, vriend, kom mee...
En op zijn vraag wie zij wel was,
had zij geantwoord:
Ik ben uw Moeder en de Moeder
van alle mensen. Maar zoveel men
sen vergeten, dat ik hun Moeder
ben en dat mijn Zoon voor hen ge
storven is. Daarom vraag ik U om
zoeken. Tevergeefs. Wij kwamen
hoe langer hoe dieper het bos in.
Wij vonden niemand.
Het bos bleef stil en verlaten.
Een van de officieren zei toen,
dat zij voor dergelijke gevallen een
afspraak hadden gemaakt en elkan
der met de uilen-roep konden waar
schuwen. Hij ging ook meteen
roepen. Uit de verte kwam er ant
woord.
Wij in de richting van de klanken.
Wij liepen nog voort, toen wij het
geluid plotseling achter ons hoor
den. Wij ergerden ons eraan, dat
ze zo van plannen veranderden,
maar gingen toen toch maar weer
in die richting.
In het eerstvolgende half uur
hoorden wij de uilenroep uit ver
schillende richtingen. Toch waren
wij ervan overtuigd, dat onze mak
kers ons de tekens gaven. Zo vaak
wij riepen, kregen wij er antwoord
op.
Op het laatst leek het wel, dat
de klank op dezelfde plaats bleef.
De uilenroep bleef uit eenzelfde
richting komen.
Toen wij ongeveer vijftig meter
van de roepplaats af waren, be
merkten wij, dat een echte uil op
ons geroep geantwoord had. Hij
zat hoog boven in een boom.
De vogel had, al rondvliegend in
het bos, ons voor de gek gehouden.
Wij moesten erin berusten, dat
mijn vrouw met de derde officier
van ons afgeraakt was.
Het was verschrikkelijk genoeg,
want het was niet waarschijnlijk
dat wij elkander spoedig weer zou
den zien.
Wij gingen bedrukt verder, maar
wat konden wij anders doen. Wij
hoopten maar, dat zij voldoende
verstand en inzicht zouden hebben,
om zo ver mogelijk van de grens
af te komen.
Na een uur gaf mijn knie het
helemaal op. Wij waren genood
zaakt halt te houden en te rusten.
Het bos liep ten einde. Ergens in
de verte f moest een dorp zijn, we
hoorden honden blaffen.
Wij legden ons aan de rand van
het bos neer en vielen terstond in
slaap. Maar de regen en de koude
lieten ons niet lang slapen.
Toen het licht werd zagen wij in
de buurt een huis staan. We sleep
ten ons daarheen en kropen op de
hooizolder. Daar vielen wij weer in
slaap.
Tegen de middag werden wij
wakker.
Wij constateerden, d^$ ons uit
elkaar raken een fatale ramp
dreigde te worden. De landkaart en
het kompas hadden wij bij ons,
alle levensmiddelen eveneens, daar
entegen hadden zij de papieren en
het geld.
Zonder elkaar konden wij niet
bestaan.
Toen wij het dorp door kwamen,
zagen wij kinderen spelen bij de
kerk. Wij vroegen hen, waar wij
waren. Het antwoord was gerust
stellend, we waren diep in de En
gelse bezettingszone doorgedrongen
Ongeveer tien kilometer voor ons
lag het stadje, waar wij de trein
konden nemen.
Als wij dat bereikt hadden, dan
waren wij uit de grenszone en
daarmee buiten alle gevaren.
Buiten die grenszone waren onze
papieren geldig, dat wil zeggen,
zij zouden geldig zijn, als wij ze
maar hadden. De andere groep had
ze bij zich.
Ik zag hoe de kinderen, nadat zij
ons geantwoord hadden op elkaar
dromden en begonnen te lachen.
Aangezet door een wonderlijke
nieuwsgierigheid, vroeg ik hen,
waarom zij lachten.
Zij zeiden, dat het nog geen tien
minuten geleden was, dat eveneens
twee vreemdelingen geïnformeerd
hadden, waar zij waren.
Op onze navraag vertelden zij,
dat het een vrouw op blote voeten
was geweest en een lange man.
Zouder twijfel waren dat mijn
vrouw en de derde officier. We
vroegen de kinderen, of zij ook
wisten, waar zij naar toe waren
gegaan. En zij antwoordden, dat zij
dicht bij, een huis binnen gegaan
waren.
Een van de kinderen ging met
ons mee om het huis te wijzen.
Zodoende hadden wij hen in heel
korte tijd gevonden. Zij hadden
zich op de hooizolder genesteld.
Zij vertelden, dat ze de hele nacht
door het bos gedwaald hadden en
zo zeker een dertig kilometer had
den afgelegd. Doodop waren zij in
het dorp aangekomen.
De vreugde over het weerzien
was zo groot, dat wij alle vermoeid
heid vergaten. Onze eetlust kwam
ook weer terug. Uit wat ons nog
restte, maakten wij een godenmaal
op die hooizolder.
Daarna gingen wij op weg, op
gefrist en opgewekt, om te trach
ten de stad te bereiken, waar de
trein passeerde.
Het was een mooie, aangename
vroeg-zomerdag. De zon scheen
warm op ons neer, alsof zij ons *t
vele lijden wilde vergoeden.
Terwijl wij door het dorp liepen,
waren wij er verbaasd over, dat de
mensen zo goed gevoed en gekleed
waren.
Onderweg ontmoetten wij vele
wagens. De paarden waren even
eens doorvoed en zij waren inge
spannen met leren tuig en niet
met touwen vol knopen.
De wagens waren vol geladen
met groenten en wijnvaten. De
aarzelende schreden naar Vader Abt
om hem op te biechten wat door
zijn schuld gebeurd is.
„Vader Abt, vergeef het mij... de
zilveren bokaal... door mijn schuld..."
Niet begrijpend luistert de Abt naar
het verhaal. En dan zegt hij:
„Broeder, bedoelt gij deze bokaal
hier...?"
En ziet, daar staat de bokaal weer
op de oude plaats. Maar dat kan
toch niet. Ik nam hem toch weg...
„Wees gerust Broeder, gij hebt
gedroomd, ziet, hier staat hij..."
Broeder Juniper begrijpt het niet
meer. Hij weet toch, dat het geen
droom was. En wanneer het dan
weer stil geworden is en alle broe
ders weer hun avondgebed zingen
in het donkere koor, gaat hij voor
de tweede maal naar de cel van
Vader Abt en dan met het zilveren
sieraad naar het beeld van zijn
Moeder. Maar nu zal hij blijven
wachten om te kijken wie 't sieraad
heeft weggenomen.
En als alle monniken reeds lang
te ruste zijn, bidt broeder Juniper
nog bij het beeld van Maria, hij bidt
en wacht in de donkere kerk. Hij
voerlui zaten onverschillig op de
bok. Er was geen angstige vrees
in hun ogen. Zij waren niet bang,
dat hun de wagen, de paarden, de
lading geroofd zouden worden.
Natuurlijk, hier waren immers
geen Russen.
Aan het eind van het dorp kwa
men wij een Oostenrijkse veldwach
ter tegen.
Wij hadden geen tijd om ons te
verbergen of weg te lopen. Wij
liepen door.
De veldwachter kwam regelrecht
op ons af. Hij had een sigaret in
de mond en vroeg ons om vuur.
Daarna informeerde hij, waar wij
vandaan kwamen en waar wij
heen gingen.
Aan onze uitspraak merkte hij
dadelijk, dat wij vreemdelingen
waren en voor de Russen wegge
vlucht waren. Wij bekenden, dat
wij uit Hongarije kwamen.
Hij klopte ons vriendelijk op de
schouders en verzekerde ons, dat
wij hier veilig waren en nam toen
afscheid, zonder naar de papieren
te vragen.
Wij ademden verlicht op en be
gonnen aandacht te krijgen voor
het landschap. Wij genoten van de
zuivere boslucht, van de prikkelen
de zonnestralen en werden weer
mensen. In lompen, dodelijk ver
moeid, zonder vaderland, maar
mensen.
Op de top van een kleine berg,
op een kale plek, hielden wij een
rustpauze. Een paar kilometer
verder, beneden op de vlakte, zag
je de kerktoren en de huizen van
de kleine stad.
Uit het station, aan de buiten
kant van de stad, vertrok een trein
grote rookpluimen uitstotend.
Achter de locomotief kwam een
lange reeks van personenwagens.
Reizigers wenkten uit de raam, zij