PELI
„ZAT VAN DIE"!
Het einde van de
veevoederdistributie
SWIFT Dans Tloerwas
W. HENDRIKS
wrijfwas
Land- en Tainbonw
door Herman H. J. Maas
Het was van't jaar toch maar een
rare stille kermis in Heihoek, vonden
de heren en de burgers van het dorp,
toen zij in de Zondagnamiddag al in
de tweede herberg zaten zonder ander
Heihoeks gezelschap dan boer Faassen
en nog een paar andere boeren van
de Faassenparty Zogenaamd, want
boer Faassen zelf bemoeide zich daar
niet mee. Hy had geleerd, dat hy
zich daar boven moest houden om
het respect van zijn mede-gehucht-
bewoners af te dwingen Huns gelijken
mocht hy zich niet tonen, gelijkheid
doodt het gevoel van achting on eer
bied. Niemand is een groot man voor
zyn dagelijkse bediende, die, figuurlijk
gesproken, zyn heer ook wel eens in
zyn hemd ziet staan, en geen enkele
profeet wordt in zyn eigen land
geflerd.
Een triestige kermis, als de heren
en do burgers het eerlijk zeggen
moesten. Zo helemaal niets voor
Heihoek. Geen zweem van kermis
stemming 1 En dat nog wel voor hei
slot en besluit van de kermissen-ry
tot het volgende voorjaar, als men
tenminste Nieuwjaar en Vastenavond
nu niet meetelde, want die dagen
kon men toch immers niet tot de
kermissen rekenen. Zy hadden nog
niet eens de kans gekregen om op te
stemmen„Komt vriendenschaar,
komt by elkaar
Neen, niets geen kermis. Voor de
drie marechaussee, een wachtmeester,
een brigadier en nog een gewone
daarb\j, alle drie te paard met hun
zware kolbakken,- lange blinkende
sabels en een karabijn aan een riem
schuin over de rug, zou er wel niet
veel te doen vallen. Nou, dat was
misschien dan ook het enige, waar
niemand over te treuren hoefde, die
marechaussee zelf evenmin als ande
ren, die zouden de tijd toch wel
doorkomen.
Daar viel nu nog niets over te
zeggen, meende een van de boeren
Wijsgerig. Dikwijls bleken die on
weersbuien het hevigst en het gevaar
lykst, die na lang broeien plotseling,
in een paar minuten, losbarstten.
Dat moesten ze wel allemaal toe
stemmen.
Boer Faassen, Stuiters en Vuistje
wisten heel goed, waarom de dienst
van de marechaussee deze keer zo
ongewoon sterk was. Maar daar lieten
zij niets over los. Evenmin als iemand
de namen boer Vullings, Nol Berens
of Tienus Basten over de lippen liet
komen. Als de woorden opzettelijk
anders moeten zijn dan de gedachten,
dan bevordert dat gewoonlyk niet de
gezellige, pleizierige stemming. Zo
zag het zich wel aan, dat het daarop
uitdraaien moesthet begin van deze
kermis was niets, de kermis was
niets en het einde was niets. Maar
over het laatste liet zich eigenlijk
nog niets voorspellen, daar had de
boer met zijn vergelijking over het
onweer wel gelyk in. Door de aard
van de vergelijking kon men echter
ook weer niet aan een vreugdevol
einde denken.
De marechaussee hadden hun paar
den by boer Faassen gestald en
dwaalden maar wat rond door de
Heihoek8e kermisstilte. Om de beurt
zochten zy ook wel by de familie
Faassen een half uur verpozing van
het wandelen. Boer Faassen kon men
eigenlijk wel den onderburgemeester
van Heihoek noemen. Dat vond de
ene partij heel gewoou, als vanzelf
sprekend, en aangenaam daarbij. Men
kou zyn hulp wel eens nodig hebben.
Maar boer Vullings en zyn party
vervulde dat met wrevel. Moest hem
nu alles toegesmeten worden?
De heren en de burgers van het
dorp wisten veel van de toestanden
en de gebeurtenissen in Heihoek. De
Heihoekers zelf wisten er al licht nog
meer van. Maar allemaal samen
wisten zy niet alles Zy wisten niet,
hoe het precies stond tussen boer
Vullings en Nol Berens. Daar hadden
de Heihoekers al lang en vergeefs
naar gegist en geraden, ook velen
van de party Vullings onder elkaar
Niemand kon bevroeden, in welke
toestand van ellende boer Vullings
zich door dien Iepen gemenen wraak-
zuchtigen Nol Berens had laten ver
strikken. Was die Nol Berens niet
als een gewetenloze bandiet op de
wereld gekomen
Daar moest Nardus Boeks toch
over lachen. Als ge hem eens een
keer vraagt, of hy een geweten lekker
vindt, dan zal hy verbaasd terug
vragen, of hy zo'n ding met een lepel
of met een vorket moet vreten, zei
Nardus Boeks.
Hos had boer Vullings zichzelf zo
hopeloos vast kunnen werken? Och,
hy werd verteerd door haat van
afgunBt jegens boer Faassen Afgunst
van nog kleinere boer in opkomst op
de grootste boer van Heihoek.
AfgunBt ook op boer Faassen om
diens manieren van burger, die hem
zelf helemaal niet afgingen. Afgunst
daarby, omdst boor Faassen by de
heren en de burgers van het dorp
overal de deur open vond en al voor
vast en zeker als aanstaand lid van
de gemeenteraad werd genoemd.
Door afgunst, haat en nijd daartoe
gedreven had by dadoiyk Nol Berens
als eerste knecht gehuurd, toen die
op staande voet van de boerderij
Faassen was weggejaagd, al had
hijzelf vier dochters Wat bezielde
boer Vullings op dat moment? De
begeerte, van Nol Berens allerlei te
weten te komen, waardoor hy macht
over de Faassens kon krygen onder
het volk van Heihoek.
Maar de geslepenheid van dien loep
had de rollen omgekeerd. Voor Nol
Berens lagen alle zwakke kanten van
boer en boerin Vullings dadeiyk bloot.
Listig hitsend gooide hy dag op dag
olie op het vuur van haat en afgunst,
dat het gemoed vau boer en boerin
Vullings verschroeide Boerin Vullings
kon het niet verkropt krygen. dat
zy en haar vier dochters by lange
na niet gekleed konden gaan zoals
boerin Faassen en haar éne dochter
Hendrien. Daarover mokte zy aan
hóudend tegen boer Vullings en
stookte zyn haat en hitste hem op
;tot daden van vijandschap.
Zo viel het Nol Berens niet moei'
lyk, boer Vullings sluw de baldadig
heden in te blazen, waartoe deze dan
weer Tienus Basten bewerkte. Want
Nol Berens zat er wel altyd by,
wierp nu en dan ook een paar
woorden in hot beramen van plannen,
maar altyd wist hy dat zo te doen.
dat alles uit het brein van boer'
Vullings scheen te komen. En ook
na de veroordeling van Tienus Basten
had hy in geest en gemoed van boer
Vullings de vaste overtuiging weten
te planten, dat Tienus Basten, al
moest die „zitten", waar nooit Ï9mand
hem over zou aankijken, een voort
durende bedreiging zou blyven tegen
de vooruitgang van de Vullingsen,
Die halfgare lummel hield immers
star vol, dat boer Vullings hem had
opgestookt en omgekocht en niet eens
betaald ook nog?
Gjjzelf toch ook, had boer Vullings
in het begin nog kwaad proberen op
te stuiven.
Ja, ja, ja. gaf Nol Berens toen
gauw sussend toe. Maar wat was hy
Een arme knecht, en iets meer kon
hy immers nooit worden. Wat kon
het hém schelen, welke kwaad
sprekery hem tegen zyn klep ge
smeerd werd? Of hy met of zonder
vuile naam kapot ging? Maar voor
boer Vullings stond alles er heel
anders voorAls boer Vullings groot
boer dacht te worden, misschien ook
wel bevriend met de heren en de
burgers van het dorp, en lid van de
gemeenteraad, en als de boerin en de
dochters niet de minderen zouden
willen blyven van de Faassens-vrollie,
dan hoefde Tienus Basten, die getikte
goddewat, zyn bek maar even open
te spelken, en alle mooie plannen
lagen tegen de grond 1...
Zoals het gemok en gehits van zyn
vrouw zyn gemoed nog helser had
heet gestookt dan het toch al brandde,
zo vergrauwde het flemend en nog
compassie wekkend gepraat van Nol
Berens de toekomst voor boer Vullings
Als hy een plan bedacht of een
mogelijkheid meende te zien, dan
rees telkens voor zyn ogen dat
dreigende spook Tienus Basten op
Van dat alles wist niemand iets
dan boer Vullings en Nol Berens.
In heel veel gevallen werden de
ruzies en vechtpartijen onder het
mansvolk van het platteland veroor
zaakt door bet zaniken en hitsen van
afgunstige vrouwen. Hoe ging dat by
een boerin? Als een andere boerin
weer met een nieuw kleed naar de
kerk ging, dan mocht de boer van
die andere boerin niet meer over het
pad door hun bongerd lopen. Haar
eigen man wilde toch zeker wel baas
blyven over zyn eigen grond? Had
hy niet al honderdmaal gezegd (al
had hy er zelfs nooit aan gedacht
dat hy dat geloop door zyn bongerd
hard moe was?...
Als zo'n orgel eenmaal was begon
nen te krassen, dan moest het wel
een kerel zyn, die dat gezaag stil kon
krygen zonder toe te geven.
Nardus Boeks dacht, dat Nol Berens
tot nog een lagere trap oermens
behoorde dan Driek FJats. De trap
weerwolf mens, dierlijker dan
echt natuurbee8t in het wild, doordat
een straaltje menselijke sluwheid
zich met hef dierinstinct had ver
enigd, zonder verdere ontwikkeling.
Net als alle dieren was Nol Berens
van nature bang, kroop als
lafaard altyd weg achter een ander
en achter de sluwheid van de angst.
Dat maakte hem zo gevaarlijk, als
een kat in het nauw. Wat moed of
dapperheid genoemd wordt en als
zodanig zelfs verheerlijkt, ook
oorlogen, is heel dikwijls niets anders
dan angst, die maar doodt om niet
gedood te worden. De bangste is in
een vechtpartij het gevaarlijkst, want
grypt het eerst en ook zonder nood'
zaak naar een dodend wapen. Zoals
de verlegene het eerst brutaal wordt.
Nardus Boeks had lezen geleerd en
bezat daardoor mensenkennis. Want
hy wist, dat vele mensen de spraak
aanwenden om hun gedachten en
bedoelingen te verbergen. Lezen leren,
aldus Nardus Boeks, is denken loren.
Maar lezen is niet, by stukjes en
beetjes een woord samenhakkelen.
Lezen is woord voor woord begrijpen,
zin voor zin begrijpen, het verband
tussen de woorden en tussen de
zinnen zien, zelfs al staan de zinnen
ver van elkaar. Een schrijver gebruikt
weinig woorden voor zyn vele
gedachten, de lezer moet er alles
uithalen, wat in die woorden ligt,
en ook, wat tussen de regels gezegd
wordt.
Alle toestanden en gebeuren in de
streek gingen Nardus Boeks aan zyn
hart. Ze bedroefden hem, hy peinsde
daarover, soms dag en nacht. Er
stond geschreven, dat de mens by
brood alleen niet leeft. Dus niet alleen
stoftelijk, maar ook geestelijk. Zoals
het gebeden werd „Geef ons heden
ons dagelijks brood", zó hadden de
meeste mensen in deze streken het
niet. Om dat te krygen, moesten zy
de grens over, naar Duitsland. Uit
hun energie om die stap te zetten
bleek al, dat hun geest op een hoger
plan stond dan by de achtergebleve
nen, dat viel ook dadelyk op, als zy
hun familie kwamen bezoeken.
Wat voor geestelijk leven bestond
voor die achtergeblevenen? Zy
kropen hun bed uit, slokten hun
stuk brood naar binnen en trokken
schuur en stal in en het veld op.
Honderd keer op een dag wisten zy,
dat het heet was, of koud, of dat
het regende. Als zy by elkaar doornat
stonden te worden onder de stortbui,
dan vertelden zy nog, dat het hard
regende, alsof de een dat niet even
goed zag en voelde, als de ander.
Op dat lage peil stond het geestelijk
leven van de massa. Geen andere
mogelijkheid over dan spookverhalen,
spinningen, kaarten, zuipen, baldadig
heden en vechten om wat sensatie.
Konden die mensen van de massa
toch maar lezen I Wie met belang'
stelling een eenvoudig boek kon ver
werken, en een degelijk kranten
artikel; wie zo ver was ontwikkeld,
dat hy er genoegen in vond enkele
boeken te verzamelen, of wat plaat
werk, of zelfs maar postzegels; dus
wie er een geestelijke liefhebberij op
nahield; zo iemand kon wel eens
uitgaan, maar deed dat niet meer
om te zuipen en te vechten.
Nardus Boeks doorzag het probleem
van deze streken wel, maar hy wist
ook, dat er een reuzekracht voor
vereist werd, het tot oplossing te
brengen. Want wie met een woord
te reppen durfde van volksontwikke
ling en lezen, stond in deze tyden al
op de zwarte lijst van „hogerhand'"
als „volksbederver". Zuipen, baldadig
heden plegen, vechten en moorden
werd niet als volksbederf beschouwd.
Dat heette volgens de wegdoezeling
in de voorstelling van „hogerhand"
tegoedertrouwe landelijke eenvoud en
gehechtheid aan aloude zeden.
Nardus Boeks dacht, dat die wel
eens vernieuwd mochten worden en
in betere veranderd. Ja, „hogerhand"
achtte dat zuipen, enz. ook zo mooi
niet maar vond hef middel van
volksontwikkeling erger dan de
kwaal. Immers, een ontwikkelde
bevolking zou voor „hogerhand1
gevaarlijk worden, want de handelin
gen tot eigen belang van „hogerhand"
maar al te goed begrijpen I Wie bezat
de moed en het talent omdat aan te
pakken, vocruit wel wetende, dat
hy dan zyn eigen maatschappelijke
carrière ten offer zou moeten brengen
En God had nu eenmaal niet iedereen
in de wieg gelegd, om martelaar en
held te worden.
Zo zeurde dan de Zondagkermis
heen.
En tussen tien en elf uur 's avonds
gebeurde het.
Voor sommigen een verschrikking.
Voor anderen de glorie te kunnen
zeggen en herhalen en aandikken,
dat zy het immers altijd wel geweten
en voorzegd hadden I Dat het er van
komen moest, want al de hele tyd
had liggen te broeien. Hadden zy
geen gelyk gehad?
De zandweg langs het café van
vrouw Janssen splitste zich in een
weg naar de Peel en een andere weg
langs een hoek van enkele boerderijen
ook een paar herbergen. Daar
alleen was het volgens de bevindingen
van de marechaussee heel de tyd
rumoerig geweest. Door het Vullings
complot. Van die hoek liep de weg
verder naar weer een hoek van wat
boerderijtjes en aan een zijweg daar
van stond het keutershuisje van
Tienus BasteD. Maar niemand had
Tienus ergens anders gezien dan iu
het café van vrouw Janssen, waar
het de hele avond door stil was
geweest, zelfs zó stil, dat men
nauwelijks de hand kon krygen om
ns een party te kruisjassen.
Tussen die twee hoeken, tien
minuten gaans van elkaar, strekte
zich de vlakte van een veld uit,
alleen onderbroken door aan de weg
een groep haag- en sleedoornstruiken,
die hun takken om de stam van een
eik met brede kruin warden.
Dat was vanouds in de volksver
beelding een akelige spookplek, Welke
verschrikkelijke verhalen leefden
daarover voort! Velen, en vooral de
vrouwspersonen, zouden het nooit
gewaagd hebben, daar 's avonds alleen
te komen. Wat daar allemaal gebeurd
moest zyn, daar huiverde men van 1
En daar was het nu weer gebeurd.
Daar werd een jonge man, van nog
onder de dertig jaren, neergeveld.
Door een enkele slag morsdood,
met verpletterde schedel door een
houw met een halve baksteen, in
een grote rode boerenzakdoek ge
knoopt.
Natuurlijk van achter die spook-
struiken opgewacht en plotseling
overvallen.
Een viertal boeren, die besloten
hadden maar naar huis en naar bed
te gaan, want de kermis was toch
niks, en pratend kalm hun weg
vervolgden, hadden wel iemand een
eindje voor hen uit zien lopen, ook
even kalm en rustig als zy zelf,
maar moederziel alleen. En nergens
erg in gehad. Tot zy opeens een
gedaante zagen uitschieten van achter
die struiken. Het was helder maan
licht. Zy zagen
Een arm met iets in de hand, die
zich verhief en neerzwaaide. De val
van de overrompelde man. De dader
zich neerbuigen.
Alles als in één seconde. En zy
hoorden op hetzelfde moment een
schrille schreeuw, die de nachtstilte
van het verlaten veld scheurde
„Hy is 't nie, 't is 'ne verkeerde!"
Waarna weer even snel de dader
achter de struiken verdween.
„De spraak van boer Vullings!"
riep een van de vier boeren onthutst
uit. Zy bleven daar, als verlamd in
de benen staan. En werden weer
opgeschrikt door de plof van paarden
hoeven in 't zand achter hen, en
tegelijk het sabel- en sporengerinkel
van den zich van zyn paard slinge
renden wachtmeester van de maré
chaussee.
Twee mannen vluchtten achter de
spookstruiken het veld over, strompe
lend en weer opspringend, de kant
van de Peel in.
Slot volgt.
Dansen
Dansen
Als U wilt dansen op een spiegel
gladde vloer, gebruikt dan de bekende
Verkrygbaar by
Langstraat 46 (let op 't huisnummer)
Telefoon 713
Grote doos: 55 Ct.
geel, bruin, rood en wit
Grote bus: 110 ct.
geel en bruin
WeejLMi^^Van dC ikt PEU w"itv,as«
Huisvrouwen gebru.W
Snel en goed krijgen Uw meubelen
en vloeren de mooiste glans met PEL!.
Edele wassoorten geven U zonder
moeite dit prachtige resultaat. U ruikt
de echte terpentijn I
Voor schitterende glans
de enige mei Vlidosol.
Doodi houiworm en andere
schadelijke huisinsecien.
Te rekenen van 2s April af is de
rantsoenering van veevoeder opgehe
ven. Nederland is een invoerland van
granen en veekoeken. Door de oorlog
werd de invoer van vosdergranen
onmogelyk gemaakt. Teneinde onder
deze omstandigheden een rechtvaar
dige distributie te waarborgen, stelde
de overheid reeds bytyds, nl. op 26
Augustus 1939, de rantsoenering van
alle soorten veevoeders in. De rant
soenering heeft dus bijna 14 jaar
geduurd.
De Nederlandse landbouw, met
name de veehouderij, was vóór de
oorlog in belangrijke mate aangewezen
op de invoer van buitenlandse kracht
voeders. Deze werden in de weide-
bedrijven en in het gemengde bedryf
naast de voederproducten, die van
eigen bodem werden gewonnen, aan
het vee vervoederd. Het binnen- en
buitenlandse voer vormde de basis
van een bloeiende veredelingsproductië
van melk, varkensvlees en eieren.
De productie hiervan voorzag niet
alleen in de behoeften van de Neder
landse bevolking, maar nam ook een
belangrijke plaats in in onze agrari
sche export (uitvoer van boter, kaas,
gecondenseerde melk, bacon en eieren)
Daar de grondstoffen van de ver-
edelingsproductie voor een groot deel
in Amerika werden voortgebracht,
hoorde men in verband met het
gemengde bedrijfstype de uitdrukking
wel bezigen
„De helft van het bedryf ligt iü
Amerika". Het was in het bijzonder
het kleine bedryf, dat op het geïm
porteerde krachtvoeder was aange
wezen. Dit bedryf mist nl. de moge
lijkheid de eigen voederproducten erg
te vergroten.
Het valt niet te verwonderen, dat
de veredelingsproductie tijdens de
oorlog sterk is teruggelopen. De
melkproductie daalde tot over de
helft, de varkensvlees- en de eier-
productie werden gedecimeerd.
Mogelijkheden na de oorlog
Ofschoon de mogelykheid tot invoer
na de oorlog weer was hersteld, kon
in verband met de heersende dollar-
schaarste nog niet direct worden
overgegaan tot een import, die in
overeenstemming was met de be
hoeften van onze landbouw. De
regering nam de graaninvoer zelf in
handen en beperkte zich by de aan
koop der buitenlandse veevoeders
voorshands tot een quantum, dat
binnen de grenzen van de beschikbare
deviezenvoorraad toelaatbaar kon
worden geacht. De reeds gedurende
de oorlog bestaande inleveringsplicht
voor de inlandse granen bleef van
kracht en de regering liet verder
jeen gelegenheid voorby gaan om de
joeren te wijzen op het belang van
een zo groot mogelijke eigen voeder
productie.
Evenals onze gehele economie na
1945 een krachtig herstel heeft ge
toond, verbeterde ook de toestand in
de veevoedervoorziening in de loop
der jaren, zodat er in 1949, het jaar
waarin de Minister van Landbouw
de zgn. „nieuwe koers" in de land
bouwpolitiek inzette, toe kon worden
overgegaan de prijsvaststelling der
voedergranen in het binnenland af te
schaffen en de inleveringsplicht in te
trekken. Da vrije markt der inlandse
voedergranen (rogge, gerst, haver,
mais) was hiermede hersteld.
De tijd was echter nog niet ryp
om de veevoedervoorziening in haar
geheel vry te laten. De rantsoenering
der geimporteerde granen en eiwit-
voeders (veekoeken en dierlijke
eiwitten) en van de in het binnenland
geproduceerde eiwitvoeders bleef
gehandhaafd. Dit stelde de regering
bovendien in de gelegenheid om het
zuivere weidebedryf en het kleine
gemengde bedryf met betrekking tot
de voedervoorziening (toekenning van
hogere rantsoenen) in een zekere
voorkeurspositie te plaatsen. Genoem
de bedryfstypen missen nl. de moge
lykheid om hun eigen voederproductie
naar behoefte op te voeren. Op de
bonnen werden verder uitsluitend
mengvoeders afgeleverd, ten einde op
die wijze een rationele veevoeding te
waarborgen. Door voor de bedrijven,
waar de eigen voederproductie wèl
kon worden uitgebreid, beperktere
rantsoenen beschikbaar te stellen
hoopte de regering bovendien een
vergroting van de binnenlandse (ruw)
voederproductie te bereiken.
Een opzet die niet lokte
Deze opzet is niet gelukt- integen
deel. Wel stegen de pry zen van de
inlandse voedergranen sterk tenge
volge van de grote vraag. In 1951
liepen zy het hoogst op. De Groninger
Beurs noteerde in April van dat jaar
voor zomergerst f 46,20 per 100 kg.
voor haver f 45,50 en voor rogge f 39,20
Om een ongewenste verschuiving
van de tarwe productie naar de
voedergranenproductie te voorkomen,
werd daarom met ingang van oogst
1951 op de kleigronden weer een
beperkte leveringsplicht voor gerst en
haver ingesteld. Er werd een zgn.
koppelingsregeling geïntroduceerd.
Deze hield voor de bedryven op de
kleigronden in, dat zy van de met gerst
en haver bebouwde oppervlakte, voor
zover deze 't met tarwe bebouwde
areaal te boven ging, 2500 kg. per ha.
moesten inleveren tegen een vaste
pry's van f 22,25 per 100 kg, een prijs,
die relatief laag was in het licht van
de prijzen op de binnenlandse markt.
Deze regeling is tot en met oogst '52
gehandhaafd gebleven.
In de loop van het vorige jaar
bleek duidelijk, dat de veevoeder dis
tributie aan betekenis ging verliezen.
De pryzen der voedergranen op de
op de binnenlandse markt daalden,
enige tyd zelfs zo sterk, dat zy goed
koper werden dan de op bon verstrekte
mengvoeders. De toegewezen rant
soenen werden dan ook niet meer
volledig opgenomen. In het najaar
gingen de pryzen echter jweer iets
omhoog en de minister van Landbouw
achtte het nog niet raadzaam de ge
bonden voorziening van veevoeder
vóór de winter geheel vry te laten.
Alleen de prijsvaststelling en de
rantsoenering der dierlijke eiwitten,
werden l October 1932 opgeheven.
Binnenlandse pryzen parallel
met de wereldmarkt
De laatste phase is inmiddels inge
treden. De rantsoenering der voeders
behoort thans tot het verleden en 't
herstel van de vrye invoerhandel zal
spoedig volgen-2
De landbouw heeft met instemming
van beide maatregelen kennis geno
men. Een der eerste gevolgen zal
zyn, dat een flink stuk van het
ambtelijk apparaat kan worden ge
liquideerd.
Dit betekent een directe besparing
in de eerste plaats voor de boer.
Voor een sterke prijsstijging der
voedergranen, waardoor de veehouderij
weer in moeilijkheden zou geraken,
wordt op korte termijn niet gevreesd.
Het herstel van de vrije invoer
moet ook daarom worden toegejuicht
omdat de verdeling van de overheids-
importen over de importeurs nog
steeds op een vooroorlogse basis
berust, die geheel verouderd is.
Een ander aspect is, dat verwacht
mag worden, dat Rotterdam in zyn
functie van transitohaven van het
herleven van de particuliere importen
een gunstige stimulans ondervinden
zal.
Even afgezien van nader overheids
ingrijpen aan de gene (of andere
maatregelen, die een bepaald effect
op de pryzen beogen) zullen de pryzen
der voedergranen op de binnenlandse
markt en op de wereldmarkt gauw
parallel gaan lopen.
Dit kan natuurlijk problemen gaan
scheppen voor het veredelingsbedrijf,
met name voor het kleinbedrijf.
De ervaring leert nu eenmaal, dat
de pryzen der granen sneller en
sterker kunnen fluctueren dan de
prijzen der veredelingsproducten.
Hierdoor wordt de bestaansmoge
lijkheid van de boer verzwakt. Toch
is het te hopen, dat de Nederlandse
landbouw zich zoveel mogelijk uit
eigen kracht aan het gewijzigde
klimaat za! kunnen aanpassen, opdat
eventueel overheidsingrijpen tot een
minimum beperkt kan blyven.
Yernietig de boterbloemen
in uw weiland
De tyd komt weer aan, dat vele
weilanden geel zullen zien van de
boterbloemen. Indien de boer precies
zou kunnen berekenen hoeveel scha
dit op het oog onschuldige onkruid
doet, zou hy de bestrijding ongetwij
feld met kracht ter hand nemen.
Wy menen er dan ook goed aan te
doen U op de nadelen van een grote
boterbloembezetting te wyzen.
Proeven hebben uitgewezen, dat
per hectare gemaaid gras de boter
bloemen 10 ooo kg. of meer kunnen
uitmaken van het totale gewicht.
Vanzelfsprekend betekant dit niet,
dat na een bestrijding van boterbloe
men het gewicht aan gras met
dezelfde hoeveelheid zal toenemen.
Het zal eenieder evenwel duidelijk
zyn, dat deze grote „oogst" boter
bloemen 'n behoorlijke meeropbrengst
aan gras had kunnen geven.
Indien men voorts bedenkt, dat het
„prachtige gewas boterbloemen" is
gegroeid van de voor het grasland
bestemde bemesting en andere voe
dingsstoffen, zal het duidelijk zyn,
dat na een boterbloemenbestryding
alle meststoffen voor 100 pet aan het
gras ten goede komen.
Boterbloemen worden door het vee
niet gegeten, zodat zeer veel gras
tussen de boterbloemplanten blijft
staan en voor het vee verloren gaat.
Het gevolg hiervan is, dat men een
„bloesig" slecht afgeweid weiland
overhoudt.
Het is niet mogelijk, in dit korte
artikeltje in details te treden, doch
ongetwijfeld zult U inzien, dat het
mooie boterbloempje een der meest
ongewenste onkruiden in de weide
is en daarom is een volledige bestrij
ding alleszins verantwoord.
Boterbloemen zyn zeer gevoelig
voor de groeistof MCPA en een een
malige bespuiting met bv. Nolachiet,
heeft tot resultaat, dat, indien op 't
juiste tijdstip gespoten wordt, het
weiland zeker 3 jaar vrij is v&n
boterbloemen.