TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Mgr. Dr. II. A. Poels
Dagboek van een krijgsgevangene
Over emigratie naar Australië
l)ê kus wisse sneje
zijn leven en zijn werken
ZATERDAG 4 OCTOBER 1952 No 40
DRIE EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
In de voorafgaande ariikelen hebben
we de jonge priester Poels zien
groeien tot een van Europa's grootste
bijbelkenners en hem gevolgd op zijn
weg van verguizing en miskenning,
maar ook op die van zijn eerherstel.
We hebben gezien hoe hij later,
gegrepen door de grote omwenteling
in Limburg, zyn Bisschop vroeg daar
te mogen werken, vrijwillig afstand
deed van zyn geliefde studie en
omschakelde naar een geheel ander
terrein: de sociale werken.
En tenslotte hebben we gezien, hoe
deze Venrayse priester gewerkt heeft
voor de organisatie der arbeiders,
voor de volkshuisvesting en de ar
beidsbemiddeling en daarbij een
activiteit heeft ontplooid, waarvan
Nederland heden nog steeds vruchten
mag plukken.
En toch hebben we slechts een
onderdeel van zyn werk genoemd,
want Dr Poels heeft veel meer ge
daan.
Zyn invloedssfeer werd niet be
grensd door de Limburgse en zelfs
niet door de Nederlandse grenzen, hy
groeide uit tot een man van brede
internationale betekenis. Op interna
tionaal terrein erkende men hem als
de pionier der katholieke sociale daad,
die rond de Limburgse mijnen bewees,
dat, waar men tijdig hart toont voor
de arbeidende bevolking, ze een goede
huisvesting geeft, ze organiseert,
schoolt en geloof en godsdienst bij
haar weet te bewaren, dat daar een
gezond volk leeft en groeit.
Hy bewees, dat de herkerstening
van de moderne wereld alleen moge
lijk is door een krachtig georganiseerd
apostolaat op wereldlijk terrein, het
werkterrein, dat by uitstek door de
katholieke leken kon bediend worden.
Om zyn ideën te verbreiden en uit
te bouwen stichtte hy de Sociale
Week te Rolduc, waar ministers
naast arbeiders, ryken naast armen,
samen studeerden en openhartig de
moeilijkheden bespraken. Besprekin
gen, die zyn voortgevloeid uit zijn
bekende praatavonden, waarin hy,
toen hy' vanuit Weiten naar Heerlen
kwam wonen, allerlei onderwerpen
besprak en „bepraatte" met wie er
lust voor had.
Daarnaast zien we hem werken
voor de Duitse uitgewekenen, hy die
tenslotte zelf moest uitwijken toen
de Duitsers West Europa binnen
vielen.
Wie het gouden boek der K.A.B.
bestudeert, ziet iedere bladzijde op
nieuw de naam van Dr. Poels. Voor
ons, die zo weinig contact hebben
met het Zuiden van Limburg, doet
zo iets wonderbaarlijk aan.
Maar de feiten liggen er. Niet
alleen de man van duizend en een
ideën is Dr. Poels geweest, maar de
grote schepper van zo ontzaglijk veel
goeds. Wie zijn redevoeringen leest,
zyn woorden opneemt, die ziet daar
die priester staan, wiens devies
Misereor super turbam, ik heb mede
lijden met de schare, hem in 't hart
was gebrand, die als een moderne
apostel zijn machtige schouders onder
het bekeringswerk zette en zyn grote
gaven gaf voor de herkerstening van
de wereld.
Millioenen zyn daarvoor door zyn
handen gegaan, honderden mensen
zyn daarvoor aan het werk gezet en
nog was Dr Poels niet tevreden. Op
ieder terrein van het maatschappelijk
leven stond deze hoofdaalmoezenier
van sociale werden, dikwijls verguist
en bespot door eigen geloofsgenoten
zelfs, maar ook met duizenden achter
zich, die door zijn werk een rijke en
gouden toekomst voor zich zagen.
Zijn benoeming tot Huisprelaat van
Z. H. Paus Pius XI in 1031, tot
Protonotarius Apostolicus a.i.p. in
1933 toonde wel overduidelijk, hoede
geestelijke overheid zyn werken en
streven wist te erkennen.
Als een toren stak deze geestelijke
en lichamelijke reus, met kop en
schouder boven zijn omgeving uit.
Maar ook een reus is een mens, die
ouder wordt met bet klimmen der
jaren.
Reeds eerder had zyn hart hem
een keer gewaarschuwd, dat men
het steeds niet kan overvragen en in
1939 moest hij zijn functie van hoofd
aalmoezenier neerleggen. Hy ging
naar België voor rust en daar werd
hy door de oorlog overvallen. Yia
Frankrijk is hy naar Zwitserland
getrokken, om zo de grijparmen van
de Gestapo, die met Dr Poels nog
meerdere rekeningen te vereffenen
had, te ontkomen.
Na de bevrijding van Nederland,
in 1945, kwam Dr Poels terug, zeven
en zeventig jaren oud. En hoewel hy
zelf meende, dat het nog gaan zou,
bleek later dat hy zijn krachten had
overschat.
In 1947 moest hy al veel rust
nemen, maar op die gedenkwaardige
dag, dat hem het Eredoctoraat van
de Kath. Economische Hogeschool in
Tilburg werd verleend, zag men daar
tussen die professoren en studenten,
tussen de Kardinaal en de Bisschoppen
de grootse figuur staan van de oude
Poels, die alle aanwezigen in zyn
laatste speech nog veel te zeggen had
en waarin hy nogmaals aller aandacht
vroeg voor het grote probleem, aa/n
de oplossing waarvan hy het grootste
deel van zyn priesterleven heeft be
steed het probleem van de structuur
voor de mogelijke opbouw ener Chris
telijke cultuur in deze moderne wereld,
waarin niet alleen Kerk en Staat,
maar ook de christelijke godsdienst
en het openbaar maatschappelijk leven
van elkaar zyn losgerukt.
Na zijn ere-promotie ging het snel
bergaf.
Het was begin 1948, dat hy voor de
laatste maal op bezoek was in Venray
en het was daar, dat de Nederlandse
regering op zyn soste verjaardag, als
erkenning voor zijn werk, hem de
versierselen en de benoeming over
reikte van Groot-Officier in de Orde
van Oranje-Nassay.
Terug in Imstenrade by de Medische
Missiezusters, bleek aldra, dat het
lichaam van Mgr. Poels, de zware last
niet meer kon dragen.
Langzaam maar zeker ging het
achteruit, tot hy op 7 September 1948
zyn ryke ziel teruggaf aan de Schepper.
Zijn begrafenis op het kerkhof bij
de St Petrus Banden in Yenray, is
een triomftocht geworden door het
schone Limburg, dat zoveel aan deze
priester-reus te danken heeft.
Daar rust nu Monseigneur Doctor
Henricus Andreas Poels, Groot Officier
in de Orde van Oranje Nassau, Ridder
in de Orde van de Nederlandse Leeuw,
Commandeur in de Kroonorde van
België, begiftigd met het Ereteken ie
klas van het Duitse Rode Kruis, met
het Hongaars Kruis van Verdienste
He klas, lid van de Koninklijke Orde
van de H. Sa va van Yougoslavië.
Daar rust de eenvoudige zoon van
XXVII
Het hospitaal
Ik kom zojuist terug uit het hos
pitaal, waar een jongen verhoord
moest worden van Sumatra.
Daar heerste een ongehoorde chaos
in het kamp, van de hoogste leiding
tot de jongste recruut. „Ieder voor
zich en de duivel voor de rest", gold
daar als devies. Met het gevolg, dat
zelfs de weinige medicijnen voor de
malaria-patiënten werden versjacherd
via de Jappen, even corrupt als enkelen
van onze eigen mensen.
Er zyn daar in het oerwoud van
Sumatra mensen gestorven, die niet
hadden behoeven dood te gaan; dat is
de kern van de zaak. Deze misdadigers
speelden met het leven van mede
gevangenen.
Meteen, toen de troep afgebeulde
kerels binnenkwam, viel het op, dat
er een paar vetgemeste knapen tussen
de scharminkels liepen, zodat ze met
een verdacht werden.
Uit de verhalen van de jongens
kwam wel zoveel los, meestal vaag
maar toch duidelijk genoeg, dat een
onderzoek kon worden ingesteld naar
de ergste misdaad, welke een krijgs
gevangene kan bedrijvenmedicijnen-
handel.
Na een paar dagen is het zover, dat
ik bij de kolonel moet komen, die me
de opdracht geeft, een serieus onder
zoek in te stellen naar de gedragingen
van de kampdokter en enkele officieren
en minderen in verband met corruptie
en het smokkelen van kinine-pillen
uit het kamp.
Daarom ging ik vanavond meteen
naar het hospitaal, om een erg zieke
knaap te ondervragen. Ik had even
goed niet kunnen gaan.
Een door en door versufte man ligt
me maar aan te kijken, geeft niets
zeggende antwoorden op myn vragen.
Ik verdenk hem van onwil, maar
tenslotte zegt by: „Kom morgenvroeg
maar terug, na een uur of 10 kan ik
me niets meer herinneren", 's Morgens
ligt de dokter dood, zelfmoord.
Dit is één van de zeer velen, wier
geheugen door ondervoeding zézeer
geleden heeft, dat ze zich niets meer
herinneren of zeer vaag.
Ik zelf heb er ook last van; het
overkomt me wel, dat ik een bood
schap moet doen en me óf de op
dracht zelf niet meer herinner, óf de
man voor wie ze bestemd is.
Dan sta je voor een commandant
en op de vraag, wat je komt vertellen,
is de gehele boodschap weg, volkomen
weg uit je bewustzijn. Ja, het gebeurt
wel eens, dat ik mezelf aftob met de
vraag, hoe myn kinderen heten en
hoe oud ze zyn. We lachen er mekaar
hartelijk om uit.
En geen enkele commandant neemt
je kwalyk, datje wat staat te haspelen
en bekent, de opdracht vergeten t6
zyn. Ze hebben zelf, evenals wij, last
van geheugen verlies.
Het is gemakkelijk; ook het verdriet
en de heimwee zyn uit onze geest
verdwenen. We levenMaar daar is
alles mee gezegd.
Af en toe komt er een vleugje spirit
in je op, om een volgend moment
weer in algehele apathie over te gaan.
Ja, dat hospitaal van ons, nu in
1945, na 3 jaar gevangenschap.
Van de 10.000 liggen er permanent
een dikke 3000 in de barakken buiten
de gevangnismuren, op hun matje in
Dankbaar maak ik van de mij
geboden gelegenheid gebruik iets over
de emigratiemogelijkheden naar Aus
tralië te mogen vertellen.
Berichten uit allerlei bron hebben
ongerustheid gezaaid en verwarring
gesticht. Er is echter alle reden om
het hoofd koel te houden en het.
verstand voorop te laten gaan, aldus
vertelt Mr Ir Haveman in een radio
toespraak op 19 Sept.
ENGELS
Voordat ik over emigratiemogelijk
heden spreek, zou ik willen vragen
aan allen die „ongerust" zijn over
hun emigratie: „Hebt U al wat aan
Uw Engels gedaan Kunt U zich
uitdrukken in die taal
Zo niet, dan is er meer reden u
daarover ongerust te maken dan over
de toestand in Australië.
Weet men wel, dat de meerderheid
der terugkerende emigranten, de mis
lukten (die overigens nog geen 5 op
de duizend tellen) zelfs bij hun terug
komst nog geen behoorlijk woordj>
Engels spreken
Nog eens: er is veel meer reden
tot grote ongerustheid over 't gebrek
aan voorbereiding en de lichtzinnig
heid waarmee emigranten goede raad
in de wind slaan, dan over de toe
stand in Australië.
Deze toont slechts een tydelyke
terugslag, waarvan de oorzaken heel
duidelijk aanwijsbaar zyn, zodat met
vry grote zekerheid gezegd kan wor
den, dat verbetering over enige tijd
zal intreden.
Het dieptepunt (dat niet erg diep
lag, want Australië is het land met
het laagste werklozencyfer ter wereld)
schynt zelfs al gepasseerd te zyn.
Doch in wezen doet dat er niet
eens veel toe, want voor wie wil en
flink kan werken, voor iemand, die
iets in zyn mars heeft, wat Engels
kent en niet te oud is voor zo
iemand heeft de emigratiemogelijk
heid tot vandaag de dag niet ont
broken-
Maar het moeten flinke doorzetters
zyn, niet lui die aan gebraden hanen
denken. Bovendien als emigranten
getrouwd zijn, moet hun huwelijk
goed zyn. Want dan worden de
moeilijkheden overwonnen en is er
toekomst te maken I
De heer Haveman besprak vervol
Venray, op wiens grafkruis op eigen
verzoek geschreven isHier is be
graven en zal verrijzen H.A. Poels
Priester. Bidt voor de vergeving zijner
zonden.
Reeds in de inleiding van ons eerste
artikel hebben wy gezegd, dat we
slechts een summier overzicht zouden
geven over het leven en werken van
deze grote Ven ray naai.
Een krant leent zich nu eenmaal
niet voor een biografie. Maar moge dit
eenvoudig overzicht over het leven en
werken van Dr. Poels voor ons Ven-
rayers een aansporing zijn, om juist
over deze persoon eens wat meer te
lezen en eens te beseffen, zonder
chauvenist te zyn, welk een groot
priester Venray heeft voortgebracht.
Bovenstaand overzicht is samen
gesteld aan de hand van gegevens
uit: Een Wereldfiguur (Spaarnestad
Haarlem); Mgr. Dr. H.A. Poels, Ere
doctor vanTilburg (Doctor Poels fonds);
Gedachten, woorden en daden van
Mgr. Dr. H.A. Poels (K.A.B. Limburg);
Dr. Poels, een zestal redevoeringen
(Limb. R K. Werkliedenbond) en het
Gouden Boek der K.A.B. (Winants
Heerlen).
het zand.
De barakken van bladeren zyn stof
nesten en de lucht is er doorlopend
verpest.
De Jap stelt niets beschikbaar voor
de zieken, geen hout om vloeren te
timmeren, geen bedden, geen medi
cijnen. Hoe eerder deze 3000 eters, die
niet werken, kreperen, des te liever
het hem is.
„No work, no food"" is de stelregel
van deze krompoten en daarom krijgt
het hospitaal veel minder ryst dan
wy, die ook maar 2 ons per dag kry'gen
voor 10 uur hard werken in de smoor
hitte op het vliegveld.
Zoveel mogelijk zyn de verschillende
ziekten gescheidendysentrielyders
by mekaar, malarialijders en berri-
berri-patiënten. Deze groepen vormen
de overgrote meerderheid.
Dan heb je de honderden „starva
tion" gevallen, mannen die afpeigeren
door uithongering.
De dokters doen wat ze kunnen. De
verantwoordelijkheid drukt zwaar op
hen, nu ze machteloos moeten toezien,
dat hun patiënten geholpen konden
worden, als er maar geneesmiddelen
waren.
Zo'n „hospitaal" van zelf gevlochten
bamboe en bladeren, met 3000 van dit
soort lijders erin, is de beste graad
meter van de toestand in een kamp.
De gezonden, die nog lopen kunnen,
maken er gewoonte van, elke dag
even binnen te wippen in een der
barakken. De stumpers zijn zo gesteld
op bezoek.
Er is geen lectuur, geen verlichting,
er zyn geen bedden en geen ver
pleegsters, die vertroosting kunnen
brengen.
Maar erger dan het gemis aan dit
alles drukt het besef, dat steeds in
hun suffe koppen spookt, van een on
herroepelijk naderend einde de onaf
wendbare dood.
De laatste en grootste barak is de
x-barak. Dat noemen wij het „voor-
gens de mogelijkheden van emigratie
voor de doorzetters en zeide:
Zoals te voren blijven er twee
wegen voor emigratie
1) onder de emigratie overeenkomst
waarby de Australische regering
eerste huisvesting en gedurende
twee jaar plaatsing in een werk
kring voor haar rekening neemt;
2) emigratie waarby door de emi
grant zelf of door een ander
voor huisvesting en werk gezorgd
wordt. Die anderen kunnen
bloedverwanten, vrienden en
kennissen in Australië zijn en
ook organisatie's van particulier
en de ambtenaren van de Ned.
emigratiedienst in dat land.
Alle overigen, dus deniet verdrags
emigranten, mits zij persoonlijk zijn
geschikt, kunnen op eigen verant
woordelijkheid emigreren; d.w.z. dat
zy op enigerlei wyze in eigen huis
vesting en tewerkstelling voorzien.
Dit is op zichzelf geen uitzonder
lijke opgave.
Van elke 100 emigranten, die tussen
1 Juli van het vorig jaar en 1 Juli
van dit jaar naar Australië vertrokken
zyn, hebben 60 voor zichzelf gezorgd,
terwyl 40 van hen door Australische
regering geplaatst werden; d.w.z. dat
40 pet onder de overeenkomst en 60
pet buiten de overeenkomst gingen
emigreren.
Van hen, die wel willen en ook
geschikt zyn tot emigratie, van de
doorzetters, die niet door Australië
opgevangen worden, wordt nu en in
1953 verwacht, dat zy hetzelfde doen
zullen wat de genoemde 60 pet tot
nu deed, nl. op eigen verantwoorde
lijkheid emigreren, Er wordt dus
allerminst het onmogelijke gevraagd.
Eigen verantwoordelijkheid
van de emigrant is een van de
fundamentale grondslagen van de
Nederlandse emigratie. Een voor
waarde tot welslagen, want 't gevaar
van mislukken dreigt voor ieder, die
gewend is op anderen te steunen en
zich op anderen te beroepen.
Zomin als het juist is, dat in tyden
waarin zich geen moeilijkheden schij
nen voor te doen, ongeschikten gaan
emigreren, zo min is het juist, dat
tot emigratie geschikten zich door
enige moeilijkheden laten afschrikken.
Zy, die nu of in de eerstvolgende
tyd in Australië aankomen en willen
doorzetten, zullen het misschien iets
moeilijker hebben dan hun voorgan
gers (ik spreek nu alleen van hen,
die geschikt zyn tot emigratie) doch
straks, als zy ingewerkt zyn, staan
zy vooraan om van de verbeterde
omstandigheden vol profijt te gaan
trekken.
Daarom raad ik allen aan, die zich
een doorzetter voelen, doch nu niet
als verdragsemigrant onder auspiciën
van de Australische regering kunnen
emigreren, met hun aanmeld .kantoor
overleg te plegen, of zy geschikt zyn
om op eigen verantwoordelijkheid te
emigreren en welke wegen zy daar
toe dienen te bewandelen.
De heer Haveman besloot zyn
toespraak met een mededeling, waar
by hy zei: De ongeveer honderd
emigranten, die met hun gezinnen
voor vertrek gereed waren toen de
nieuwe regeling in werking trad en
my schreven, dat zy niet konden
wachten, omdat zy reeds opgebroken
waren, zullen alsnog onder de oude
voorwaarden kunnen vertrekken. Zy
ontvangen hierover binnen twee
weken nader bericht.
geborgte van het kerkhof'. Daarheen
verhuist elke knaap, die opgegeven
is. Het is een verzameling van levende
wrakken, bestemd voor Magere-Hein.
En dat weten ze
Geen van de 300 x-patiënten weegt
nog 50 kilogram; hun darmen zyn zó
aangetast en uitgedroogd, dat geen
voedsel meer verwerkt wordt. Er zyn
er onder, grote kerels, die 35 kilo
wegen en het verdraaien om dood
te gaan.
Als het té bar wordt met een knaap
in de gevangenis, als hy niet meer
op kan staan en overal zomaar neer
kwakt, dan gaat hy naar het hospi
taal. De dokters beschikken per dag
over zowat tien eieren, welke onze
kippen leggen.
Ja, we hebben een stelletje kippen
waar we op het vliegveld en langs
de weg zaden, gras en slakken vóór
zoeken. Ook een paar eenden, magere
langnekken, die van slakken leven.
De spaarzame eieren worden bewaard
voor een hongergeval.
Om de twee dagen óen ei, 5 in
totaal. Als hy er niet van opknapt,
wat blijkt uit faeces-onderzoek en
wegen, dan gaat hy naar dex-barak.
Want eieren zyn kostbaar, je moet
ze niet verknoeien aan een hopeloos
geval.
Kikkert de patiënt er wat van op,
komt hy een kilo of zo aan, dan nog
een paar eieren en klaar is pietje. Dan
zie je na een 14 dagen weer een ge
zonde vriend binnenkomen.
Anders klinkt het onverbiddelijke
vonnisOver naar de x-barak.
Daar sterft men zonder klagen,
meestal zonder een been te verroeren,
daar delen ze op een dag hun laatste
bezittingen uiteen drinkmok, een
etensblik en een paar vertrapte schoe
nen. Dan vragen ze om de dominee
of pastoor.
Alles gaat zo gewoon in deze voor
hal van de dood. Elke ochtend worden
er enkelen niet meer wakker, maar
door Herman HJ. Maas
(De 6 uitspreken als de e in mos).
De lezers weten allemaal, dat er in
Limburg vele talen zyn. Zo wordt
het vogeltje, dat in Venray mus heet,
in andere plaatsen korenpikker ge
noemd. De' kwikstaart heet elders
ploegdrieverke. Een meikever wordt in
het land van Weert spillekant ge
noemd, een vlinder snuffeltêr, een
gootsteen in Venlo paolingstein, en
zo meer.
Dat is allemaal heel goed te ver
klaren, als men er de moeite maar
voor over heeft, taalstudie te maken.
Jawel, zegt de een of ander misschien,
ook dat nogTaalstudie maken, net
of we zó al niet genoeg aan de kop
hebbenStil maar, ik weet er alles
van, daar zullen anderen wel voor
zorgen.
De Schepper heeft ons mensen de
woordentaal geschonken. Is dat geen
wonderbaar bezit, geen onschatbaar
voorrecht? Wie de taal van een
ander kent, heeft de sleutel van al
zyn geheimenDat klinkt wel erg
geleerd, maar het is zo, prakkezeer
er maar eens over.
Een andere keer zal ik daar nog
wel eens meer van vertellen. Ik
bedoel voor deze keer maar, dat de
schat, die wy taal noemen, de studie
ten volle waard is. Als dank aan den
Schepper, en om ons belang.
De Venrayse taal heeft haar eigen
zegswyzen, die niet overal, zelfs niet
in nabijgelegen plaatsen bekend zyn.
Ik kies er nu drie uit. Ik kan ver
klaren, hoe die zyn ontstaan en in
zwang gekomen. Enkele daarbij be
trokken personen heb ik zelfs in
myn jeugd nog gekend. Ik heb Oos
trum pas metterwoon verlaten, toen
ik al zesentwintig jaren oud was en
reeds veel studie achter de rug had
en veel had geschreven in kranten,
enz. enz.
1. Dé kos wisse sneje!
2. Dên haai gennen tied mer!
3. Ik heb schijt an de moppen, as
ik het leven mer behou!
Die eerste zegswijze kwam in de
Venrayse taal in gebruik door een
geschiedenis, die met het Achteren
samenhing.
Gy weet het immers wel, Achteren
noemde men in de hele streek, ook
in Geysteren, Wanssum, enz. het
vertrek van knecht of maad (dienst
meid) van een boerderij in de Paas
tijd.
Donderdag na de Goede Week
was de fichterdag. Elke vertrekkende
knecht of maad was een Achter.
Dikwijls ging dat Achteren met grote
ruzie gepaard. Als knecht of maad
de dienst was opgezegd, dan bleef er
op fichterdag van den boer en de
boerin geen goed spier haar meer
over. Vooral hoe het op de verlaten
„plaats" (de boerderij) „in de pot"
geweest was, werd in alle geuren en
kleuren in de herbergen rondverteld.
Ook al weer te verklaren.
Immers, rond het jaar 1900 was
„de kost" voor de bojen nog de hoofd
zaak, het loon in geld bedroeg toen
niet veel. Ik bezit nog geschriften,
waarin gesproken wordt van een loon
voor een volwassen dienstmeid van
de kost, een paar klompen en een
tirteie schort in een heel jaar. Ik heb
zelf nog heel goed een man gekend,
een flinke sterke kerel, die als een
paard werkte van zonsopgang tot
zonsondergang, voor de kost en zestig
cents in de week.
Ik noem nu maar één voorbeeld,
maar kan er veel meer aanhalen. De
kost was de hoofdzaak.
Een andere keer vertel ik ook de
geschiedenis van de gierige Merselse
boerin, hoe die voor haar bojen was.
men verzwijgt dit zo lang mogelijk
voor de Jap.
Als de blikjes ryst zyn rondgedeeld,
krijgt de „lang-slaper" ook nog een
portie aan zyn voeteneind, de buur
man eet het op en pas dan wordt de
slaper dood verklaard. Niemand treurt
erom.
Wonderlijke gevallen kom je hier
tegen; zoals die ene in de malaria-
barak. De dokter houdt me aanWeet
je hoeveel bacillen die magere daar,
die daar zit te lezen, in zyn bloed
heeft
Ik beken er niets van te weten. „In
de wetenschap geldt 500.000 per cm3
bloed als het maximum. Hoger kwam
niemand voor de oorlog. Maar dat
skelet heeft er 2 millioen en hy trekt
er zich niets van aan. Het is voor
ons dokters een interessente studietijd.
Het zal zyn nut hebben voor later,
als we er zelf levend af komen".
De gewone, periodieke malaria-
lyders gaan niet eens naar het hos
pitaal. Die krijgen steevast om de 10
a 14 dagen een koortsaanval. Vlieg -
velders zeggen van te voren al„Baas,
morgen kom ik niet, dan ben ik weer
aan de beurt".
'8 Morgens ligt zo'n lijder dan te
rammelen van de koorts onder zyn
stuk deken of zak; de celgenoten en
buren gooien er hun deken of lap
overheen en gaan werken. De hele
dag ligt onder die hoop vodden onze
vriend te schokken en te rillen, dat
gaat zo enkele uren door.
Dan zakt de koorts, hy voelt zich
nog erg slap, maar prompt staat hy
de volgende dag weer aangetreden
voor de slavenmars naar het vliegveld.
Dood gaat er niemand van; die er
niet tegen konden, zyn al 2 jaar ge
leden met de tenen omhoog gaan
liggen. Krygt de malaria een gevaar
lijk epidemisch karakter, dan grijpen
de dokters in en is opname nood
zakelijk.
Natuurlijk ia er een grens; deze
Het geld had in die tyden een veel
hogere waarde dan tegenwoordig. Ik
heb nog een bestek voor do aanneming
van een verbouwing van de school
en het schoolhuis in Oostrum opge
maakt door Joannes Deenen, hoofd
van de school en koster. (Mijn groot
vader van moeders kant, overleden
Palmzondag 1877). Het hele werk,
arbeidsloon met levering van materia
len, als massief eikenhout voordeuren,
ramen, platen, glaswerk, grondverf,
timmerwerk, metselwerk, enz. werd
aangenomen voor twee en twintig
gulden en twee en zestig cents! Een
architect heeft vooi my uitgerekend,
dat het tegenwoordig op meer dan
twee duizend gulden zou komenIs
het dan niet mooi, geschiedenis te
kennen
Ja, dan ging de boerin over de
tong. En velen hadden er ook pleizier
in, dat die of die er zo doorgehaald
werd. Zo waren de mensen nu een
maal. Toen. (tegenwoordig niet meer
De flehters liepen op zo'n dag als
vanzelf by elkaar uit. Dan trok men
de herbergen af. Na zoveel jaren hoor
ik nu nog in myn herinneringen het
fichterliedje over de wegen galmen,
aandoenlijk van afscheidstranen
„Hy is gaan va-a-ren,
Zo ver van hie-ie-r,
En met andere meisjes
Vindt hy nu zyn pleizie-ie-r
Dat „zo ver van hier", was dan
misschien wel vyf minuten, een
kwartier of een half uur gaans.
Maar door het dikwyls en diep in
het glaasje kijken begonnen de ogen
op de duur beneveld te worden en
konden ze de afstanden niet zo
precies meer schatten. Ook stond het
nu eenmaal zo in het liedje, klonk
het niet, dan botste het toch wel.
By elke borrel of elk glas bier werden
de boer en de boerin slechter. Het
kon niet anders, of daar bleef ook
wel eens wat van hangen, dat de
oorzaak werd van latere veten en
vechtpartijen.
Zo liep het leven. Voor vele mensen
schijnt geen groter genoegen te bo-
staan dan elkaar het korte leven
maar zuur te maken. Maar met
Palm-Zondag werd aan fichteren niot
gedacht. Hoe dikwyls ben ik in myn
kinderjaren meegegaan om de akkers
te palmen. Dan waren de gedachten
op zegen en vrede gevestigd....
In zeker jaar was een van de lich
ters Jan, die lang gediend had als
knecht bij den Hannesboer. (Natuur
lijk noem ik de ware namen niet).
Tussen Jan, Hannesboer en Hannes-
boersvrouw was het altyd zo wit
geweest, dat men aan vertrekken van
Jan niet eens meer dacht. En toch
liep het op de duur mis. De een
schold, de ander schold, het ging kop
tegen kop, Jan moest dan maar
fichteren, de boer bleef de baas. Als
de mens kwaad is, gaat het verstand
op de vlucht. En het kwaadspreken
neemt zyn plaats in.
Van aard waren Jan en de boer
en de boerin echter helemaal zo boos
niet. Zy waren immers zo aan elkaar
gowend geraakt, dat zy zich moeilijk
aan een nieuwe toestand konden aan
passen de Hannesboersen niet aan
een nieuwe knecht, en Jan niet aan
een nieuwe dienst. Innerlijk hadden
alle drie er even erg het land over,
dat het zo gelopen was. En omdat zy
dus niet onverschillig tegenover
elkander stonden, gingen zy elkaar
plagen. Pesten, zeiden de buren.
Achteraf beschouwd waren zy maar
onj een wissewasje uit elkander ge
raakt, alleen, omdat zy allen even
koppig waren geweest. Dat stemde
hen verdrietig. De een zei, als do
ander maar een beetje had willen
toegeven
Op Beloken Pasen was Jan in zyn
nieuwe dienst gehaald, ten teken,
dat liy daar in het gezin was opge
nomen. Maar daarmee werd hy met
gedachten en gemoed niet zo maar
ineens huisgenoot, dat moest groeien
Anderen bemoeiden er zich graag
mee, om roet in het eten te gooien.
Een beetje ruzie vonden de mensen
in die tyden wel een aardig verzetje.
Iets beters wisten zy niet te beden
ken om de verveling te verdry ven.
Zo sukkelde men de zomer in. Op
de nieuwe plaats van Jan waren
koortsaanvallen vergen té veel van
onze uitgemergelde lichamen.
Veel ziekten ontstaan door gemis
aan hygiëne. W.C.'s hebben we niot.
daarvoor graven we met een boor
machine ronde gaten in de grond, h
meter diep. Een plank met een gat
erover en klaar is de WC. Om de jo
dagen sluiten wy een gat af, 0111 do
maden geen kans te geven weer als
bromvlieg gevaar op te leveren.
Het is byna niet te geloven, maar
deze vette maden hebben waarde. Een
paar jongens doen niets anders als
maden vissen. Die worden gedroogd,
gebakken en dan in het eten van de
patiënten verwerkt. Na de oorlog zal
niemand het geloven.
Ook niet, dat we gras fjjn malen,
uitpersen en het dikke groene sap aan
de jongens in de blindenbarak te
drinken geven.
Ik heb het ook geprobeerd, maar
je lippen, mond en tong trekken er
van samen en het smaakt zó bitter,
dat je keel het weigert door te laten.
Ja, we halen gekke staaltjes van
geneeskunde uit.
De „struggle for life", de bittere
levensstrijd wordt hier in alle rauw
heid gestreden. En als het einde niet
héël spoedig komt, door ons verlorenl
Wordt vervolgd