TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
De werkeloosheid in het Bouwbedrijf
en de woningnood te Venray
Huisraadschade en Engelse schade
STEUNT HET ORGELFONDS
V
ONHEIL SPELDEN DE STERREN
De boerenmuts verdwijnt
Uit de geschiedenis
van Venray en omgeving.
INTENSE AANDACHT
PEEL EI MAAS
ZATERDAG 24'NOVEMBER 1951 No. 47 q
TWEEIEN" ZEVENTIGSTE JAARGANG
Men mag veilig aannemen, dat de
Bouwindustrie in Venray voor wat
het aantal aannemers en bouwvak
arbeiders betreft, tot de belangrijkste
ter plaatse gerekend mag worden.
Landelijk gezien, komt de metaalindus
trie op de eerste en de bouwindustrie
op de tweede plaats.
In deze belangrijke bedrijfstak,
waarvan de afdeling Venray van de
Katholieke Bouwvakarbeidersbond
St. Joseph, met 539 aangesloten leden
de grootste afdeling van Limburg is,
heerst ook hier ter plaatse een wer
keloosheid, welke gezien tegen de
achtergrond van de onstellende wo
ningnood schrikbarend genoemd kan
worden. En nog elke dag neemt dit
aantal werkeloze bouwvakarbeiders
toe.
Het Gewestelijk arbeidsbureau Ven
ray noteerde per 13 November j.l. als
weikloos ingeschreven: 39 timmer
lieden, 22 metselaars, 12 schilders
22 opperlieden, 33 grondwerkers, 3
pannenleggers, betonwerker en 1
vlechter. In totaal derhalve 135 werk
loze bouwvakaibeiders, alleen uit de
Gemeente Venray.
Bij de toch inderdaad schikbarende
woningnood, over welke door het Ge
meentebestuur even schrikoarende
cyfers werden gepubliceerd welke ik
dus niet behoef te herhalen, is dit
groot aantal werklozen nog.des te meer
droevig, als men weet dat bij enige
goedwil der gehele bevolking deze
dubbele nood altans voor een deel
kon worden verzacht.
Zijn wi) als katholieken ermee at
als wij, die wel een dak boven ons
hoofd hebben, wij die wel werk, een
zaak of bedryf, dus een lonend be
staan hebben, en velen nog wei wat
meer dan dat, doen alsof dit alles ons
niet aangaat
Weet de doorsnee Venrayer wel
wat het zeggen wil werkloos met de
handen in de schoot te moeten zitten;
te moeten leven en zijn gezin te moe
ten voeden en kleden en wat er nog
allemaal meer nodig is, van maximaal
f 35 - plus eventuele kinderbijslag per
week en minder En dat in deze ab
normaal dure tijd.
Wat het zeggen wil geen dak boven
het hoofd te hebben, och dat weten
de meesten onzer helaas na 12 Oct.
1944 maar al te goed. Gelukkig is
voor hun daarin wel voorzien ojr een
enkele uitzondering na.
Maar denkt men dan niet aan de
slordige paar honderd (vergeef me de
zure uitdrukking) jonge mensen, die
zo graag een eigen gezin zouden wil
len opzetten, die ook gelukkig nog
idealen hebben en vertrouwen in een
hoopvoller toekomst, doch die bijna
elke dag opnieuw meer teleurgesteld,
moeten worden afgescheept met de
boodschap, dat er voor hen geen plaats
is om hun nestje te bouwen.
Deze harde realiteit vreet ook hier
in Venray, waar toch een respectabel
aantal woningen na de bevrijding
werd gebouwd, nog als een kanker
in en is evenals elders een ramp te
noemen. Een ramp, waarvan als we
er niet in slagen dit woningtekort op
korte termijn op te lossen, ons nage
slacht de vrange vruchten zal plukken.
Werkloosheid brengt armoede niet
alleen, zij verbittert ook hen die er
door getroffen worden. Ze maakt op
standig en voert onze toch in weze
nog goede en gave arbeiders op wegen
welke zy onbewust tengevolge daar
van vaak inslaan, vervreemdt hen,
vooral nu tengevolge van oorlog en
zijn nasleep, het anker van hun ge
loof voor sommigen dreigt loste slaan
van de Kerk, omdat zij terecht niet
kunnen begrijpen, dat hiervoor geen
oplossing zou te vinden zyn.
Werkloosheid onder do arbeiders
heeft onmiddelijk zyn terugslag op
het zakenleven, dat kan niet anders,
Men moet zich als werkloze öf
drastisch beperken in zyn noodzake
lijke uitgaven, 6f schulden maken 1
Wil men de werkloosheid ir. de
bouwvakken te Venray indammen,
door meer te laten bouwen en of
door de mogelijkheid om te kunnen
bouwen, samen te financieren, dan
zal dit de gehele dorpsgemeenschap
ten goede komen.
Nieuwe gezinnen hebbon weer
nieuwe behoeften, denk aan woning
inrichting, bakker, slager, groente
en kolenhandel, kortom al onze
neringdoenden hebben belang by een
afdoende oplossing van het woning
probleem en beperking van de werk
loosheid in het bouwbedrijf.
Het daarin gestoken kapitaal, wat
er by alle zorgen en lasten, welke
zeker niet alleen de arbeiders hebben,
toch wel beschikbaar geacht mag
worden over het geheel gezien, zal
terugvloeien in de consumptieve
sector.
De vraag: „Ben ik dan myn broe
ders hoeder", dienen wij in deze
moeilijke, doch ook wel grootse tijd
waarin de wereld op eon keerpunt
staat, zeker als katholieken, beves
tigend beantwoorden.
Ook al opdat ons later niet het
verwijt zal treffen, dat wy allen
geweigerd hebben niet om vreemde
lingen te herbergen, maar onze eigen
geloofs- en dorpsgenoten onderdak te
verschaffen, voor zover we daar toe
in staat waren.
Dat ook zy', die met slechts enkele
personen in kastelen van huizen
wonen en onderdak aan anderen
weigeren, hier maar eens goed over
nadenken.
Katholiek heten is geen kunst,
maar het ook metterdaad proberen
te zyn, is positief Christen zyn.
Dit positieve Christendom vraagt
nu eenmaal offers 1
W. PETERS,
Districtsbestuurder vd. Kath.
Bouwvakarbeidersbond „St. Joseph'
We leven in 1951 en hebben de
zevende verjaardag gevierd van onze
bevrijding. Een bevrijding, die ons
niet alleen van de Duitsers verloste,
maar tevens van veel huisraad, dat
ofwel by beschieting en bombardement
verloren ging, ofwel door de Engelsen
werd meegenomen, al of niet nodig
voor het doorzetten van de strijd.
Deze laatste bevrijding, van huis
raad e.d. heeft alleen de mensen in
onze gemeente enkele millioenen
armer gemaakt. Maar dat zou wel in
orde komen, werd toen verteld.
Het is in zoverre in orde gekomen,
dat enkele bevoorrechten de schade,
geleden door de Engelse bevrijders,
gehee1 kregen uitbetaald. De rest
hoort en ziet nergens van. Dat, on
danks verschillende felle protesten
in de Gemeenteraad en zelfs protesten
met de vuist op tafel in Den Haag
door een Raadscommissie. Dat in
punt 1.
De huisraadschade heeft honderden
ambtenaren een goede salariëring en
kans op pensioen opgeleverd, heeft
kruisverhoren opgeleverd, waarbij de
bet over-grootouders nog aan te pas
kwamen en had als uiteindelijk resul
taat een uiterst povere uitkering, die
intussen reeds lang opgesoupeerd is
aan de schamele spulletjes, die in
eerste instantie na de bevrijding te
krijgen waren, maar nu reeds lang
versleten en vergeten zyn.
Toen is de Minister, gedwongen
door het leed en de ellende in dez.g.
noodgebieden, er toe overgegaan een
aanvullende bijdrage te verstrekken,
maar heeft dat wel op buitengewoon
sinistere wijze in elkaar gezet. Het
gevolg daarvan is weer, dat een klein
deel de tweede uitkering heeft ont
vangen, (waar dan nog gauw even de
evacuatiegelden van af schijnen te
worden getrokken) en de rest nergens
niets meer van hoort. Dat is dan punt 2.
Nu kan men over een en ander
voortaan rustig zwjjgen, want over
dit hele onderwerp is reeds zoveel
gezegd en geschreven, dat Den Haag
de oren wel moeten toeteren.
Men kan zich er kwaad over maken
en beweren, dat als diezelfde schade
in Amsterdam of Rotterdam geleden
zou zijn, deze hele zaak al lang van
de baan was. Het schtfnt allemaal
niet te helpen.
Intussen vieren we de zevende ver
jaardag van onze bevrijding en nu was
dat geld o zo goed te gebruiken, maar
men hoort en ziet niets. We zyn im
mers zo arm geworden, dat we in
zeven jaren nog niet de schade kun
nen betalen, maar wel ambtenaren
aan deze schaderegeling een pensioen
kunnen laten halen.
Voor de politieke partyen, ook voor
de K.V.P. schynt deze hele zaak, die
hier in deze streken van zulk een
groot belang is, afgedaan te zyn. De
Minister heeft immers een aanvullende
bydraee in het vooruitzicht gesteld
en dat is toch al heel wat.
Maar dat zeven jaren na de bevrij
ding de meeste mensen nog op hun
huisraadschaderegeling zitten te wach
ten en op de Engelse schade totaal
niet meer rekenen, dat is toch ook
heel wat. Zegt men daar tegen hoger
hand iets van, dan zyn er duizend en
een argumenten, allen gebaseerd op
de financiële onmogelijkheid van het
Ry'k en het toch zo verschrikkelijk
noodzakelijke ambtelijk onderzoek.
Maar men hoort nooit spreken van de
nood van de slachtoffers, die aardig
op weg zijn naar het tweede lustrum
van deze onverkwikkelijke gevallen
en die men wel weet te vinden voor
de betaling hunner belastingen.
Intussen wachten we rustig, zoals
we zeven jaren rustig gewacht hebben
en gaan we failliet, nu ja, we hebben
al zoveel offers gebracht, dat kan er
bij. Men verwyte dit volk dan geen
lauwheid op politiek terrein, als men
zelf een voorbeeld geeft van verre
gaande lauwheid.
We gaan het achtste jaar na de
bevrijding in en we wachten maar....
waarop, dat weten we feitelijk zelf
niet.
Onheil voorspelden de sterren toen Nicolaas, die de tweede Russi
sche keizer van die naam zou zijn uit het huis Romanoff, werd
geboren. Ongelukkig was zyn regering; in twee grote oorlogen, tegen
Japan en tegen Duitsland en Oostenrijk, werd zyn leger verslagen
en tenslotte werd hy, zonder vorm van proces, midden in de nacht
door een bende terroristen vermoord.
In de nacht van de lóo September
1916 plonst een zwaar voorwerp in
een byt van de bevroren Newa. Het
is een zak waarin zich het lichaam
bevindt van Raspoetin „de wonder
doener", de befaamde monnik uit de
steppen, die oppermachtig regeerde
aan het Russische hof.
Nicolaas II draagt het keizerlijk
purper. Maar zyn vrouw Alexandra,
eens prinses Alice van Hessen, trekt
in werkelijkheid aan de touwtjes,
zeer tot ongenoegen van vooraanstaan
de militaire en politieke leiders. Ras
poetin echter is beide de baas. Hy is
het, die de levensgevaarlijke bloedin
gen van de Tsarewitsj, Alexei, heeft
doen ophouden en de bij al haar
eigenwijze koppigheid toch ziekelyk-
mystieke keizerin ziet in hem een
Raspoetin, de Redder
Het staat er met het keizerrijk
slecht voor. Na de zware klappen,
welke het in de zo lichtvaardig
begonnen oorlog met Japan opliep,
ly'dt het thans nederlaag op neder
laag tegen Duitsland. Samsonoff en
Rennekampf, de twee Russische
generaals die elkaar jaren geleden
op het perron van Moekden een blauw
oog sloegen, hebben door hun gebrek
aan samenwerking de oude Hinden
burg de gelegenheid gegeven hen, de
één na de ander, in de pan te hak
ken. Het land gonst van geruchten
over verraad en spionnage. Het volk
is ontevreden en wordt opgestookt
door de revolutionairen.
Menselykerwys gesproken is er
geen redding meer mogelijk. Daarom
verwachten Czaar en Czarina die nu
op bovennatuurlijke wijze van de
mysterieuse charlatan, die allesbe
halve het leven van een heilige leidt,
die belangrijke posten vergeeft en
door het keizerlijk echtpaar by alle
belangrijke besluiten geraadpleegd
wordt. Aan het hof ergert men zich
tot dolwordens toe over deze verhou
ding en prins Youssoupoff hakt met
enkele kornuiten de knoop door. Men
vermoordt Raspoetin en werpt zyn
lijk in de Newa.
Troonafstand
Maar de troon is niet meer te
redden. Aan het front gaat het mis,
al heeft Nicolaas het opperbevel van
zyn oom, de niet onbekwame Groot
vorst Nikolajewitsj, overgenomen.
In Petersburg, in Moskou woedt
het oproer, soldaten van alle regi
menten verbroederen zich met de
arbeiders. Zelfs de Semionovsky Garde
welke altijd de keizer trouw bleef, is
aan 't muiten.
De Keizerin ziet tot op het laatste
ogenblik de ernst van de toestand
niet in, maar die wordt Nicolaas wel
onder het oog gebracht, wanneer hy
in zyn spoorwagon de afgevaardigden
van de Doema ontvangt, die hem
duidelijk maken dat hy afstand moet
doen van de troon.
Nicolaas wordt met zyn gezin ge
ïnterneerd in Tsarskoje Selo, zyn
buitenverblijf. Maar de nieuwe rege-
Jammer maar begrijpelijk
De boerenmuts was tóch schoon,
maar is ten dode opgeschreven. Ze
sterft uit; deleefiyd van de huidige
draagsters is gemiddeld 60 jaar. Er
zit nog hier of daar een enkele
mutsen maakter, maar de' matei ialen
waarvan de mutsen werden gemaakt
zijn niet meer te krygen. De mut
senmaaksters houden zich dan ook
slechts met de restauratie van be
staande mutsen bezig.
Als men vandaag de dag de kleding
beschouwt, dan dringt zich onwille
keurig het spreekwoord aan ons op:
zoveel hoofden, zoveel zinnen. Dat is
wel eens anders geweest. Denken we
maar aan de vroege middeleeuwen
toen speciaal de derde stand kreeg
voorgeschreven wat zy dragen mocht.
Op schilderijen van Breughel is al
heel wat variatie in de kleding al is
het hoofd van de vrouw nog veelal
bedekt door de hoofddoek.
In pl.m. 1700 zien we het kanten
kapje. Dan volgt de neepjesmuts,
voorloper van de „floddermuts". Hier
uit ontstaat dan de bekende boeren
muts vroeger door de ganse burgerij
gedragen. Dit was een ruime witte
muts (vaak van kant) welke over een
zwart ondermutsje gedragen werd.
een ruime strook viel daarby over
de schouders. De voorkant vertoonde
een strook gepijpte kant.
Zo ongeveer rond 1850 komt dan
de muts in zwang. Dat was eigenlijk
een kunstig samengebundeld geheel
van zijden bloempjes, blaadjes en
lintjes. "Was deze muts aanvankelijk
van bescheiden formaat, het duurde
niet lang of de mutsen wedijverden
met elkaar in kostbaarheid en af
meting. Zo waren er mutsen van
meer dan 60 cm breedte en van meer
dan... 200 gulden.
Samenstelling ?an een muts
Dit is geen wonder als men weet
wat er zoal by het maken van een
ring zit nog niet zo vast. Telkens
dreigt contra-revolutie en in het
Oosten rukken „witte legers" op,
onder de generaals Denikin en Kolts
jak en admiraal Wrangel. Nicolaas
wordt met zyn familie eerst naar
Tobolsk vervoerd, dan naar Jekate-
rinenburg.
Doch ook Jekaterinenburg wordt
bedreigd door het „Tsjechisch legioen".
Wanneer de Czaar wordt bevrijd en
zich aan het hoofd der witte legers
stelt, zal het rode regime een harde
dobber krygen.
Gevonuisd
De plaatselijke Sovjet vergadert,
min of meer in paniekstemming door
de nadering der wrekende "Witten.
De discussie duurt niet lang. Tijd om
met Moskou te overleggen is er niet.
Men zal handelen op eigen verant
woording.
Midden in de nacht van de 16e Juli
1918 wordt de keizerlijke familie
gewekt en bevolen zich te kleden.
De Witten naderen en gaan de stad
bombarderen, heet het, men moet
zich in de kelder bergen. Met nieuwe
hoop in het hart gehoorzamen de
vorstelijke gevangenen. Als ze allen
in de kelder zyn, de Czaar, de Czarina,
de kroonprins, vier prinsessen en
enkele leden van het gevolg; wordt
hun lot hun medegedeeld
Enkele ogenblikken later klinken
de schoten van de Lettische-Tsjeka-
soldaten. Weldra is het slachterswerk
voltooid. De lichamen, uit vele won
den bloedend, worden in dekens
gerold, in stukken gehakt en na met
benzine overgoten, tot as verbrand.
De as wordt verstrooid. Niets mag
meer aan het bestaan der Romanoffs
herinneren.
En toch zullen hardnekkige geruch
ten opduiken, telkens weer, dat één
der leden van de Czarenfamilie is
ontkomen
Lenin gaat door
Op de 18e Juli verneemt de leider
van de revolutie, Lenin, het lot van
de keizerlijke familie. Hij presideert
een vergadering waarin een wet wordt
besproken betreffende nieuwe sanitaire
maatregelen. Zyn medewerker Sverd-
low wandelt de zaal binnen, schuift
naast Lenin en fluistert hem iets in
het oor.
Lenin laat zyn medelid rustig uit
spreken, deelt dan mee dat kameraad
Sverdlow het woord heeft gevraagd
om een mededeling te doen.
Sverdlow deelt in enkele zinnen
mede, dat Nicolaas, die probeerde te
ontsnappen, toen de Tsjechen de stad
naderden, door de plaatselijke Sovjet
van Jekaterinenburg is geëxecuteerd.
Het Centraal Executief Comité
besluit hy zyn speech, welke nog
geen twee minuten heeft geduurd
gaat met deze beslissing accoord.
Het is enkele ogenblikken stil.
Dan klinkt Lenm's stem, rustig en
beheerst.
We gaan verder met de artikels
gewyze behandeling van het wets
ontwerp
boerenmuts met poffer kwam kijken,
Allereerst de grondvorm van gaas die
als een halve bol het hoofd van de
draagster omsloot.
Daarover de kanten muts met brede
strook, aan de voorkant versierd met
een, twee of drie (soms negen) stroken
gepijpte kant of tule bevestigd op
gesteven gaas. Voor elke toer (strook)
was 31/J el kant nodig. Dit werd van
te voren gesteven en met primitieve
middelen gepijpt, vervolgens gestreken
en op de muts-bevestigd. Op die stro
ken kwam dan de poffer, en opzij
eer. of twee afhangende witte of
lichtblauwe schouderlinten. Over deze
linten liep dan vaak weer een tak
zijden bloempjes, en over het geheel
een stuk zeer dunne tule.
In'dagen van rouw droeg men een
geheel zwarte muts.
Muts als weerprofeet
We vertelden al, dat een schone
muts een kostbaar bezit was. Ze lag
in het kabinet in de „goei"kamer,en
kwam er slechts op Zondag en hoge
feestdagen uit.
Vele boerinnen zouden niet naar
d9 vroegmis gaan zonder een extra
zakdoek mee te nemen om deze by
nevel of mist boven op de muts te
leggen. En als het plotseling ging
regenen Wel, dan tilde moeder de-
vrouw haar bovenrok op en sloeg die
over de muts, want die muts was
haar alles.
Verder was er het hals- en het
borstgoud. Dat in vroeger tijden veel
geld in al dit goud gestoken werd,
moge blyken uit de bijnaam die dé
processie uit Veghel in Kevelaer
kreeg, de geulen processie.
Waar kwamen de grondstoffen voor
de mutsen vandaan, byna in elk dorp
waren een of meer mutsenmaaksters,
die de materialen en grondstoffen
door diverse vertegenwoordigers van
buitenlandse firma's aan huis ge
bracht kregen. Want alles was import.
Patronaatsrecht oyer de
kerk yan Yenray
Op 16 Juni 1224 schonk graaf
Gerhard III van Gelder, by gelegen
heid van de stichting der Munster-
Abdij te Roermond, het patronaats
recht over de kerk te Venray aan
deze abdjj.
Bergense Pastoors, nit
Yenray afkomstig
Petrus ClaGssens was pastoor te
Bergen en overleed li April 1688.
Antoon Roelofs was er pastoor tot
25 April 1824, de dag van zyn dood.
Petrus Joannes Janssen
Hy werd geboren op den IJsheuvel
onder Ottersum op n April 1854.
Hy werd priester gewijd te Roermond
6 April 1878 en was achtereenvolgens
kapelaan te Pey, kapelaan te Afferden
en vanaf September 1887 rector te
Leunen.
Huwelijk van een Hugenpoth
met eeu van der Boye
Op 17 Januari 1752 trad in het
huwelijk de Hoogweledelgeboren Heer
Judocus van Hugenpoth, die een zoon
was van Adolphus Samuel Baron van
üupenpoth, Heer van Stockhem enz.
en van Vrouwe Josina Walburgis;
Baronesse van Steenhuys van Aerdt.
Zyn bruid was Freule Frederica
Beatrix, Baronesse van der Boye.
Haar vader was geweest wijlen de
Hoogweledelgeboren Heer Joan Albert
Baion van Neerissche, van der Boye
ende Macken, heere tot Venray, Hel
den, Leunen, erf voogd van de stad
Roermond. Haar moeder was de Hoog-
welgeborou Vrouwe Maria, Aenulia,
Antonetta Raba, baronesse van Gelre.
Op verzoek en aandrang van de
Heer Joan Albert Baron d'Overscheye,
en van Neeryssche enz., als momboir
over der minderjarige Heer C.Augus
tus, Baron de Hugenpoth werden
huwelijks-voorwaarden gemaakt.
Het document daarvan werd onder
tekend „op de Smackt, resort der
heerlyckheidt Venraey in het Over-
quartier van Gelderlandt, den 27ste
December duysent seven hondert ende
dertigh seven".
De huwelijks-voorwaarden werden
geprotocolleerd op 17 Januari 1752.
Kloosters en geestelijke instel
lingen in Yenray en omgeving.
Uit een contributielyst van 1757
voor alles wat Peel en Maas
te vertellen heeft, dat is het
wat Uw advertentie in dit
nieuwsblad tot een goede
geldbelegging maakt.
Een advertentie in Peel en
Maas staat by de lezers net
zo zeer in de belangstelling
als de berichten over plaat
selijke gebeurtenissen. Voor
al in de St. Nicolaas tyd is
die belangstelling voor Uw
zaak van belang. Profiteert
daarvan door te adverteren
in Uw plaatselijk weekblad
De neteldoek kwam uit Zwitser
land, de kant (vaak handgeklost) uit
België, de bloemen uit Duitsland en
de brede linten uit Frankrijk en En
geland.
Ook het wassen van de muts was
geen sinecure. De muts moest geheel
uit elkaar genomen worden, gewassen,
gesteven, gestreken, van nieuw gaas
voorzien en wederom „gemonteerd".
De muts werd minstens om de 6
maanden gewassen; U begrypt dus
dat de mutsenwasters het druk had
den.
Voorbjj
Bovenstaande regels staan in de
verleden; toch worden er nog mutsen
gedragen en dat vinden we schoon.
Dat neemt niet weg, dat de boeren
muts over 25 jaar geheel historie zal
zyn. De boerenmuts hoorde by huif
kar en sjees; de boerenmeisjes gingen
naar de stad en zagen daar de „leuke"
dopjes.
Vooral sinds de oorlog van 'i4—'is
ging het hard bergaf met de poffer.
Jammer, maar begrypelyk, wat te
denken van een muts op de bromfiets
Jammer, want ze stond zo moeder
lijk, zo deftig en rustig!
Pruisisch overkwartier kan men zien,
welke kloosters en geestelijke instel
lingen toen in dat Overkwartier lagen.
Voor Venray en omgeving vermelden
wy enkele daarvan.
In Blitterswiyck had men een Rector,
van het altaar der Smartvolle Moeder
en van de Sint Annakapel.
In Geijsteren was er een Rector
van het Mariaaltaar en de Sint Willi-
brorduskapel.
In Meerioo kende men het beneficie
van de H.H. Hieronymus Goiir; men
had er ook een Sint Antoniusaltaar.
Te Oirlo kende men een „Rector S.
Antonie".
In SwoJgen werd een altaar bediend,
dat toegewijd was aan Maria, Sint
Jan de Evangelist en alle Heiligen.
Voor Venray zelf staan genoteerd:
1. Rector van het Mariaaltaar:
eerste fundatie;
2. Rector van het Maria-altaar
tweede, fundatie en van de kapel te
Meerioo;
3. Rector van het Sint Bartholo-
maeus-beneficie;
4. Rector van Sint Anna en Officiant
van het Smt Petrus altaar;
5. Rector van Sint Lucia en van
de kapel van Veltum;
6. Rector van het beneficie en het
officie van Sint Nicolaus;
7. Rector van het Sint Antonius
altaar;
8. De Vice-pastor;
9. Rector van het H. Kruis-altaar
en de kapel van Leunen;
10. Rector van het Maria altaar in
de kapel van Oostrum;
11. Rector van de kapel te Casterlo;
12. Rector van Jerusalem;
13. Rector van 't klooster te Oostrum
14. Rector van het altaar van Sint
Antonius en Sint Sebastianus en van
het Maria-altaar en de Sint Leonardus-
kapel te Wanssum.
Wilhelmus Wynantz
Hy werd geboren te Venray, 7 Febr.
1736 uit het huwelyk van Gysbert
Wynantz en Sara van Cruchten. Deze
Gysbert was sinds 1718 broeder van
het St Eligiusgilde en overleed 27 Mei
1755, in welk jaar ook zyn vrouw
waarsehynlyk stierf.
Het ligt voor de hand, dat Wilhel
mus de Latynse Scholen van Yenray
bezocht heeft, is jaar oud deed hy
professie by de Kruisheren van Sint
Agatha te Cuyk.
In 1760 werd hy priester gewijd.
Vele jaren was hij te Cuyk procurator.
Op 22 November 1793 werd hy tot
Praeses van het klooster benoemd. Hy
overleed 6 Juni 1810.
Hy stond bekend als een uitste
kend geschiedkundige en een knap
beoefenaar van de Gregoriaanse zang.
Jan Peter Franssen
Deze verdienstelijke man werd ge
boren te Itteren 6 December 1837.
Gedurende 28 jaren was hy hoofd
van de gemeenteschool te Venray; om
gezondheidsredenen kreeg hy eervol
ontslag op November 1892. Na een
langdurige ziekte overleed hy te
Venray, 22 Februari 1893.
Merselo
Rector te Merselo is geweest Philipp
Jan Antoon Hubert de Lom. Hy was
geboren te St. Thönisberg. Op 30 Juni
vertrok hy te Merselo.
In 1836 ontmoeten wy hem als
pastoor te Blitterswyck, waar hy 14
Juni 1870 overleed. Hy was toen 67
jaren oud.
Twaalf duizend gulden voor
Nederlandse ruiters.
De liefdadigheidsvoorstellingen van
het amateurcircus „'t Hoefke" uit
Deurne, welke te Scheveningen zyn
gehouden, hebben volgens de voor
lopige telling een bedrag van onge-
voor f 12000 opgebracht.
Zoals bekend is dit bedrag bestemd
voor het Ruiterolympiade Fonds.
tdtlk&ïA, tnidddL
t*zqck v&Siboud&eirt