TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS De werkeloosheid in het Bouwbedrijf en de woningnood te Venray Huisraadschade en Engelse schade STEUNT HET ORGELFONDS V ONHEIL SPELDEN DE STERREN De boerenmuts verdwijnt Uit de geschiedenis van Venray en omgeving. INTENSE AANDACHT PEEL EI MAAS ZATERDAG 24'NOVEMBER 1951 No. 47 q TWEEIEN" ZEVENTIGSTE JAARGANG Men mag veilig aannemen, dat de Bouwindustrie in Venray voor wat het aantal aannemers en bouwvak arbeiders betreft, tot de belangrijkste ter plaatse gerekend mag worden. Landelijk gezien, komt de metaalindus trie op de eerste en de bouwindustrie op de tweede plaats. In deze belangrijke bedrijfstak, waarvan de afdeling Venray van de Katholieke Bouwvakarbeidersbond St. Joseph, met 539 aangesloten leden de grootste afdeling van Limburg is, heerst ook hier ter plaatse een wer keloosheid, welke gezien tegen de achtergrond van de onstellende wo ningnood schrikbarend genoemd kan worden. En nog elke dag neemt dit aantal werkeloze bouwvakarbeiders toe. Het Gewestelijk arbeidsbureau Ven ray noteerde per 13 November j.l. als weikloos ingeschreven: 39 timmer lieden, 22 metselaars, 12 schilders 22 opperlieden, 33 grondwerkers, 3 pannenleggers, betonwerker en 1 vlechter. In totaal derhalve 135 werk loze bouwvakaibeiders, alleen uit de Gemeente Venray. Bij de toch inderdaad schikbarende woningnood, over welke door het Ge meentebestuur even schrikoarende cyfers werden gepubliceerd welke ik dus niet behoef te herhalen, is dit groot aantal werklozen nog.des te meer droevig, als men weet dat bij enige goedwil der gehele bevolking deze dubbele nood altans voor een deel kon worden verzacht. Zijn wi) als katholieken ermee at als wij, die wel een dak boven ons hoofd hebben, wij die wel werk, een zaak of bedryf, dus een lonend be staan hebben, en velen nog wei wat meer dan dat, doen alsof dit alles ons niet aangaat Weet de doorsnee Venrayer wel wat het zeggen wil werkloos met de handen in de schoot te moeten zitten; te moeten leven en zijn gezin te moe ten voeden en kleden en wat er nog allemaal meer nodig is, van maximaal f 35 - plus eventuele kinderbijslag per week en minder En dat in deze ab normaal dure tijd. Wat het zeggen wil geen dak boven het hoofd te hebben, och dat weten de meesten onzer helaas na 12 Oct. 1944 maar al te goed. Gelukkig is voor hun daarin wel voorzien ojr een enkele uitzondering na. Maar denkt men dan niet aan de slordige paar honderd (vergeef me de zure uitdrukking) jonge mensen, die zo graag een eigen gezin zouden wil len opzetten, die ook gelukkig nog idealen hebben en vertrouwen in een hoopvoller toekomst, doch die bijna elke dag opnieuw meer teleurgesteld, moeten worden afgescheept met de boodschap, dat er voor hen geen plaats is om hun nestje te bouwen. Deze harde realiteit vreet ook hier in Venray, waar toch een respectabel aantal woningen na de bevrijding werd gebouwd, nog als een kanker in en is evenals elders een ramp te noemen. Een ramp, waarvan als we er niet in slagen dit woningtekort op korte termijn op te lossen, ons nage slacht de vrange vruchten zal plukken. Werkloosheid brengt armoede niet alleen, zij verbittert ook hen die er door getroffen worden. Ze maakt op standig en voert onze toch in weze nog goede en gave arbeiders op wegen welke zy onbewust tengevolge daar van vaak inslaan, vervreemdt hen, vooral nu tengevolge van oorlog en zijn nasleep, het anker van hun ge loof voor sommigen dreigt loste slaan van de Kerk, omdat zij terecht niet kunnen begrijpen, dat hiervoor geen oplossing zou te vinden zyn. Werkloosheid onder do arbeiders heeft onmiddelijk zyn terugslag op het zakenleven, dat kan niet anders, Men moet zich als werkloze öf drastisch beperken in zyn noodzake lijke uitgaven, 6f schulden maken 1 Wil men de werkloosheid ir. de bouwvakken te Venray indammen, door meer te laten bouwen en of door de mogelijkheid om te kunnen bouwen, samen te financieren, dan zal dit de gehele dorpsgemeenschap ten goede komen. Nieuwe gezinnen hebbon weer nieuwe behoeften, denk aan woning inrichting, bakker, slager, groente en kolenhandel, kortom al onze neringdoenden hebben belang by een afdoende oplossing van het woning probleem en beperking van de werk loosheid in het bouwbedrijf. Het daarin gestoken kapitaal, wat er by alle zorgen en lasten, welke zeker niet alleen de arbeiders hebben, toch wel beschikbaar geacht mag worden over het geheel gezien, zal terugvloeien in de consumptieve sector. De vraag: „Ben ik dan myn broe ders hoeder", dienen wij in deze moeilijke, doch ook wel grootse tijd waarin de wereld op eon keerpunt staat, zeker als katholieken, beves tigend beantwoorden. Ook al opdat ons later niet het verwijt zal treffen, dat wy allen geweigerd hebben niet om vreemde lingen te herbergen, maar onze eigen geloofs- en dorpsgenoten onderdak te verschaffen, voor zover we daar toe in staat waren. Dat ook zy', die met slechts enkele personen in kastelen van huizen wonen en onderdak aan anderen weigeren, hier maar eens goed over nadenken. Katholiek heten is geen kunst, maar het ook metterdaad proberen te zyn, is positief Christen zyn. Dit positieve Christendom vraagt nu eenmaal offers 1 W. PETERS, Districtsbestuurder vd. Kath. Bouwvakarbeidersbond „St. Joseph' We leven in 1951 en hebben de zevende verjaardag gevierd van onze bevrijding. Een bevrijding, die ons niet alleen van de Duitsers verloste, maar tevens van veel huisraad, dat ofwel by beschieting en bombardement verloren ging, ofwel door de Engelsen werd meegenomen, al of niet nodig voor het doorzetten van de strijd. Deze laatste bevrijding, van huis raad e.d. heeft alleen de mensen in onze gemeente enkele millioenen armer gemaakt. Maar dat zou wel in orde komen, werd toen verteld. Het is in zoverre in orde gekomen, dat enkele bevoorrechten de schade, geleden door de Engelse bevrijders, gehee1 kregen uitbetaald. De rest hoort en ziet nergens van. Dat, on danks verschillende felle protesten in de Gemeenteraad en zelfs protesten met de vuist op tafel in Den Haag door een Raadscommissie. Dat in punt 1. De huisraadschade heeft honderden ambtenaren een goede salariëring en kans op pensioen opgeleverd, heeft kruisverhoren opgeleverd, waarbij de bet over-grootouders nog aan te pas kwamen en had als uiteindelijk resul taat een uiterst povere uitkering, die intussen reeds lang opgesoupeerd is aan de schamele spulletjes, die in eerste instantie na de bevrijding te krijgen waren, maar nu reeds lang versleten en vergeten zyn. Toen is de Minister, gedwongen door het leed en de ellende in dez.g. noodgebieden, er toe overgegaan een aanvullende bijdrage te verstrekken, maar heeft dat wel op buitengewoon sinistere wijze in elkaar gezet. Het gevolg daarvan is weer, dat een klein deel de tweede uitkering heeft ont vangen, (waar dan nog gauw even de evacuatiegelden van af schijnen te worden getrokken) en de rest nergens niets meer van hoort. Dat is dan punt 2. Nu kan men over een en ander voortaan rustig zwjjgen, want over dit hele onderwerp is reeds zoveel gezegd en geschreven, dat Den Haag de oren wel moeten toeteren. Men kan zich er kwaad over maken en beweren, dat als diezelfde schade in Amsterdam of Rotterdam geleden zou zijn, deze hele zaak al lang van de baan was. Het schtfnt allemaal niet te helpen. Intussen vieren we de zevende ver jaardag van onze bevrijding en nu was dat geld o zo goed te gebruiken, maar men hoort en ziet niets. We zyn im mers zo arm geworden, dat we in zeven jaren nog niet de schade kun nen betalen, maar wel ambtenaren aan deze schaderegeling een pensioen kunnen laten halen. Voor de politieke partyen, ook voor de K.V.P. schynt deze hele zaak, die hier in deze streken van zulk een groot belang is, afgedaan te zyn. De Minister heeft immers een aanvullende bydraee in het vooruitzicht gesteld en dat is toch al heel wat. Maar dat zeven jaren na de bevrij ding de meeste mensen nog op hun huisraadschaderegeling zitten te wach ten en op de Engelse schade totaal niet meer rekenen, dat is toch ook heel wat. Zegt men daar tegen hoger hand iets van, dan zyn er duizend en een argumenten, allen gebaseerd op de financiële onmogelijkheid van het Ry'k en het toch zo verschrikkelijk noodzakelijke ambtelijk onderzoek. Maar men hoort nooit spreken van de nood van de slachtoffers, die aardig op weg zijn naar het tweede lustrum van deze onverkwikkelijke gevallen en die men wel weet te vinden voor de betaling hunner belastingen. Intussen wachten we rustig, zoals we zeven jaren rustig gewacht hebben en gaan we failliet, nu ja, we hebben al zoveel offers gebracht, dat kan er bij. Men verwyte dit volk dan geen lauwheid op politiek terrein, als men zelf een voorbeeld geeft van verre gaande lauwheid. We gaan het achtste jaar na de bevrijding in en we wachten maar.... waarop, dat weten we feitelijk zelf niet. Onheil voorspelden de sterren toen Nicolaas, die de tweede Russi sche keizer van die naam zou zijn uit het huis Romanoff, werd geboren. Ongelukkig was zyn regering; in twee grote oorlogen, tegen Japan en tegen Duitsland en Oostenrijk, werd zyn leger verslagen en tenslotte werd hy, zonder vorm van proces, midden in de nacht door een bende terroristen vermoord. In de nacht van de lóo September 1916 plonst een zwaar voorwerp in een byt van de bevroren Newa. Het is een zak waarin zich het lichaam bevindt van Raspoetin „de wonder doener", de befaamde monnik uit de steppen, die oppermachtig regeerde aan het Russische hof. Nicolaas II draagt het keizerlijk purper. Maar zyn vrouw Alexandra, eens prinses Alice van Hessen, trekt in werkelijkheid aan de touwtjes, zeer tot ongenoegen van vooraanstaan de militaire en politieke leiders. Ras poetin echter is beide de baas. Hy is het, die de levensgevaarlijke bloedin gen van de Tsarewitsj, Alexei, heeft doen ophouden en de bij al haar eigenwijze koppigheid toch ziekelyk- mystieke keizerin ziet in hem een Raspoetin, de Redder Het staat er met het keizerrijk slecht voor. Na de zware klappen, welke het in de zo lichtvaardig begonnen oorlog met Japan opliep, ly'dt het thans nederlaag op neder laag tegen Duitsland. Samsonoff en Rennekampf, de twee Russische generaals die elkaar jaren geleden op het perron van Moekden een blauw oog sloegen, hebben door hun gebrek aan samenwerking de oude Hinden burg de gelegenheid gegeven hen, de één na de ander, in de pan te hak ken. Het land gonst van geruchten over verraad en spionnage. Het volk is ontevreden en wordt opgestookt door de revolutionairen. Menselykerwys gesproken is er geen redding meer mogelijk. Daarom verwachten Czaar en Czarina die nu op bovennatuurlijke wijze van de mysterieuse charlatan, die allesbe halve het leven van een heilige leidt, die belangrijke posten vergeeft en door het keizerlijk echtpaar by alle belangrijke besluiten geraadpleegd wordt. Aan het hof ergert men zich tot dolwordens toe over deze verhou ding en prins Youssoupoff hakt met enkele kornuiten de knoop door. Men vermoordt Raspoetin en werpt zyn lijk in de Newa. Troonafstand Maar de troon is niet meer te redden. Aan het front gaat het mis, al heeft Nicolaas het opperbevel van zyn oom, de niet onbekwame Groot vorst Nikolajewitsj, overgenomen. In Petersburg, in Moskou woedt het oproer, soldaten van alle regi menten verbroederen zich met de arbeiders. Zelfs de Semionovsky Garde welke altijd de keizer trouw bleef, is aan 't muiten. De Keizerin ziet tot op het laatste ogenblik de ernst van de toestand niet in, maar die wordt Nicolaas wel onder het oog gebracht, wanneer hy in zyn spoorwagon de afgevaardigden van de Doema ontvangt, die hem duidelijk maken dat hy afstand moet doen van de troon. Nicolaas wordt met zyn gezin ge ïnterneerd in Tsarskoje Selo, zyn buitenverblijf. Maar de nieuwe rege- Jammer maar begrijpelijk De boerenmuts was tóch schoon, maar is ten dode opgeschreven. Ze sterft uit; deleefiyd van de huidige draagsters is gemiddeld 60 jaar. Er zit nog hier of daar een enkele mutsen maakter, maar de' matei ialen waarvan de mutsen werden gemaakt zijn niet meer te krygen. De mut senmaaksters houden zich dan ook slechts met de restauratie van be staande mutsen bezig. Als men vandaag de dag de kleding beschouwt, dan dringt zich onwille keurig het spreekwoord aan ons op: zoveel hoofden, zoveel zinnen. Dat is wel eens anders geweest. Denken we maar aan de vroege middeleeuwen toen speciaal de derde stand kreeg voorgeschreven wat zy dragen mocht. Op schilderijen van Breughel is al heel wat variatie in de kleding al is het hoofd van de vrouw nog veelal bedekt door de hoofddoek. In pl.m. 1700 zien we het kanten kapje. Dan volgt de neepjesmuts, voorloper van de „floddermuts". Hier uit ontstaat dan de bekende boeren muts vroeger door de ganse burgerij gedragen. Dit was een ruime witte muts (vaak van kant) welke over een zwart ondermutsje gedragen werd. een ruime strook viel daarby over de schouders. De voorkant vertoonde een strook gepijpte kant. Zo ongeveer rond 1850 komt dan de muts in zwang. Dat was eigenlijk een kunstig samengebundeld geheel van zijden bloempjes, blaadjes en lintjes. "Was deze muts aanvankelijk van bescheiden formaat, het duurde niet lang of de mutsen wedijverden met elkaar in kostbaarheid en af meting. Zo waren er mutsen van meer dan 60 cm breedte en van meer dan... 200 gulden. Samenstelling ?an een muts Dit is geen wonder als men weet wat er zoal by het maken van een ring zit nog niet zo vast. Telkens dreigt contra-revolutie en in het Oosten rukken „witte legers" op, onder de generaals Denikin en Kolts jak en admiraal Wrangel. Nicolaas wordt met zyn familie eerst naar Tobolsk vervoerd, dan naar Jekate- rinenburg. Doch ook Jekaterinenburg wordt bedreigd door het „Tsjechisch legioen". Wanneer de Czaar wordt bevrijd en zich aan het hoofd der witte legers stelt, zal het rode regime een harde dobber krygen. Gevonuisd De plaatselijke Sovjet vergadert, min of meer in paniekstemming door de nadering der wrekende "Witten. De discussie duurt niet lang. Tijd om met Moskou te overleggen is er niet. Men zal handelen op eigen verant woording. Midden in de nacht van de 16e Juli 1918 wordt de keizerlijke familie gewekt en bevolen zich te kleden. De Witten naderen en gaan de stad bombarderen, heet het, men moet zich in de kelder bergen. Met nieuwe hoop in het hart gehoorzamen de vorstelijke gevangenen. Als ze allen in de kelder zyn, de Czaar, de Czarina, de kroonprins, vier prinsessen en enkele leden van het gevolg; wordt hun lot hun medegedeeld Enkele ogenblikken later klinken de schoten van de Lettische-Tsjeka- soldaten. Weldra is het slachterswerk voltooid. De lichamen, uit vele won den bloedend, worden in dekens gerold, in stukken gehakt en na met benzine overgoten, tot as verbrand. De as wordt verstrooid. Niets mag meer aan het bestaan der Romanoffs herinneren. En toch zullen hardnekkige geruch ten opduiken, telkens weer, dat één der leden van de Czarenfamilie is ontkomen Lenin gaat door Op de 18e Juli verneemt de leider van de revolutie, Lenin, het lot van de keizerlijke familie. Hij presideert een vergadering waarin een wet wordt besproken betreffende nieuwe sanitaire maatregelen. Zyn medewerker Sverd- low wandelt de zaal binnen, schuift naast Lenin en fluistert hem iets in het oor. Lenin laat zyn medelid rustig uit spreken, deelt dan mee dat kameraad Sverdlow het woord heeft gevraagd om een mededeling te doen. Sverdlow deelt in enkele zinnen mede, dat Nicolaas, die probeerde te ontsnappen, toen de Tsjechen de stad naderden, door de plaatselijke Sovjet van Jekaterinenburg is geëxecuteerd. Het Centraal Executief Comité besluit hy zyn speech, welke nog geen twee minuten heeft geduurd gaat met deze beslissing accoord. Het is enkele ogenblikken stil. Dan klinkt Lenm's stem, rustig en beheerst. We gaan verder met de artikels gewyze behandeling van het wets ontwerp boerenmuts met poffer kwam kijken, Allereerst de grondvorm van gaas die als een halve bol het hoofd van de draagster omsloot. Daarover de kanten muts met brede strook, aan de voorkant versierd met een, twee of drie (soms negen) stroken gepijpte kant of tule bevestigd op gesteven gaas. Voor elke toer (strook) was 31/J el kant nodig. Dit werd van te voren gesteven en met primitieve middelen gepijpt, vervolgens gestreken en op de muts-bevestigd. Op die stro ken kwam dan de poffer, en opzij eer. of twee afhangende witte of lichtblauwe schouderlinten. Over deze linten liep dan vaak weer een tak zijden bloempjes, en over het geheel een stuk zeer dunne tule. In'dagen van rouw droeg men een geheel zwarte muts. Muts als weerprofeet We vertelden al, dat een schone muts een kostbaar bezit was. Ze lag in het kabinet in de „goei"kamer,en kwam er slechts op Zondag en hoge feestdagen uit. Vele boerinnen zouden niet naar d9 vroegmis gaan zonder een extra zakdoek mee te nemen om deze by nevel of mist boven op de muts te leggen. En als het plotseling ging regenen Wel, dan tilde moeder de- vrouw haar bovenrok op en sloeg die over de muts, want die muts was haar alles. Verder was er het hals- en het borstgoud. Dat in vroeger tijden veel geld in al dit goud gestoken werd, moge blyken uit de bijnaam die dé processie uit Veghel in Kevelaer kreeg, de geulen processie. Waar kwamen de grondstoffen voor de mutsen vandaan, byna in elk dorp waren een of meer mutsenmaaksters, die de materialen en grondstoffen door diverse vertegenwoordigers van buitenlandse firma's aan huis ge bracht kregen. Want alles was import. Patronaatsrecht oyer de kerk yan Yenray Op 16 Juni 1224 schonk graaf Gerhard III van Gelder, by gelegen heid van de stichting der Munster- Abdij te Roermond, het patronaats recht over de kerk te Venray aan deze abdjj. Bergense Pastoors, nit Yenray afkomstig Petrus ClaGssens was pastoor te Bergen en overleed li April 1688. Antoon Roelofs was er pastoor tot 25 April 1824, de dag van zyn dood. Petrus Joannes Janssen Hy werd geboren op den IJsheuvel onder Ottersum op n April 1854. Hy werd priester gewijd te Roermond 6 April 1878 en was achtereenvolgens kapelaan te Pey, kapelaan te Afferden en vanaf September 1887 rector te Leunen. Huwelijk van een Hugenpoth met eeu van der Boye Op 17 Januari 1752 trad in het huwelijk de Hoogweledelgeboren Heer Judocus van Hugenpoth, die een zoon was van Adolphus Samuel Baron van üupenpoth, Heer van Stockhem enz. en van Vrouwe Josina Walburgis; Baronesse van Steenhuys van Aerdt. Zyn bruid was Freule Frederica Beatrix, Baronesse van der Boye. Haar vader was geweest wijlen de Hoogweledelgeboren Heer Joan Albert Baion van Neerissche, van der Boye ende Macken, heere tot Venray, Hel den, Leunen, erf voogd van de stad Roermond. Haar moeder was de Hoog- welgeborou Vrouwe Maria, Aenulia, Antonetta Raba, baronesse van Gelre. Op verzoek en aandrang van de Heer Joan Albert Baron d'Overscheye, en van Neeryssche enz., als momboir over der minderjarige Heer C.Augus tus, Baron de Hugenpoth werden huwelijks-voorwaarden gemaakt. Het document daarvan werd onder tekend „op de Smackt, resort der heerlyckheidt Venraey in het Over- quartier van Gelderlandt, den 27ste December duysent seven hondert ende dertigh seven". De huwelijks-voorwaarden werden geprotocolleerd op 17 Januari 1752. Kloosters en geestelijke instel lingen in Yenray en omgeving. Uit een contributielyst van 1757 voor alles wat Peel en Maas te vertellen heeft, dat is het wat Uw advertentie in dit nieuwsblad tot een goede geldbelegging maakt. Een advertentie in Peel en Maas staat by de lezers net zo zeer in de belangstelling als de berichten over plaat selijke gebeurtenissen. Voor al in de St. Nicolaas tyd is die belangstelling voor Uw zaak van belang. Profiteert daarvan door te adverteren in Uw plaatselijk weekblad De neteldoek kwam uit Zwitser land, de kant (vaak handgeklost) uit België, de bloemen uit Duitsland en de brede linten uit Frankrijk en En geland. Ook het wassen van de muts was geen sinecure. De muts moest geheel uit elkaar genomen worden, gewassen, gesteven, gestreken, van nieuw gaas voorzien en wederom „gemonteerd". De muts werd minstens om de 6 maanden gewassen; U begrypt dus dat de mutsenwasters het druk had den. Voorbjj Bovenstaande regels staan in de verleden; toch worden er nog mutsen gedragen en dat vinden we schoon. Dat neemt niet weg, dat de boeren muts over 25 jaar geheel historie zal zyn. De boerenmuts hoorde by huif kar en sjees; de boerenmeisjes gingen naar de stad en zagen daar de „leuke" dopjes. Vooral sinds de oorlog van 'i4—'is ging het hard bergaf met de poffer. Jammer, maar begrypelyk, wat te denken van een muts op de bromfiets Jammer, want ze stond zo moeder lijk, zo deftig en rustig! Pruisisch overkwartier kan men zien, welke kloosters en geestelijke instel lingen toen in dat Overkwartier lagen. Voor Venray en omgeving vermelden wy enkele daarvan. In Blitterswiyck had men een Rector, van het altaar der Smartvolle Moeder en van de Sint Annakapel. In Geijsteren was er een Rector van het Mariaaltaar en de Sint Willi- brorduskapel. In Meerioo kende men het beneficie van de H.H. Hieronymus Goiir; men had er ook een Sint Antoniusaltaar. Te Oirlo kende men een „Rector S. Antonie". In SwoJgen werd een altaar bediend, dat toegewijd was aan Maria, Sint Jan de Evangelist en alle Heiligen. Voor Venray zelf staan genoteerd: 1. Rector van het Mariaaltaar: eerste fundatie; 2. Rector van het Maria-altaar tweede, fundatie en van de kapel te Meerioo; 3. Rector van het Sint Bartholo- maeus-beneficie; 4. Rector van Sint Anna en Officiant van het Smt Petrus altaar; 5. Rector van Sint Lucia en van de kapel van Veltum; 6. Rector van het beneficie en het officie van Sint Nicolaus; 7. Rector van het Sint Antonius altaar; 8. De Vice-pastor; 9. Rector van het H. Kruis-altaar en de kapel van Leunen; 10. Rector van het Maria altaar in de kapel van Oostrum; 11. Rector van de kapel te Casterlo; 12. Rector van Jerusalem; 13. Rector van 't klooster te Oostrum 14. Rector van het altaar van Sint Antonius en Sint Sebastianus en van het Maria-altaar en de Sint Leonardus- kapel te Wanssum. Wilhelmus Wynantz Hy werd geboren te Venray, 7 Febr. 1736 uit het huwelyk van Gysbert Wynantz en Sara van Cruchten. Deze Gysbert was sinds 1718 broeder van het St Eligiusgilde en overleed 27 Mei 1755, in welk jaar ook zyn vrouw waarsehynlyk stierf. Het ligt voor de hand, dat Wilhel mus de Latynse Scholen van Yenray bezocht heeft, is jaar oud deed hy professie by de Kruisheren van Sint Agatha te Cuyk. In 1760 werd hy priester gewijd. Vele jaren was hij te Cuyk procurator. Op 22 November 1793 werd hy tot Praeses van het klooster benoemd. Hy overleed 6 Juni 1810. Hy stond bekend als een uitste kend geschiedkundige en een knap beoefenaar van de Gregoriaanse zang. Jan Peter Franssen Deze verdienstelijke man werd ge boren te Itteren 6 December 1837. Gedurende 28 jaren was hy hoofd van de gemeenteschool te Venray; om gezondheidsredenen kreeg hy eervol ontslag op November 1892. Na een langdurige ziekte overleed hy te Venray, 22 Februari 1893. Merselo Rector te Merselo is geweest Philipp Jan Antoon Hubert de Lom. Hy was geboren te St. Thönisberg. Op 30 Juni vertrok hy te Merselo. In 1836 ontmoeten wy hem als pastoor te Blitterswyck, waar hy 14 Juni 1870 overleed. Hy was toen 67 jaren oud. Twaalf duizend gulden voor Nederlandse ruiters. De liefdadigheidsvoorstellingen van het amateurcircus „'t Hoefke" uit Deurne, welke te Scheveningen zyn gehouden, hebben volgens de voor lopige telling een bedrag van onge- voor f 12000 opgebracht. Zoals bekend is dit bedrag bestemd voor het Ruiterolympiade Fonds. tdtlk&ïA, tnidddL t*zqck v&Siboud&eirt

Peel en Maas | 1951 | | pagina 3