TWT.F.DT. BI.AD VAN PEEL EN MAAS
Kolentekort blijft dreigend
Per boot naar Argentinië.
Een brief
uit Korea.
Uit de geschiedenis
van Venray en omgeving.
Uit „Peel en Maas"
BEL BIJ BRAND
3 9 2
ZATERDAG 3 NOVEMBER 1«51 No. 44
TWEE EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
Aan de Nederlandse mijnen of de Neder
landse mijnwerker ligt het echter niet.
Onze kolenpositie is niet rooskleurig. Wij weten dit uit publicaties
van overheidswege en uit de waarschuwingen var. onze kolen-
experts. Het stookseizoen is weer begonnen en ongeveer een half
iaar lang wordt de kolenman een vaste leverancier voor zover er
geen wintervoorraad is gevormd. Zal hy ons steeds op onze wenken
kunnen bedienen of zullen wij nog eens letterlijk in de kou komen
te zitten
Wanneer de bovenstaande vraag in ons opkomt denken wij onwille
keurig terug aan de jaren van vóór de oorlog toen elke kolen-
leverancier voorraad in overvloed had. We hadden toen toch even
veel mijnen 1 Ook hier heeft zich onze slechte deviezenpositie doen
gelden terwijl ook de directe nadelige invloed van de oorlog ons
nu nog parten speelt.
Het valt ons veel moeilijker dan
voorheen om kolen te kopen in het
buitenland. Onze voorraad vreemde
betaalmiddelen was voor 1940 over
vloedig. Wij konden kopen waar we
wilden en zoveel we wilden. Beide
gunstige omstandigheden zijn thans
weggevallen. De eerste is bekend en
de tweede ontstond door de gewijzig
de grenzen in Europa en de gedaalde
productie in verschillende buurlanden.
Nemen wij Engeland als voorbeeld,
dan blijkt uit de cijfers dat de Britten
voor liefst 231.000 000 ton kolen pro
duceerden, waarvan 36 millioen ton
werd uitgevoerd o.a. naar Nederland.
De belangrijkste buur, Duitsland,
werd ernstig getroffen door het ver
leggen der Duits Poolse grens na 1945.
Voor de fatale oorlog kregen wij vijf
millioen ton kolen van onze ooster
buren. Thans veel minder. Ook Frank
rijk worstelt met een kolentekort
zodat ook van die zijde geen verbete
ring in onze positie is te verwach
ten.
Gelukkig bleken na het beëindigen
van de vijandelijkheden de V.S.
bereid te zijn kolen naar Europa te
zenden, maar het aanbod is onvol
doende en wordt over alle westelijke
landen gedistribueerd Bij de betaling
speelt het dollarprobleem een nadelige
rol. Bovendien vormen de hoge vracht
kosten der Amerikaanse kolen een
ernstig probleem. Deze bedragen wel
li tot 12 dollar per ton. De hoge
vervoersprys wordt vooral veroor
zaakt doordat de schepen in ballast
naar de V.S. moeten varen. De
Europese uitvoer naar Amerika is
weliswaar toegenomen maar bedraagt
nog steeds een fractie van onze
import uit de nieuwe wereld. Die
uitvoer naar het machtigste wereld
deel kan gemakkelijk door de vaste
lijndiensten worden verzorgd. Ook
zijn kolenschepen niet by voorkeur
geschikt voor vervoer voor andere
producten, zodat men hier voor een
vrijwel onoplosbaar geval staat.
Onze eigen kolen
De Nederlandse mynen zorgen voor
het grootste deel voor de productie
van industriekolen. Wy moeten dus
kolensoorten importeren, die duurder
zyn dan het exportproduct, zodat
hierdoor een nadelig saldo ontstaat.
Wy moeten daarom de oorzaak van
de kolenmisère niet allereerst zoeken
by onze mijnwerkers. Hun productie
nadert reeds de vooroorlogse. Zy be
droeg deze zomer reeds ruim 90 pet.
van die in 1938.
Hoezeer onze mijnwerkers zich be
wust zyn van hun grote verantwoor
delijkheid jegens ons volk bleek nog
duidelijk dit voorjaar toen men door
een extra productie ruim 2 millioen
dollars aan deviezen wist te bespa
ren.
De teruggang in de productie ont
stond in het verleden door het
vertrek van een groot aantal mijn
werkers naar andere beroepen groten
deels tengevolge van een vroeger
gevolgd jaagsysteem, dat grote onte
vredenheid wekte. Men zal er dan
ook in de toekomst voor moeten
waken niet door het invoeren van
dergelijke systemen de arbeiders uit
de kolenarbeid te verdrijven. Een
ongelimiteerd opvoeren van de pro
ductie is om twee redenen onmogelijk.
Enerzijds is de capaciteit van de
installaties op een bepaald productie
plan ingesteld en anderzijds is het
ongelimiteerde verhogen van de
productie ongewenst in verband met
de betrekkelijk geringe kolenreserves,
waarover wy beschikken. Voorlopig
kan men zeggen dat wij nog voor 80
tot loo jaar voorraad hebben. De
outillage van onze mijninstallaties is
overigens modern, zodat ook daar
niet naar het euvel behoeft te worden
gezocht.
De meest voor de hand liggende
oplossing van het kolenvraagstuk zou
kunnen worden gevonden in het
exploiteren van nieuwe mijnen in tot
nu toe onontgonnen streken. Wij
beschikken daar in Nederland wel
over o.a in de Peel en in de buurt
van Vlodrop.
Te diep en te dnnr
De kolen onder de Peel liggen
echter veel dieper dan in Zuid-
Limburg. By Heerlen en Kerkrade
delft men op een diepte van 250 tot
400 m, in de Peel zou men tot pl.m.
600 m moeten afdalen. Dit brengt
een kostenverhoging met zich.
Niet alleen moeten de schachten
en installaties worden gebouwd tot
een grotere diepte maar de mynwer-
kers moeten werken by hogere
temperaturen, zodat een arbeidsdag
van 8 uren niet meer kan worden
toegestaan. In de myn stijgt de
temperatuur voor elke 100 m met
ongeveer 4 graden. Wanneer men
een arbeidsdag van 6 uur zou tolere
ren op grotere diepte betekent dit
practisch een arbeidsdag van 4 tot
41/ï uur, want de tijd van afdalen in
en opstijgen uit de my'n moet worden
ingecalculeerd. Een lonende exploita
tie wordt by dergelijke kostenver
hogende factoren niet mogelijk ge
acht.
Bij Vlodrop is de hoeveelheid kolen
in het Nederlandse gebied te gering
om de bouw van een myn te recht
vaardigen. De kolenlagen zetten zich
voort in Duitse bodem en het zal
dus zaak zyn om met de Duitsers
tot een regeling te komen. Krachtens
een verdrag van 1920 hebben wy
het recht deze kolen van Nederlands
gebied af uit de grond te halen. De
concessie werd echter verleend aan
een particuliere maatschappij terwijl
de exploitatierechten op Nederlands
gebied in handen zijn van de staats
mijnen. Deze twee zullen elkaar dus
moeten vinden wil onze kolenpositie
verbeteren. In hoeverre deze nieuwe
my'n onze huisbrandpositie zal ten
goede komen kan nu nog niet worden
Armoede blijft troef
Alle factoren samengebundeld
leiden tot de conclusie dat onze
kolenpositie voor huisbrand voorlopig
niet veel zal kunnen verbeteren. Wy
moeten nu eenmaal bepaalde soorten
invoeren tegen hoge prijzen. Boven
dien ziet men van overheidswege het
kolenvraagstuk niet afzonderlijk.
Zou men bereid zijn een zelfstandig
kolenfonds te stichten, waaruit alle
aan- en verkoop van kolen werd ge
financierd dan pas zou men een.
ernstige poging kunnen wagen onze
kolenbalans rechtte trekken. Echter,
dit vraagstuk moet worden gezien
binnen het kader van onze gehele
armoede-economie die op grondstoffen-
gebied slechts spreekt van tekorten
en nog eens tekorten.
De propaganda die van de zyde
der regering wordt gemaakt om het
gebruik van kolen zoveel mogelijk te
beperken wijst er wel op dat wy in
een strenge winter met grote moei
lijkheden krijgen te kampen. Ieder
op zyn terrein doe het mogelijke om
het kolenprobleem zoveel mogelijk te
beperken.
Op Zaterdag 22 September vertrok
ken we dan met 25 man als voorpost
uit Chungu. Dit is vrywel een dode
stad. De hoofdweg is een al kuilen
en gaten en rechts en links daarvan
liggen stinkende puinhopen van hooi,
stro, hout enz., overblijfselen van wat
eens huizen waren.
Af en toe passeren we 'n haveloze
Koreaan, die ons stompzinnig aan
blyft staren en een snuffelende straat
hond. Dat rest van de oude stad. We
laten ze snel achter ons en de grote
Amerikaanse vrachtwagen voeren
ons door de berpassen en kalies, wat
kleine riviertjes zijn, waar bulldozers
een weg door gebaand hebben.
Tegen de middag gaat het wat
langzamer, want er moet nog al eens
dekking gezocht worden voor vyan-
delyk artillerievuur.
Om vier uur bereiken wij onze
kampeerplaats, een grote vallei, waar
0en,. bergstroompje door loopt. Echt
idylisch, als we niet in Korea zaten,
met in de buurt de Noord Koieanen
en Chinezen.
Parade-
We gaan aan het putten graven en
voor zover we tenten hebben, worden
die opgeslagen. Het is er nietprettig
want ondanks het feit, dat we tussen
de heuvels in liggen, kletst er zo nu
en dan een verdwaalde granaat in
onze buurt.
Iedereen heeft geweldige dorst en
als een van de jongens een jerrykan
water gehaald heeft uit de kalie,
steken wy de bekende benzinevuurtjes
aan en praten en kletsen maar om
de verschrikkelijk lange nachten door
te komen.
Iedereen is verdomd blij als de dag
weer aanbreekt en het wachten is
nu op het bataljon, dat tegen de
morgen arriveert.
Alles gaat direct aan het putten
graven en versterkingen maken en
het lijkt zo net op een DUWobject,
waaraan in accoord gewerkt wordt.
's Maandags hebben we eindelijk
rust. We horen en zien geen granaten
meer en zo wordt de dag doorgebracht
in zalig nietsdoen.
Dan krygen we bericht van een
grote oefening. In samenwerking met
een tankdivisie zullen we Dinsdag
een manoeuvre houden. Dat gaat op
zyn Amerikaans, alles tot in de punt
jes geregeld en een overvloed van
materiaal.
Die oefening duurt een hele week
en daar de alles doordringende regen
maar uit de grijze hemel blyft door
sijpelen, hoeft men niet te vragen,
hoe we Zaterdag 30 September in ons
bivak terugkomen. Ik geloof niet,
dat er by de hele compie een droge
draad te vinden is, terwijl we de
halve bodem van Korea op ons heb
ben hangen, zo zitten we onder de
modder.
Er is weinig geslapen in al die tijd
en meteen als we eindelijk eens een
paar uren willen gaan rusten, komt
bevel om ons klaar te maken voor
een algemene frontinspectie, van
niemand minder als generaal Bradly,
de opperste opperchef van Amerika.
Om 11 uur staat alles prima geheel
opgesteld. De modder is verdwenen
en voor ons, op een tentzeiltje, liggen
keurig gepoetst en opgestapeld het
weinige wat een soldaat te velde
het zijne mag noemen.
En immer blijft het regenen. Om
drie uur regent het nog en terwijl
alle soldaten het water in de schoenen
staat, arriveert Bradley dan, die heel
vluchtig langs iedere soldaat loopt
en hier en daar eens goedkeurend
knikt.
In een kwartier tijd is het afgelo
pen en het is maar goed, dat hij niet
gehoord heeft, wat er zoal verteld
werd. Maar ja, hy is ook niet de
schuld van de regen.
Naar het front
Op Maandag i October, waarop het
Oosterse Nieuwjaar valt, komt de
regimentsband van het 38e in de
stromende regen een concert geven
als afscheid van onze compie, van
het weinige comfort, wat we hier
nog hebben.
We gaan vertrekken naar de eerste
frontlinie, weg koffie, weg warm
eten en Dinsdags zijn we al aan het
trekken. In alle vroegte wordt er op
gebroken en met een half uur tus
senruimte starten de auto's.
Wy hebben geluk. Want het stuk,
dat de Nederlanders voor hun reke
ning moesten nemen, bleek door de
Chinezen al ontruimd onder achter
lating van doden en gewonden, die
achteloos h9r- en derwaarts over het
terrein liggen.
Van slapen komt die nacht weer
niets door het artillerie storingsvuur
van de batterijen en tanks van de
Amerikanen. De meesten van ons
liggen in een droge sloot of zoeken
bescherming tegen de nachtelijke
koude en granaatscherven in een
bom- of mortiertrechter.
's Morgens om 5 uur moeten we
op, om het terrein verder te zuiveren
van eventuele sluipschutters.
Op de heuvels liggen de lijken van
Amerikanen en Chinezen, de laatste
zijn meestal totaal verbrand in hun
bunkers door de napalmbommen, het
lopend vuur, zoals wy dat noemen,
die hier de Amerikanen weer eens
overvloedig hebben gebruikt.
Onze patrouille levert weinig nieuws
op en we voeren twee Chinezen af.
Soldaat Schuman loopt tydens deze
zuiveringspatrouille op een mijn en
mist zijn rechterbeen.
Lange tyd heeft hy in 't mijnenveld
gelegen voordat het materiaal er is,
om hem hieruit te kunnen halen. En
zo zitten we dan
in de bergen.
Het eten krygen we aangevoerd
met kleine bergpaardjes, die de Chi
nezen hebben achtergelaten.
Op Zaterdag 6 October beleven we
hier boven een ongewoon schouwspel.
Een lager gelegen heuvel wordt door
de Chinezen en Noord Koreanen aan
gevallen en verdedigd door de Ame
rikaanse Cie Impel Red.
De Amerikanen verdedigen zich als
duivels en hun luchtmacht en artil
lerie helpen uit alle macht. We zitten
met onze neus haast boven op het
gevecht en we zien dat de Chinezen
ondanks dat alles maar door blyven
trekken, onversaagd en niet klein te
krygen. En zo moeten na een uur of
acht de Amerikanen heuvel 785 (m)
prys geven en komen ook wy daar
door in een benarde positie. We
trekken ook terug en zo zien we dan
naast ons de vermoeide Amerikaanse
troepen gaan.
Tanks gecamoufleerd met takken
vervoeren de lijken, terwijl langs de
weg de Amerikamen hollen en rennen,
de meeste zonder wapenen of andere
uitrustingsstukken. Alles wordt nu
teruggetrokken in een vallei, waar
we worden hergegroepeerd.
De Nederlanders staan er zo'n beetje
bfj en hebben niet veel praats, want
het gerucht gaat, dat wy deze heuvel
zullen moeten heroveren. Het is
gelukkig maar gedeeltelijk waar.
Zondagmorgen in alle vroegte trekken
we op met de Amerikanen.
Aan de voet van de heuvel blyven
we achter, het is dan 9 uur en dan
beginnen de Amerikanen te vechten.
Geweldige slierten vliegtuigen nemen
do heuvel onder vuur, die brandt
als een fakkel. Om 2 uur is heuvel
785 veroverd. De Nederlanders kunnen
dan terugtrekken om nieuwe schoe
nen en kleding te krygen. Maandag
morgen trekken we dan op naar
heuvel 905.
Intussen hebben de Amerikaanse
pontoniers de wegen 's nachts weer
zo ver in orde gemaakt, dat de tanks
er over voort kunnen. Granaten en
mortiervuur omhullen deze heuvel,
die in Chinese handen is. Het is een
hel van geluiden en overal brandt
het. Om 2 uur trekken de CKinezén
zich terug en zijn we de trotse ver
overaars van deze heuvel. Echter niet
lang. Want de Chinezen hebben alle
bunkers, die zeer geniaal door hen
gebouwd zyn, totaal vernield Op
de heuvel zelf is een onbeschrijflijke
rommel. Overal liggen uitrusting
stukken, smeulend hout en overal
roepen gewonden. We zelf hebben
3 doden en ongeveer 20 gewonden.
Chinese list
Als we goed en wel boven op de
heuvel zyn krijgen we plotseling een
granaat- en artillerievuur, dat niet
mooi meer is. Nu eerst blijkt de list
der Chinezen. Ze zyn zonder meer
teruggetrokken en hebben hun mor
tieren van tevoren reeds ingesteld op
deze heuvel. Ze hebben hun oude
bunkers vernield, zodat er nu practisch
geen schuilplaats meer is en er dus
practisch alty'd pry's is voor hun
mortiervuur.
In een minimum van tyd is er dan
ook een geweldige verwarring, alles
loopt door elkaar te schreeuwen,
gewonden roepen om hulp, sommige
schorten in de wilde weg, kortom
iedereen is zyn hoofd kwyt. Vlieg-
tuigsteun wordt radiografisch aange
vraagd en voordat deze er is zyn er
al verschillende doden en veel ge
wonden gevallen.
Na ongeveer twee uren, het leek
wel een dag werd het kalmer. De
vliegtuigen hadden hun werk weer
gedaan.
In het donker moeten de doden
en gewonden vervoerd worden Zelfs
de kok en de administrateur van de
staf werken mede. Tegenover ons op
de andere heuvel zien we de ontelbare
lichtjes van de Chinese vuurtjes en
ook wy hebben onze benzinestoven
alweer aan. We zitten hierby stil te
kyken en niemand zegt er iets. Om
een uur komt het bevel alle vuren
te doven, daar hierop onherroepelijk
door vliegtuigen geschoten zal worden.
We hebben onze vuurtjes ternauwer
nood uitgemaakt, of daar horen we
de Amerikaanse vliegtuigen reeds
komen en even daarna horen we het
getok der mitrailleurs op de heuvel
tegenover ons. Ook daar doven de
vuren maar de vliegtuigen blyven
schieten. Onze mannen zeggen niet
vesl. De meeste van ons zyn down
en moedeloos, daarbij is er geen eten
en drinken.
's Anderdaags zyn we in stromende
regen weer aan het bunkers graven
en om de tien minuten moeten we
tegen de grond want de Chinezen
schieten nog altijd mirakel goed. Als
we onze bunkers klaar hebben, staan
ze half vol water.
Zo staan we dan de hele dag in
het water en het is onbegrijpelijk
hoeveel een mens verdragon kan.
Weer is er geen eten en zelfs geen
sigaret.
De Chinezen aan de andere kant
schijnen om dit pokkenweer niets te
geven en als men hun kleding ziet
en uitrustiDg dan zyn we echte
meneertjes, maar we hebben veel
gauwer de bibberatie te pakken, als
zy, die schijnbaar nooit enig comfort
genoten hebben.
Het wordt Donderdag eer er droge
kleding komt en wat warm eten.
Vrijdags gaan we „der Weg Zuruck",
de Amerikamen komen ons aflossen.
Als afscheidsgroet schieten we onze
geweren leeg naar de andere heuvel,
waar de Chinezen liggen, die keiharde
kerels, die een moordadige terrein
kennis hebben en stukken listiger
zyn dan welke militair van de United
Nations ook, maar die uiteindelijk
er toch aan moeten.
Daar zullen de Nederlanders hun
steentje aan bydrageji. We trekken
naar een nieuwe sector met nieuwe
gebeurtenissen, maar daarover een
volgende maal.
HENDRIK AARTS
TOOr 50 jaren terug
No. Tan 2 Not. 1901
Met nog een paar inwoners van
Venray en een van Overloon uitge
gaan zijnde werd de arbeider A.
Jansbeek op 28 Occober ernstig door
een schot getroffen op het Jachtgebied
van het kasteel „de Hatert" onder
Vierlingsbeek.
Onder de leden van de schut
terij «Het Zandakker" werd een
onderlinge wedstrijd georganiseerd
met het geweer op de schiethoorn.
De prijzen drie konijnen weiden
behaald door L. Potten, M. Dreessen
en W. Kateman, die allen twee pun
ten in twee schoten behaalden.
Door de heer V. Fonck werd
op de toren van de parochiekerk een
nieuwe bliksemafleider geplaatst.
Aangekondigd wordt de ver
schijning van de Sint Antonius-
Almanak.
Gerlach Spee, Frontespiesstraat,
bericht de opening van een Brood-,
Koek- en Banketbakkerij.
By de landbouwer Gr. te Broek
huizen veroorzaakte een kat brand.
„Gelukkig had de meid spoedig een
emmer water by de hand, waarmede
zy de reeds opgaande vlammen kon
blus8chen en tevens de kat van een
wissen dood redde."
Een zwaar getroffen familie
Wij drukken hier een bidprentje af
van het jaar 1868. Onze Lieve Heer
heeft toen de familie van Hout wel
zwaar getroffen
JEZUS f MARIA f JOSEPH
Bid voor de ziel van zaliger
MARTINI'S TAN HOUT
lid van de H. Familie
na een smartvol lyden van enige
dagen, voorzien met de laatste H.H.
Sacramenten, godviuchtig in den
Heer overleden, te Venray, den 9
Sept. 1868, oud 64 jaar
Alsmede
voor de zielen van VIJF zyner kin
deren, die allen, na een smartelijk
en geduldig lyden, voorzien met de
laatste H. H. Sacramenten, god
vruchtig in den Heer overleden zyn,
te Venray. Te weten
Maria Anna,
lid van de congregatie der Onbevl.
Ontv. van Maria, den 12 Augustus
1868, 30 jaar.
Joanna Carolina
lid van de congregatie der Onbevl.
Ontv. van Maria, 9 November 1868,
oud 25 jaar.
Augnstinns,
den 11 November 1868, oud 20 jaar.
Joseph,
den 17 November 1868, oud 23 jaar.
Maria,
lid van de congregatie der Onbevl.
Ontvangenis van Maria, den 12
December 1868, oud 35 jaar.
Gy, zwaar beproefde vrouw,
ochkus de hand van God,
Die u reeds zesmaal trof,
en troost u in uw lot.
God gaf God nam
aanbid zyn heilig welbehagen;
Betrouw op Hem, Hij zal uw
zorgen met u dragen.
Gy, kindren, die de Heer
nog by uw moeder laat,
Weest hare steun en troost,
zoolang uw adem gaat.
Blyft allen God getrouw,
bemint elkander teeder;
Dan zien we elkaar by God,
om nooit te scheiden, weder.
Onze Vader Wees Gegroet.
Geloofd zy Jezus en MariaAmen.
Sint Willibrorduafeesten
te Geijsteren in 1896
Van 4—8 November 1896 werden
in Geijsteren grote feesten gevierd.
Met heilige wedijver hadden de in
woners samengewerkt om de aloude
Sint Willibrordus-kapel te herstellen.
Pastoor Hubert us Reynders, spande
er zich met kracht voor; hy mocht zich
verheugen over de edelmoedige mede
werking van Caspar, baron de Weichs
Na een eindeloze berg van papieren
en allerlei formulieren ingevuld te
hebben, na op acht verschillende
wijze gefotografeerd te zyn, na voor
drie doktoren to zyn verschenen en
na op een twintigtal bureaux te zyn
geweest, kon myn reis naar 't verre
Argentinië beginnen.
Ondanks het vele geloop van her
naar der, moet ik eerlijk zeggen, dat
men my alle hulp geboden heeft en
dat ik, ondanks alle formulieren en
ondanks al het papier, steeds een
prettige herinnering zal bewaren aan
diegenen, die by dit in Nederland nu
eenmaal nodig schijnende proces, my
hun hulp en steun gegeven hebben.
Niet in het minst de ambtenaren
op ons gemeentehuis, die zeer coulant
waren.
Maar op 16 Augustus was het dan
zo ver, dat ik Nederland vaarwel zou
zeggen en dat ik op de kade in
Rotterdam afscheid nam van familie
en vrienden, om de grote oversteek
te beginnen.
Eerst zouden we naar Londen varen
en ik moet bekennen hem nogal te
knijpen voor de zeeziekte. De nodige
pillen en poeiers, die ik als afweer
hiertegen had meegenomen, heb ik
echter niet behoeven te gebruiken en
last van zeeziekte heb ik niet gehad.
Op de oversteekboot had ik geen
prettige hut, er was totaal geen
patrijspoort in, maar 's avonds in de
eetzaal kwam ik naast een Noor te
zitten, na wat gepraat te hebben (hoe
bestaat het, een Hollander en een
Noor) en maar kletsen, kreeg ik, met
behulp van twee Bolsjes het gedaan,
dat hy myn hut pakte en ik de zyne,
en na deze verhuispartij begon myn
eerste nacht op zee, de eerste van
een dertigtal.
Om 5 uur 's morgens was ik er
weer uit en zagen we het prachtige
landschap van Kent by zonsopgang
Om goed 9 uur lagen we in de haven
van Tilbury, vanwaar de trein naar
Londen vertrok.
Myn ervaring zal wel hetzelfde
zyn als die van alle emigranten,
langzaam maar zeker kryg je het
gevoel in je hemmetje te komen staan
want langzaam maar zeker valt het
oude en vertrouwde terug en je
staat te kyken met je mond vol
tanden, want de eerste de beste
politieagent, die je de weg vraagt,
hangt zulk een onbegrijpelijk ver
haal op, dat je plotseling beseft in
een ander land te zyn met een andere
de Wenne en de steun van al zyn
parochianen.
Op 4 November 1896 werd de her
stelde kapel door Deken L. Janssens
van Horst ingezegend. De Pastoor
droeg dan er het H. Misoffer op.
Op 7 November zong F.J. Heynen,
kapelaan te Wanssum, er de plechtige
Hoogmis; P. Gardiaan van Venray
hield de feestpreek.
Op 8 November Zondag werd
de hoogmis gecelebreerd door de
Deken van Horst met assistentie van
kapelaan M. J. Janssen uit Well en
Rector Fr. Cremers van de Smakt.
De feestrede zou gehouden worden
door Dr. Ant. Geurts, maar wegens
zyn ongesteldheid geschiedde het door
P. Hugo Thieman O F.M.
De Sint Willibrordusgilde was die
dag zeer actief.
Nicolaas van den Berg
Deze werd geboren te Oostrum, 13
September 1869, als zoon van Willem
van den Berg en Anna Gertrudis
Michela.
Hy werd io Maart 1894 priester
gewyd te Roermond en was o.a. ka
pelaan te Blitterswyck en te Aflferden.
Blitterswijek
Jonkvrouw Arkenrade van Blitters
wyck wilde trouwen met Dire van
Bronckhorst. Voor Johan Vighe,
pastoor te Nijmegen, stelden zy op
5 December 1473 de huwelijksvoor
waarden vast.
o—
Als pastoor komt in 1541 en nog
in 1557 voor Theodorus in gen Hesken.
In 1584 overleed Pastoor Reinier
Kronenbergh.
Be Leunse molen
De molen brandde omstreeks 1776
af.
In hun hoedanigheid van provisoren
v.d. parochiekerk vroegen de Schepe
nen van Venray aan Mgr. Philippus
Damianus van Hoensbroeck, Bisschop
van Roermond, die in 1776 kerk
visitatie te Venray hield, verlof om
gelden op te nemen tot wederopbouw
van de molen.
De Bisschap verleende 22 November
1776 verlof, maar stelde als voorwaarde
dat hem een staat van de opgenomen
gelden gezonden werd, alsook een op
gave waaraan de gelden besteed
zouden worden.
Op 21 Juli 1778 zond L. Verblackt,
secretaris in naeme van de Schepenen
qualitate quadegewenste documenten.
Daaruit blykt, dat verscheidene in
woners worden opgenomen 9575
Kleetse gulden. Tevens werd een
staat overgelegd van uitgegeven „pen
ningen"; totffel bedroeg daarvoor de
som 9881 guldenen 11 stuivers Cleefs.
De toen weer opgebouwde molen
werd in 1018 afgebroken.
caal, met andere gewoonten, kortom
dat je niet in Venray staat en wee
degene, die deze stap niet nemen
kan.
Met veel handgezwaai en soms
beenbewegingen kreeg ik het toch
zover, dat ik de troin naar Londen
had en enkele uren daarna stond ik
midden in de wereldstad Londen,
een van de duizenden mensen, die
hier door elkaar krioelen.
Het was schitterend weer en daar
van hebben we geprofiteerd om deze
mooie, maar door de oorlog zwaar
geteisterde stad eens te bekijken
boven op een twee deks-bus. De pry-
zen zyn schrikbarend hoog en de
arbeiders leven er in vergelijking
met de Nederlandse arbeiders erbar
melijk slecht. Dit zyn twee dingen,
die je op een doodgewone dag in
Londen direct opmerkt.
Het eten in het hotel is ook niet
byster, van vlees is niets te bespeuren
en men moet het met vis doen, die
niet bepaald fyn smaakt en boven
dien duyr is. Ik heb ook nog een
klein stukje gezien van de grote
tentoonstelling, maar een korte be
schrijving hiervan kost te veel ruimte
en is trouwens overbodig.
Zaterdag ging het weer terug naar
Tilbury en 11a enig zoeken vond ik
de Higland Princess waarmee de reis
naar Argentië zal beginnen.
De Engelse douane is al niet veel
vlotter als de Nederlandse en het
duurde een hele tyd voordat ik in
myn paspoort de ise stempel in ont
vangst kon nemen. De boot was men
druk aan het laden en toen de eerste
fluit klonk als teken, dat we over
een uur zouden vertrekken, begon er
6en hels spektakel, daar de boot
werkers schreeuwden, dat ze niet
op tyd klaar zouden zyn.
Toen een uur daarna echter voor
de derde maal de fluit weerklonk,
was men klaar en kon de reis
beginnen.
Spaanse harens
Toen ik me by de steward ver
voegde voor myn hut, zag ik, dathy
een flink blauw oog had en enige
pleisters op zyn gezicht. Nadat ik
myn hut wat had ingericht en weer
naar buiten kwam, trof ik 'n matroos,
die ook al een blauw oog en de nodige
pleisters had. Laat ik eerlijk zeggen,
dat ik het er toen niet meer op had,
al was dan het overige personeel vrij
gaaf.
Het schip zelf was buitengewoon