TWT.F.DT. BI.AD VAN PEEL EN MAAS Kolentekort blijft dreigend Per boot naar Argentinië. Een brief uit Korea. Uit de geschiedenis van Venray en omgeving. Uit „Peel en Maas" BEL BIJ BRAND 3 9 2 ZATERDAG 3 NOVEMBER 1«51 No. 44 TWEE EN ZEVENTIGSTE JAARGANG Aan de Nederlandse mijnen of de Neder landse mijnwerker ligt het echter niet. Onze kolenpositie is niet rooskleurig. Wij weten dit uit publicaties van overheidswege en uit de waarschuwingen var. onze kolen- experts. Het stookseizoen is weer begonnen en ongeveer een half iaar lang wordt de kolenman een vaste leverancier voor zover er geen wintervoorraad is gevormd. Zal hy ons steeds op onze wenken kunnen bedienen of zullen wij nog eens letterlijk in de kou komen te zitten Wanneer de bovenstaande vraag in ons opkomt denken wij onwille keurig terug aan de jaren van vóór de oorlog toen elke kolen- leverancier voorraad in overvloed had. We hadden toen toch even veel mijnen 1 Ook hier heeft zich onze slechte deviezenpositie doen gelden terwijl ook de directe nadelige invloed van de oorlog ons nu nog parten speelt. Het valt ons veel moeilijker dan voorheen om kolen te kopen in het buitenland. Onze voorraad vreemde betaalmiddelen was voor 1940 over vloedig. Wij konden kopen waar we wilden en zoveel we wilden. Beide gunstige omstandigheden zijn thans weggevallen. De eerste is bekend en de tweede ontstond door de gewijzig de grenzen in Europa en de gedaalde productie in verschillende buurlanden. Nemen wij Engeland als voorbeeld, dan blijkt uit de cijfers dat de Britten voor liefst 231.000 000 ton kolen pro duceerden, waarvan 36 millioen ton werd uitgevoerd o.a. naar Nederland. De belangrijkste buur, Duitsland, werd ernstig getroffen door het ver leggen der Duits Poolse grens na 1945. Voor de fatale oorlog kregen wij vijf millioen ton kolen van onze ooster buren. Thans veel minder. Ook Frank rijk worstelt met een kolentekort zodat ook van die zijde geen verbete ring in onze positie is te verwach ten. Gelukkig bleken na het beëindigen van de vijandelijkheden de V.S. bereid te zijn kolen naar Europa te zenden, maar het aanbod is onvol doende en wordt over alle westelijke landen gedistribueerd Bij de betaling speelt het dollarprobleem een nadelige rol. Bovendien vormen de hoge vracht kosten der Amerikaanse kolen een ernstig probleem. Deze bedragen wel li tot 12 dollar per ton. De hoge vervoersprys wordt vooral veroor zaakt doordat de schepen in ballast naar de V.S. moeten varen. De Europese uitvoer naar Amerika is weliswaar toegenomen maar bedraagt nog steeds een fractie van onze import uit de nieuwe wereld. Die uitvoer naar het machtigste wereld deel kan gemakkelijk door de vaste lijndiensten worden verzorgd. Ook zijn kolenschepen niet by voorkeur geschikt voor vervoer voor andere producten, zodat men hier voor een vrijwel onoplosbaar geval staat. Onze eigen kolen De Nederlandse mynen zorgen voor het grootste deel voor de productie van industriekolen. Wy moeten dus kolensoorten importeren, die duurder zyn dan het exportproduct, zodat hierdoor een nadelig saldo ontstaat. Wy moeten daarom de oorzaak van de kolenmisère niet allereerst zoeken by onze mijnwerkers. Hun productie nadert reeds de vooroorlogse. Zy be droeg deze zomer reeds ruim 90 pet. van die in 1938. Hoezeer onze mijnwerkers zich be wust zyn van hun grote verantwoor delijkheid jegens ons volk bleek nog duidelijk dit voorjaar toen men door een extra productie ruim 2 millioen dollars aan deviezen wist te bespa ren. De teruggang in de productie ont stond in het verleden door het vertrek van een groot aantal mijn werkers naar andere beroepen groten deels tengevolge van een vroeger gevolgd jaagsysteem, dat grote onte vredenheid wekte. Men zal er dan ook in de toekomst voor moeten waken niet door het invoeren van dergelijke systemen de arbeiders uit de kolenarbeid te verdrijven. Een ongelimiteerd opvoeren van de pro ductie is om twee redenen onmogelijk. Enerzijds is de capaciteit van de installaties op een bepaald productie plan ingesteld en anderzijds is het ongelimiteerde verhogen van de productie ongewenst in verband met de betrekkelijk geringe kolenreserves, waarover wy beschikken. Voorlopig kan men zeggen dat wij nog voor 80 tot loo jaar voorraad hebben. De outillage van onze mijninstallaties is overigens modern, zodat ook daar niet naar het euvel behoeft te worden gezocht. De meest voor de hand liggende oplossing van het kolenvraagstuk zou kunnen worden gevonden in het exploiteren van nieuwe mijnen in tot nu toe onontgonnen streken. Wij beschikken daar in Nederland wel over o.a in de Peel en in de buurt van Vlodrop. Te diep en te dnnr De kolen onder de Peel liggen echter veel dieper dan in Zuid- Limburg. By Heerlen en Kerkrade delft men op een diepte van 250 tot 400 m, in de Peel zou men tot pl.m. 600 m moeten afdalen. Dit brengt een kostenverhoging met zich. Niet alleen moeten de schachten en installaties worden gebouwd tot een grotere diepte maar de mynwer- kers moeten werken by hogere temperaturen, zodat een arbeidsdag van 8 uren niet meer kan worden toegestaan. In de myn stijgt de temperatuur voor elke 100 m met ongeveer 4 graden. Wanneer men een arbeidsdag van 6 uur zou tolere ren op grotere diepte betekent dit practisch een arbeidsdag van 4 tot 41/ï uur, want de tijd van afdalen in en opstijgen uit de my'n moet worden ingecalculeerd. Een lonende exploita tie wordt by dergelijke kostenver hogende factoren niet mogelijk ge acht. Bij Vlodrop is de hoeveelheid kolen in het Nederlandse gebied te gering om de bouw van een myn te recht vaardigen. De kolenlagen zetten zich voort in Duitse bodem en het zal dus zaak zyn om met de Duitsers tot een regeling te komen. Krachtens een verdrag van 1920 hebben wy het recht deze kolen van Nederlands gebied af uit de grond te halen. De concessie werd echter verleend aan een particuliere maatschappij terwijl de exploitatierechten op Nederlands gebied in handen zijn van de staats mijnen. Deze twee zullen elkaar dus moeten vinden wil onze kolenpositie verbeteren. In hoeverre deze nieuwe my'n onze huisbrandpositie zal ten goede komen kan nu nog niet worden Armoede blijft troef Alle factoren samengebundeld leiden tot de conclusie dat onze kolenpositie voor huisbrand voorlopig niet veel zal kunnen verbeteren. Wy moeten nu eenmaal bepaalde soorten invoeren tegen hoge prijzen. Boven dien ziet men van overheidswege het kolenvraagstuk niet afzonderlijk. Zou men bereid zijn een zelfstandig kolenfonds te stichten, waaruit alle aan- en verkoop van kolen werd ge financierd dan pas zou men een. ernstige poging kunnen wagen onze kolenbalans rechtte trekken. Echter, dit vraagstuk moet worden gezien binnen het kader van onze gehele armoede-economie die op grondstoffen- gebied slechts spreekt van tekorten en nog eens tekorten. De propaganda die van de zyde der regering wordt gemaakt om het gebruik van kolen zoveel mogelijk te beperken wijst er wel op dat wy in een strenge winter met grote moei lijkheden krijgen te kampen. Ieder op zyn terrein doe het mogelijke om het kolenprobleem zoveel mogelijk te beperken. Op Zaterdag 22 September vertrok ken we dan met 25 man als voorpost uit Chungu. Dit is vrywel een dode stad. De hoofdweg is een al kuilen en gaten en rechts en links daarvan liggen stinkende puinhopen van hooi, stro, hout enz., overblijfselen van wat eens huizen waren. Af en toe passeren we 'n haveloze Koreaan, die ons stompzinnig aan blyft staren en een snuffelende straat hond. Dat rest van de oude stad. We laten ze snel achter ons en de grote Amerikaanse vrachtwagen voeren ons door de berpassen en kalies, wat kleine riviertjes zijn, waar bulldozers een weg door gebaand hebben. Tegen de middag gaat het wat langzamer, want er moet nog al eens dekking gezocht worden voor vyan- delyk artillerievuur. Om vier uur bereiken wij onze kampeerplaats, een grote vallei, waar 0en,. bergstroompje door loopt. Echt idylisch, als we niet in Korea zaten, met in de buurt de Noord Koieanen en Chinezen. Parade- We gaan aan het putten graven en voor zover we tenten hebben, worden die opgeslagen. Het is er nietprettig want ondanks het feit, dat we tussen de heuvels in liggen, kletst er zo nu en dan een verdwaalde granaat in onze buurt. Iedereen heeft geweldige dorst en als een van de jongens een jerrykan water gehaald heeft uit de kalie, steken wy de bekende benzinevuurtjes aan en praten en kletsen maar om de verschrikkelijk lange nachten door te komen. Iedereen is verdomd blij als de dag weer aanbreekt en het wachten is nu op het bataljon, dat tegen de morgen arriveert. Alles gaat direct aan het putten graven en versterkingen maken en het lijkt zo net op een DUWobject, waaraan in accoord gewerkt wordt. 's Maandags hebben we eindelijk rust. We horen en zien geen granaten meer en zo wordt de dag doorgebracht in zalig nietsdoen. Dan krygen we bericht van een grote oefening. In samenwerking met een tankdivisie zullen we Dinsdag een manoeuvre houden. Dat gaat op zyn Amerikaans, alles tot in de punt jes geregeld en een overvloed van materiaal. Die oefening duurt een hele week en daar de alles doordringende regen maar uit de grijze hemel blyft door sijpelen, hoeft men niet te vragen, hoe we Zaterdag 30 September in ons bivak terugkomen. Ik geloof niet, dat er by de hele compie een droge draad te vinden is, terwijl we de halve bodem van Korea op ons heb ben hangen, zo zitten we onder de modder. Er is weinig geslapen in al die tijd en meteen als we eindelijk eens een paar uren willen gaan rusten, komt bevel om ons klaar te maken voor een algemene frontinspectie, van niemand minder als generaal Bradly, de opperste opperchef van Amerika. Om 11 uur staat alles prima geheel opgesteld. De modder is verdwenen en voor ons, op een tentzeiltje, liggen keurig gepoetst en opgestapeld het weinige wat een soldaat te velde het zijne mag noemen. En immer blijft het regenen. Om drie uur regent het nog en terwijl alle soldaten het water in de schoenen staat, arriveert Bradley dan, die heel vluchtig langs iedere soldaat loopt en hier en daar eens goedkeurend knikt. In een kwartier tijd is het afgelo pen en het is maar goed, dat hij niet gehoord heeft, wat er zoal verteld werd. Maar ja, hy is ook niet de schuld van de regen. Naar het front Op Maandag i October, waarop het Oosterse Nieuwjaar valt, komt de regimentsband van het 38e in de stromende regen een concert geven als afscheid van onze compie, van het weinige comfort, wat we hier nog hebben. We gaan vertrekken naar de eerste frontlinie, weg koffie, weg warm eten en Dinsdags zijn we al aan het trekken. In alle vroegte wordt er op gebroken en met een half uur tus senruimte starten de auto's. Wy hebben geluk. Want het stuk, dat de Nederlanders voor hun reke ning moesten nemen, bleek door de Chinezen al ontruimd onder achter lating van doden en gewonden, die achteloos h9r- en derwaarts over het terrein liggen. Van slapen komt die nacht weer niets door het artillerie storingsvuur van de batterijen en tanks van de Amerikanen. De meesten van ons liggen in een droge sloot of zoeken bescherming tegen de nachtelijke koude en granaatscherven in een bom- of mortiertrechter. 's Morgens om 5 uur moeten we op, om het terrein verder te zuiveren van eventuele sluipschutters. Op de heuvels liggen de lijken van Amerikanen en Chinezen, de laatste zijn meestal totaal verbrand in hun bunkers door de napalmbommen, het lopend vuur, zoals wy dat noemen, die hier de Amerikanen weer eens overvloedig hebben gebruikt. Onze patrouille levert weinig nieuws op en we voeren twee Chinezen af. Soldaat Schuman loopt tydens deze zuiveringspatrouille op een mijn en mist zijn rechterbeen. Lange tyd heeft hy in 't mijnenveld gelegen voordat het materiaal er is, om hem hieruit te kunnen halen. En zo zitten we dan in de bergen. Het eten krygen we aangevoerd met kleine bergpaardjes, die de Chi nezen hebben achtergelaten. Op Zaterdag 6 October beleven we hier boven een ongewoon schouwspel. Een lager gelegen heuvel wordt door de Chinezen en Noord Koreanen aan gevallen en verdedigd door de Ame rikaanse Cie Impel Red. De Amerikanen verdedigen zich als duivels en hun luchtmacht en artil lerie helpen uit alle macht. We zitten met onze neus haast boven op het gevecht en we zien dat de Chinezen ondanks dat alles maar door blyven trekken, onversaagd en niet klein te krygen. En zo moeten na een uur of acht de Amerikanen heuvel 785 (m) prys geven en komen ook wy daar door in een benarde positie. We trekken ook terug en zo zien we dan naast ons de vermoeide Amerikaanse troepen gaan. Tanks gecamoufleerd met takken vervoeren de lijken, terwijl langs de weg de Amerikamen hollen en rennen, de meeste zonder wapenen of andere uitrustingsstukken. Alles wordt nu teruggetrokken in een vallei, waar we worden hergegroepeerd. De Nederlanders staan er zo'n beetje bfj en hebben niet veel praats, want het gerucht gaat, dat wy deze heuvel zullen moeten heroveren. Het is gelukkig maar gedeeltelijk waar. Zondagmorgen in alle vroegte trekken we op met de Amerikanen. Aan de voet van de heuvel blyven we achter, het is dan 9 uur en dan beginnen de Amerikanen te vechten. Geweldige slierten vliegtuigen nemen do heuvel onder vuur, die brandt als een fakkel. Om 2 uur is heuvel 785 veroverd. De Nederlanders kunnen dan terugtrekken om nieuwe schoe nen en kleding te krygen. Maandag morgen trekken we dan op naar heuvel 905. Intussen hebben de Amerikaanse pontoniers de wegen 's nachts weer zo ver in orde gemaakt, dat de tanks er over voort kunnen. Granaten en mortiervuur omhullen deze heuvel, die in Chinese handen is. Het is een hel van geluiden en overal brandt het. Om 2 uur trekken de CKinezén zich terug en zijn we de trotse ver overaars van deze heuvel. Echter niet lang. Want de Chinezen hebben alle bunkers, die zeer geniaal door hen gebouwd zyn, totaal vernield Op de heuvel zelf is een onbeschrijflijke rommel. Overal liggen uitrusting stukken, smeulend hout en overal roepen gewonden. We zelf hebben 3 doden en ongeveer 20 gewonden. Chinese list Als we goed en wel boven op de heuvel zyn krijgen we plotseling een granaat- en artillerievuur, dat niet mooi meer is. Nu eerst blijkt de list der Chinezen. Ze zyn zonder meer teruggetrokken en hebben hun mor tieren van tevoren reeds ingesteld op deze heuvel. Ze hebben hun oude bunkers vernield, zodat er nu practisch geen schuilplaats meer is en er dus practisch alty'd pry's is voor hun mortiervuur. In een minimum van tyd is er dan ook een geweldige verwarring, alles loopt door elkaar te schreeuwen, gewonden roepen om hulp, sommige schorten in de wilde weg, kortom iedereen is zyn hoofd kwyt. Vlieg- tuigsteun wordt radiografisch aange vraagd en voordat deze er is zyn er al verschillende doden en veel ge wonden gevallen. Na ongeveer twee uren, het leek wel een dag werd het kalmer. De vliegtuigen hadden hun werk weer gedaan. In het donker moeten de doden en gewonden vervoerd worden Zelfs de kok en de administrateur van de staf werken mede. Tegenover ons op de andere heuvel zien we de ontelbare lichtjes van de Chinese vuurtjes en ook wy hebben onze benzinestoven alweer aan. We zitten hierby stil te kyken en niemand zegt er iets. Om een uur komt het bevel alle vuren te doven, daar hierop onherroepelijk door vliegtuigen geschoten zal worden. We hebben onze vuurtjes ternauwer nood uitgemaakt, of daar horen we de Amerikaanse vliegtuigen reeds komen en even daarna horen we het getok der mitrailleurs op de heuvel tegenover ons. Ook daar doven de vuren maar de vliegtuigen blyven schieten. Onze mannen zeggen niet vesl. De meeste van ons zyn down en moedeloos, daarbij is er geen eten en drinken. 's Anderdaags zyn we in stromende regen weer aan het bunkers graven en om de tien minuten moeten we tegen de grond want de Chinezen schieten nog altijd mirakel goed. Als we onze bunkers klaar hebben, staan ze half vol water. Zo staan we dan de hele dag in het water en het is onbegrijpelijk hoeveel een mens verdragon kan. Weer is er geen eten en zelfs geen sigaret. De Chinezen aan de andere kant schijnen om dit pokkenweer niets te geven en als men hun kleding ziet en uitrustiDg dan zyn we echte meneertjes, maar we hebben veel gauwer de bibberatie te pakken, als zy, die schijnbaar nooit enig comfort genoten hebben. Het wordt Donderdag eer er droge kleding komt en wat warm eten. Vrijdags gaan we „der Weg Zuruck", de Amerikamen komen ons aflossen. Als afscheidsgroet schieten we onze geweren leeg naar de andere heuvel, waar de Chinezen liggen, die keiharde kerels, die een moordadige terrein kennis hebben en stukken listiger zyn dan welke militair van de United Nations ook, maar die uiteindelijk er toch aan moeten. Daar zullen de Nederlanders hun steentje aan bydrageji. We trekken naar een nieuwe sector met nieuwe gebeurtenissen, maar daarover een volgende maal. HENDRIK AARTS TOOr 50 jaren terug No. Tan 2 Not. 1901 Met nog een paar inwoners van Venray en een van Overloon uitge gaan zijnde werd de arbeider A. Jansbeek op 28 Occober ernstig door een schot getroffen op het Jachtgebied van het kasteel „de Hatert" onder Vierlingsbeek. Onder de leden van de schut terij «Het Zandakker" werd een onderlinge wedstrijd georganiseerd met het geweer op de schiethoorn. De prijzen drie konijnen weiden behaald door L. Potten, M. Dreessen en W. Kateman, die allen twee pun ten in twee schoten behaalden. Door de heer V. Fonck werd op de toren van de parochiekerk een nieuwe bliksemafleider geplaatst. Aangekondigd wordt de ver schijning van de Sint Antonius- Almanak. Gerlach Spee, Frontespiesstraat, bericht de opening van een Brood-, Koek- en Banketbakkerij. By de landbouwer Gr. te Broek huizen veroorzaakte een kat brand. „Gelukkig had de meid spoedig een emmer water by de hand, waarmede zy de reeds opgaande vlammen kon blus8chen en tevens de kat van een wissen dood redde." Een zwaar getroffen familie Wij drukken hier een bidprentje af van het jaar 1868. Onze Lieve Heer heeft toen de familie van Hout wel zwaar getroffen JEZUS f MARIA f JOSEPH Bid voor de ziel van zaliger MARTINI'S TAN HOUT lid van de H. Familie na een smartvol lyden van enige dagen, voorzien met de laatste H.H. Sacramenten, godviuchtig in den Heer overleden, te Venray, den 9 Sept. 1868, oud 64 jaar Alsmede voor de zielen van VIJF zyner kin deren, die allen, na een smartelijk en geduldig lyden, voorzien met de laatste H. H. Sacramenten, god vruchtig in den Heer overleden zyn, te Venray. Te weten Maria Anna, lid van de congregatie der Onbevl. Ontv. van Maria, den 12 Augustus 1868, 30 jaar. Joanna Carolina lid van de congregatie der Onbevl. Ontv. van Maria, 9 November 1868, oud 25 jaar. Augnstinns, den 11 November 1868, oud 20 jaar. Joseph, den 17 November 1868, oud 23 jaar. Maria, lid van de congregatie der Onbevl. Ontvangenis van Maria, den 12 December 1868, oud 35 jaar. Gy, zwaar beproefde vrouw, ochkus de hand van God, Die u reeds zesmaal trof, en troost u in uw lot. God gaf God nam aanbid zyn heilig welbehagen; Betrouw op Hem, Hij zal uw zorgen met u dragen. Gy, kindren, die de Heer nog by uw moeder laat, Weest hare steun en troost, zoolang uw adem gaat. Blyft allen God getrouw, bemint elkander teeder; Dan zien we elkaar by God, om nooit te scheiden, weder. Onze Vader Wees Gegroet. Geloofd zy Jezus en MariaAmen. Sint Willibrorduafeesten te Geijsteren in 1896 Van 4—8 November 1896 werden in Geijsteren grote feesten gevierd. Met heilige wedijver hadden de in woners samengewerkt om de aloude Sint Willibrordus-kapel te herstellen. Pastoor Hubert us Reynders, spande er zich met kracht voor; hy mocht zich verheugen over de edelmoedige mede werking van Caspar, baron de Weichs Na een eindeloze berg van papieren en allerlei formulieren ingevuld te hebben, na op acht verschillende wijze gefotografeerd te zyn, na voor drie doktoren to zyn verschenen en na op een twintigtal bureaux te zyn geweest, kon myn reis naar 't verre Argentinië beginnen. Ondanks het vele geloop van her naar der, moet ik eerlijk zeggen, dat men my alle hulp geboden heeft en dat ik, ondanks alle formulieren en ondanks al het papier, steeds een prettige herinnering zal bewaren aan diegenen, die by dit in Nederland nu eenmaal nodig schijnende proces, my hun hulp en steun gegeven hebben. Niet in het minst de ambtenaren op ons gemeentehuis, die zeer coulant waren. Maar op 16 Augustus was het dan zo ver, dat ik Nederland vaarwel zou zeggen en dat ik op de kade in Rotterdam afscheid nam van familie en vrienden, om de grote oversteek te beginnen. Eerst zouden we naar Londen varen en ik moet bekennen hem nogal te knijpen voor de zeeziekte. De nodige pillen en poeiers, die ik als afweer hiertegen had meegenomen, heb ik echter niet behoeven te gebruiken en last van zeeziekte heb ik niet gehad. Op de oversteekboot had ik geen prettige hut, er was totaal geen patrijspoort in, maar 's avonds in de eetzaal kwam ik naast een Noor te zitten, na wat gepraat te hebben (hoe bestaat het, een Hollander en een Noor) en maar kletsen, kreeg ik, met behulp van twee Bolsjes het gedaan, dat hy myn hut pakte en ik de zyne, en na deze verhuispartij begon myn eerste nacht op zee, de eerste van een dertigtal. Om 5 uur 's morgens was ik er weer uit en zagen we het prachtige landschap van Kent by zonsopgang Om goed 9 uur lagen we in de haven van Tilbury, vanwaar de trein naar Londen vertrok. Myn ervaring zal wel hetzelfde zyn als die van alle emigranten, langzaam maar zeker kryg je het gevoel in je hemmetje te komen staan want langzaam maar zeker valt het oude en vertrouwde terug en je staat te kyken met je mond vol tanden, want de eerste de beste politieagent, die je de weg vraagt, hangt zulk een onbegrijpelijk ver haal op, dat je plotseling beseft in een ander land te zyn met een andere de Wenne en de steun van al zyn parochianen. Op 4 November 1896 werd de her stelde kapel door Deken L. Janssens van Horst ingezegend. De Pastoor droeg dan er het H. Misoffer op. Op 7 November zong F.J. Heynen, kapelaan te Wanssum, er de plechtige Hoogmis; P. Gardiaan van Venray hield de feestpreek. Op 8 November Zondag werd de hoogmis gecelebreerd door de Deken van Horst met assistentie van kapelaan M. J. Janssen uit Well en Rector Fr. Cremers van de Smakt. De feestrede zou gehouden worden door Dr. Ant. Geurts, maar wegens zyn ongesteldheid geschiedde het door P. Hugo Thieman O F.M. De Sint Willibrordusgilde was die dag zeer actief. Nicolaas van den Berg Deze werd geboren te Oostrum, 13 September 1869, als zoon van Willem van den Berg en Anna Gertrudis Michela. Hy werd io Maart 1894 priester gewyd te Roermond en was o.a. ka pelaan te Blitterswyck en te Aflferden. Blitterswijek Jonkvrouw Arkenrade van Blitters wyck wilde trouwen met Dire van Bronckhorst. Voor Johan Vighe, pastoor te Nijmegen, stelden zy op 5 December 1473 de huwelijksvoor waarden vast. o— Als pastoor komt in 1541 en nog in 1557 voor Theodorus in gen Hesken. In 1584 overleed Pastoor Reinier Kronenbergh. Be Leunse molen De molen brandde omstreeks 1776 af. In hun hoedanigheid van provisoren v.d. parochiekerk vroegen de Schepe nen van Venray aan Mgr. Philippus Damianus van Hoensbroeck, Bisschop van Roermond, die in 1776 kerk visitatie te Venray hield, verlof om gelden op te nemen tot wederopbouw van de molen. De Bisschap verleende 22 November 1776 verlof, maar stelde als voorwaarde dat hem een staat van de opgenomen gelden gezonden werd, alsook een op gave waaraan de gelden besteed zouden worden. Op 21 Juli 1778 zond L. Verblackt, secretaris in naeme van de Schepenen qualitate quadegewenste documenten. Daaruit blykt, dat verscheidene in woners worden opgenomen 9575 Kleetse gulden. Tevens werd een staat overgelegd van uitgegeven „pen ningen"; totffel bedroeg daarvoor de som 9881 guldenen 11 stuivers Cleefs. De toen weer opgebouwde molen werd in 1018 afgebroken. caal, met andere gewoonten, kortom dat je niet in Venray staat en wee degene, die deze stap niet nemen kan. Met veel handgezwaai en soms beenbewegingen kreeg ik het toch zover, dat ik de troin naar Londen had en enkele uren daarna stond ik midden in de wereldstad Londen, een van de duizenden mensen, die hier door elkaar krioelen. Het was schitterend weer en daar van hebben we geprofiteerd om deze mooie, maar door de oorlog zwaar geteisterde stad eens te bekijken boven op een twee deks-bus. De pry- zen zyn schrikbarend hoog en de arbeiders leven er in vergelijking met de Nederlandse arbeiders erbar melijk slecht. Dit zyn twee dingen, die je op een doodgewone dag in Londen direct opmerkt. Het eten in het hotel is ook niet byster, van vlees is niets te bespeuren en men moet het met vis doen, die niet bepaald fyn smaakt en boven dien duyr is. Ik heb ook nog een klein stukje gezien van de grote tentoonstelling, maar een korte be schrijving hiervan kost te veel ruimte en is trouwens overbodig. Zaterdag ging het weer terug naar Tilbury en 11a enig zoeken vond ik de Higland Princess waarmee de reis naar Argentië zal beginnen. De Engelse douane is al niet veel vlotter als de Nederlandse en het duurde een hele tyd voordat ik in myn paspoort de ise stempel in ont vangst kon nemen. De boot was men druk aan het laden en toen de eerste fluit klonk als teken, dat we over een uur zouden vertrekken, begon er 6en hels spektakel, daar de boot werkers schreeuwden, dat ze niet op tyd klaar zouden zyn. Toen een uur daarna echter voor de derde maal de fluit weerklonk, was men klaar en kon de reis beginnen. Spaanse harens Toen ik me by de steward ver voegde voor myn hut, zag ik, dathy een flink blauw oog had en enige pleisters op zyn gezicht. Nadat ik myn hut wat had ingericht en weer naar buiten kwam, trof ik 'n matroos, die ook al een blauw oog en de nodige pleisters had. Laat ik eerlijk zeggen, dat ik het er toen niet meer op had, al was dan het overige personeel vrij gaaf. Het schip zelf was buitengewoon

Peel en Maas | 1951 | | pagina 3