TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
1651 - 1951
Venray's Gymnasium
bestaat 300 jaar
Heden en toekomst van
het Nederlandse bos
Goudvissen
Uit „Peel en Maas"
F. W. HENDRIKS
Één uiedótii{d
in pópulatiteit.
ZATERDAG 22 SEPTEMBER 11951
Ne. 38
TWEE EN ZEVENTIGSTE JAARGANG
De bouwgeschiedenis.
Als wU enkele woorden gaan wijden
aan de bouwgeschiedenis van Venray s
Gymnasium, moeten wy voorop de
aandacht erop vestigen, °nze
voorvaderen op gebied van lokalen en
inrichting niet zo heel veel eisen
stelden.
Zij waren van mening, dat on
danks primitieve middelen - het
onderwijs voor hun tijd uitstekend
kon zijn.
Toen men m 1651 met de Latynse
school begon, was erin geheel Venray
geen geschikt schoolgebouw aanwezig
en daarom gaven de Schepenen ver
lof „voorlopig" het Raadhuis te
gebruiken. Wij leggen de nadruk op
het: voorlopig, want met deze maat
regel ging het, als meerde malen
geschiedt met tijdelijke maatregelen.
Want een vyf en twintig jaren
later in het contract van 15 Sept.
1675 lezen wij:
„Voor de schoolplaetse sal by
provisie gebruyckt worden het
Raedthuys ende, soo wanneer
hetselve tot des heeren ofte ge
meente dienste sal noodich wesen
sal den voornoemden Rector
Kistemakers, daervan worden
geadverteert om hem op eene
andere bequaeme plaetse te ver-
treeken".
De nood heeft echter niet hard
gedrongen. Immers 29 November 1695
werd overeen gekomen:
„Dat voor de schoolplaetse by
provisie sal gebruyckt worden 't
raethuys alhier, edoch soo wan
neer hetselve met meerderen
oirboir tot desen gemeynts dienste
oft andere noodsaeckelyckheyt
soude noodigh wesen om gebruykt
te moeten worden, in sulcken
val den voornoompten Rector
Gerardus van Loon, daervan
worden geadverteert, om met
kennisse van de tydelycke Heer
Pastoor ende voorweten van de
Regeeringe alhier hem op eene
andere bequamo plaetse te cunnen
retiren."
Nog in 1724 is er geen nieuw
gebouw Maar in dat jaar wordt er
een „contract ingegaen tusschen de
heere professores van de latynsche
schooien en de schepenen deser
heerelyckheydt Venray".
Daarin wordt bepaald, dat „de heere
professores gehouden syn van alle
reparatie die noodigh is te doen aen
de schoole, nochtans als de reparatie
meerder soude bedraegen als eonen
gulden op eenen reys, soo sullen de
achtbaere schepenen de persoon der
gemeynte presenteerende gehouden
syn de reparatie der schoole te doen
ofte vergoeden aen de heere profes
sores haer verschot".
Ook kregen de professoren 't recht
„van de solder te verhueren aen wie
dat haer sal believen".
Mogelyk is toen het gebouw be
trokken, dat nog in de volksmond
heet: „Onder den Boog" by de grote
kerk. Het zal hetzelfde geweest zyn
waarin in 1793 de Minderbroeders de
eerste lessen gaven, namelyk „Onder
de Poort".
In 1802 was er sprake van om de
-gebouwen van het Minderbroeders
klooster te verkopen.
De Maire stelde het Franse bestuur
toen voor, die liever over te doen
aan de gemeente. Deze kon er dan
de scholen; de lagere scholen, maar
vooral ook de Latijnse school, omge
vormd naar de eisen der Regering in
een école secondaire.
De leraren van deze laatste school
zouden dan tevens in het klooster
kunnen wonen. Inderdaad is dan ook
de secondaire school gevestigd ge
weest in de ziekenkamers.
Na de val van Napoleon werd het
oude patersklooster bestemd voor
schoolgebouw. Na het herstel van
de Latynse school in 1837, schynt
men opnieuw het convent voor de
lessen te hebben gebruikt en in 1840
werd besloten, dat de Professoren er
voortaan te samen zouden wonen.
Lang hebben zy er in elk geval niet
vertoefd.
Want zoals wy weten
1844 keerden de Minderbroeders terug
en namen de zorg voor het onderwys
op zich. Maar het lag voor de hand.
nu het geregeld kloosterleven weer
begon, konden school en klooster niet
onder één dak blyven.
Het oude Gymnasium in het dorp
was al lang tot andere doeleinden in
gebruik; overigens was de ligging
voor de paters-leraren te ongunstig.
De eerste Prefect, Pater Georgius
de Jongh, liet daarom tegenover de
kloosterkerk, waar thans de hoofd
ingang is, een nieuw Gymnasium
bouwen.
Het was een hele onderneming,
maar toch vormde men zich niet al
te hoge ideën
Want het hele college was eenheel
eenvoudig, ja primitief gebouwtje,
van slechts één verdieping en er
waren in totaal maar vier klassen
met een studiezaal.
Toch kunnen wy ons indenken met
welk een voldoening de Prefect, zyn
twee confraters en de heer Arts op
i October 1845 in het nieuwe gebouw
zyn gaan doceren.
Al heel spoedig bleek echter, dat
de bouwheer al te bescheiden geweest
was in zyn verwachtingen.
Vooral onder de prefecten Lonink
en van der Mazen deed een ernstig
plaatsgebrek zich telkens voelen.
Geen wonder, dat zy met nieuwe
bouwplannen gingen rondlopen. En
in April 1857 werd de kap van het
gebouw gelicht, een nieuwe verdieping
gebouwd en het college verrykt met
een studie- en recreatiezaal en een
kleine, bescheiden congregatiekapel.
Met onze ogen bekeken, die gewoon
zijn aan paleizen, was alles bij elkaar
genomen, het nog niet veel.
Maar vergeleken met het oorspron
kelijke gebouw er. met dat van vele
andere gelijksoortige inrichtingen,
was het toch een kolossale vooruit
gang.
Voor de gemoedelijke toestanden
van die dagen mag dit feit als een
bewijs dienen, dat een deel van het
College ook dienst deed als turfschop
en het brandspuithuisje van onze
gemeente.
De grote fout van bouw en her
bouw is geweest, dat men al te
weinig uitbreiding heeft voorzien.
Vooral als de Prefect Aussems het
studentenaantal gaat opvoeren,
gebrek aan ruimte ny'pend.
En elk nieuw schooljaar stond de
Prefect voor het dilemma: studenten
weigeren of uitbreiden.
Eindelyk werd de man benoemd
van groot gezag: Pater Benvenutus
Franssen, die met durf en doortas
tendheid de al lang hangende kwestie
ging oplossen.
By zyn aankomst in Mei 1879 telde
het College vijftig studenten, maar
de nieuwe Prefect wist dit aantal
weldra te verdubbelen.
En wij vragen ons af: waar bracht
hy al die studenten toch onder
Pater Franssen geeft ons zelf het
antwoord in zyn rapport aan de
gemeente van 1889.
In klassen, berekend op 25 jongens
zitten er 40, de recreatiezaal doet
beurtelings dienst als ontspannings
lokaal en kapel, omdat de eigenlijke
kapel nog geen twee derde van de
studenten kan bevatten.
Daarbij kwam, dat het onderwijs
was vervolledigd; het aantal klassen,
dat zou moeten doorlopen wordenj
zou tot zes uitgebreid worden en 't
studieprogram zou ook de wis- en
natuurkundige vakken gaan bevatten.
Dan: in plaats van vier leraren uit
1844, waren er nu tien
De bijbouw van twee klassen in
1885 met andere kleine bijvoegingen
hadden geen verbetering gebracht
van betekenis. Bovendien had het
gehele gymnasium een degelijke
restauratie nodig.
Slechts een grote uitbreiding kon
bier een goede oplossing brengen.
Pater Franssen stelde die voor op
29 Mei 1889 aan de gemeenteraad,
die met Burgemeester Esser aan
het hoofd gaarne de plannen goed
keurde.
Krachtig door haar gesteund, kon
dan ïo April 1890 de aanbesteding
plaats vinden. Volgens de plannen
van architect Groenendael bouwde
E. Oudenhoven naast het oudeGym-
nasium twee grote vleugels, waarin
kapel, studiezaal, recreatiezaal en
klassen werden ondergebracht.
Een grote strook grond, bestemd
voor speelplaats, werd by ue nieuwe
gebouwen getrokken.
Pastoor Notermans kon op 29
December 1890 de nieuwe kapel in
zegenen. En Venray bezat een school
gebouw, dat toen een sieraad was
voor de gemeente.
Kleinere veranderingen hadden
sindsdien geregeld plaats.
Een gehele vernieuwing werd nodig
nadat het Gymnasium het jus pro
movendi had verworven.
Het bestaande schoolgebouw voldeed
niet aan de eisen van de onderwijs
wet. Toen werd besloten tevens een
internaat te beginnen.
Reeds op ïo September 1923 konden
de nieuwe schoolgebouwen worden
ingezegend, terwijl drie jaren later
Pater Regalatus Hazebroek, toen
Provinciaal, het internaat en nieuwe
kapel kon inwijden.
Het geheel werd door de Gebroeders
Oudenhoven opgetrokken naar de
plannen van architect Kaiser. De
eenvoudige,harmonieuze en practische
bouwwyze verdient de lof, die ieder
er aan geeft.
Sinds 1925 zyn verschillende be
langrijke veranderingen aangebracht.
Wy noemen bijv. de inrichting van
ro prachtig sportterrein, bouw van
vertrekken voor studie van piano en
andere muziekinstrumenten, de her
nieuwing van de hal.
Van belang waren ook de veran
deringen, die moesten aangebracht
worden, toen het Definitorium van
de Provincie had besloten by het
College een eigen Communiteit te
beginnen, waarvan op 7 October 1933
de canonieke oprichting plaats vond.
Tot dan toe hadden de Paters-
leraren hun woonplaats gehad in het
klooster van de Zeven Smarten.
Een aantal wijzigingen moest nog
aangebracht worden, toen de zorg
voor het internaat werd toevertrouwd
aan de Zusters van het Goddelijk
Woord, die op waarlijk voortreffelijke
wyze haar zorgen hebben besteed
voor heel deze gemeenschap.
Een nieuw gebouw werd nog opge
trokken in 1951 voor het Juvenaat
voor broeders, dat bjj het College
werd gevestigd.
0-
Toen het internaat werd begonnen,
kwam een einde aan het kosthuizen-
systeem, dat zich al moeilijker kon
handhaven. Het leven was steeds
duurder geworden en het werd zeer
lastig gelegenheden te vinden, waar
men de jongens kon onderbrengen.
Zelfs werd men gedwongen opeigen
risico kosthuizen te gaan exploiteren.
De tijdsomstandigheden dwongen dus
een stelsel te verlaten, dat ongetwij
feld vele voordelen heeft gehad uit
opvoedkundig oogpunt.
Thans zyn alleen de jongens uit
de eigen omgeving extern en ook zy
die, geen priester willende worden,
toch aan het College de lessen
volgen.
Hoewel voor de externen veel wordt
gedaan zy bezitten op het terrein
van het College een eigen gebouw,
Huize Bertha genaamd ligt het
voor de hand, dat de internen zich
sterker aan het huis verbonden
voelen.
Door hun jarenlang verblijf, in
vriendschappelijke omgang met de
leraren, groeit er een stevige band,
zodat zy ook na het beëindigen van
de studiën nog eens gaarne terug
keren in de oude vertrouwde om
geving. Daarom* wordt ook 't contact
met de oud-leerlingen gaarne onder
houden door de vereniging „Rosven"
met de geregelde reuniën en het
orgaan van het College ,,De Huis
telefoon", dat reeds een vier en
twintigste jaargang begon.
Zo wordt getracht internen en
externen, actuele en vertrokken
studenten met elkander te binden en
krygt het woord van de Handelingen
van de Apostelen een speciale be
tekenis: „De menigte gelovigen was
één van hart en één van ziel."
Van aartsvaderlijke toestanden is
thans geen spoor overgebleven. Hoe
die eertijds waren, kan men afleiden
uit diverse bepalingen, die Coninx
in 1785 dicteerde.
Aan de Prefect werd toen opdracht
gegeven voor de noodzakelijke zinde
lykheid in de klaslokalen en voor de
verwarming daarvan in de winter zorg
te dragen.
De schoonmaak van de klassen
mocht voortaan niet meer door de
studenten geschieden. Men moest
daarvoor iemand aanstellen, welke
daarvoor betaald werd uit de kas
van de boeten en de wekelijkse
van elke jongen.
De muren van de klassen moesten
met aardrijkskundige kaarten behan
gen worden, op de speelplaatsen
moesten aanwezig zyn de benodigd
heden voor kegel en beugelspel.
C. S.
Prachtige Aquariums heden weer
ontvangen.
Alsmede voeder voor koud- en warm
watervissen, Hykro, Wawill, Sluis
1 en 2, verder alle benodigdheden.
Komt zien, niets verplicht U.
Aanbevelend,
F. W. HENDRIKS
Langstraat 46
voor 50 jaren terug
No. yan 21 Sept. 1901
De Gemeenteraad te Venray hield
op 19 September een openbare ver
gadering De plannen en het bestek
van de verbouwing der school in het
dorp werden goedgekeurd. Een nieuwe
salarisregeling voor de onderwijzers
werd voorgesteld.
Bij het kapittel van de Minder
broeders werden benoemd te Venray
tot gardiaanP. Victorinus Sieben;
tot vicariusP. Linus Zuidgeest; tot
lectorenP. Liberatus Scheepers; P.
Eugenius Cornelissen en P. Sylvester
van Lynschocten.
De reeds lang ziekelijke Venrayse
kapelaan A. Beek, werd benoemd tot
kapelaan te Broekhuizenvorst. Tot
kapelaan alhier werd benoemd P.
Smeets, tot dan kapelaan te Neder-
weert.
15 September werd het feest van
de H. Kindsheid gevierd. De hele dag
regende het onbarmhartig, zodat er
geen optocht kon worden gehouden.
P. Caspar O.F.M. deed de plechtige
hoogmis, P. Prudentius O.F.M. hield
de predicatie.
De Weleerw. Heer Frans Poels,
werd benoemd tot kapelaan te
Baexem.
Aan de Kunstsmederij Math.
Custers, werd de vervaardiging van
een 4-tal nieuwe lampen opgedragen.
17 September overleed in het
Patersklooster vrij plotseling Broeder
Joseph Coolen. Sinds jaren woonde
hij te Venray.
Met de beschildering van de
nieuwe Communiebank in de Paters
kerk werd belast Em. Perrée te Venlo,
die ook de kerk geschilderd had.
H.H. Duivenvrienden,
wy hebben in voorraad
Duiven drinkbakken, broodschotels,
weduwschapbakjes, voederbakjes,
duivenbaden, trillers, kunsteieren,
zoutsteen, radivit, tekgrit,
Drie Duifjes grit, bodemwit,
vloerwit, kiezelwit, wantwit,
Ducalwit, witkalk, roodsteen,
alle soorten pillen, duiventhee,
Santolien, levertraan, enz.
Komt zien, U bent welkom. Aanbev.
Langstraat 46
door Dr. J. A. van Steyn
Betekenis
Over de belangen, die een land by
een bezit aan bossen heeft, is veel
geschreven en hoewel het accent voor
elk land weer enigszins anders kan
liggen, is men het er toch algemeen
over eens, dat bossen voor een volk
van de allergrootste betekenis en
onmisbaar zijn.
Voor ons land ligt die betekenis in
hoofdtrekken op het gebied van
de houtproductie;
de recreatie, het landschapsschoon,
de volksgezondheid;
het klimaat, de waterhuishouding,
de bescherming van de bodem;
het geven van arbeid;
de natuurwetenschappen;
de landsverdediging.
Hout is een onontbeerlijke grond
stof, die voor talloze doeleinden wordt
gebruikt; voor bouw van schepen,
voor de mijnen en waterwerken,
voor palen, dwarsliggers, voor klom
pen, lucifers, brandhout, speelgoed en
nog zoveel meer. In vele gevallen
wordt het hout ook tot ander mate
riaal verwerkt als platen cellulose.
Een land, dat zyn eigen behoefte aan
hout kan dekken, bezit daarin een
grote bron van rijkdom. In Nederland
kunnen we dat niet.
Jaarlijks moet voor het gewone
gebruik ongeveer 85 pet. worden inge
voerd. Zelf leveren we ongeveer
750.000 m3 per jaar. Wat een derge
lijk tekort betekent hebben we ge
ducht gevoeld in de beide wereld
oorlogen, die achter ons liggen. Geen
hout, geen kolen byv. en alles wat
daarmede weer samenhangt, zoals de
electriciteit8voorziening. We zijn met
onze kleine voorraad gelukkiger
geweest dan velen beseffen.
Het doet er niet toe hoorde men
vroeger wel - of we hout genoeg
hebben, dan maar iets meer invoeren.
En nu? zelfs buiten oorlogstijd, met
een tot het uiterste geslonken voor
raad betaalmiddelen, sterk verhoogde
pryzen voor aankoop en transport en
houtleverende landen, die steeds meer
hun eigen voorraad gaan vasthouden.
Economisch staat ons land er werke
lijk niet te beat voor en dat ook voor
een onzekere toekomst moeten wij
ons 0, zo gelukkig prijzen, dat we
zelf bos hebben, al is het ook niet
zo heel veel.
Over het belang van onze bossen,
beschouwd uit het oogpunt van land
scbapsschoon, recreatie, volksgezond
heid, behoef ik niet zo heel veel te
zeggen. Het is anders verleidelijk,
juist ook die onschatbare waarde te
schilderen en te vertellen van de rust
verpozing en gezondheid, die duizen
den in onze bossen vinden, juist in
een tyd met zyn vele beslommerin
gen als de onze.
Het leidt geen twijfel of hun be
tekenis voor de recreatie in ons dicht
bevolkt land zal nog steeds toenemen.
En met die recreatie hangen weer
zoveel andere bronnen van bestaan
samen, zoals hotels, uitspanningen,
winkels, vervoer enz.
In 't raam van dit artikel kan ik
slechts aanstippen de waarde, bezien
uit het oogpunt van klimaat, voor de
regeling van de afvoer van water,
voor beschutting en tegen verstuiving
van de bodem en voor de landsver
dediging. De gelegenheid, die zy geven
tot arbeid, in het bijzonder de aan
vulling van de werkgelegenheid in
de winter, moet hoog worden aange
Ook voor de wetenschap, voor de
studie van botanie, zoölogie, sociologie,
geologie zijn do bossen onmisbaar.
Naast hout levert het bos verschil
lende nevenproducten als bosbessen,
zaden, kerstsparren, met een dikwijls
belangrijke opbrengst.
Grootte en verspreiding
Hoe is het met de grootte en de
verspreiding van ons bos gesteld?
De oppervlakte bedraagt rond
250.000 ha d.i. ongeveer 7.5 pet. van
de totale grootte van ons land. Met
dit percentage staan we vrijwel
onderaan in de lijst van Europese
landen. Frankrijk heeft byv. 19 pet.,
België 18 pet., Zweden 57 pet., Enge
land daarentegen staat wat lager met
ongeveer s1/» pet.
Onze bossen bestaan voor ongeveer
2/3 gedeelte uit naaldhout (175.000
ha, meest grove den); van het overige
gedeelte is 29.000 ha opgaand loof
hout (eik, beuk, populier enz.); voorts
45.000 ha hakhout en griend (eik, els,
wilg enz
Yan het bos is ongeveer 15 pet. in
handen van de Staat, 20 pet. van
gemeenten, provincies en andere
publiekrechtelijke lichamen en ver
enigingen of stichtingen van algemeen
nut, terwyl 65 pet. particulier bezit is.
De verdeling van de bosoppervlakte
over de verschillende provincies is
zeer verschillend, hetgeen voorname
lijk een gevolg is van de gesteldheid
van de bodem. De bossen zijn groten
deels naar de arme gronden terugge
drongen. In Groningen, Zuid Holland
en Zeeland is onderscheidenlijk 0.32,
1.90 en 0.60 pet. van de oppervlakte
van de provincie bos. Gelderland
staat met i7.30 pet. aan de top. In
deze provincie ligt 1/3 van al het bos
in Nederland, d.i. bijvoorbeeld tien
maal zoveel als in Zuid-Holland.
Naast de grote en kleine boscom-
plexen zijn van veel betekenis voor
ons land de beplantingen langs wegen,
dyken, kanalen, grensscheidingen,
wallen e.d. Deze leveren niet alleen
een belangrijke hoeveelheid hout,
doch zy verrijken dikwijls het land
schap. We hebben van dergelijke
beplantingen rond 48.000 km (omge
rekend in enkele ry).
By de beoordeling van een bosbezit
vormt ook de leeftijd der bossen een
belangrijke factor. In de oorlogstijd
hebben de bossen met zwaar werk-
hout het meest geleden. Daardoor is
de verhouding tussen de uitgestrekt
heid der jonge- en oude bossen sterk
en ten gunste van eerstgenoemde
groep toegenomen, zodat het totale
houtkapitaal is verminderd. Een licht
punt is, dat de productie van jonge
bossen steeds toeneemt.
Wat te doen staat
Zoals hierboven is gebleken, behoort
Nederland tot de landen, die zeer
arm aan bos zyn. Met het oog op de
grote belangen, die de bossen voor
ons volk hebben, zullen we ons
duidelijk voor ogen hebben te stellen,
welke richtlijnen met betrekking tot
ons bos dienen te worden gevolgd.
De lange termijn, die is gelegen
tussen zaaien en oogsten eist een
lang vooruitzien en een vast beleid.
Yooral ook veiling moet goed worden
overwogen, want het duurt jaren
voor de nieuwe bossen weer kapryp
zijn.
In grote trekken dienen daarbij
twee punten in beschouwing te wor
den genomen
a. Is uitbreiding gewenst en moge
lijk;
b. Wat moet geschieden voor het
behoud voor de verzorging en voor
de verhoging van de productie van
ons bos.
Yan de urgentie der beantwoording
van deze vragen is men zich op het
ogenblik in alle landen bewust, ook
in landen, die zoveel rijker zyn aan
bos dan wij.
Uitbreiding
a. De vraag of uitbreiding
wenst" is, kan in haar algemeenheid
alleen al om economische redenen
zeker bevestigend worden beantwoord.
In een dicht bevolkt land als het
onze, met zyn vele tegenstrijdige
problemen op een kleine oppervlakte,
vorrnt de „mogelijkheid" tot uitbrei
ding echter 'n moeilijk vraagstuk.
Een dergelijke mogelijkheid ligt
vooreerst in de aanleg van nieuwe
bossen op zogenaamde woeste grond
We hebben daarvan in ons land nog
ongeveer 210.000 ha, bestaande uit
115.000 ha heide en ander woestlig-
gend terrein, 40.000 ha duinen en
55.000 ha veen, moeras en rietland.
Daarop worden begerige blikken
geslagen door de landbouw, de natuur
bescherming, de weermacht, de bos
bouw, de stadsuitbreiding enz. Een
nauwkeurig afwegen van de verschil
lende belangen zal nodig zyn om hier
tot een goede oplossing te geraken,
Yoor bebossing is een gedeelte van
de woeste grond (het veen, moeras
en rietland) ongeschikt; naar een
globale schatting kan van de rest
ongeveer 30 000 ha voor bos worden
bestemd. We zyn dus niet zo geluk
kig als byvoorbeeld in Engeland,
waar men door bebossing van woeste
grond de oppervlakte bos vry'wel
hoopt te kunnen verdubbelen, maar
toch kan onze "houtproductie door de
bedoelde uitbreiding wel met 20 pet.
sty gen.
Een andere mogelijkheid tot uit
breiding van de bosoppervlakte ligt
in de bestemming van een gedeelte
van nieuwe inpolderingen voor bos.
In de Wieringermeerpolder is pl.m.
3 pet., in de Noord-Oostpolder pl.m.
4Va van de oppervlakte, grotendeels
voor de landbouw minder geschikte
gronden, voor bos bestemd. Het is
nodig er naar te streven, dat het toch
al lage totale percentage van 7.50 pet.
niet nog verder zal dalen.
Tenslotte zyn er gronden, die thans
voor de landbouw in gebruik zyn,
doch volgens nieuwe inzichten daar
voor feitelijk te arm zyn. Wellicht
kan in de toekomst ook daarvan beter
een gedeelte worden bebost.
De ligging van de gronden, die
voor bos kunnen worden bestemd, is
grotendeels gebonden aan de ligging
der woeste gronden. Het zullen dus
meest arme gronden zyn.
Als we het voor het zeggen hadden,
zouden we gaarne juist onze bosarme
provincies wat meer bedenken. Als
men ergens zuinig op het reeds aan
wezige bos moet zyn, dan is het wel
daar. Toch mag men niet uit het
oog verliezen, dat aanleg van bos
ook op betere gronden in verschillen
de gevallen zeker verantwoord kar.
zyn en dat men juist op goede gron
den bos van uitnemende hoedanigheid
en hoge opbrengst aan hout van grote
waarde kan verwachten. Door de
slechte hoedanigheid van de gronden,
die thans in het algemeen voor de
bosbouw beschikbaar zyn, wordt de
houtproductie al te veel gedrukt.
Naast de uitbreiding van het eigen
lijke bos moet worden gedacht aan
beplantingen langs wegen, op over-
hoeken, by boerderijen e.d. Er zyn
heel wat streken in ons land, die op
deze wyze aan aantrekkelijkheid
zouden kunnen winnen, terwyl derge
lijke beplantingen bovendien belang
rijke opbrengsten aan hout kunnen
leveren. Ik noem U alleen maar de
aanplanting van een zo by uitstek
nuttige boomsoort als de populier op
de daarvoor geschikte gronden. De
aandacht, die o.a. by ruilverkaveling
en inpoldering, thans ook aan de
aankleding van het landschap wordt.
besteed, kan niet genoeg worden
toegejuicht.
Behond der bossen en
verhoging der productie
b. Nodig is het, dat het bestaande
bos niet kleiner wordt en zo goed
mogelyk wordt behandeld. Indien er
in een bepaald geval bos moet wor
den geofferd, moet daarby worden
nagegaan, of compensatie elders
mogelijk is.
Verwaarloosde bossen kunnen we
ons in het algemeen productieproces
werkelyk niet meer veroorloven en
het zou onverantwoord zyn, indien
ook de bosbouw zich niet met volle
kracht zou inzetten.
In het algemeen zal ook in de
bestaande bossen de productie en do
kwaliteit van het product zoveel
mogelyk moeten worden opgevoerd.
Er zal meer hout moeten worden
geoogst van dezelfde oppervlakte.
Daarop is men thans in alle landen
bedacht en ook in ons land kan door
verbetering der bossen de houtop
brengst nog wel een 50 pet. vooruit
gaan. Ik wil hiermede niet zeggen,
dat er geen bossen zyn, die in
bepaalde gevallen een afwijkende
behandeling vragen, byvoorbeeld uit
het oogpunt van landschap of recreatie
of voer het behoud van bepaalde
planten' en dieren. Maar dan moet
men zich in ieder bepaald geval
daarvan ter dege rekenschap geven.
In vele gevallen zal de verhoging
van de houtproductie ook aan de
verhoging van het natuurschoon
bevorderlijk zyn.
Door het gebruik op daarvoor ge-
eigende plaatsen van houtsoorten, die
in korte tijd veel en goed hout
leveren, byv. lariks of douglas in
plaats van grove den, is het in ver
schillende gevallen mogelyk gebleken,
de opbrengst per jaar en per ha van
enkele m3 tot 10 m3 en meer op te
voeren.
Van de ongeveer 33.000 ha hakhout,
die we in ons land hebben, zal onge
veer 25.000 ha kunnen worden omge
zet in opgaand bos eD belangrijke
hogere opbrengsten leveren dan thans
het geval is.
Yeel is nog te bereiken door het
gebruik van goed zaad en goede
planten, door een juiste wyze van
aanleg, door goede dunningen, vak
kundig snoeien enz. Het moet niet
meer voorkomen, dat byv. nog popu
lierensoorten worden aangeplant
waarvan men tevoren kan zeggen,
dat zy door ziekten zullen worden
aangetast, terwyl we voor dezelfde
moeite en kosten goede soorten had
den kunnen hebben.
Wat we verder nodig hebben is
een doelbewuste bestrijding van de
gevaren die oqs bos bedreigen. Ik
noem hier naast insecten en zwam
men, in het bijzonder de bosbrand,
waardoor altyd nog teveel bos verlo
ren gaat.
By de verzorging van de bossen
zal er steeds naar moeten worden
gestreefd de bosbodem duurzaam in
goede staat te houden. Doet men dit
niet, dan gaat die geleidelijk achter
uit en zullen de opbrengsten steeds
minder worden.
Wetgeving enz.
Voor het behoud en de verbetering
van ons bosbezit is een goede bos-
wetgeving onontbeerlijk. Deze omvat
talryke belangrijke vraagstukken met
betrekking tot en gericht op het be
houd van ons bos, als. verplichte
herbebossing, kapverboden, het in
bepaalde gevallen geven van steun
voor het behoud van bossen en land
goederen, tegengaan van versnippering
die dikwijls daling van de productie
en verhoging der kosten inhoudt.
Voorts zal een doeltreffende voor
lichting nodig zyn, niet alleen gericht
op de bosbouw als zodanig, doch ook
op het verkrijgen van een beter
inzicht bij de bezoekers der bossen.
Er wordt nog veel te veel vernield
BAAS BOTEN BAAS
Een illusie is vervlogen. Eenieder
van Nationaal-Katholiek Thuisfront,
die gemeend had binnen het bestek
van het eerste lustrum, het werk te
kunnen beëindigen, ziet zich thans
gesteld voor een nieuwe verantwoor
delijkheid: 80.000 jonge militairen,
met een gemiddelde diensttijd van 2
jaar, die hulp nodig hebben.
Met het verstrijken van de Indië
periode is echter in brede lagen van
de bevolking de belangstelling voor
,de jongens" getaand.
Zyne Eminentie Kardinaal de Jong
heeft al van Zijn bezorgdheid over
deze verflauwde belangstelling blyk
gegeven, toen Zyne Eminentie in
April van dit jaar schreef: het gebrek
aan voldoende middelen zou voor
onze katholieke jeugd een groot
gevaar betekenen.
Welnu, zover is het nu: de geld
middelen ontbreken. De schulden op
de Militaire Tehuizen bedragen éen
millioen gulden.
Op het Nationaal Katholiek Thuis
front drukt de last van lectuur,
amusement, verzorging van zieken,
leestafels enz. niet alleen in eigen
land, maar ook in Korea, N. Guinea,
Suriname, Curacao en vrijwel al de
gemenebesten van het Atlantisch
Pact.
De moreelsgevaren worden licht
onderschat. Terwyl de invloed van
„thuis" verminderd, staat de militair
in binnen en buitenland bloot aan
vaak geraffineerde en langdurige
verleiding.