TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Geld en Scholen
1651 - 1951
Venray's Gymnasium
bestaat 300 jaar
Hoe Limburg verwoest werd en thans aan
zijn opbouw werkt
inkomsten van de
Hliddenstand
Tentoonstelling Roermond
Uit de geschiedenis
van Venray en omgeving.
Uit „Peel en Maas"
weerzien na zes jaar
ZMERQAG 8 SEPTEMBER ,1951
H.-36
TWEE EN ZEVENTIGSTE IAARGANG
Venray is in het gelukkige bezit
van een groot aantal scholen, die
zijn opgericht en in stand gehouden
door de Venrayse gemeenschap. Want
het zy'n de Venrayse mensen, die per
slot van rekening via de nu te hoge
schoolgelden het voortbestaan dezer
scholen mogelijk maken. Dat men
hiervoor zelfs nog meer over heeft,
bewijst wel het feit, dat men voor
de nieuw te bouwen ambachtsschool
een obligatielening kan uitschrijven.
Er gaat dan ook geen Gemeente
raadsvergadering voorby, of de scholen
komen om geld, geld voor licht, geld
voor materiaal, geld voor dit, of geld
voor dat. In totaal voor vele duizenden
guldens per jaar. In de meeste geval
len wordt op voorstel van B. en W.
de gevraagde hulp dan ook gaarne
verstrekt, maar gewoonlijk komt er
van de zijde der raadsleden dan nog
het verzoek bij of B. en W. willen
bevorderen, dat dit geld dan ook, voor
zover mogelijk, in Venray wordt be
steed. Een verzoek, dat naar wij aan
nemen door B. en W. zeker aan de
betrokken schoolbesturen wordt over
gebracht.
Maar blijkens de ervaring blijft het
daarby, een gelukkige uitzondering
daargelaten. We kunnen uit eigen
ervaring spreken, indien wy dit bo
venstaande schrijven, maar steunen
daarnaast ook op de ervaring van
anderen. Wy willen helemaal zo
chauvinistisch niet zyn om te zeggen,
dat hier in Venray alles even goed
koop is, of dat al die gelden beslist
in Venray moeten blijven, maar wel
dat de Venrayse zakenmensen even
goed een kans moeten krijgen als an
dere niet-Venray er s; een eis die men
toch rustig stellen mag en die dan
ook volkomen terecht door de Ge
meenteraadsleden gesteld wordt,
maar waaraan men zich zo gezien
weinig stoort. Afgezien van de mis
kenning der Venrayse ondernemers,
afgezien van de miskenning van het
feit, dat ook deze bijdragen lot het
in stand houden der scholen, is dit
tevens een ernstige miskenning van
het gezag van de Gemeenteraad.
Nu weten wij wel dat er inderdaad
velen zijn die dit gezag weinig waarde
toekennen, totdat.zy de gemeente
raad zelf nodig hebben en dan weten
ze de raadsleden wel te vinden.
De situatie wordt echter nog vreem-
der, als het Gemeentebestuur als zo
danig dit euvel zeifin de hand werkt.
Zo is er in de voorlaatste raadsver
gadering een verzoek binnen gekomen
om fl 14.500 beschikbaar te stellen
voor een centrale verwarming in de
nieuwe jongensschool.
Een verzoek dat werd ingewilligd
op de bekende coulante wijze, maar
niet dan nadat dhr. Vermeulen nog
maals dringend er op gewezen had,
dat ook in Venray verschillende tech
nische installateurs zyn, die ook wel
zin in dit werk hebben. Of deze dan
ook niet voor dat werk in aanmerking
zouden kunnen komen. Inderdaad be
loofde de Voorzitter hiervoor zyn best
te zullen doen.
By nader informatie bleek, dat in
Mei, dus bijna twee maanden voor
dien de aanbesteding van dit werk
reeds gehouden was en daar zegge
en schry ve één Venrayse onderneming
een kans by gekregen heeft.
Maar toen twee dagen daarna het
schoolbestuur de mededeling van het
Gemeentbestuur ontving, dat de
raad haar verzoek had goedgekeurd,
stond daar tevens by, dat een niet
Venrayerde verwarming moest ma
ken.
Afgezien van het feit, dat het school
bestuur in deze verantwoordelijk was,
of namens haar, de architect, gaat
het niet aan, de Raadsleden en daar
mede het Venrayse publiek, zy het
dan misschien onbewust, voor 'n faite
accomplie te stellen en ze daarby nog
tevens verkeerd voor te lichten.
Wy kunnen een dergelijke handel
wijze, wie hier ook debet aan is, wei
nig fraai vinden en menen, dat het
de hoogste tijd wordt, dat voor de
toekomst eens en voor goed hier een
einde aan wordt gemaakt, opdat de
ondernemers in Venray een kans
krijgen, evengoed als buitensteedse
voor de levering van de verschillende
dingen, die nodig zijn voor het goed
functioneren der verschillende scholen,
die door „Venrays" geld in stand
worden gehouden. En opdat daardoor
tevens zal worden voldaan aan het
redelijke verzoek van de gemeente
raad, die per slot van rekening, de
gehele Venrayse gemeenschap ver
tegenwoordigt.
Op gevaar af beschuldigd te wórden
van een oratio pro domo, of van
chauvinisme, menen we toch boven
staand te moeten zeggen, in het wel
begrepen belang van Venrays midden
stand en de daarbij werkzame
arbeiders, aan wie nu werk en geld
onthouden wordt.
We pleiten allerminst voor een
regeling, zoals vele andere gemeenten
die kennen, waar voorschoolbouw en
leveranties, alleen plaatselijke onder
nemers een kans krijgen. Maar wy
vragen alléén, dat in Venray de plaat
selijke ondernemingen een eerlijke
kans krygen, die hen nu jammer
genoeg dikwijls onthouden wordt.
TUCHT EN ORDE.
Het reglement van 1698 schijnt
goed gewerkt te hebben. Wij horen
geheel de zeventiende eeuw weinig
klachten over mistoestanden of mis
bruiken. Al bleef natuurlijk ook toen
een jongen een jongen 1
In 1785 gaf Coninx zijn bepalingen
over de straffen. Men kan zyn ge
dachten aldus weergeven:
Daar de bestraffing van de jeugd
van grote iDvloed is op de vorming
van het karakter, zullen de leraren
met bezonnenheid en vaderlijke ernst
te werk gaan.
In de drie laagste klassen kunnen
de volgende straffen toegepast worden:
een afzonderlijke plaats geven, af
schrijven uit klassieken of school
boeken, schoolblijven in de klas, maar
niet tijdens het middageten, matig
gebruik van de plak, verwijdering
van de school voor een tijdje of voor
goed.
In de twee hoogste klassen moet
geen lichamelijke kastijding meer
plaats hebben, maar daar worden
kleine geldboeten gegeven.
De bepalingen over tucht en orde
van Coninx hebben echter in Venray
niet zo'n groot succes gehad. Dat lag
niet zozeer aan de bepalingen, als aan
een minder gewenste toestand tussen
de leraren. Hoe weten wij dat?
Op 12 Juli 1790 schreef Coninx een
briefje aan de Scholtis P. Gyskens
te Venray.
Vernomen was, dat onder de stu
denten van Venray „ontugt en on-
vreedentheid" bestond. Men had zich
al gewend tot de Principaal en de
meesters.
Uit de berichten en speciaal het
verslag van de Professor Menghius
was nu wel komen vast te staan,
dat „de tweedragt en animositeit
tusschen den Principael en meesters
wel de eenige oorsaeke van 't verval
der discipline en misnoegen der
leerlingen is."
De Scholtis, te samen met de
Schepenen, Regeerders en principale
Geërffdens moesten nu binnen 14
dagen middelen aangeven, die volgens
hen een afdoende oplossing zouden
bieden.
Deze Heren hadden echter geen
veertien dagen voor antwoord nodig.
Reeds op 15 Juli antwoorden zy
geen ander middel te weten, dan
andere leermeesters te benoemen. Er
was blykbaar haast by. 19 Juli had
men in Venray alweer antwoord.
Men moest voorstellen doen, hoe de
verandering van leermeesters „soude
konnen geaffectueert worden."
Toen is wel de kwestie voorgelegd
aan het schoolpersoneel. En dat koos
eieren voor zyn geld. Het blijkt uit
hun schryven van 26 Juli 1790.
„Onder de raedpleginge by Ver-
gaderinge der Regeerders en geërff-
tens over den welvaert der latynsche
schooien zijn erscheenen den heer
Driessens, principael, mits gaders
de heeren Cleophas, Hoeba en van
de Ven, Professoren der gemelte
schooien; welke naer eene rede
voering in de minne zyn overeen
gekomen, beloovende in alle deelen
malkanderen te handhaven, de
onvredenheid der leerlingen zoo
veel mogelyk uyt den weg te
ruymen en die nader mogt komen
te ontstaen, voor te komen, gelyk
dan ook de leere met alle vlyt en
yver behertigen, de leeroeffeninge
op gestelde dagen en uren naerko-
men, dö ongoregelthede straffen en
generalyk, geene nog meerder
soud konnen vereyst worden om
den bloey der schooien, zoo tot
genoege der ingezetene, als die der
leerlingen te herstellen, in teeken
dezer hebben de Glten eygenhandig
onderteekent den 26 Julii 1790.
P. Driessens, principael
L. Cleophas, rector
P. A. Hoeba, proff.
W. van de Ven.
Het schrijven werd op 29 Juli 1790
naar Coninx verzonden.
Reeds 9 Augustus kwam hierop
het bescheid van Coninx. Het was
een lang schrijven, waaruit wy hier
de zinsneden citeren, die het geval
illustreren.
Na een lofprijzing op Petrus Dries
sens, wiens „onvermoyelyken ijver
tot bevordering van den welstand
der schooien en behouding der tugt
genoegsaem bekend is", wil men
rekenen op de gedane beloften en een
verandering nog uitstellen.
De leraren bleven dus gehandhaafd.
Maar opgemerkt wordt, dat de Heren
toch „sig een verkeert denkbeeld van
de dispositie van des schoolreglements
van 't Jaer 1784, wegens 't waeken
op de discipline der leerlingen gevormt
hebben, wanneer sy vermeinen, dat
de handhouding derselve enkelyk aen
den Principael en niet mede aen hun
opgedragen is, in overweeging by
voorschreeve Reglement wel uitdruk-
kelyk is vastgesteld: dat sy tot
bereiking van een en 't selve oogwit
hieromtrent moeten medewerken,
niet alleen den Principael, maer ook
de verdere meesters op de handelin
gen der discipels moeten in vigileren,
by de maandelijkse conferentiën de
middelen tot onderhouding van de
goede order en zeedigheid te saemen
beraemen, opdat de ongeregeltheden
en zeedelyke misdaeden, soo als 't
behoort, konnen bestraft worden.
Wanneer diensvolgens de meesters
deese voorschriften nakomen, de
goede tugt tusschen de leerlingen
met ernst ter hand neemen en 't
besoeken der herbergen op alle moge
lyke wyze te beletten, door eigen
gedrag en handeling, die altoos op
't vormen der jeugd den meesten
invloed heeft, aan hun ampt die
agting zoeken by te stellen en die
waardigheid en naem te verkrygen,
welke meer gesagalsde gestrengheid
selfs verwerven,
wanneer sy en den Principael sig
altoos met eene collegiale vriendschap
gelyk 't Reglement segt, ontmoeten
en te saemen werken en nog door
eige belang of vooroordeel al te sterk
aen de oude gewoontens gehecht
blijven,
wanneer sy eindelyk de schooldagen
en ueren behoorlyk agtervolgen en
aenstonts naer den Godsdienst, die
dagelyks voor de Jeugd ten half acht
'8 morgens gehouden wordt, sig in
de schooien laeten invinden, ook niet
deese voor den tyd en in specie niet
vrydags namiddag, soo als gepleegt
is .veriaeten;
soo is wegens de goede regeling
der schooien niets te bedugten en
sal daerdoor den bloey der schooien,
de opvoeding der jeugd, die de hoop
van den Staat en de verwagting van
't nageslagt is, niet dan bevordert
konnen worden".
Met deze opmerkingen konden de
Heren Leraren het doen.
En vol goede moed konden zy het
leraarschap blyven waarnemen.
Eilacie, spoedig zouden de goede
voornemens vergeten zyn
C.S.
Het is in de paragraaf over de
inkomsten van de Middenstand, dat
het boek van Dr. Tobi en Drs. Luyckx
ons het meest teleurstelt, zo schrijft
Dr. P. de Bruin S.J. in de Gazet van
Limburg.
Zy hechten enorme betekenis aan
deze gegevens. Zy denken, dat deze
resultaten met pynlyke verbazing
zullen worden ontvangen. Menig
middenstandsleider zal zeggendat
het erg was, wist ik, maar niet, dat
het zó erg was. Zy menen, dat de
economische functies, door de mid
denstand verricht, in de loop der
jaren belangrijk aan betekenis hebben
verloren.
Welke zyn dan die verontrustende
feiten Yan de middenstanders haalt
38 pet. de 2500 gulden inkomen uit
de zaak niet; 68 pet. blijft beneden
de 5000 gulden; 22 pet. komt boven
de 5000 uit, terwijl weer slechts 2
pet. meer dan 10.000 gulden verdient.
In de steden zyn de percentages van
hogere inkomsten iets groter dan op
het platteland.
Er zitten in deze statistieken ver
schillende fouten. Vooreerst kan ik
niet beoordelen, of de middenstand
achteruit is gegaan, als ik geen ver-
gelykingscyfers heb. Hadden de mid
denstanders vroeger hogere inkomens
dan tegenwoordig Zo ja, in welke
mate is de achteruitgang merkbaar
Is hy groot of klein
Vervolgens is het dienstig in som
mige opzichten om de inkomsten uit
de zaak te scheiden van andere
inkomsten. Maar ik heb om de positie
van de middenstand te beoordelen te
weinig aan een uitsluitende opgave
van de inkomsten uit de zaak.
Ik zou voor een verantwoord oor
deel ook moeten weten, hoeveel tyd
de middenstander aan zyn zaak be
steedt om de opgegeven inkomsten
te halen; of hy behalve inkomsten
uit de zaak ook andere inkomsten
uit arbeid heeft om van te leven; of
hy zyn zaak vooral drijft als middel
om inkomsten te trekken dan wel
om bezig te zyn, omdat hy arbeids
loos inkomen genoeg heeft; of zijn
zaak een beginnende zaak is, die
voor uitbreiding vatbaar is, dan wel
een oude gevestigde zaak. Het mid-
denstandsbedrijf is zo enorm gevari
eerd, dat ik uit de uitsluitende opgave
van de inkomsten uit de zaak
onmogelijk kan oordelen, of het de
middenstander goed of slecht gaat.
Daarby komt, dat vele zelfstandige
ondernemers met een hoger inkomen
niet als middenstanders georganiseerd
zyn. Een industrieel bedrijf voelt
zich al zeer gauw meer verwant aan
de grootbedrijven, dan aan de typische
klein- en middelgrote bedrijven. Om
niet eens te spreken over de vrije
beroepen, die geen van alle by de
middenstand georganiseerd zyn. De
hogere inkomens moet men vooral
zoeken by de winkeliers, by de
ambachtsbeoefenaars, by de aanne
mers en nog enkele andere groepen.
Bovendien zyn de opgaven hoogst
onbetrouwbaar en waarschijnlijk zeer
sterk naar onderen afgerond.
De middenstander heeft meestal
betrekkelijk veel bedrijfskapitaal no
dig. De belastingpolitiek van minister
Lieftinck is er op aangelegd aan de
mensen zo weinig mogelyk geld over
te laten.
Dat de middenstander sober wil
leven en veel geld in zyn bedrijf
wil steken, daar houdt minister
Lieftinck maar weinig rekening
mee.
Daarom tracht de middenstander
zyn inkomen zo laag mogelyk te
schatten I
Zeker zal hy aan een enquêteur
een zo laag mogelyk inkomen op
geven, zelfs als hy noodgedwongen
van een hoger inkomen belasting
betaalt.
Aan de cijfers in het boek van Dr.
Tobi en Drs Luyckx zou ik maar
zeer weinig waarde willen toekennen.
Tenslotte kan men zich afvragen
of de cijfers werkelijk zo ontstellend
zyn
Van de middenstanders halen 22
pet. een inkomen boven de 5000
gulden. Het landelijk cijfer is voor
1948 8 pet. Van deze 8 pet. vormen
de middenstanders ongeveer 12 pet.
Dat is inderdaad zeer weinig als
men rekent, dat een middenstander
een middelmatig inkomen moet
hebben, hetwelk wel op ongeveer
5000 gulden geschat kan worden.
Minister Mansholt heeft laten be
rekenen, dat de bakkers gemiddeld
7000 gulden verdienen. Een goede
ambachtsman met een zaak komt
dat zeker toe.
Wij mogen echter niet vergeten:
ie dat de meeste zelfstandige on
dernemers met 'n hoger inkomen
zich niet tot de middenstand
rekenen en er ook niet tot
gerekend worden;
2e dat de werknemende middenstand
met bogere inkomens en de
andere hogere inkomens uit
arbeid of bezit een groot gedeelte
van de gehele maatschappij
vormen en dus wel met een
veel. hoger percentage van hogere
inkomens in de statistiexen
ipoeten worden geplaatst.
Al deze beschouwingen kunnen
het feit niet verdoezelen, dat onze
middenstand een groot deel van zyn
werkterrein aan de grootwinkelbe
drijven en de coöperaties heeft moe
ten afstaan en dat de concurrentie
van deze bedrijfsvormen aan de
inkomsten van de overblijvende
middenstanders geknabbeld hebben.
De cyfere van Dr. Tobi en Drs
Luyckx zyn wel onvoldoende om het
te bewyzen, maar de malaise in de
middenstandsbedryven is uit de
dagelijkse ervaring en waarneming
bekend genoeg.
Hat wordt echter na de inleidende
beschouwingen hoog tyd, dat wij
eens verklaren, waarom wij vóór de
middenstand zyn, wat de positie is
van de tegenstanders van de mid
denstand en wat de middenstanders
zelf kunnen doen om het verloren
terrein geleidelijk te heroveren.
Wy laten hier volgen de namen
van de eigenaars en paarden uit
Venray en omgeving, welke op de
Tentoonstelling te Roermond bekroond
werden
Merrieveulens geb. igso: Eerste
prijzen, Odewina, J. F. Hendrikx,
Veulen; Ollynda, P.J.M. Aan de Brugh,
Geysteren.
Merrieën geb. 19491 Ninie, Th.
Strybos, Castenray; 2 Nelwina, J. F.
Hendriks, Veulen; Nina, Fr. Muyres.
Oostrum; Nette, H. J. Vermeulen
Venray.
Merrieën geb. 1938, Gronings type:
1. Molly, P.J.M. Aan de Brugh, Geys
teren; Myalda, Jos. Steeghs, Oirlo. 2.
Marga, Jac. Wismans, Oirlo. 3. Maia
J. Geerets, Castenray; Molling Jac.
Litjens, Geijsteren.
Merrieën geb. 1948, Gelders type: 1.
Manuca, M. van Kempen, Scheide.
Stermerrieën 4 t.m. 7jaar, Gr. type.
2. Imbona, A. Strybos, Kl.-Oirlo.
Kroonmerrieën, Gronings type: 2:
Kolinda, P. Aan de Brugh, Geysteren,
Oudere merrieën, geb. voor 1944.
Gronings type: 1. Holly, M. Aan de
Brugh, Geysteren.
Oudere merrieën, geb. voor 1944,
Gelders type3. Heleta, H. Koenen
Venray.
Stermerrieën van 8 jaar en ouder,
Gronings type: 2. Hilwina, J.F. Hen
drikx, Veulen.
Merrieën met twee afstammelingen:
1. Holly, P. Aan de Brugh, Geysteren;
2. Hilwina, J. Hendrikx, Veulen.
Kampioenmerrie, Gelders type: Ma
nuca, M. van Kempen, Scheide.
Kampioenmerrie, Gronings type
Kolinda. P. Aan de Brugh, Geijsteren.
Merrieveulens, geb. 1950, kl. m.: 2
Mimie van Rongenhof, Gebr. Burgers
Veulen; 3. Amanda van de Heihof, J.
Droeren, Heide.
Merrieveulens, geb. 1949, gr. m.: 1
Nora van de Nieuwenhof, P. Hendrix
Gdysteren; 2. Hermien van Nicolien,
J. v.d. Winkel, Smakt.
Merrieveulens, geb. 1949, kl. m.: 3
Paula van Janslust, L. van Osch Heide.
Merrieën, geb. 1948, kl.m.: 1 Emma
van de Nieuwenhof, P. Hendrix,
Geijsteren; 2. Corrie van Nico. Kind.
M. Claessen, Venray.
Merrieën geb. 1947 en 1946, gr.m.: 3
Betsie van Siemushoeve, G. Hendrickx
Leunen.
Merrieën geb. 1947 en 1946, kl.m.:
Co van de Heibloem, J.Geurts, Heide.
Meirieën, geb. 1945 t.m. 1943, gr. m.:
2. Hermine van de Kooi, E. Tax,
Wanssum; Nicoline van de Heibloem
Gebr. Burgers, Veulen; Johanna van
Willemhof, Wed. G. Direks, Venray.
Merrieën, geb. 1945 t.m. 1943 kl.m.:
3. Madam van de Nieuwenhof, P.
Hendrix, Geysteren; Nicola van Smakt
J. v. Winkel, Smakt; Jeannetta van
Deckerahof, H. van Vegchel, Merselo.
Onderwijs te Yenray in 1830
Mogelijk zyn wy later in staat de
onderwijstoestanden te Venray wat
nader te kunnen schetsen. In 1830 had
Venray, dat toen 4235 inwoners had,
8 scholen.
In het dorp had men een jongens
school met 136 leerlingen. Onderwij
zer was toen Godfndius Glaudemans.
Hy kreeg als salaris van de staat
212 francs en van de gemeente 535
francs. Het schoolgeld bedroeg per
maand f 0,21. Dat schoolgeld was ook
voor de onderwijzer.
De meisjesschool had ook 146 leer
lingen, voor wie het schoolgeld even
eens f o.2i bedroeg. De onderwijzer
genoot echter minder salarishij
kreeg van de staat 150 frans en van
de gemeente 424 francs.
In het dorp gaf ook nog onderwijs
in het Frans en Duits een zekere
Christ. Jos. Beusch. Zyn lessen zullen
privaat lessen geweest zyn.
Op de 5 andere scholen genoten de
meesters heel wat minder salaris
maar men dient daarby in het oog te
houden, dat zij maar een gedeelte van
't jaar school hielden. Bovendien wa
ren de onderwijzers van Leunen,
en Oirlo tevens koster.
In Leunen was toen onderwijzer
Hendrik v. d. Bergh, die aan 38 jon
gens en 43 meisjes les gaf. Het school
geld was er f 0.27 per maand. Het
blykt niet, of hy nog andere bezol
digingen genoot.
In Merselo doceerde Antoine Arts
hy had 41 jongens en 45 meisjes op
zyn school. Zij betaalden fo.25 school
geld per maand. Bovendien kreeg
deze onderwijzer 50 francs salaris
van de gemeente.
Oirlo had als meester Hendrik
Heidens, die van Gemeentewege 100
francs salaris kreeg. De 34 school
jongens en de schoolmeisjes betaalden
per maand als schoolgeld f 0.23.
Joannes Deenen onderwees de jeugd
van Oostrum. Hy kreeg ervoor 50
francs van de gemeente en het school-
school geld van f 0.21 per maand van
36 jongens en 33 meisjes.
Iu Castenray werd voor 27 jongens
en meisjes geen schoolgeld betaald.
Maar Je boeren brachten de onder
wijzer winter en zomerprovisie en
tevens turf. Hy kreeg bovendien 5©
francs van de gemeente. De naam van
de onderwijzer was Gerardus de Ponti.
Als men nu rekensommetjes maakt,
dan bleek de hele bezoldiging van het
onderwijzend personeel aan de ge
meente 1209 francs te kosten.
Bebalve de leerlingen op de school
van Beusch, waarvan het aantal on
bekend is, volgden 322 jongens en 326
meisjes in heel Venray het onderwijs.
De tyden zijn wel wat veranderd.
Kapelanie te Wanssum
verbrand
Door een ongelukkige samenloop
van omstandigheden brak er in 1764
brand uit in de kapelanie te Wanssum.
Uit eigen middelen was het huis
niet te herbouwen. Daarom kwamen
de schepenen en andere voorname
personen van Wanssum op 5 Januari
1765 in een vergadering by een.
Na langdurig overleg kwam men
tot de volgende besluiten:
Vooreerst zouden de hand-en span
diensten, voor het herstel nodig, kos
teloos door de inwoners verricht wor
den. Zo spaarde men veel loon uit.
Dan zou mon een aanvraag doen om
steun uit de zogenaamde Remissions-
gelden. Maar een derde besluit gaf
toch de doorslag.
Voor de opbouw zou men namelijk
600 gulden Kleefs besteden, die de
heer en vrouw van Mirbach, volgens
schatting van hun tienden nog aan
de gemeente schuldig waren.
Nog hetzelfde jaar 1765 begon men
aan de opbouw en in >766 was het
nieuwe huis gereed.
Deze kapelanie heeft dienst gedaan
tot 1877. In dat jaar werd een grote
nieuwe Kapelanie gebouwd; de oude
woning me<" een gedeelte van de tuin
werd toen verkocht.
voor 50 jaren terng
No. van 7 Sept. 1901
Een zuster op Jerusalem herdacht
haar diamanten kloosterjubileum.
Hoewel er op de veemarkt van
4 September een by zonder grote aan
voer was, speciaal van weidevee, be
speurde men weinig kooplust.
P. J. Voesten herdacht de dag,
waarop hy voor 20 jaren als sigaren
maker in dienst trad op de fabriek
van de Erven Minten.
Pater Pruaentius Hendrikse o.f.m,
in het Patersklooster, werd bestemd
voor de Missie in Zuid-Chan3i.
Het Rijkstelefoonkantoor te
Griendtsveen, werd op 3 September
geopend.
Aan G. Ambrosius te Venray.
werd het vergroten van de school te
Griendtsveen, gegund voor de som
van f 3739,—.
Do Broekhuizervorstenaren wer
den gewaarschuwd tegen de zoge
naamde flessentrekkers of kwartjes
vinders.
In de Leidse Courant vonden wy,
onder bovenstaande titel, een beschrij
ving van een oud onderduiker, die
deze streken na zes jaar weer eens
heeft opgezocht. Het is altyd interes
sant te lezen, hoe vreemden over
ons oordelen. Daarom laten wy dit
artikel, enigszins ingekort hier volgen.
De Nooid-Limburgse boerin bracht
haar kinderen naar bed. Terwijl ik
mijn blik liet dwalen over de prach
tige boomgaard, ving ik uit het ge
opende slaapkamerraam, ergens onder
de pannen, het geluid op van stoeien
de jongens met daar tussendoor de
vermaningen van hun moeder, die
haar betoog enkele malen kracht
bijzette met een klinkende oorveeg.
Eindelijk werd het rustiger. Een.
paar stoelen werden nog verschoven
en toen klonken de biddende kinder
stemmen. Ik wist, dat ze daar nu op
hun knieën lagen in een lijn zo strak
als de boer de voren trekt in het
land. De meisjes, volgens gebruik in
witte nachthemdjes en de jongens
in hemd en onderbroek. In myn
overpeinzingen volgde ik het gebqjl
niet. Het was voor my niet meer
dan 'n kabbelend beekje, tot plotse
ling dat ene zinnetje tot my door
drong „Voor water en vuur be
waar ons, Heer I"
Toen de oorlog kwam
Ik heb Noord-Limburg in verschil
lende gedaanten gezien. Toen ik my
er in 1943 voor de duur van de oorlog
vestigde, lagen er welvarende dorpen.
Do uitgestrekte heidevelden werden
onderbroken door ontginningen, waar
ny'vere boeren zelfs tarwe van de
schrale zandgrond wisten te oogsten.
Toen ik er twee en een half jaar
later wegging, was er in dat hele
Noord-Limburg byna geen kerk meer,
die nog een toren bezat. De Duitsers
hadden ze opgeblazen en meestal
waren de springladingen zo groot,
dat ook het kerkgebouw zelf onher
stelbaar beschadigd werd.
In de dorpen, zwaar geteisterd door
granaatvuur en geplunderd door sol
daten, waren de straten bedekt met
stukken steen en maandenlang hing
er de stank van talloze branden. De
bevolking, die lange tyd in kelders
bescherming zocht tegen het oorlogs
geweld, zat voor 60 pet. onder de
schurft. Op de velden rotten de aard
appelen in de grond, omdat er geen
mogelijkheid was geweest ze te rooien.
De boer stond machteloos. Zyn akkers
waren bezaaid met landmijnen en
prikkeldraadversperringen. Granaten
en bommen hadden er kuilen gesla
gen, die vaak met wagonladingen
zand niet te dichten waren en het
vee was naar Duitsland gedreven.
Ongelooflijk taai
Voor het eerst sinds zes jaar heb
ik Noord-Limburg weer gezien. In de
Peel, die door een windhoos en slag
regens getroffen is, ligt het veldgewas
tegen de grond geslagen. Het is byna
onmogelijk, om er nog met de maai-
machine aan te beginnen. De rogge
wordt reeds met de zicht gemaaid.
Dat ene noodweer heeft de arbeid
driemaal groter gemaakt en de op
brengst van de velden sterk vermin
derd.
Maar de boer is in alle tegenslagen
dezelfde gebleven. Hy kankert niet.
Heel belangstellend informeert hy
naar de kennissen in „Holland". Dat
zyn kapot geschoten schuur nog niet
herbouwd is en zyn verbrande dors
machine nog niet door een andere
vervangen, is een onderwerp, dat hy
niet aanroert. Als ik er naar infor
meer mompelt hy een beetje en
produceert zyn bekende grijns. Wat
hy denkt, zal hy nier zeggen.
Zijn deze mensen uit hun even
wicht te brengen
's Morgens voor dag en dauw gaat
de boer naar zyn akker en de zon is
al onder als hy zyn arbeid staakt.
De oude moeder van negentig jaar,
wier gezondheidstoestand niet zo best
meer is, gaat in deze tyd veel te
laat naar bed. Ze kent haar pappen
heimers. Ze mogen dan getrouwd
zyn en zelf ook kinderen hebben,
maar een beetje toezicht hebben ze
nog nodig.
Als ze doodmoe van het veld komen,
willen ze er zich met een kort avond
gebed vanaf maken. Maar de oude
moeder houdt de wacht. Zodra er
gegeten is, roept ze gebiedend: „Bidde".
En dan weten de boeren genoeg. De
hele rozenkrans en alle oefeningen.
Ze hadden kennelijk gehoopt op
twee tientjes.
Een dak boven het hoofd
Zo zwijgzaam als de boeren, zo.
spraakzaam zyn de dorpelingen. Ze
kletsen de oren van myn hoofd en
houden niet op met te roemen op
hun wederopbouw.
Venray, een der sterkst verdedigde
punten van het laatste bruggenhoofd