TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Geld en Scholen 1651 - 1951 Venray's Gymnasium bestaat 300 jaar Hoe Limburg verwoest werd en thans aan zijn opbouw werkt inkomsten van de Hliddenstand Tentoonstelling Roermond Uit de geschiedenis van Venray en omgeving. Uit „Peel en Maas" weerzien na zes jaar ZMERQAG 8 SEPTEMBER ,1951 H.-36 TWEE EN ZEVENTIGSTE IAARGANG Venray is in het gelukkige bezit van een groot aantal scholen, die zijn opgericht en in stand gehouden door de Venrayse gemeenschap. Want het zy'n de Venrayse mensen, die per slot van rekening via de nu te hoge schoolgelden het voortbestaan dezer scholen mogelijk maken. Dat men hiervoor zelfs nog meer over heeft, bewijst wel het feit, dat men voor de nieuw te bouwen ambachtsschool een obligatielening kan uitschrijven. Er gaat dan ook geen Gemeente raadsvergadering voorby, of de scholen komen om geld, geld voor licht, geld voor materiaal, geld voor dit, of geld voor dat. In totaal voor vele duizenden guldens per jaar. In de meeste geval len wordt op voorstel van B. en W. de gevraagde hulp dan ook gaarne verstrekt, maar gewoonlijk komt er van de zijde der raadsleden dan nog het verzoek bij of B. en W. willen bevorderen, dat dit geld dan ook, voor zover mogelijk, in Venray wordt be steed. Een verzoek, dat naar wij aan nemen door B. en W. zeker aan de betrokken schoolbesturen wordt over gebracht. Maar blijkens de ervaring blijft het daarby, een gelukkige uitzondering daargelaten. We kunnen uit eigen ervaring spreken, indien wy dit bo venstaande schrijven, maar steunen daarnaast ook op de ervaring van anderen. Wy willen helemaal zo chauvinistisch niet zyn om te zeggen, dat hier in Venray alles even goed koop is, of dat al die gelden beslist in Venray moeten blijven, maar wel dat de Venrayse zakenmensen even goed een kans moeten krijgen als an dere niet-Venray er s; een eis die men toch rustig stellen mag en die dan ook volkomen terecht door de Ge meenteraadsleden gesteld wordt, maar waaraan men zich zo gezien weinig stoort. Afgezien van de mis kenning der Venrayse ondernemers, afgezien van de miskenning van het feit, dat ook deze bijdragen lot het in stand houden der scholen, is dit tevens een ernstige miskenning van het gezag van de Gemeenteraad. Nu weten wij wel dat er inderdaad velen zijn die dit gezag weinig waarde toekennen, totdat.zy de gemeente raad zelf nodig hebben en dan weten ze de raadsleden wel te vinden. De situatie wordt echter nog vreem- der, als het Gemeentebestuur als zo danig dit euvel zeifin de hand werkt. Zo is er in de voorlaatste raadsver gadering een verzoek binnen gekomen om fl 14.500 beschikbaar te stellen voor een centrale verwarming in de nieuwe jongensschool. Een verzoek dat werd ingewilligd op de bekende coulante wijze, maar niet dan nadat dhr. Vermeulen nog maals dringend er op gewezen had, dat ook in Venray verschillende tech nische installateurs zyn, die ook wel zin in dit werk hebben. Of deze dan ook niet voor dat werk in aanmerking zouden kunnen komen. Inderdaad be loofde de Voorzitter hiervoor zyn best te zullen doen. By nader informatie bleek, dat in Mei, dus bijna twee maanden voor dien de aanbesteding van dit werk reeds gehouden was en daar zegge en schry ve één Venrayse onderneming een kans by gekregen heeft. Maar toen twee dagen daarna het schoolbestuur de mededeling van het Gemeentbestuur ontving, dat de raad haar verzoek had goedgekeurd, stond daar tevens by, dat een niet Venrayerde verwarming moest ma ken. Afgezien van het feit, dat het school bestuur in deze verantwoordelijk was, of namens haar, de architect, gaat het niet aan, de Raadsleden en daar mede het Venrayse publiek, zy het dan misschien onbewust, voor 'n faite accomplie te stellen en ze daarby nog tevens verkeerd voor te lichten. Wy kunnen een dergelijke handel wijze, wie hier ook debet aan is, wei nig fraai vinden en menen, dat het de hoogste tijd wordt, dat voor de toekomst eens en voor goed hier een einde aan wordt gemaakt, opdat de ondernemers in Venray een kans krijgen, evengoed als buitensteedse voor de levering van de verschillende dingen, die nodig zijn voor het goed functioneren der verschillende scholen, die door „Venrays" geld in stand worden gehouden. En opdat daardoor tevens zal worden voldaan aan het redelijke verzoek van de gemeente raad, die per slot van rekening, de gehele Venrayse gemeenschap ver tegenwoordigt. Op gevaar af beschuldigd te wórden van een oratio pro domo, of van chauvinisme, menen we toch boven staand te moeten zeggen, in het wel begrepen belang van Venrays midden stand en de daarbij werkzame arbeiders, aan wie nu werk en geld onthouden wordt. We pleiten allerminst voor een regeling, zoals vele andere gemeenten die kennen, waar voorschoolbouw en leveranties, alleen plaatselijke onder nemers een kans krijgen. Maar wy vragen alléén, dat in Venray de plaat selijke ondernemingen een eerlijke kans krygen, die hen nu jammer genoeg dikwijls onthouden wordt. TUCHT EN ORDE. Het reglement van 1698 schijnt goed gewerkt te hebben. Wij horen geheel de zeventiende eeuw weinig klachten over mistoestanden of mis bruiken. Al bleef natuurlijk ook toen een jongen een jongen 1 In 1785 gaf Coninx zijn bepalingen over de straffen. Men kan zyn ge dachten aldus weergeven: Daar de bestraffing van de jeugd van grote iDvloed is op de vorming van het karakter, zullen de leraren met bezonnenheid en vaderlijke ernst te werk gaan. In de drie laagste klassen kunnen de volgende straffen toegepast worden: een afzonderlijke plaats geven, af schrijven uit klassieken of school boeken, schoolblijven in de klas, maar niet tijdens het middageten, matig gebruik van de plak, verwijdering van de school voor een tijdje of voor goed. In de twee hoogste klassen moet geen lichamelijke kastijding meer plaats hebben, maar daar worden kleine geldboeten gegeven. De bepalingen over tucht en orde van Coninx hebben echter in Venray niet zo'n groot succes gehad. Dat lag niet zozeer aan de bepalingen, als aan een minder gewenste toestand tussen de leraren. Hoe weten wij dat? Op 12 Juli 1790 schreef Coninx een briefje aan de Scholtis P. Gyskens te Venray. Vernomen was, dat onder de stu denten van Venray „ontugt en on- vreedentheid" bestond. Men had zich al gewend tot de Principaal en de meesters. Uit de berichten en speciaal het verslag van de Professor Menghius was nu wel komen vast te staan, dat „de tweedragt en animositeit tusschen den Principael en meesters wel de eenige oorsaeke van 't verval der discipline en misnoegen der leerlingen is." De Scholtis, te samen met de Schepenen, Regeerders en principale Geërffdens moesten nu binnen 14 dagen middelen aangeven, die volgens hen een afdoende oplossing zouden bieden. Deze Heren hadden echter geen veertien dagen voor antwoord nodig. Reeds op 15 Juli antwoorden zy geen ander middel te weten, dan andere leermeesters te benoemen. Er was blykbaar haast by. 19 Juli had men in Venray alweer antwoord. Men moest voorstellen doen, hoe de verandering van leermeesters „soude konnen geaffectueert worden." Toen is wel de kwestie voorgelegd aan het schoolpersoneel. En dat koos eieren voor zyn geld. Het blijkt uit hun schryven van 26 Juli 1790. „Onder de raedpleginge by Ver- gaderinge der Regeerders en geërff- tens over den welvaert der latynsche schooien zijn erscheenen den heer Driessens, principael, mits gaders de heeren Cleophas, Hoeba en van de Ven, Professoren der gemelte schooien; welke naer eene rede voering in de minne zyn overeen gekomen, beloovende in alle deelen malkanderen te handhaven, de onvredenheid der leerlingen zoo veel mogelyk uyt den weg te ruymen en die nader mogt komen te ontstaen, voor te komen, gelyk dan ook de leere met alle vlyt en yver behertigen, de leeroeffeninge op gestelde dagen en uren naerko- men, dö ongoregelthede straffen en generalyk, geene nog meerder soud konnen vereyst worden om den bloey der schooien, zoo tot genoege der ingezetene, als die der leerlingen te herstellen, in teeken dezer hebben de Glten eygenhandig onderteekent den 26 Julii 1790. P. Driessens, principael L. Cleophas, rector P. A. Hoeba, proff. W. van de Ven. Het schrijven werd op 29 Juli 1790 naar Coninx verzonden. Reeds 9 Augustus kwam hierop het bescheid van Coninx. Het was een lang schrijven, waaruit wy hier de zinsneden citeren, die het geval illustreren. Na een lofprijzing op Petrus Dries sens, wiens „onvermoyelyken ijver tot bevordering van den welstand der schooien en behouding der tugt genoegsaem bekend is", wil men rekenen op de gedane beloften en een verandering nog uitstellen. De leraren bleven dus gehandhaafd. Maar opgemerkt wordt, dat de Heren toch „sig een verkeert denkbeeld van de dispositie van des schoolreglements van 't Jaer 1784, wegens 't waeken op de discipline der leerlingen gevormt hebben, wanneer sy vermeinen, dat de handhouding derselve enkelyk aen den Principael en niet mede aen hun opgedragen is, in overweeging by voorschreeve Reglement wel uitdruk- kelyk is vastgesteld: dat sy tot bereiking van een en 't selve oogwit hieromtrent moeten medewerken, niet alleen den Principael, maer ook de verdere meesters op de handelin gen der discipels moeten in vigileren, by de maandelijkse conferentiën de middelen tot onderhouding van de goede order en zeedigheid te saemen beraemen, opdat de ongeregeltheden en zeedelyke misdaeden, soo als 't behoort, konnen bestraft worden. Wanneer diensvolgens de meesters deese voorschriften nakomen, de goede tugt tusschen de leerlingen met ernst ter hand neemen en 't besoeken der herbergen op alle moge lyke wyze te beletten, door eigen gedrag en handeling, die altoos op 't vormen der jeugd den meesten invloed heeft, aan hun ampt die agting zoeken by te stellen en die waardigheid en naem te verkrygen, welke meer gesagalsde gestrengheid selfs verwerven, wanneer sy en den Principael sig altoos met eene collegiale vriendschap gelyk 't Reglement segt, ontmoeten en te saemen werken en nog door eige belang of vooroordeel al te sterk aen de oude gewoontens gehecht blijven, wanneer sy eindelyk de schooldagen en ueren behoorlyk agtervolgen en aenstonts naer den Godsdienst, die dagelyks voor de Jeugd ten half acht '8 morgens gehouden wordt, sig in de schooien laeten invinden, ook niet deese voor den tyd en in specie niet vrydags namiddag, soo als gepleegt is .veriaeten; soo is wegens de goede regeling der schooien niets te bedugten en sal daerdoor den bloey der schooien, de opvoeding der jeugd, die de hoop van den Staat en de verwagting van 't nageslagt is, niet dan bevordert konnen worden". Met deze opmerkingen konden de Heren Leraren het doen. En vol goede moed konden zy het leraarschap blyven waarnemen. Eilacie, spoedig zouden de goede voornemens vergeten zyn C.S. Het is in de paragraaf over de inkomsten van de Middenstand, dat het boek van Dr. Tobi en Drs. Luyckx ons het meest teleurstelt, zo schrijft Dr. P. de Bruin S.J. in de Gazet van Limburg. Zy hechten enorme betekenis aan deze gegevens. Zy denken, dat deze resultaten met pynlyke verbazing zullen worden ontvangen. Menig middenstandsleider zal zeggendat het erg was, wist ik, maar niet, dat het zó erg was. Zy menen, dat de economische functies, door de mid denstand verricht, in de loop der jaren belangrijk aan betekenis hebben verloren. Welke zyn dan die verontrustende feiten Yan de middenstanders haalt 38 pet. de 2500 gulden inkomen uit de zaak niet; 68 pet. blijft beneden de 5000 gulden; 22 pet. komt boven de 5000 uit, terwijl weer slechts 2 pet. meer dan 10.000 gulden verdient. In de steden zyn de percentages van hogere inkomsten iets groter dan op het platteland. Er zitten in deze statistieken ver schillende fouten. Vooreerst kan ik niet beoordelen, of de middenstand achteruit is gegaan, als ik geen ver- gelykingscyfers heb. Hadden de mid denstanders vroeger hogere inkomens dan tegenwoordig Zo ja, in welke mate is de achteruitgang merkbaar Is hy groot of klein Vervolgens is het dienstig in som mige opzichten om de inkomsten uit de zaak te scheiden van andere inkomsten. Maar ik heb om de positie van de middenstand te beoordelen te weinig aan een uitsluitende opgave van de inkomsten uit de zaak. Ik zou voor een verantwoord oor deel ook moeten weten, hoeveel tyd de middenstander aan zyn zaak be steedt om de opgegeven inkomsten te halen; of hy behalve inkomsten uit de zaak ook andere inkomsten uit arbeid heeft om van te leven; of hy zyn zaak vooral drijft als middel om inkomsten te trekken dan wel om bezig te zyn, omdat hy arbeids loos inkomen genoeg heeft; of zijn zaak een beginnende zaak is, die voor uitbreiding vatbaar is, dan wel een oude gevestigde zaak. Het mid- denstandsbedrijf is zo enorm gevari eerd, dat ik uit de uitsluitende opgave van de inkomsten uit de zaak onmogelijk kan oordelen, of het de middenstander goed of slecht gaat. Daarby komt, dat vele zelfstandige ondernemers met een hoger inkomen niet als middenstanders georganiseerd zyn. Een industrieel bedrijf voelt zich al zeer gauw meer verwant aan de grootbedrijven, dan aan de typische klein- en middelgrote bedrijven. Om niet eens te spreken over de vrije beroepen, die geen van alle by de middenstand georganiseerd zyn. De hogere inkomens moet men vooral zoeken by de winkeliers, by de ambachtsbeoefenaars, by de aanne mers en nog enkele andere groepen. Bovendien zyn de opgaven hoogst onbetrouwbaar en waarschijnlijk zeer sterk naar onderen afgerond. De middenstander heeft meestal betrekkelijk veel bedrijfskapitaal no dig. De belastingpolitiek van minister Lieftinck is er op aangelegd aan de mensen zo weinig mogelyk geld over te laten. Dat de middenstander sober wil leven en veel geld in zyn bedrijf wil steken, daar houdt minister Lieftinck maar weinig rekening mee. Daarom tracht de middenstander zyn inkomen zo laag mogelyk te schatten I Zeker zal hy aan een enquêteur een zo laag mogelyk inkomen op geven, zelfs als hy noodgedwongen van een hoger inkomen belasting betaalt. Aan de cijfers in het boek van Dr. Tobi en Drs Luyckx zou ik maar zeer weinig waarde willen toekennen. Tenslotte kan men zich afvragen of de cijfers werkelijk zo ontstellend zyn Van de middenstanders halen 22 pet. een inkomen boven de 5000 gulden. Het landelijk cijfer is voor 1948 8 pet. Van deze 8 pet. vormen de middenstanders ongeveer 12 pet. Dat is inderdaad zeer weinig als men rekent, dat een middenstander een middelmatig inkomen moet hebben, hetwelk wel op ongeveer 5000 gulden geschat kan worden. Minister Mansholt heeft laten be rekenen, dat de bakkers gemiddeld 7000 gulden verdienen. Een goede ambachtsman met een zaak komt dat zeker toe. Wij mogen echter niet vergeten: ie dat de meeste zelfstandige on dernemers met 'n hoger inkomen zich niet tot de middenstand rekenen en er ook niet tot gerekend worden; 2e dat de werknemende middenstand met bogere inkomens en de andere hogere inkomens uit arbeid of bezit een groot gedeelte van de gehele maatschappij vormen en dus wel met een veel. hoger percentage van hogere inkomens in de statistiexen ipoeten worden geplaatst. Al deze beschouwingen kunnen het feit niet verdoezelen, dat onze middenstand een groot deel van zyn werkterrein aan de grootwinkelbe drijven en de coöperaties heeft moe ten afstaan en dat de concurrentie van deze bedrijfsvormen aan de inkomsten van de overblijvende middenstanders geknabbeld hebben. De cyfere van Dr. Tobi en Drs Luyckx zyn wel onvoldoende om het te bewyzen, maar de malaise in de middenstandsbedryven is uit de dagelijkse ervaring en waarneming bekend genoeg. Hat wordt echter na de inleidende beschouwingen hoog tyd, dat wij eens verklaren, waarom wij vóór de middenstand zyn, wat de positie is van de tegenstanders van de mid denstand en wat de middenstanders zelf kunnen doen om het verloren terrein geleidelijk te heroveren. Wy laten hier volgen de namen van de eigenaars en paarden uit Venray en omgeving, welke op de Tentoonstelling te Roermond bekroond werden Merrieveulens geb. igso: Eerste prijzen, Odewina, J. F. Hendrikx, Veulen; Ollynda, P.J.M. Aan de Brugh, Geysteren. Merrieën geb. 19491 Ninie, Th. Strybos, Castenray; 2 Nelwina, J. F. Hendriks, Veulen; Nina, Fr. Muyres. Oostrum; Nette, H. J. Vermeulen Venray. Merrieën geb. 1938, Gronings type: 1. Molly, P.J.M. Aan de Brugh, Geys teren; Myalda, Jos. Steeghs, Oirlo. 2. Marga, Jac. Wismans, Oirlo. 3. Maia J. Geerets, Castenray; Molling Jac. Litjens, Geijsteren. Merrieën geb. 1948, Gelders type: 1. Manuca, M. van Kempen, Scheide. Stermerrieën 4 t.m. 7jaar, Gr. type. 2. Imbona, A. Strybos, Kl.-Oirlo. Kroonmerrieën, Gronings type: 2: Kolinda, P. Aan de Brugh, Geysteren, Oudere merrieën, geb. voor 1944. Gronings type: 1. Holly, M. Aan de Brugh, Geysteren. Oudere merrieën, geb. voor 1944, Gelders type3. Heleta, H. Koenen Venray. Stermerrieën van 8 jaar en ouder, Gronings type: 2. Hilwina, J.F. Hen drikx, Veulen. Merrieën met twee afstammelingen: 1. Holly, P. Aan de Brugh, Geysteren; 2. Hilwina, J. Hendrikx, Veulen. Kampioenmerrie, Gelders type: Ma nuca, M. van Kempen, Scheide. Kampioenmerrie, Gronings type Kolinda. P. Aan de Brugh, Geijsteren. Merrieveulens, geb. 1950, kl. m.: 2 Mimie van Rongenhof, Gebr. Burgers Veulen; 3. Amanda van de Heihof, J. Droeren, Heide. Merrieveulens, geb. 1949, gr. m.: 1 Nora van de Nieuwenhof, P. Hendrix Gdysteren; 2. Hermien van Nicolien, J. v.d. Winkel, Smakt. Merrieveulens, geb. 1949, kl. m.: 3 Paula van Janslust, L. van Osch Heide. Merrieën, geb. 1948, kl.m.: 1 Emma van de Nieuwenhof, P. Hendrix, Geijsteren; 2. Corrie van Nico. Kind. M. Claessen, Venray. Merrieën geb. 1947 en 1946, gr.m.: 3 Betsie van Siemushoeve, G. Hendrickx Leunen. Merrieën geb. 1947 en 1946, kl.m.: Co van de Heibloem, J.Geurts, Heide. Meirieën, geb. 1945 t.m. 1943, gr. m.: 2. Hermine van de Kooi, E. Tax, Wanssum; Nicoline van de Heibloem Gebr. Burgers, Veulen; Johanna van Willemhof, Wed. G. Direks, Venray. Merrieën, geb. 1945 t.m. 1943 kl.m.: 3. Madam van de Nieuwenhof, P. Hendrix, Geysteren; Nicola van Smakt J. v. Winkel, Smakt; Jeannetta van Deckerahof, H. van Vegchel, Merselo. Onderwijs te Yenray in 1830 Mogelijk zyn wy later in staat de onderwijstoestanden te Venray wat nader te kunnen schetsen. In 1830 had Venray, dat toen 4235 inwoners had, 8 scholen. In het dorp had men een jongens school met 136 leerlingen. Onderwij zer was toen Godfndius Glaudemans. Hy kreeg als salaris van de staat 212 francs en van de gemeente 535 francs. Het schoolgeld bedroeg per maand f 0,21. Dat schoolgeld was ook voor de onderwijzer. De meisjesschool had ook 146 leer lingen, voor wie het schoolgeld even eens f o.2i bedroeg. De onderwijzer genoot echter minder salarishij kreeg van de staat 150 frans en van de gemeente 424 francs. In het dorp gaf ook nog onderwijs in het Frans en Duits een zekere Christ. Jos. Beusch. Zyn lessen zullen privaat lessen geweest zyn. Op de 5 andere scholen genoten de meesters heel wat minder salaris maar men dient daarby in het oog te houden, dat zij maar een gedeelte van 't jaar school hielden. Bovendien wa ren de onderwijzers van Leunen, en Oirlo tevens koster. In Leunen was toen onderwijzer Hendrik v. d. Bergh, die aan 38 jon gens en 43 meisjes les gaf. Het school geld was er f 0.27 per maand. Het blykt niet, of hy nog andere bezol digingen genoot. In Merselo doceerde Antoine Arts hy had 41 jongens en 45 meisjes op zyn school. Zij betaalden fo.25 school geld per maand. Bovendien kreeg deze onderwijzer 50 francs salaris van de gemeente. Oirlo had als meester Hendrik Heidens, die van Gemeentewege 100 francs salaris kreeg. De 34 school jongens en de schoolmeisjes betaalden per maand als schoolgeld f 0.23. Joannes Deenen onderwees de jeugd van Oostrum. Hy kreeg ervoor 50 francs van de gemeente en het school- school geld van f 0.21 per maand van 36 jongens en 33 meisjes. Iu Castenray werd voor 27 jongens en meisjes geen schoolgeld betaald. Maar Je boeren brachten de onder wijzer winter en zomerprovisie en tevens turf. Hy kreeg bovendien 5© francs van de gemeente. De naam van de onderwijzer was Gerardus de Ponti. Als men nu rekensommetjes maakt, dan bleek de hele bezoldiging van het onderwijzend personeel aan de ge meente 1209 francs te kosten. Bebalve de leerlingen op de school van Beusch, waarvan het aantal on bekend is, volgden 322 jongens en 326 meisjes in heel Venray het onderwijs. De tyden zijn wel wat veranderd. Kapelanie te Wanssum verbrand Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden brak er in 1764 brand uit in de kapelanie te Wanssum. Uit eigen middelen was het huis niet te herbouwen. Daarom kwamen de schepenen en andere voorname personen van Wanssum op 5 Januari 1765 in een vergadering by een. Na langdurig overleg kwam men tot de volgende besluiten: Vooreerst zouden de hand-en span diensten, voor het herstel nodig, kos teloos door de inwoners verricht wor den. Zo spaarde men veel loon uit. Dan zou mon een aanvraag doen om steun uit de zogenaamde Remissions- gelden. Maar een derde besluit gaf toch de doorslag. Voor de opbouw zou men namelijk 600 gulden Kleefs besteden, die de heer en vrouw van Mirbach, volgens schatting van hun tienden nog aan de gemeente schuldig waren. Nog hetzelfde jaar 1765 begon men aan de opbouw en in >766 was het nieuwe huis gereed. Deze kapelanie heeft dienst gedaan tot 1877. In dat jaar werd een grote nieuwe Kapelanie gebouwd; de oude woning me<" een gedeelte van de tuin werd toen verkocht. voor 50 jaren terng No. van 7 Sept. 1901 Een zuster op Jerusalem herdacht haar diamanten kloosterjubileum. Hoewel er op de veemarkt van 4 September een by zonder grote aan voer was, speciaal van weidevee, be speurde men weinig kooplust. P. J. Voesten herdacht de dag, waarop hy voor 20 jaren als sigaren maker in dienst trad op de fabriek van de Erven Minten. Pater Pruaentius Hendrikse o.f.m, in het Patersklooster, werd bestemd voor de Missie in Zuid-Chan3i. Het Rijkstelefoonkantoor te Griendtsveen, werd op 3 September geopend. Aan G. Ambrosius te Venray. werd het vergroten van de school te Griendtsveen, gegund voor de som van f 3739,—. Do Broekhuizervorstenaren wer den gewaarschuwd tegen de zoge naamde flessentrekkers of kwartjes vinders. In de Leidse Courant vonden wy, onder bovenstaande titel, een beschrij ving van een oud onderduiker, die deze streken na zes jaar weer eens heeft opgezocht. Het is altyd interes sant te lezen, hoe vreemden over ons oordelen. Daarom laten wy dit artikel, enigszins ingekort hier volgen. De Nooid-Limburgse boerin bracht haar kinderen naar bed. Terwijl ik mijn blik liet dwalen over de prach tige boomgaard, ving ik uit het ge opende slaapkamerraam, ergens onder de pannen, het geluid op van stoeien de jongens met daar tussendoor de vermaningen van hun moeder, die haar betoog enkele malen kracht bijzette met een klinkende oorveeg. Eindelijk werd het rustiger. Een. paar stoelen werden nog verschoven en toen klonken de biddende kinder stemmen. Ik wist, dat ze daar nu op hun knieën lagen in een lijn zo strak als de boer de voren trekt in het land. De meisjes, volgens gebruik in witte nachthemdjes en de jongens in hemd en onderbroek. In myn overpeinzingen volgde ik het gebqjl niet. Het was voor my niet meer dan 'n kabbelend beekje, tot plotse ling dat ene zinnetje tot my door drong „Voor water en vuur be waar ons, Heer I" Toen de oorlog kwam Ik heb Noord-Limburg in verschil lende gedaanten gezien. Toen ik my er in 1943 voor de duur van de oorlog vestigde, lagen er welvarende dorpen. Do uitgestrekte heidevelden werden onderbroken door ontginningen, waar ny'vere boeren zelfs tarwe van de schrale zandgrond wisten te oogsten. Toen ik er twee en een half jaar later wegging, was er in dat hele Noord-Limburg byna geen kerk meer, die nog een toren bezat. De Duitsers hadden ze opgeblazen en meestal waren de springladingen zo groot, dat ook het kerkgebouw zelf onher stelbaar beschadigd werd. In de dorpen, zwaar geteisterd door granaatvuur en geplunderd door sol daten, waren de straten bedekt met stukken steen en maandenlang hing er de stank van talloze branden. De bevolking, die lange tyd in kelders bescherming zocht tegen het oorlogs geweld, zat voor 60 pet. onder de schurft. Op de velden rotten de aard appelen in de grond, omdat er geen mogelijkheid was geweest ze te rooien. De boer stond machteloos. Zyn akkers waren bezaaid met landmijnen en prikkeldraadversperringen. Granaten en bommen hadden er kuilen gesla gen, die vaak met wagonladingen zand niet te dichten waren en het vee was naar Duitsland gedreven. Ongelooflijk taai Voor het eerst sinds zes jaar heb ik Noord-Limburg weer gezien. In de Peel, die door een windhoos en slag regens getroffen is, ligt het veldgewas tegen de grond geslagen. Het is byna onmogelijk, om er nog met de maai- machine aan te beginnen. De rogge wordt reeds met de zicht gemaaid. Dat ene noodweer heeft de arbeid driemaal groter gemaakt en de op brengst van de velden sterk vermin derd. Maar de boer is in alle tegenslagen dezelfde gebleven. Hy kankert niet. Heel belangstellend informeert hy naar de kennissen in „Holland". Dat zyn kapot geschoten schuur nog niet herbouwd is en zyn verbrande dors machine nog niet door een andere vervangen, is een onderwerp, dat hy niet aanroert. Als ik er naar infor meer mompelt hy een beetje en produceert zyn bekende grijns. Wat hy denkt, zal hy nier zeggen. Zijn deze mensen uit hun even wicht te brengen 's Morgens voor dag en dauw gaat de boer naar zyn akker en de zon is al onder als hy zyn arbeid staakt. De oude moeder van negentig jaar, wier gezondheidstoestand niet zo best meer is, gaat in deze tyd veel te laat naar bed. Ze kent haar pappen heimers. Ze mogen dan getrouwd zyn en zelf ook kinderen hebben, maar een beetje toezicht hebben ze nog nodig. Als ze doodmoe van het veld komen, willen ze er zich met een kort avond gebed vanaf maken. Maar de oude moeder houdt de wacht. Zodra er gegeten is, roept ze gebiedend: „Bidde". En dan weten de boeren genoeg. De hele rozenkrans en alle oefeningen. Ze hadden kennelijk gehoopt op twee tientjes. Een dak boven het hoofd Zo zwijgzaam als de boeren, zo. spraakzaam zyn de dorpelingen. Ze kletsen de oren van myn hoofd en houden niet op met te roemen op hun wederopbouw. Venray, een der sterkst verdedigde punten van het laatste bruggenhoofd

Peel en Maas | 1951 | | pagina 3