TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS 1651 - 1951 Venray's Gymnasium bestaat 300 jaar Frau Dieter vindt haar zoon Met de vrijwilligers naar Korea. Uit de geschiedenis van Venray en omgeving. qeeft daaïóm qui Uit „Peel en Maas" ZATERDAG 2 JUNI 1951 No. 22 Onder leiding van de Paters Minderbroeders. In 1947 werd in Venray het derde eeuwfeest gevierd van de komst van de Minderbroeders ter plaatse. Dat feest is gevierd meteen luister en een algemene deelname, zoals wij nog nooit gezien hadden. Uit deze viering heeft to6n wel iedere inwoner van Venray de her innering vastgehouden, dat reeds sinds 1647 de Paters in hun schoon dorp en in een wyde omtrek hebben gearbeid voor het welzijn van de zielen. Maar deze arbeid was die van zielzorg in de meest strikte zin van het woord. Het onderwys op de Latijnse school werd toen door hen nog niet gegeven. Wel zyn al gauw pogingen gedaan om hen die taak over te doen. Dat was op 9 November 1670. Toen heeft zich de Pastoor van Venray, Matthias Roebroek, die hier so jaar lang als pastoor en 33 jaar als deken hóeft gewerkt, tot het Bestuur van de Provincie der Min derbroeders gewend, met het dringend verzoek het Gymnasium over te nemen. Dezelfde bede werd door hem, toen te samen met het Gemeentebestuur, met nog groter aandrang gedaan tot de in de Kapittel te Leuven verga der'le broeders op 3 Februari 1671. Maar - hoe ongaarne ook - men meende de aanvrage niet te mogen inwilligen. Een nieuw verzoek werd toen pas gedaan in 1793. Ook toen scheen men weinig daartoe genegen. Echter de politieke omstandigheden zouden hen daartoe min of meer dwingen. Het is bekend, dat de Keizer- Koster Jozef II allerlei maatregelen nam tegen de Katholieke Kerk en bijzonder tegen de kloosters. En als gevolg daarvan ging ook Frederik Willem II van Pruissen er toe over gelijke bepalingen voor zyn gebied af te kondigen. Als gevolg van deze maatregelen, werd volgens besluit van het bestuur der Minderbroeders op 14 Januari 1782 de Provincie gesplitst in een Maaskants en een Brabants gedeelte. Tot de Maaskantse Provincie kwam Venray, het enige klooster cp Prui sisch gebied, te behoren. Maar deze aansluiting met kloos ters op ander gebied gelegen, bracht wel enige moeilijkheden mede. Tenslotte werd de goedkeuring door de wereldlijke autoriteiten ver leend, onder enige bepalingen even wel. Een daarvan was, dat het getal kloosterlingen niet boven een vast gesteld aantal mocht gaan. Een ander dat slechts inlanders er mochten verblijven. Met deze bepalingen heeft men wel een handje gelicht. En zo stonden de Paters niet al te sterk toen het verzoek tot overne ming van het Gymnasium kwam. Op 9 September 1793 schreef het, souvereine Hof van Gelder immers, dat aan het Gemeentebestuur "vrygelaeten woid, de gemelde schooien aan de paeters Minder broeders aldaer toetevertrouwen, 't geen deze laetsgenoemde om zoo veel te min verweigeren konnen te doen, dewy'l, zoo men onderrigt is, 't getal der religieu- sen en zelfs van vreemdelingen boven den vastgestelden nummer aangegroeit is en zy zich niet onttrekken konnen tot 'twelzijn van het gemeentebest mede te werken." De Minderbroeders begrepen de wenk en hun eigen belang. Op 27 September 1793 sloten zij een overeenkomst mot het Gemeentebe stuur van Venray. Zij hebben zich daarin verplicht onder bepaalde voorwaarden in Oct. 1763 met drie leraren het College voort te zetten. De benoemde leraren werden door Peter Coninx geprezen als „bequame en met de studie reeds gefamilari- seerde subjecten.". Zij dienden weldra het leerplan in by het Hof van Gelder. Dat leerplan was hetzelfde als de Minderbroeders op hun andere scholen, als te Megen, Heinsberg, Wavre, Hoogstraten en Maaseyck volgden. En op de dag na het feest van hun Heilige Vader Franciscus, 5 October 1793, gaven de Minderbroeders hun eerste lessen. Maar sombere tijden braken weldra aan. En zoals wij in een volgend artikel zullen zien: reeds 15 April 1805 werd de school opgeheven. Nog geen twaalf jaren was zij aan de Minderbroeders toevertrouwd geweest. De ramp was niet afgewend kunnen worden, ook niet door de Maire, die li Juli 1802 geschreven had aan de onderprefect: „Wat wy het meeste vrezen, is het verlies van onze scholen. Het is U" niet onbekend, dat de Min derbroeders hier aan de jeugd les geven in de Latijnse en Ne derlandse taal; deze studenten, wier getal dikwy's tot de 40 a 50 oploopt, zijn in de kost by de inwoners, zy brengen de welstand en weelde in het dorp." Hoe het verder met de school ging zal nader blijken uit de volgende artikelen. Het zou tot 1849 duren, eer de Minderbroeders de oude taak weder zouden opnemen. Zwaar waren de slagen geweest, die de Orde tot dat jaar in de laatste decennia had te verduren gehad. De eerste kans om zich weer te herstellen werd geboden, toen de Zuidelijke Nederlanden in opstand kwamen tegen Willem I. Met uit zondering van Maastricht, sloot ook geheel Limburg zich daarbij aan. De Minderbroeders profiteerden van de vrijheden, die dadelijk geschonken werden. Toen zal na het herstel van de kloosters te Sint Truiden en Weert ook wel aan Venray gedacht zyn, Maar dit herstel kwam toch pas, toen Limburg door de vrede van 1839 weder tot Nederland was gaan behoren. In dat nieuwe Nederland hadden de Paters toen twee kloosters, dat te Weert en weldra dat te Megen. Maar de reorganisatie vroeg meer ruimte. En zo werden nu definitieve onderhandelingen geveerd voor de terugkeer naar de Parel der Peel. Deze onderhandelingen gingen aan vankelijk niet van een leien dakje, Tenslotte werd hót oude klooster teruggekocht. Maar in de notariële akte kwam een bepaling te staan, die ook voor het Gymnasium van hoog belang zou zyn. Dat contract van 27 Januari 1844 bepaalde, dat de aankopers of hun rechtkrygers op hun kosten en ten hun voordele een openbare school moesten houden, waarin de Neder landse, Franse, Latijnse, Hoogduitse en Griekse talen zouden moeten on derwezen worden, met al die neven vakken, die aan gelijksoortige scholen in het Vicariaat gegeven werden. Op 20 Augustus 1844 arriveerden de eerste Pater met een broeder uit Weert. Het nieuwe schooljaar 1844—1845 zag dus weder de Minderbroeders optreden als leraar. De mooie en hoogstverdienstelyke taak, die zy tot heden vervullen. Voordat wij echter iets zullen ver tellen over de laatste honderd jaar, moeten wij aan andere vroegere ge beurtenissen onze aandacht wijden. C.S, Pastoors van Yenray De namen van de pastoors, die de stichter van de parochiekerk opvolg den, zijn goeddeels bewaard gebleven, al weten wij weinig van hun daden en arbeid. Als opvolger van Gysbertus van der Golt, komt voor Henricus Winter en wordt in 1533 en 1550 als deken ge noemd. Aan de Herder, die na hem kwam, is geen lang verblijf beschoren ge weest. Dit was Jacobus van der Schueren of Jacobus Schurenus en overleed in 1557. De nieuwe pastoor, Henricus van Daile, schijnt een taaier gestel gehad te hebben, want hy komt nog voor in 1584 en in 1607. Maar na i607 heeft hy niet lang meer vertoefd in dit aardse tranendal. Immers in 1608 ontmoeten wy als pastoor Everardus van Dael. Volgens het gebruik van die tijd verlatiniseerde hy wel zijn naam en daarom heet hy ook Everardus Vallanus, ofschoon men hem ook wel noemdeEverardus Bernards. Hij ging op 3 October 1635 ter ziele. Zyn opvolger zou medestichter worden van de Latijnse school te Venray, welke schcol nog voortleeft in het Gymnasium Immaculatae Con- ceptionus. Het was de pastoor er, deken Petrus Verberckt, die vanaf 1636 tot aan zyn dood op 22 Januari 1666 de parochie bestuurde. Zyn naam zij in zegening voor de weldaad van het onderwys, die hij tot tydelyk en geestelijk belang aan Venray bewees. Gedurende 50 jaren was toen Pastoor en gedurende 33 jaren deken Mathias Roebroek. Hij had het levenslicht aan schouwd te Valxenburg en ging van uit Venray op tot het eeuwig licht op li September 1716. Zijn grafzerk lag onder de toren. Oude uithangborden Te Meerlo las men op een uithang- bond de volgende vriendelijke uit nodiging Teunissen in 't nieuw fontyn, Tapt genever, bier en brandewijn. Stap dus vrij en bestel gerust, En drink maar steeds naar hartelust' Petrus van Neer Deze heeft aan de Universiteit van Terwijl achter in de Peel de donder nog narommelt, de grijze lucht boven Venray wat optrekt en de zon weer heel waterig gaat schijnen, rijdt over de weg naar Ysselsteyn een grote touringcar Schnieder, Lochem (Duitsland) staat er op de glimmend blauwe zij kant. Langzaam rijdt de wagen Yssel steyn door en aan een boer langs de weg vraagt de chauffeur„wo der Friedhof 1st?" De boer wijst met zyn i pijp en weer glijdt de wagen verder, tot voor de poort van 's Nederlands grootste dodenstad het Duitse kerk hof in Ysselsteyn. Haastig klimmen de mensen naar buiten, zonder veel woorden en dan staan ze stil voor de grote poort, waarachter ryen en ryen kruizen af steken tegen de gryze hemel. Wat gaat er om in deze mensen, die hier achter deze poort voor het eerst sinds zes jaren, hun zoon, hun man, hun vader terug zullen vinden. Terwijl de grote touringcar lang- tam verder rydt om te draaien, staan ze daar maar stil te kijken, tot hun ogen py'n doen van al dat wit, van al die kruizen. Hier ligt de oogst van hun werken, hun hoop, hun liefde. Nog steeds zwijgen ze en een vrouw wryft met een zakdoek langs haar gezicht. Het zyn bijna allemaal oudere mensen, .met harde doorploegde ge zichten. Later blijkt, dat het boeren zyn van de Lochemse Bauernverein, die op bedevaart naar O.L. Vrouw >n het Zand ook meteen even doorge gaan zijn naar het Friedhof. Voor verschillenden is zelfs de bedevaart maar bijzaak. Ook voor' Frau Dieter, die uit Duisburg naar Lochem gekomen is qn vandaar uit eindelijk naar Venray kan om haar zoon te zoeken, van wie zy sinds 1943 niets meer heeft gehoord. Een oud mens, die nu stil schreit. Een van de boeren trekt eens aan de poort, maar die is gesloten. „Ge- schlossen" zegt-ie en kykt hulpeloos rond. Een ander probeert het nog eens, maar de grote poort blijft dicht en er is niemand te zien. Dan ziet hij het blauwe bordje met „Verboden Toegang" en trekt hulpe loos de schouder op. Frau Dietor snikt zachtjes en loopt hulpeloos langs de draad, terwyl ze probeert de namen te lezen van hen, die in de eerste ry begraven liggen. Een paar boeren trekken met de chauffeur Ysselsteyn in om eens wat meer te weten te komen en tien minuten later komen ze terug met de boodschap, dat het kerkhof ge sloten. is voor hen, die er niet op werken, maar dat ze misschien toch stiekum mogen. In een café wordt dan gewacht en hier vertelt Frau Dieter ons het verhaal, dat zovele Duitse moeders vertellen kunnen. Ihr Hans was in 1940 opgeroepen voor de Arbeidsdienst en in 1941 werd hy soldaat. Hij kwam by de Flak en maakte de oorlog in Grieken land en Joegoslavië mede. Moest naar Frankrijk en kwam tenslotte na een maal verwundet te zyn geweest in Nederland. Dan is het verschrikkelijke gebeurd, einde 1943. Terwyl de bom menwerpers naar Duitsland koersten, stond Hans aan het afweergeschut ergers aan Nederlands kust. Een jager dook naar beneden en vuur spuitend uit al zyn lopen trof hy het afweergeschut en de bemanning. Begin 1944 kreeg Frau Dieter de boodschap dat fiir Führer und Vater- land Hans Dieter in Holland gefallen ist. En daarmede was het afgelopen. Frau Dieter en zovele Frauen Dieter hadden hun offer gebracht voor een waanzinnige Führer, voor een ver doold vaderland. Onze bevrijding kwam en daarmede een by na demonische verwoesting van Duitsland. Frau Dieter verloor een dochter, verloor haar man. Een zoon van haar zit in Rusland, haar andere ligt in Ysselsteyn. Van vreemde mensen heeft zy dit gehoord, die voor enkele jaren in Holland waren en daar ergens in Nederland op een kerkhof het graf gevonden hebben van Gefreiter Hans Dieter. Zy hebben dit via het Rode Kruis de moeder geschreven, die ergens in een grote bunker in Duitsland met haar dochter leefde. Want hun huis is ausradiert, als zovele Duitse huizen. Leuven gestudeerd en werd later pastoor in Grubbenvorst. Dit staat vermeld in een gebrand schilderd glas, die in de pastorie be waard werd. Kapel van Oostrum De kapel van Oostrum, waar het miraculeus beeld van Onze Lieve Moeder Maria sinds honderden jaren vereerd werd, werd in de latere helft van de vorige eeuw met veel smaak gerestaureerd en van gebrandschilder de ramen voorzien. Er bevond zich toen ook een fraai schilderstuk van de bedevaart, dat door een Venrayse kunstenaar was vervaardigd. Maar in dat moederhart is niet ausradiert het beeld van het kind, dat zij nauwelijks volwassen moest afstaan aan den Führer en dat op vreemde grond moest sterven voor een afgrijselijk ideaal. En daar in die oude stinkende bunker, waar de mensen opeengepakt zitten, zonder daglicht in benauwde en stinkende lucht, daar is Frau Dieter te weten gekomen, dat haar Hans in Holland ligt en nu is overgebracht naar het Kerkhof in Ysselsteyn. Yankennissen is zy jaren daarna weer aan de weet gekomen, dat vanuit Lochem een bedevaart ging naar Roermond en dat ze misschien ook naar Yenray gingen. En nu zit Frau Dieter aan een cafétafeltje en bidt de hemel, dat ze op het kerkhof mag komen. En zy is het niet alleen. Drie boeren uit dit kleine Lochem hebben hier hun zoon liggen, anderen hebben weer kennissen, anderen willen slechts zien. Als na een half uur de boodschap komt dat het kerkhof dan Voor deze ene keer, ondanks dat het niet mag, even open is, dan ziet men deze Duitsers gaan, langzaam en onzeker. Ze schrikken van de soldaat aan de poort, maar als deze niets zegt, dan zwermen zy uit, zonder een woord te zeggen over het kerkhof, waar zij langs de ontelbare graven gaan en zoeken, kyken, bidden. De soldaat roept hen terug en vraagt de namenDieter, Verbeek, Spreuder, Mangeler. Na even zoeken komt het antwoord: Plot 1 ry 4, Plot 6 ry 8, Plot 12 ry 1. Mangeler onbekend. De boer schrikt ineen, vraagt nog eens, maar het blijft neen. Dan gaat deze boer zyn weg, een grote witte zakdoek in de hand. Frau Dieter heeft haar Hans ge vonden. Een van de 25.000 die hier liggen. Dikke tranen rollen over haar verweerd gezicht. Haar handtasje is open, maar ze merkt het niet, zy heeft alleen oog voor het kleine nik kelen plaatje waarin een naam is uitgestanst, Hans Dieter. Dat heeft de oorlog haar terugge" geven. Een wit kruisje tussen de duizenden, ergens in een vreemd land, ver van de bewoonde wereld. Wat moet er omgaan in deze men sen, die hier nu zeven, acht jaren, na een alles verwoestende oorlog, staan onder de grijze Peellucht voor een klein wit kruis. Wat moet er omgaan in 't hart van een Frau Dieter, die in haar gezin alleen drie doden en een vermiste te betreuren heeft, die alleen is achter gebleven met een dochter, die puin ruimt en leeft in een oude bunker. Wat moet er omgaan in die boeren, die zien hoe te midden van het nieuwe land de dood regeert en hoe van het trotste Duitse leger niets resten dan duizenden witte kruizen. De poorten gaan weer dicht en terwyl de eerste druppels vallen gaat de blauwe Geseltschaftwegeri weer terug naar de geschonden Heimat. En binnen in de barak vloekt een soldaat om de onredelijkheid die deze mensen verbiedt op het kerkhof te komen. Er zullen deze zomer nog vele Frauen Dieter tomen, nog vele Duit sers, die op de een of andere manier in Nederland kunnen komen. En zy zullen hoogstwaarschijnlijk aan een gesloten poort komen, als niet een of andere medelijden hebbende soldaat ze niet stiekum openmaakt. We hebben reeds vorige week ge wezen op de dwaasheid van een der gelijk iets en al maken de werkzaam heden het misschien wat moeilijk, er zal toch ook wel een regeling te treffen zyn. dat dit is te combineren. En laat men dat dan ook in Duitsland bekend maken. Dan spaart men ver geefse tochten en brengt men nog niet meer leed dan er al reeds is. Dat is er al genoeg, als men bedenkt, dat van deze 25.000 soldaten minstens 25 pet. onbekend zal blijven, omdat hier niet te achterhalen is, hoe zy heten en waar ze vandaan komen, dan zullen er ongetwijfeld ook nog genoeg mensen komen, die het gaat als de boer hierboven. Er is reeds genoeg leed in onze dagen. Laten wy het leed van hen, die zulk een zware tol moesten betalen voor wat Duitsland misdeed in die dagen, niet groter maken als het reeds is. Nu men eenmaal weet, dat hier het grote kerkhof ligt, nu men zover ge vorderd is, dat reeds 15000 kruizen een naam dragen, laat men nu ook, zeven jaren na onze bevrijding, de doden teruggeven aan hun Duitse families, maar hen niet laat staan voor een gesloten poort. Nog dagelyks komen er nieuwe graven, nog dagelyks nieuwe namen. Elk kruis bergt een kleine tragedie in het grote wereldgebeuren. Maar het zijn juist die kleine tragedies die hun nabestaanden zo dierbaar zyn. Laten Wy de poort openen en ons geen barbaarse overwinnaars tonen.... POES AN, Dinsdag 8 Mei 1951 In aansluiting op my n vorig schrijven laat ik hier als een korte revue de verdere reis met de „Gen. Mac. Rae" naar Korea volgen Op Zondag 22 April liepen we de haven van Colombo binnen, welke weinig intressants te zien gaf. Hier werd ons schip van water en brand stoffen voorzien en nog dienzelfde avond om half negen zetten we koers naar Bangkok om daar een circa 160 Thailanders (Siamezen) aan boord te nemen, die ook ingezet worden in de Korea-stryd'en om de Amerikaanse Staat armer te maken. Aan boord is de stemming gezakt door die vervelende Amerikaanse, dagelyks verschijnende scheepskrant, die nu niet bepaald „fleurige" be richten geeft over 't front. De ene dag zoveel mijl terug ge slagen, de andere dag zoveel honderd duizend Chinezen ingezet. Ja, 't valt niet mee, ik geloof zelfs, dat de kok het merken zal aan de eetlust bij sommigen. „Ons" schip schijnt een echte Zon dagsboot te zyn, want op Zondag 29 April zyn we in H. O. Chiang, een voorhaven van Bangkok. We blijven op de reede liggen en de Siamezen komen per vlot aan boord. Hier in Bangkok krijgen er verschillende de eerste ^genslag. De hele reis was namelipTgezegd, dat de post voor de opvarende Hollanders in Bangkok zou zyn, nu echter is er niets. Pech 's Namiddags om twee uur vertrok ken we voor de laatste etappe. Maandag 30 April, verjaardag van Koningin Juliana, wordt aan boord geweldig gevierd met een toespraak door de Commandant plus 'n tinnetje sigaretten voor de soldaten, gegeven door Thuisfront, 's Avonds is er tussen de militairen hersengymna stiek, die aardig verloopt. Tevens werd de „feeststemming" verhoogd door het feit, dat de zoetwaterkranen met ingang van heden afgesloten zyn en uitsluitend zout water gebruikt kan worden. Dinsdag 1 Mei zyn er oefeningen voor het ontschepen, die slechts één persoon steenkoud laten, namelijk de hier aan boord gestorven Etiopische soldaat, die longontsteking opgelopen had en momenteel in de ijskast is gedeponeerd. Hy zal wel in Poesan begraven worden. Donderdag 3 Mei wordt de klok voor de laatste maal één uur vooruit gezet en we verschillen nu 8 uur met de Nederlandse tyd. Zondag 6 Mei bereiken we Poesan, de totaal afgelegde afstand bedroeg 21.573 KM., dus een aardig eindje van Venray af. Poesan is een haven vol oorlogs schepen en een kust met kale berg hellingen. Twee muziekkorpsen staan opgesteld, evenals een commissie van ontvangst, gevormd uit Koreaanse Na de ontscheping worden we op openxwagens over wegen, dieniet te beschryven zyn - naar een ten tenkamp buiten Poesan vervoerd. Tenten moeten we zelf plaatsen, bedden organiseren, licht aanleggen en weet ik veel. 's Avends liften we naar Poesan. We hebben 24.000 Won (Koreaans geld) uitbetaald gekregen en ieder voelde zich ryk. Doch in P oesan was je er gauw door heen. Voor 1 doosje lucifers 300 Won, dus vodjes papier, 3ie je honderden nodig hebt. Duizenden vluchtelingen stromen langs de gat aan gat wegen, allen van klei en nergens asfalt, beton of bestrating. De vrouwen dragen hun kinderen in doeken op hun rug en de ellende is op veel gezichten. Stenen huizen zyn er sporadisch en zyn allen door Amerikanen bewoond. Op de marktplaatsen en in de straten heerst een levendige zwarte handel in van alles wat maar waar de heeft. Jongens van 4—10 jaar lopen met pakken Won's en hebben het liefste Amerikaanse dollars. De militairen hebben hier wel alle rechten en je merkt echt, dat het uitsluitend de Amerikanen zyn, die hier de oorlog voeren en niet de Zuid Koreanen. De wegen worden overstroomd met Amerikaanse leger wagens, die de liftende soldaten uit en thuis brengen, waaronder Cana dezen, die reeds in Holland hebben gevochten. Wy wachten nu enkel op verder transport om naar het front vervoerd te worden, hetwelk van de eerste 60 man a.s. Zaterdag zal plaats hebben. De namen zyn nog niet bekend, dus afwachten. In ieder geval krygen we geen training of opleiding meer, maar zullen tussen geoefende troepen worden verdeeld. Dit is zo ongeveer alles tot heden en in ieder geval is het geen Bio- vacantieoord, dat heb ik toch wel door. Luitjes, allen gegroet 1 HENDRIK AARTS UW STEUN stelt UW RODE KRUIS in staat zyn vele taken van naasten liefde te verrichten voor 50 jaren terug No. van 1 Juni 1901 In Merselo werd op 26 Mei luisterrijk het feest van het Genoot schap van de Kindsheid gevierd. Aan Mathy's Custers werd ver gunning verleend een smederij op te richten aan de Grote Markt. Op 28 Mei maakten de Heren Studenten, ter gelegenheid van het patroonfeest van „een der Eerw. Heren Professoren" een buitengewoon uit stapje naar Vieriingsbeek. De Redactie besluit: Zo een wandeltochtje ver ruimt het hart en verfrist de geest. Mej. Helena Malliet werd be noemd tot onderwijzeres te Kerkrade. Yoor het verfwerk aan de nieuwe woning van de heer M. Verriet was de enige inschrijver Th. Litjens voor f 39,50. Op 30 Mei sloeg de bliksem in by Gerard Pouwels, huisschilder aan de Langstraat. Het geval liep goed af, met weinig schade. Na een langdurige droogte viel een weldoende en verfrissende regen. INENTING TEGEN DIPHTERIE Burgemeester en Wethouders van Venray brengen ter algemene kennis, dat wederom de gelegenheid bestaat tot kosteloze inenting van kinderen boven de zes maanden, die tot op heden nog niet werden ingeënt tegen diphterie. Deze gelegenheid staat ook open voor de schoolkinderen, die nog niet tegen deze gevaarlijke kinderziekte werden geënt. De inenting zal plaats hebben In de kerkdorpen MERSELO, HEIDE, YSSELSTEYN en VEULEN ie Inenting op Maandag 4 Juni 195i om 2 uur in het Jeugdhuis te Merselo; om 2.30 uur in zaal Litjens te Heide; om 3 uur in zaal wed. Janssen te Ysselsteyn; om 3.30 uur in de bijzondere lagere school te Veulen; 2e Inenting op Maandag 2 Juli 1951 op dezelfde uren en plaatsen. Men wordt Verzocht stipt op tyd aanwezig te zyn en het trouwboekje, waarin de te enten personen staan aangetekend, mede te brengen. Aangeraden wordt in het belang van de gezondheid en veiligheid van de jeugd van deze inentingen gebruik te maken. Venray, 9 Mei 1951. Algemene ontwikkeling op Landbouwgebied Het is interessant en belangrijk om na te gaan, op welke wyze „men" moeite doet om de boeren jeugd van vandaag die ontwikkeling by te brengen, welke zy in deze moderne tyd behoeft. En dan bedoelen wy daar niet mee, wat de grote en machtige standsorganisaties en economische instellingen doen noch wat door de overheid via onderwys en voorlich ting gedaan wordt, maar wat parti culieren uit idealisme vaak daartoe by dragen. Dezer dagen ontvingen wy b.v. het jaarverslag van het „Landbouwont wikkelingscentrum voor Zuidholland" - een orgaan, uit het initiatief van van Driel en van Hoek geboren, dat zich tot doel stelt oud-leerlingen van de landbouwwinterscholen van jaar tot jaar op de hoogte te houden van wat er in de moderne maatsch ppy leeft en wat er aan nieuwe vindingen 1 is bijgekomen. De gehele activiteit bestaat in het organiseren van een jaarlijkse wintercursus van tier. les- dagen, waar mannen uit de weten schap en de practyk belangenloos als lesgevers optreden. Een les van ander half uur gevolgd door een georgani seerd debat van anderhalf uur 's morgens en eenzelfde program maar met een ander onderwerp 's middags, is alles wat er wordt gedaan. Een activiteit zonder vergaderingen of wat ook met honderd percent rende ment voor onze jonge boeren. Het verslag, dat 77 bladzijden dik is, bevat een korte samenvatting van de lessen en de debatten en de

Peel en Maas | 1951 | | pagina 3