TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
1651 - 1951
Venray's Gymnasium
bestaat 300 jaar
Frau Dieter vindt haar zoon
Met de vrijwilligers
naar Korea.
Uit de geschiedenis
van Venray en omgeving.
qeeft daaïóm qui
Uit „Peel en Maas"
ZATERDAG 2 JUNI 1951
No. 22
Onder leiding van de Paters Minderbroeders.
In 1947 werd in Venray het derde
eeuwfeest gevierd van de komst van
de Minderbroeders ter plaatse.
Dat feest is gevierd meteen luister
en een algemene deelname, zoals wij
nog nooit gezien hadden.
Uit deze viering heeft to6n wel
iedere inwoner van Venray de her
innering vastgehouden, dat reeds
sinds 1647 de Paters in hun schoon
dorp en in een wyde omtrek hebben
gearbeid voor het welzijn van de
zielen.
Maar deze arbeid was die van
zielzorg in de meest strikte zin van
het woord. Het onderwys op de
Latijnse school werd toen door hen
nog niet gegeven. Wel zyn al gauw
pogingen gedaan om hen die taak
over te doen.
Dat was op 9 November 1670.
Toen heeft zich de Pastoor van
Venray, Matthias Roebroek, die hier
so jaar lang als pastoor en 33 jaar
als deken hóeft gewerkt, tot het
Bestuur van de Provincie der Min
derbroeders gewend, met het dringend
verzoek het Gymnasium over te
nemen.
Dezelfde bede werd door hem, toen
te samen met het Gemeentebestuur,
met nog groter aandrang gedaan tot
de in de Kapittel te Leuven verga
der'le broeders op 3 Februari 1671.
Maar - hoe ongaarne ook - men
meende de aanvrage niet te mogen
inwilligen.
Een nieuw verzoek werd toen pas
gedaan in 1793. Ook toen scheen
men weinig daartoe genegen. Echter
de politieke omstandigheden zouden
hen daartoe min of meer dwingen.
Het is bekend, dat de Keizer-
Koster Jozef II allerlei maatregelen
nam tegen de Katholieke Kerk en
bijzonder tegen de kloosters.
En als gevolg daarvan ging ook
Frederik Willem II van Pruissen er
toe over gelijke bepalingen voor zyn
gebied af te kondigen.
Als gevolg van deze maatregelen,
werd volgens besluit van het bestuur
der Minderbroeders op 14 Januari
1782 de Provincie gesplitst in een
Maaskants en een Brabants gedeelte.
Tot de Maaskantse Provincie kwam
Venray, het enige klooster cp Prui
sisch gebied, te behoren.
Maar deze aansluiting met kloos
ters op ander gebied gelegen, bracht
wel enige moeilijkheden mede.
Tenslotte werd de goedkeuring
door de wereldlijke autoriteiten ver
leend, onder enige bepalingen even
wel.
Een daarvan was, dat het getal
kloosterlingen niet boven een vast
gesteld aantal mocht gaan. Een ander
dat slechts inlanders er mochten
verblijven. Met deze bepalingen heeft
men wel een handje gelicht.
En zo stonden de Paters niet al te
sterk toen het verzoek tot overne
ming van het Gymnasium kwam.
Op 9 September 1793 schreef het,
souvereine Hof van Gelder immers,
dat aan het Gemeentebestuur
"vrygelaeten woid, de gemelde
schooien aan de paeters Minder
broeders aldaer toetevertrouwen,
't geen deze laetsgenoemde om
zoo veel te min verweigeren
konnen te doen, dewy'l, zoo men
onderrigt is, 't getal der religieu-
sen en zelfs van vreemdelingen
boven den vastgestelden nummer
aangegroeit is en zy zich niet
onttrekken konnen tot 'twelzijn
van het gemeentebest mede te
werken."
De Minderbroeders begrepen de
wenk en hun eigen belang. Op
27 September 1793 sloten zij een
overeenkomst mot het Gemeentebe
stuur van Venray.
Zij hebben zich daarin verplicht
onder bepaalde voorwaarden in Oct.
1763 met drie leraren het College
voort te zetten.
De benoemde leraren werden door
Peter Coninx geprezen als „bequame
en met de studie reeds gefamilari-
seerde subjecten.".
Zij dienden weldra het leerplan in
by het Hof van Gelder. Dat leerplan
was hetzelfde als de Minderbroeders
op hun andere scholen, als te Megen,
Heinsberg, Wavre, Hoogstraten en
Maaseyck volgden. En op de dag na
het feest van hun Heilige Vader
Franciscus, 5 October 1793, gaven de
Minderbroeders hun eerste lessen.
Maar sombere tijden braken weldra
aan. En zoals wij in een volgend
artikel zullen zien: reeds 15 April
1805 werd de school opgeheven. Nog
geen twaalf jaren was zij aan de
Minderbroeders toevertrouwd geweest.
De ramp was niet afgewend kunnen
worden, ook niet door de Maire, die
li Juli 1802 geschreven had aan de
onderprefect:
„Wat wy het meeste vrezen, is
het verlies van onze scholen. Het
is U" niet onbekend, dat de Min
derbroeders hier aan de jeugd
les geven in de Latijnse en Ne
derlandse taal; deze studenten,
wier getal dikwy's tot de 40 a
50 oploopt, zijn in de kost by de
inwoners, zy brengen de welstand
en weelde in het dorp."
Hoe het verder met de school ging
zal nader blijken uit de volgende
artikelen.
Het zou tot 1849 duren, eer de
Minderbroeders de oude taak weder
zouden opnemen.
Zwaar waren de slagen geweest,
die de Orde tot dat jaar in de
laatste decennia had te verduren
gehad. De eerste kans om zich weer
te herstellen werd geboden, toen de
Zuidelijke Nederlanden in opstand
kwamen tegen Willem I. Met uit
zondering van Maastricht, sloot ook
geheel Limburg zich daarbij aan. De
Minderbroeders profiteerden van de
vrijheden, die dadelijk geschonken
werden.
Toen zal na het herstel van de
kloosters te Sint Truiden en Weert
ook wel aan Venray gedacht zyn,
Maar dit herstel kwam toch pas,
toen Limburg door de vrede van
1839 weder tot Nederland was gaan
behoren.
In dat nieuwe Nederland hadden
de Paters toen twee kloosters, dat
te Weert en weldra dat te Megen.
Maar de reorganisatie vroeg meer
ruimte. En zo werden nu definitieve
onderhandelingen geveerd voor de
terugkeer naar de Parel der Peel.
Deze onderhandelingen gingen aan
vankelijk niet van een leien dakje,
Tenslotte werd hót oude klooster
teruggekocht. Maar in de notariële
akte kwam een bepaling te staan,
die ook voor het Gymnasium van
hoog belang zou zyn.
Dat contract van 27 Januari 1844
bepaalde, dat de aankopers of hun
rechtkrygers op hun kosten en ten
hun voordele een openbare school
moesten houden, waarin de Neder
landse, Franse, Latijnse, Hoogduitse
en Griekse talen zouden moeten on
derwezen worden, met al die neven
vakken, die aan gelijksoortige scholen
in het Vicariaat gegeven werden.
Op 20 Augustus 1844 arriveerden
de eerste Pater met een broeder uit
Weert.
Het nieuwe schooljaar 1844—1845
zag dus weder de Minderbroeders
optreden als leraar. De mooie en
hoogstverdienstelyke taak, die zy tot
heden vervullen.
Voordat wij echter iets zullen ver
tellen over de laatste honderd jaar,
moeten wij aan andere vroegere ge
beurtenissen onze aandacht wijden.
C.S,
Pastoors van Yenray
De namen van de pastoors, die de
stichter van de parochiekerk opvolg
den, zijn goeddeels bewaard gebleven,
al weten wij weinig van hun daden
en arbeid.
Als opvolger van Gysbertus van der
Golt, komt voor Henricus Winter en
wordt in 1533 en 1550 als deken ge
noemd.
Aan de Herder, die na hem kwam,
is geen lang verblijf beschoren ge
weest. Dit was Jacobus van der
Schueren of Jacobus Schurenus en
overleed in 1557.
De nieuwe pastoor, Henricus van
Daile, schijnt een taaier gestel gehad
te hebben, want hy komt nog voor
in 1584 en in 1607.
Maar na i607 heeft hy niet lang
meer vertoefd in dit aardse tranendal.
Immers in 1608 ontmoeten wy als
pastoor Everardus van Dael. Volgens
het gebruik van die tijd verlatiniseerde
hy wel zijn naam en daarom heet hy
ook Everardus Vallanus, ofschoon
men hem ook wel noemdeEverardus
Bernards. Hij ging op 3 October 1635
ter ziele.
Zyn opvolger zou medestichter
worden van de Latijnse school te
Venray, welke schcol nog voortleeft
in het Gymnasium Immaculatae Con-
ceptionus. Het was de pastoor er,
deken Petrus Verberckt, die vanaf
1636 tot aan zyn dood op 22 Januari
1666 de parochie bestuurde. Zyn naam
zij in zegening voor de weldaad van
het onderwys, die hij tot tydelyk en
geestelijk belang aan Venray bewees.
Gedurende 50 jaren was toen Pastoor
en gedurende 33 jaren deken Mathias
Roebroek. Hij had het levenslicht aan
schouwd te Valxenburg en ging van
uit Venray op tot het eeuwig licht
op li September 1716. Zijn grafzerk
lag onder de toren.
Oude uithangborden
Te Meerlo las men op een uithang-
bond de volgende vriendelijke uit
nodiging
Teunissen in 't nieuw fontyn,
Tapt genever, bier en brandewijn.
Stap dus vrij en bestel gerust,
En drink maar steeds naar hartelust'
Petrus van Neer
Deze heeft aan de Universiteit van
Terwijl achter in de Peel de donder
nog narommelt, de grijze lucht boven
Venray wat optrekt en de zon weer
heel waterig gaat schijnen, rijdt over
de weg naar Ysselsteyn een grote
touringcar
Schnieder, Lochem (Duitsland)
staat er op de glimmend blauwe zij
kant.
Langzaam rijdt de wagen Yssel
steyn door en aan een boer langs de
weg vraagt de chauffeur„wo der
Friedhof 1st?" De boer wijst met zyn i
pijp en weer glijdt de wagen verder,
tot voor de poort van 's Nederlands
grootste dodenstad het Duitse kerk
hof in Ysselsteyn.
Haastig klimmen de mensen naar
buiten, zonder veel woorden en dan
staan ze stil voor de grote poort,
waarachter ryen en ryen kruizen af
steken tegen de gryze hemel.
Wat gaat er om in deze mensen,
die hier achter deze poort voor het
eerst sinds zes jaren, hun zoon, hun
man, hun vader terug zullen vinden.
Terwijl de grote touringcar lang-
tam verder rydt om te draaien,
staan ze daar maar stil te kijken,
tot hun ogen py'n doen van al dat
wit, van al die kruizen. Hier ligt de
oogst van hun werken, hun hoop,
hun liefde.
Nog steeds zwijgen ze en een vrouw
wryft met een zakdoek langs haar
gezicht. Het zyn bijna allemaal oudere
mensen, .met harde doorploegde ge
zichten. Later blijkt, dat het boeren
zyn van de Lochemse Bauernverein,
die op bedevaart naar O.L. Vrouw >n
het Zand ook meteen even doorge
gaan zijn naar het Friedhof.
Voor verschillenden is zelfs de
bedevaart maar bijzaak. Ook voor'
Frau Dieter, die uit Duisburg naar
Lochem gekomen is qn vandaar uit
eindelijk naar Venray kan om haar
zoon te zoeken, van wie zy sinds
1943 niets meer heeft gehoord. Een
oud mens, die nu stil schreit.
Een van de boeren trekt eens aan
de poort, maar die is gesloten. „Ge-
schlossen" zegt-ie en kykt hulpeloos
rond. Een ander probeert het nog
eens, maar de grote poort blijft dicht
en er is niemand te zien.
Dan ziet hij het blauwe bordje met
„Verboden Toegang" en trekt hulpe
loos de schouder op. Frau Dietor
snikt zachtjes en loopt hulpeloos langs
de draad, terwyl ze probeert de namen
te lezen van hen, die in de eerste ry
begraven liggen.
Een paar boeren trekken met de
chauffeur Ysselsteyn in om eens wat
meer te weten te komen en tien
minuten later komen ze terug met
de boodschap, dat het kerkhof ge
sloten. is voor hen, die er niet op
werken, maar dat ze misschien toch
stiekum mogen. In een café wordt
dan gewacht en hier vertelt Frau
Dieter ons het verhaal, dat zovele
Duitse moeders vertellen kunnen.
Ihr Hans was in 1940 opgeroepen
voor de Arbeidsdienst en in 1941
werd hy soldaat. Hij kwam by de
Flak en maakte de oorlog in Grieken
land en Joegoslavië mede. Moest naar
Frankrijk en kwam tenslotte na een
maal verwundet te zyn geweest in
Nederland. Dan is het verschrikkelijke
gebeurd, einde 1943. Terwyl de bom
menwerpers naar Duitsland koersten,
stond Hans aan het afweergeschut
ergers aan Nederlands kust. Een
jager dook naar beneden en vuur
spuitend uit al zyn lopen trof hy het
afweergeschut en de bemanning.
Begin 1944 kreeg Frau Dieter de
boodschap dat fiir Führer und Vater-
land Hans Dieter in Holland gefallen
ist. En daarmede was het afgelopen.
Frau Dieter en zovele Frauen Dieter
hadden hun offer gebracht voor een
waanzinnige Führer, voor een ver
doold vaderland.
Onze bevrijding kwam en daarmede
een by na demonische verwoesting van
Duitsland. Frau Dieter verloor een
dochter, verloor haar man. Een zoon
van haar zit in Rusland, haar andere
ligt in Ysselsteyn. Van vreemde
mensen heeft zy dit gehoord, die voor
enkele jaren in Holland waren en
daar ergens in Nederland op een
kerkhof het graf gevonden hebben
van Gefreiter Hans Dieter. Zy hebben
dit via het Rode Kruis de moeder
geschreven, die ergens in een grote
bunker in Duitsland met haar dochter
leefde. Want hun huis is ausradiert,
als zovele Duitse huizen.
Leuven gestudeerd en werd later
pastoor in Grubbenvorst.
Dit staat vermeld in een gebrand
schilderd glas, die in de pastorie be
waard werd.
Kapel van Oostrum
De kapel van Oostrum, waar het
miraculeus beeld van Onze Lieve
Moeder Maria sinds honderden jaren
vereerd werd, werd in de latere helft
van de vorige eeuw met veel smaak
gerestaureerd en van gebrandschilder
de ramen voorzien. Er bevond zich
toen ook een fraai schilderstuk van
de bedevaart, dat door een Venrayse
kunstenaar was vervaardigd.
Maar in dat moederhart is niet
ausradiert het beeld van het kind,
dat zij nauwelijks volwassen moest
afstaan aan den Führer en dat op
vreemde grond moest sterven voor
een afgrijselijk ideaal. En daar in die
oude stinkende bunker, waar de
mensen opeengepakt zitten, zonder
daglicht in benauwde en stinkende
lucht, daar is Frau Dieter te weten
gekomen, dat haar Hans in Holland
ligt en nu is overgebracht naar het
Kerkhof in Ysselsteyn. Yankennissen
is zy jaren daarna weer aan de weet
gekomen, dat vanuit Lochem een
bedevaart ging naar Roermond en
dat ze misschien ook naar Yenray
gingen. En nu zit Frau Dieter aan
een cafétafeltje en bidt de hemel, dat
ze op het kerkhof mag komen. En
zy is het niet alleen. Drie boeren uit
dit kleine Lochem hebben hier hun
zoon liggen, anderen hebben weer
kennissen, anderen willen slechts
zien.
Als na een half uur de boodschap
komt dat het kerkhof dan Voor deze
ene keer, ondanks dat het niet mag,
even open is, dan ziet men deze
Duitsers gaan, langzaam en onzeker.
Ze schrikken van de soldaat aan de
poort, maar als deze niets zegt, dan
zwermen zy uit, zonder een woord
te zeggen over het kerkhof, waar zij
langs de ontelbare graven gaan en
zoeken, kyken, bidden.
De soldaat roept hen terug en
vraagt de namenDieter, Verbeek,
Spreuder, Mangeler. Na even zoeken
komt het antwoord: Plot 1 ry 4,
Plot 6 ry 8, Plot 12 ry 1. Mangeler
onbekend.
De boer schrikt ineen, vraagt nog
eens, maar het blijft neen. Dan gaat
deze boer zyn weg, een grote witte
zakdoek in de hand.
Frau Dieter heeft haar Hans ge
vonden. Een van de 25.000 die hier
liggen. Dikke tranen rollen over haar
verweerd gezicht. Haar handtasje is
open, maar ze merkt het niet, zy
heeft alleen oog voor het kleine nik
kelen plaatje waarin een naam is
uitgestanst, Hans Dieter.
Dat heeft de oorlog haar terugge"
geven. Een wit kruisje tussen de
duizenden, ergens in een vreemd land,
ver van de bewoonde wereld.
Wat moet er omgaan in deze men
sen, die hier nu zeven, acht jaren, na
een alles verwoestende oorlog, staan
onder de grijze Peellucht voor een
klein wit kruis.
Wat moet er omgaan in 't hart van
een Frau Dieter, die in haar gezin
alleen drie doden en een vermiste te
betreuren heeft, die alleen is achter
gebleven met een dochter, die puin
ruimt en leeft in een oude bunker.
Wat moet er omgaan in die boeren,
die zien hoe te midden van het
nieuwe land de dood regeert en hoe
van het trotste Duitse leger niets
resten dan duizenden witte kruizen.
De poorten gaan weer dicht en
terwyl de eerste druppels vallen gaat
de blauwe Geseltschaftwegeri weer
terug naar de geschonden Heimat.
En binnen in de barak vloekt een
soldaat om de onredelijkheid die deze
mensen verbiedt op het kerkhof te
komen.
Er zullen deze zomer nog vele
Frauen Dieter tomen, nog vele Duit
sers, die op de een of andere manier
in Nederland kunnen komen. En zy
zullen hoogstwaarschijnlijk aan een
gesloten poort komen, als niet een of
andere medelijden hebbende soldaat
ze niet stiekum openmaakt.
We hebben reeds vorige week ge
wezen op de dwaasheid van een der
gelijk iets en al maken de werkzaam
heden het misschien wat moeilijk, er
zal toch ook wel een regeling te
treffen zyn. dat dit is te combineren.
En laat men dat dan ook in Duitsland
bekend maken. Dan spaart men ver
geefse tochten en brengt men nog niet
meer leed dan er al reeds is. Dat is
er al genoeg, als men bedenkt, dat
van deze 25.000 soldaten minstens
25 pet. onbekend zal blijven, omdat
hier niet te achterhalen is, hoe zy
heten en waar ze vandaan komen,
dan zullen er ongetwijfeld ook nog
genoeg mensen komen, die het gaat
als de boer hierboven. Er is reeds
genoeg leed in onze dagen.
Laten wy het leed van hen, die
zulk een zware tol moesten betalen
voor wat Duitsland misdeed in die
dagen, niet groter maken als het
reeds is.
Nu men eenmaal weet, dat hier het
grote kerkhof ligt, nu men zover ge
vorderd is, dat reeds 15000 kruizen een
naam dragen, laat men nu ook, zeven
jaren na onze bevrijding, de doden
teruggeven aan hun Duitse families,
maar hen niet laat staan voor een
gesloten poort.
Nog dagelyks komen er nieuwe
graven, nog dagelyks nieuwe namen.
Elk kruis bergt een kleine tragedie
in het grote wereldgebeuren. Maar
het zijn juist die kleine tragedies die
hun nabestaanden zo dierbaar zyn.
Laten Wy de poort openen en ons
geen barbaarse overwinnaars tonen....
POES AN, Dinsdag 8 Mei 1951
In aansluiting op my n vorig schrijven
laat ik hier als een korte revue de
verdere reis met de „Gen. Mac. Rae"
naar Korea volgen
Op Zondag 22 April liepen we de
haven van Colombo binnen, welke
weinig intressants te zien gaf. Hier
werd ons schip van water en brand
stoffen voorzien en nog dienzelfde
avond om half negen zetten we koers
naar Bangkok om daar een circa 160
Thailanders (Siamezen) aan boord te
nemen, die ook ingezet worden in
de Korea-stryd'en om de Amerikaanse
Staat armer te maken.
Aan boord is de stemming gezakt
door die vervelende Amerikaanse,
dagelyks verschijnende scheepskrant,
die nu niet bepaald „fleurige" be
richten geeft over 't front.
De ene dag zoveel mijl terug ge
slagen, de andere dag zoveel honderd
duizend Chinezen ingezet. Ja, 't valt
niet mee, ik geloof zelfs, dat de kok
het merken zal aan de eetlust bij
sommigen.
„Ons" schip schijnt een echte Zon
dagsboot te zyn, want op Zondag 29
April zyn we in H. O. Chiang, een
voorhaven van Bangkok.
We blijven op de reede liggen en
de Siamezen komen per vlot aan
boord. Hier in Bangkok krijgen er
verschillende de eerste ^genslag. De
hele reis was namelipTgezegd, dat
de post voor de opvarende Hollanders
in Bangkok zou zyn, nu echter is er
niets. Pech
's Namiddags om twee uur vertrok
ken we voor de laatste etappe.
Maandag 30 April, verjaardag van
Koningin Juliana, wordt aan boord
geweldig gevierd met een toespraak
door de Commandant plus 'n tinnetje
sigaretten voor de soldaten, gegeven
door Thuisfront, 's Avonds is er
tussen de militairen hersengymna
stiek, die aardig verloopt. Tevens
werd de „feeststemming" verhoogd
door het feit, dat de zoetwaterkranen
met ingang van heden afgesloten zyn
en uitsluitend zout water gebruikt
kan worden.
Dinsdag 1 Mei zyn er oefeningen
voor het ontschepen, die slechts één
persoon steenkoud laten, namelijk de
hier aan boord gestorven Etiopische
soldaat, die longontsteking opgelopen
had en momenteel in de ijskast is
gedeponeerd. Hy zal wel in Poesan
begraven worden.
Donderdag 3 Mei wordt de klok
voor de laatste maal één uur vooruit
gezet en we verschillen nu 8 uur met
de Nederlandse tyd.
Zondag 6 Mei bereiken we Poesan,
de totaal afgelegde afstand bedroeg
21.573 KM., dus een aardig eindje
van Venray af.
Poesan is een haven vol oorlogs
schepen en een kust met kale berg
hellingen. Twee muziekkorpsen staan
opgesteld, evenals een commissie van
ontvangst, gevormd uit Koreaanse
Na de ontscheping worden we op
openxwagens over wegen, dieniet
te beschryven zyn - naar een ten
tenkamp buiten Poesan vervoerd.
Tenten moeten we zelf plaatsen,
bedden organiseren, licht aanleggen
en weet ik veel. 's Avends liften we
naar Poesan. We hebben 24.000 Won
(Koreaans geld) uitbetaald gekregen
en ieder voelde zich ryk.
Doch in P oesan was je er gauw
door heen. Voor 1 doosje
lucifers 300 Won, dus vodjes papier,
3ie je honderden nodig hebt.
Duizenden vluchtelingen stromen
langs de gat aan gat wegen, allen
van klei en nergens asfalt, beton of
bestrating.
De vrouwen dragen hun kinderen
in doeken op hun rug en de ellende
is op veel gezichten. Stenen huizen
zyn er sporadisch en zyn allen door
Amerikanen bewoond.
Op de marktplaatsen en in de
straten heerst een levendige zwarte
handel in van alles wat maar waar
de heeft. Jongens van 4—10 jaar
lopen met pakken Won's en hebben
het liefste Amerikaanse dollars.
De militairen hebben hier wel alle
rechten en je merkt echt, dat het
uitsluitend de Amerikanen zyn, die
hier de oorlog voeren en niet de
Zuid Koreanen. De wegen worden
overstroomd met Amerikaanse leger
wagens, die de liftende soldaten uit
en thuis brengen, waaronder Cana
dezen, die reeds in Holland hebben
gevochten.
Wy wachten nu enkel op verder
transport om naar het front vervoerd
te worden, hetwelk van de eerste 60
man a.s. Zaterdag zal plaats hebben.
De namen zyn nog niet bekend, dus
afwachten. In ieder geval krygen we
geen training of opleiding meer,
maar zullen tussen geoefende troepen
worden verdeeld.
Dit is zo ongeveer alles tot heden
en in ieder geval is het geen Bio-
vacantieoord, dat heb ik toch wel
door. Luitjes, allen gegroet 1
HENDRIK AARTS
UW STEUN stelt
UW RODE KRUIS
in staat zyn vele
taken van naasten
liefde te verrichten
voor 50 jaren terug
No. van 1 Juni 1901
In Merselo werd op 26 Mei
luisterrijk het feest van het Genoot
schap van de Kindsheid gevierd.
Aan Mathy's Custers werd ver
gunning verleend een smederij op te
richten aan de Grote Markt.
Op 28 Mei maakten de Heren
Studenten, ter gelegenheid van het
patroonfeest van „een der Eerw. Heren
Professoren" een buitengewoon uit
stapje naar Vieriingsbeek. De Redactie
besluit: Zo een wandeltochtje ver
ruimt het hart en verfrist de geest.
Mej. Helena Malliet werd be
noemd tot onderwijzeres te Kerkrade.
Yoor het verfwerk aan de nieuwe
woning van de heer M. Verriet was
de enige inschrijver Th. Litjens voor
f 39,50.
Op 30 Mei sloeg de bliksem in
by Gerard Pouwels, huisschilder aan
de Langstraat. Het geval liep goed
af, met weinig schade.
Na een langdurige droogte viel
een weldoende en verfrissende regen.
INENTING TEGEN
DIPHTERIE
Burgemeester en Wethouders van
Venray brengen ter algemene kennis,
dat wederom de gelegenheid bestaat
tot kosteloze inenting van kinderen
boven de zes maanden, die tot op
heden nog niet werden ingeënt tegen
diphterie.
Deze gelegenheid staat ook open
voor de schoolkinderen, die nog niet
tegen deze gevaarlijke kinderziekte
werden geënt.
De inenting zal plaats hebben
In de kerkdorpen MERSELO, HEIDE,
YSSELSTEYN en VEULEN
ie Inenting op Maandag 4 Juni 195i
om 2 uur in het Jeugdhuis te
Merselo;
om 2.30 uur in zaal Litjens te Heide;
om 3 uur in zaal wed. Janssen te
Ysselsteyn;
om 3.30 uur in de bijzondere lagere
school te Veulen;
2e Inenting op Maandag 2 Juli 1951
op dezelfde uren en plaatsen.
Men wordt Verzocht stipt op tyd
aanwezig te zyn en het trouwboekje,
waarin de te enten personen staan
aangetekend, mede te brengen.
Aangeraden wordt in het belang
van de gezondheid en veiligheid van
de jeugd van deze inentingen gebruik
te maken.
Venray, 9 Mei 1951.
Algemene ontwikkeling
op Landbouwgebied
Het is interessant en belangrijk om
na te gaan, op welke wyze „men"
moeite doet om de boeren jeugd van
vandaag die ontwikkeling by te
brengen, welke zy in deze moderne
tyd behoeft. En dan bedoelen wy daar
niet mee, wat de grote en machtige
standsorganisaties en economische
instellingen doen noch wat door de
overheid via onderwys en voorlich
ting gedaan wordt, maar wat parti
culieren uit idealisme vaak
daartoe by dragen.
Dezer dagen ontvingen wy b.v. het
jaarverslag van het „Landbouwont
wikkelingscentrum voor Zuidholland"
- een orgaan, uit het initiatief van
van Driel en van Hoek geboren, dat
zich tot doel stelt oud-leerlingen van
de landbouwwinterscholen van jaar
tot jaar op de hoogte te houden van
wat er in de moderne maatsch ppy
leeft en wat er aan nieuwe vindingen 1
is bijgekomen. De gehele activiteit
bestaat in het organiseren van een
jaarlijkse wintercursus van tier. les-
dagen, waar mannen uit de weten
schap en de practyk belangenloos als
lesgevers optreden. Een les van ander
half uur gevolgd door een georgani
seerd debat van anderhalf uur
's morgens en eenzelfde program maar
met een ander onderwerp 's middags,
is alles wat er wordt gedaan. Een
activiteit zonder vergaderingen of
wat ook met honderd percent rende
ment voor onze jonge boeren.
Het verslag, dat 77 bladzijden dik
is, bevat een korte samenvatting van
de lessen en de debatten en de