De Notaris
at yeen qans
Komt er een
koude winter
Staliano
SchHn~He6chaiiiHq.
Zij vlogen naar Australië
be waren. In de nacht zullen wij met
de vreemdelingen afreizen naar Egyp
to« Zo heeft de bode Gods ons te
v rstaan gegeven. Ons zal geen
kwaad geschieden, doch wy huiveren
voor het lot van de onschuldige
kinderen van Bethlehem 1"
Toen nam Manasse eerbiedig af
scheid van Jozef en Maria en zag
met grote bewogenheid neer op het
nu slapende kind. Een wonderlijke
vrede vervulde zyn hart en hy nam
een moedig besluit.
De herberg verlaten hebbende, ging
hy van huis tot huis en verried daar
het plan van Herodes, opdat dan de
kinderen gered zouden worden.
Manasse bezwoer de ouders hun
huizen zonder uitstel te verlaten en
moest wederom een teleurstelling
ondervinden, want hy ontmoette
geen geloof.
„Zou het kind van die timmerman
uit Nazareth, dat in een stal geboren
kind door flerodes gezocht worden
Zou hy de Messias zyn
Weer klonk hot hoongelach Ma
nasse in de oren. Enkele mannen
slechts leenen hem aarzelend gehoor
en waren bereid zelf in Jerusalem op
onderzoek uit te gaan, maar zy
haastten zich niet, bevreesd door de
anderen gehoond te zullen worden.
Eén man was, die alleen maar stil
lachte en Manasse toefluisterde:
„Bedenkt gy, wat Herodes zou
kunnen doen met een herder, die
hem verraadt
Deze man, Nathan genaamd, had
twee zonen in Herodes' lijfwacht.
Pas toen Manasse, geheel ontdaan
over het verzet, dat hy hy zyn waar
schuwing O"tnio«-t. had, naar d
velden var. Efrath* t^nur wandeld*-
drong het gevaar, dat deze Nathan
voor hem vormde, tot hem door.
By de kudde drongen de herders
om hen heen, nieuwsgierig naar het
geen hy gedaan had. Zy prezen allen
zyn moedige daad, maar rieden hem
aan, enige tyd uit de landstreek te
verdwyn6n om zodoende de bloedige
wraak van Herodes te ontgaan.
„Ik zal naar Syriö uitwijken, toch
niet voor de nacht", antwoordde
Manasse. „Nog eenmaal wil ik de
Christus zien, voordat bij naar Egyp
te gegaan zal zyn".
En hoe de herders hem ook baden
om zonder uitstel te vluchten, hy
wilde niet gaan voordat hy zyn
verlangen naar het Kind gestild zou
hebben.
Zo geschiedde het verder, dat de
herders bij het vallen van de nacht
verzameld waren voor het huis van
Heber, de herbergier en Manasse het
kind In de armen van Maria, zijn
moeder mocht leggen, alvorens zij
op haar muildier steeg, dat haar dooi
de woestijnen naar het verre land
van de Nyl zou biengen.
De vreemdelingen waren zo w
roerd door dit bewys van liefdeken
aanhankelijkheid, dat zij de herders
een ry'k geschenk aanboden, genoeg
om hun kudden aanzienlijk uit te
breiden.
Manasse echter gaf zijn deel aan
aan de anderen en zag alleen naar
het kind.
„Ik zal geen deel meer hebben aan
dit aardse goed", zei hy zacht. „Neemt
gy het en doet ermee wat u goed
dunkt"
Toen zette de kleine karavaan zich
in beweging en verdween in de
sterrelichte nacht.
De herbergier noodde de herders in
zyn huis, want allen, die de heilige
nacht in de stal ervaren hadden,
wilden met elkander zyn, nu het
Kind uit hun midden was heenge
gaan. Ook Manasse haastte zich niet
en zyn vrienden drongen niet meer
aan, als gevoelden zy, dat het 1< t van
Manasse niet te scheiden was van
het kind.
Tegen de morgen werden zy opge
schrikt door heftig rumoer in de
nauwe straten en angstig weeklagen
in de huizen.
Zy ijlden naar buiten en zagen in
het woest flikkerende licht van flam
bouwen, het geschitter van helmen
en zwaarden.
Vrouwen liepen, luid roepend en
handenwringend in radeloos verdriet
heen en weer. Sommigen wierpen
zich op de krijgslieden en werden
doorstoken. Als dode ratten werden
de vermoorde kindéren op straat
geworpen en door de rampzalige
ouders beurtelings gestreeld en aan
het hart gedrukt, alsof het hierdoor
mogelijk ware, hen in het leven
terug te roepen.
Verlamd van ontzetting staarden
de herders en de herbergier naar het
gruwelijk toneel. Zy waren niet in
staat iets te ondernemen tegen deze
satanische kindermoord en zagen het
onschuldig bloed met onderdrukt
gekerm in hun harten, wegstromen.
Op dit schrikkelijke moment dachten
allen aan hetgeen de »ngelen geju
beid hadden over vrede en heil ei
waren zy de eersten, die tot het
besef kwamen, dat de beloofde vrede
niet zou komen dan na een smarte-
ïyke weg van duizenden jaren ge
richt.
In een visioen zag Manasse de
aarde in bloed en vuur, maar noch-
thans was er vrede in zyn hart, toen
hy het valse gelaat van Nathan voor
zich zag opdoemen.
„Dit is de verrader", schreeuwde
Nathan. Toen kwamen zyn zonen en
doorstaken Manasse op de plaats
waar hy stond.
Aldus waren de kinderen van
Bethlehem en de herder Manasse de
eerste martelaren voor het Kind, dat
eens de vrede op aarde zal brengen
voor alle mensen van goede wil
Drie en veertig jaar is notaris Krabben dyke uu getrouwd met
Annabel, de dochter van oud-burgemeester Dirksmans. En twee
en veertig jaar lang heeft het echtpaar Krabbendyke—
Dirksmans met Kerstmis gans gegeten. „Ongans van de gans",
dat was het slagwoord van de notaris, waarmee hy zich elk
jaar op 25 December achter de tafel placht te zetten. Want
de notaris is een olykerd als het er op aan komt.
Er leek geen enkele reden om dit jaar van de traditie af
te wyken. Toen notaris Krabbendyke gistermorgen zorgvuldig
de rimpels van zyn nek over zyn staande boord plooide zou
hy niet hebben verwacht, dat hy dit jaar geen kerstgans zou
eten. Maar de erven Dubbeldam hebben om zo te zeggen roet
in de kerstgans gegooid. Want tante Amalie Dubbeldam is
overleden en notaris Krabbendyke was de enige die wist,
waar haar spullen heen zouden gaan.
„Zo dubbeltjesdam", groette de no
taris opgewekt to9n Gysbert Dubbel
dam 't kantoor binnen kwam stappen.
Mynheer de notaris", zei Gysbert
triistig, „ik kwam eens praten over
de nalatenschap van wylen tante
Auiaiie. V\ y zouden er nu wel eens
iets van willen weten". „Dat kan,
Dubbeltjesdam, dat kan, want ik heb
net een boodschap rondgestuurd aan
de familie dat morgen om 2 uur het
testament geopend wordt.
.Enne..." viste Gysbert Dubbeldam,
„'t Is niet om nieuwsgierig te wezen,
maar eh... sta ik er zogezegd ook nog
in genoemd...?"
Gysbert Dubbeltjesdam,je begrijpt
wel dat ik daar nu nog niets van
kan zeggen. Maar je brengt morgen
maar een prima kerstgans voor me
mee, dan zal de zaak best in orde
komen".
Opgetogen ging Gysbert naar huis.
s Anderdaags, precies om twee uur
was hy present. Samen met de andere
erven, die allemaal hun Zondagse
pakken aan hadden en sigaren rook
ten. Iedereen gaf iedereen een hand
alsof ze meKaar in geen jaren hadden
gezien, en iedereen was razend zenuw
achtig.
De notaris was joviaal en olyk als
steeds. Een kwinkslag hier, een aar
digheidje -daar, en de erven lachten
uit beleefdheid zo hard, dat het
hemelsblauwe Meer van Genève op
het schrijfbureau ervan begon te
schudden.
Toen brak het plechtige moment
aan, de notaris zette zyn lorgnet op,
keek de zwijgende kring rond en nam
een langwerpige enveloppe. Hy ver
brak de krakende lakzegels, keek
weer de kring rond en begon te
lezen. „Voor mij, Jacob Jan Hendrik
Lodewyk Krabbendyke verscheen
heden, den..." en zo voort, tot hy aan
de legaten kwam.
De erven zaten op het puntje van
hun stoel. Even rechtopschietend als
hun naam werd genoemd. Als ver
moeid terugzygend in hun stoel als
bleek, wat de erfenis was. Cato van
Ome Tinus kreeg de kooi met het
kanariepietje. „Omdat ze zo goed
zingen kan". Pieter van Gys Dubbel
dam kreeg de oude Bijbel. „Omdat hy
zo goed lezen kan". Cathrien kreeg
de poppetjes van de schoorsteen
mantel. „Omdat ze zo goed stof af
nemen kan".
Daarop kwam Gysbert Dubbeldam
aan de beurt. De notaris keek over
zyn lorgnet heen even de kamer in
om te zien, of Gysbert er wel wer
kelijk was. Gysbertus Dubbeldam
las hy met verheffing van stem
krygt de poes, omdat hy zo goed
miauwen kan.
Het was even nog stiller in de
kamer. De erven keken elkaar aan
en toen naar Gysbert, die paars begon
aan te lopen. Er werd wat gemonkeld.
Maar de notaris ging gewoon verder:
duizend gulden voor het klooster,
duizend gulden voor Marie Spruit, de
werkvrouw. Gysbertsnaam werd niet
meer genoemd. Ruw trekkend aan de
sigaar van de notaris stapte hy naar
huis.
Die avond werd er by de notaris
gebeld. Mevrouw Krabbendyke-Dirks-
mans deed zelf de deur open. Het
Gysbert. Met een bebloed pakje.
Mevrouw", tikte hy beleefd aan zyn
pet, „ik had de notaris gisteren half
en half een kerstgans beloofd..."
Mevrouw van de notaris begon al
ja te knikken en de handen naar het
pakje uit te steken. „Maar", liet
Gysbert Dubbelman er 'meteen op
volgen, „nou is die erfenis nogal tegen-
gevallén en nou had ik gedacht... de
tranzen beunen nogal duur van 't
en nou had ik maar een haas
"meegebracht. Een kersthaas, dacht
ik, die zal meneer de notaris ook wel
lusten".
„Nou, dat vind ik aardig van je
hoor", zei mevrouw Krabbendyke
enigszins teleurgesteld. „Rook je een
cigaret voor de moeite?"
Dat slaan ik niet af mevrouw",
zei Gysbert, en paffend ging hy weg.
Die eenvoudige mensen", doceerde
de"notaris toen hy die avond in zyn
bed stapte, „ze vallen je toch steeds
weer mee. Neem nou die Dubbeldam...
Dubbeltjesdam zeg ik altijd, hahaha...
die dacht heel wat te erven... Ik zeg
tegen 'm, breng me maar eens een
fijne kerstgans mee... En wat doet
Hij komt met een haas aan... In
onze kringen ontmoet je nooit zoveel...
zoveel, hoe zal ik 't zeggen... zoveel
ongeveinsde hartelijkheid. Dat is 't
ja ongeveinsde hartelijkheid. We
moesten die mensen er maar een
ezier voor terug doen. Stuur er
morgen Leentje maar heen met een
fles wijn en wat koekjes..."
De volgende morgen ging Leentje
naar de familie Dubbeldam. Met een
fles wijn van de kruidenier en een
half pond kerstkransjes, ook van de
kruidenier. En d6 groeten van me-
I vrouw en meneer de notaris.
o-
„Dat is de eerste keer sinds jaren,
dat we geen gans eten met kerstmis"
zei notaris Krabbendyke, toen hy zyn
gouden horlogeketting achter zyn
servet stopte. Mevrouw knikte.
De notaris keuvelde opgewekt over
koetjes en kalfjes en over het som
bere weer en toen begon hy en zijn
vrouw te eten. Hij smulde en kloof,
tot zijn hele gezicht er van begon te
glimmen. Net, toen hy zich weer
wilde bedienen ging de telefoon.
„Hé", deed de notaris verwonderd
Telefoon? Op de eerste Kerstdag en
dan onder etenstijd Wie kan dat
zyn Zeker Jane, of we van de week
komen bridgen. Die belt altijd onder
het eten".
„Hallo", begon hy, ..met notaris
Krabbendyke".
„Miauw", zei de telefoon.
„Hoe zegt u?" vroeg de notaris.
„Miauw" antwoordde de telefoon.
„Mevrouw? Ja, die is hier. Wie kan
ik zeggen dat er..."
„Miauuw", ging de telefoon onver
stoorbaar verder.
Langzamerhand drong de waarheid
in het brein van de notaris door.
„Mi... mi..." stotterde hy. Toen smeet
hy de hoorn op de haak.
Dit jaar met kerstmis was de
notaris, naar zyn eigen slagwoord,
écht ongans. Maar niet van de gans.
Wy hebben er geen klagen over,
dat er zo weinig te doen is op deze
wereld. Er is iumoër en laweit
overal. Er is krakeel en gescheld en
het is al lang zo ver gekomen, dat
degen die zeggen brave mensen
te zyn ook al aan hetherrieönzyn
geslagen en woorden spreken en
gedachten koesteren, die helemaal
niet met hun houding passen.
Het is zó, dat iedereen gelyk wil
hebben, en aan een ander het recht
daartoe ontzegt.
Daarom al die herrie.
De een wil de ander z'n onfeil
baarheid opleggen en „het" volmaak
te systeem aan de hand doen. Meestal
.it daar iets achter, niet zelden eigen
gewin.
Tussen die twee een of meer
krakelende lieden staat de massa.
Die spreekt zoals ze gebekt is. Ge
woonlijk is het zo, dat men met alle
middelen die massa op de hand te
hebben en als het eenmaal zo ver is
kan men er by wyze van spreken
piano op spelen.
Dat noemt men regeren.
We zyn vaker getuigen geweest
van verschrikkelijke staaltjes van
domheid. Lieden schaarden zich
achter bewegingen, die het er langs
een omweg en nog niet zo'n heel
grote op aanlegden, de man, die
door het idee gevangen werd, de das
om te doen.
Zy begrepen dat niet, of wilden
het niet begrijpen, omdat zij er per
soonlijk voordeel mee boekten. Dan
begonnen ook zy aan het produceren
van lawaai.
Als we zo rondkijken, moeten we
eerlijk zeggen, dat de regeerders van
onze generatie er bitter weinig van
terecht hebben gebracht.
Als zy voor datgene wat ze hebben
gewrocht punten kregen gelyk de
kinderen op school, dan zouden zy
aan geen hoge cijfers komen. Want
hun werk zit vol fouten, grote en
kleine grote helaas het meest
En merkwaardig: ze worden daar
voor doorgaans niet gestraft. Terwyl
men elders degenen, die ernaast
deden, eens flink in het zonnetje
zet en men hun de verzekering af
perst, dat ze het in het vervolg
beter zullen doen, gaat een staats
man vry uit.
De krullejongen, die een stukje
hout verkeerd bewerkt heeft, krygt
ongenadig op z'n zielement, maar de
regeerder, die hele volksstammen
verkeerde wegen heeft aangewezen,
of onzalige idee's propageert, wordt
beschermd.
Grote honden bijten elkaar niet,
zegt 't spreekwoord. Daar is veel
van waar. Als we tegemoet moeten
komen aan een algemene tendenz
schuldigen te straffen, trekken we
Uitbarstingen van de Etna mogelijk van invloed.
En over 10.000 jaar een nieuwe ijstijd
Strenge winters zijn niet zeldzaam.
De sneeuwjachten, waardoor velen
al sinds de Sint Nicolaasdagen on
aangenaam wellicht ook wel aan
genaam werden verrast, herinner
den er ons plotseling aan, dat wy
ons in de koude maanden van het
jaar bevinden.
Uitgezonderd een aantal hart
stochtelijke liefhebbers van winter
sport, heeft, naar wy menen, toch
wel het grootste deel van ons volk
een afkeer van uitgesproken strenge
winters.
Nu de nood in een groot deel van
Europa nog zo dreigend is en de
huishoudbudgetten door de hoge
kosten van levensonderhoud, toch al
zo licht een tekort aanwijzen, vragen
wy ons met nog meer zorg in het
hart dan anders af, of wy werkelijk
een strenge winter tegemoet gaan.
De laatste jaren zyn de weergoden
ons over het algemeen niet onguns
tig gezind geweest.
Uitgezonderd het jaar 1947, waren
de winters zelfs zacht te noemen en
zeer zeker niet abnormaal streng. Er
zyn zelfs tal van theorieën geboren,
die ons vertellen van het warmer
worden der aarde, naarmate wy
verder van de ijstijd leven, die onge
veer 15000 jaar geleden moet zyn
geëindigd.
Men meent te weten, dat de peri
oden, die tussen de ijstijden liggen,
even lang duren als die ijstijden
zelf.
Wanneer het nu juist is, dat de
ons bekende ystyd 25000 jaar heeft
geduurd, dan mogen we verwachten,
dat ons nog 10.000 „warmere" jaren
wachten en kunnen we dus gerust
zyn
Tal van andere voor de tijd van
het jaar opwekkende verklaringen
sluiten by het bovenstaande aan
Elk jaar trekken er een aantal
poolgeleerden naar de koudste streken
van dit ondermaanse. Op deze onder
zoekingstochten vonden zy midden
de ijsvelden aan de Zuidpool,
waar de temperaturen soms wel 50
graden onder nul zyn, binnenzeeën,
die nooit dichtvriezen.
Ook zijn daar landstreken aange
troffen, die men kan bebouwen.
Komt men op IJsland, dan kan
daar groene weiden vinden, die
eeuwenlang bedekt zyn geweest
onder meters dik ijs.
In de Poolzeeën wordt thans wel
meer vis aangetroffen dan voorheen.
In de Barendszee wordt tegenwoor
dig wel ongeveer 900 millioen kilo
kabeljauw gevangen, terwijl men 100
jaar geleden nog niet de helft van
dit gewicht uit het koude water
vermocht op te halen.
Een geheel juist beeld van de zo
veranderde visstand geven deze cy'fers
echter niet, want ook de techniek
van het vissen is in de loop der
tyden aanzienlijk verbeterd, terwyl
men zich in de moderne wereld door
betere kleding en doelmatiger voe
ding ook beter tegen de koude kan
wapenen.
Meer gletschers smelten.
Toch geeft het te denken, dat de
poolzeeën niet meer zoveel maanden
per jaar als voorheen voor de schepen
onbevaarbaar zyn.
Voegt men daar nog aan toe, dat
veel gletschers op Groenland zich ir
smeltende toestand bevinden, dan
moet men toegeven, dat deze theo
rieën over het warmer worden der
aarde geenszins op fantasie be
rusten.
Intussen zou al dat smeltende ijs
grote problemen met zich brengen
voor de afvoer van al het geprodu
ceerde water.
De watertoevoer naar de wereld
zeeën zou enorm toenemen en waar
nemers hebben dan ook vastgesteld,
dat het peil der oceanen per jaar
gemiddeld met drie mm. stygt.
Zouden alle gletschers op Groen
land smelten, dan zou het peil van
de wereldzeeën ongeveer vijftig meter
hoger komen te liggen.
Een groot deel van de continenten
zou daardoor onder water stromen.
Een laag land als Nederland zou
daardoor geheel verdrinken evenals
de grote steden Londen, New
York, Washington enz.
Voordat het echter zo ver is, zul
len er nog 15000 jaren verstrijken.
We behoeven ons dus niet al te
angstig te maken, want volgens een
in het voorgaande gegeven theorie,
zal er in die tussentijd al weer een
nieuwe ijstijd aanbreken.
Hieruit blykt echter, dat wy die
koudegolven niet al te zeer moeten
verguizen. We kunnen er 't bestaan
van ons land nog wel aan te danken
hebben.
De valkaan-theorie.
Men noemt ook wel eens de vul
kanen als oorzaak van een strenge
winter.
Telkens wanneer er vóór een
winter een uitbarsting van een of
andere vulkaan heeft plaats gehad,
voorspelt men, dat er een zeer stren
ge winter volgt.
Deze gedachte vloeit voort uit de
opvatting, dat de grote hoeveelheden
stofdeeltjes, die door de werkende
vulkaan tot op zeer grote hoogte in
de lucht worden geworpen, daar
jarenlang buiten het bereik van
regen en wind blijven hangen. Deze
stofjes zouden grote invloed uitoefe
nen op de hoeveelheid zonneschijn,
die de aarde kan bereiken.
Men heeft berekeningen gemaakt,
die aantonen, dat slechts een klein
gedeelte van een kubieke kilometer
stof voldoende zal zyn om de tempe
ratuur gedurende lange tyd onguns
tig te beïnvloeden.
Sommigen menen zelfs hier de
oorzaak in te moeten zoeken van het
ontstaan van een nieuwe ijstijd.
Hoe gevoelig de temperatuur op
aarde wel is voor invloeden van
buiten, blykt uit de dalende
temperatuur by het optreden van
zonnevlekken. En dan te beden
ken, dat de temperatuur in ons
Europa maar ongeveer acht
graden behoeft gemiddeld te
dalen om een nieuwe ijsveld tot
werkelijkheid te maken.
De vulkaan-theorie maakt juist de
laatste tyd weer veel indruk, omdat
de vuurspuwende berg, de Etna, op
Sicilië onlangs weer is gaan werken
en bij die gelegenheid zonder twijfel
millioenen stofdeeltjes het luchtruim
heeft ingeblazen.
We zullen daar wel geen ijstijd
uit mogen verwachten, maar het is
toch niet ondenkbaar, dat de tem
peratuur van de komende winter er
door beïnvloed wordt.
In dat geval mogen we zeer zeker
een koude winter tegemoet zien
Zijn strenge winters
zeldzaam
Het zal wel erg moeilijk zyn om
de ongetwijfeld interessante theorieën
over het al dan niet toenemen van
het aantal koude of zachtewinters
met zekerheid te bewijzen.
Hoe het ook zy, de statistiek over
honderd jaar winter in Nederland
wijst uit, dat wy van 1850 tot heden
nog meer ijswinters dan slappe
winters hebben doorgemaakt.
Wanneer men zo dikwyls spreekt
over de „strenge winters van vroe
ger", dan bedoelt men meestal de
winters van 1885 tot 1909.
In dit tydstip vielen er maar twee
uitgesproken zachte winters. Zo'n
lange rij van yswinters is nadien
nog niet weer voorgekomen, maar
dat betekent, dat we nu niets
anders meer kunnen verwachten dan
regenwinters.
Als we de statistiek bekijken, dan
mag er gerust een regenwinter
komen en dan kan niemand spreken
van een abnormaal verschijnsel.
Liefhebbers van veel schaatsen
rijden zullen wel hopen, dat de vul
kaan- theorie opgaat, maar wanneer
er dan een ijstijd op volgt, moeten
ze die ook maar op de koop toe
nemen
De drie gebroeders Verhees uit Helmond en J. van Arkel uit
Den Haag zyn per vliegtuig naar Australië geëmigreerd. Op
6 November j.l. kwamen zy behouden te Melbourne aan en
schreven onderstaande brief aan de Helmondse Courant,
waaraan wy dit schrijven ontlenen
het koude
het zwaard en plaatsen de weeg
schaal op scherp, om de allerkleinste
rakkers te grypen en hen te kerkeren
de stakkers, die met één korreltje
zand knoeiden. Terwijl we de grote
)ieten, die met bergen van zand
moeiden, vanwege de schittering er
van, niet zien.
Daarom dan ook, dat er herrie en
rumoer op de wereld blijft.
Zolang de rechtvaardigheid we
benadrukken het: in alle geledingen
geen kans krygt, zullen we met
Geachte Vrienden
Noorden.
Hier komt ons eerste pennekrab-
betje uit het warme Zuiden, waar
een edel Helmonds trio in gezelschap
van een Hagenaar, die het kwartet
volmaakt hun vreugdevol verblyf in
hun nieuwe Vaderland genieten.
Het begin van ons avontuur was
het taxiën van de „Overloon" op het
vliegveld Schiphol, waar wy afscheid
namen van 't vaderland.
De reis was schitterend en bracht
al de eerste dag vele bewonderens
waardige dingen om slechts te
noemenhet zo prachtige Rhóne-dal,
de Alpen, de helderblauwe Middel
landse Zee en Rome als blokkendoos
uitgespreid over een met alle kleuren
bedekt tapijt. Vervolgens Caïro, voor
door zware wolken en
dumpings van onze kist, en een ont
vangst van in nachthemd geklede
Arabieren, een heerlijk diner, goede
service en 'n gloeiend hete nachtrust.
De 2e vliegdag bezorgde al evenzeer
een hoop nieuwe dingen, waarvan de
reeks geopend werd met 't Suez-
kanaal, de Arabische woestijn en
Basrah als rust- en Karachi als
nachtverblijf.
Zo ging onze vliegtocht verder
de plaatsen Colombo (berucht
om zyn zakkenrollers) en Singapore
naar Port Darwin, dat ons als eerste
stad in ons nieuwe vaderland enige
rillingen bezorgde. De laatste trip
van de Darwin-rimboe naar de stad
Sydney was wel wat taai.
Een koude overviel ons bij het
verlaten van de ons in 6 dagen zo
dierbaar geworden „plane". In het
douanestation werd hartelijk afscheid
genomen van de bemanning, die wis
waarachtig een flinke pluim op
hun met 't K.L.M.-embleem versierde
pet verdiende.
De bemanning heeft alles gedaan
om het de 64 passagiers zo aange
naam mogelyk te maken.
Nu begon het onbekende gedeelte
van het avontuur.
Door de heersende spoorwegstaking
Victoria werden wy genoodzaakt
om de afstand Sydney-Melbourne ook
per vliegtuig af te leggen, en zo
stapten wij in de nacht van Zaterdag
November om 00.15 Melbourne
binnen. Zonder bed, zonder dak en
zonder veel kennis.
Na enige moeilijkheden kregen we
eerste op Maandagavond 19 uur een
dak boven ons hoofd, een bed en een
pracht van een kamer, waar we ons
dadelijk thuisvoelden.
Ook het werk was gauw gevonden,
want iedere dag staan pl.m. 8 pagina's
advertenties in de krant voor werk
krachten in iedere branche.
Al gauw hadden we in de gaten,
dat toch alles niet zo gemakkelijk
als we dachten en dat taaiheid
doorzettingsvermogen nodig zyn
om hier door de zure appel heen te
byten.
Dat hy zuur is, daar kan men van
op aan. Heus, we hebben de geeste
lijke krachten van ons alle vier er
onder moeten zetten. De lichamelijke
krachten sly'ten hier nier. Zo is bij
voorbeeld het woningprobleem hier
een grote moeilijkheid en wil men
niet onder inwoning bly'ven, dan is
eenieder verplicht zyn eigen huisje
te bouwen.
Zo heeft Australië zyn voor en
tegen, maar alles tezamen is het
hier voor een hard, doorzettend mens,
die ook tegenslagen kan incasseren,
een hemels oord. Wéé hy, die deze
eigenschappen niet bezit I Die zal al
heel gauw de terugtocht aanvaarden.
Heeft men genoemde eigenschappen
dan is Australië een paradijsje in
verpeste wereld! De ver
diensten zijn abnormaal goed, het
levensonderhoud is niet zo duur, het
z'n allen een voze wereld in stand
houden
Kijk maar eens naar vele dingen
om U heen 1
het woningprobleem en de textiel.
De kennis van de Engelse taal
wordt al gauw uitgebreid en enige
kennis van deze taal, voordat men
hier komt, behoort tot de noodzake
lijke dingen. Dat spaart moeilijk
heden.
Het weer is hier momenteel ont
zettend heet, 102 gr. F. en dit kan
nog wel 112 gr. F. worden. Als men
bedenkt, dat op de warmste dag in
Nederland de temperatuur ongeveer
75 gr. F. is, dan kan men zich voor
stellen hoe heet het hier is. Reeds
met doodstil zitten is je lichaam
gelyk aan een waterval!
De mentaliteit van de Australiër
is al heel verschillend van die van de
Nederlander in Nederland. (Een Ne
derlander hier is al binnen 4 dagen
Australiër). De Australiër is naar
onze opvattingen erg lui en „gemak
kelijk"; eten en drinken vormen de
hoofdschotel. Teatime, lunch-time,
coffee-time en te laat komen vormen
de dagtaak. In Nederland rusten de
arbeiders niet, al is de baas moe,
maar hier rust de baas als de arbei
ders moe uitrusten. EHart 7.45, re
rust 8.15 etc. Nu komt er voor de
Nederlander een grote moeilijkheid
en wel deze: door de beknopte kennis
van de Engelse fabriekstaal raak je
niet in het gesprek. Een vlot gesprek
tussen Australiërs onderling en het
lachen van deze mensen, het niet
verstaan en begrypen, maakt je ner
veus, doet je in je zelve keren en
veroorzaakt piekeren met de daaraan
verbonden narigheid van gevoelens
van eenzaamheid, waarbij men zich
sterk moet behoeden voor heimwee,
dat zich niet makkelijk laat onder
drukken. Dit vormt buiten alle andere
moeilijkheden, waar ieder mens
afzonderlijk tegenover komt te staan,
de grootste en dikwijls onoverwinne
lijke.
Dit laatste en ook de andere moei
lijkheden gelden niet voor ons, want
als getrouwe kameraden en broeders
hebben we van de beginne af alle
moeilijkheden met vier paar schouders
gedragen, en dat is de reden van
ons welvaren.
Nu waarde lieden, vrienden en
kennissen in het kleine landje, dit
zyn dan onze eerste belevenissen en
onze adviezen voor hen, die willen
komen naar dit heerlijke oord.
INGEZONDEN
DAAR NIET
HIER WEL
het lekkerste middel
tegen verkoudheid
30 cent
oer 100 gram