De Notaris at yeen qans Komt er een koude winter Staliano SchHn~He6chaiiiHq. Zij vlogen naar Australië be waren. In de nacht zullen wij met de vreemdelingen afreizen naar Egyp to« Zo heeft de bode Gods ons te v rstaan gegeven. Ons zal geen kwaad geschieden, doch wy huiveren voor het lot van de onschuldige kinderen van Bethlehem 1" Toen nam Manasse eerbiedig af scheid van Jozef en Maria en zag met grote bewogenheid neer op het nu slapende kind. Een wonderlijke vrede vervulde zyn hart en hy nam een moedig besluit. De herberg verlaten hebbende, ging hy van huis tot huis en verried daar het plan van Herodes, opdat dan de kinderen gered zouden worden. Manasse bezwoer de ouders hun huizen zonder uitstel te verlaten en moest wederom een teleurstelling ondervinden, want hy ontmoette geen geloof. „Zou het kind van die timmerman uit Nazareth, dat in een stal geboren kind door flerodes gezocht worden Zou hy de Messias zyn Weer klonk hot hoongelach Ma nasse in de oren. Enkele mannen slechts leenen hem aarzelend gehoor en waren bereid zelf in Jerusalem op onderzoek uit te gaan, maar zy haastten zich niet, bevreesd door de anderen gehoond te zullen worden. Eén man was, die alleen maar stil lachte en Manasse toefluisterde: „Bedenkt gy, wat Herodes zou kunnen doen met een herder, die hem verraadt Deze man, Nathan genaamd, had twee zonen in Herodes' lijfwacht. Pas toen Manasse, geheel ontdaan over het verzet, dat hy hy zyn waar schuwing O"tnio«-t. had, naar d velden var. Efrath* t^nur wandeld*- drong het gevaar, dat deze Nathan voor hem vormde, tot hem door. By de kudde drongen de herders om hen heen, nieuwsgierig naar het geen hy gedaan had. Zy prezen allen zyn moedige daad, maar rieden hem aan, enige tyd uit de landstreek te verdwyn6n om zodoende de bloedige wraak van Herodes te ontgaan. „Ik zal naar Syriö uitwijken, toch niet voor de nacht", antwoordde Manasse. „Nog eenmaal wil ik de Christus zien, voordat bij naar Egyp te gegaan zal zyn". En hoe de herders hem ook baden om zonder uitstel te vluchten, hy wilde niet gaan voordat hy zyn verlangen naar het Kind gestild zou hebben. Zo geschiedde het verder, dat de herders bij het vallen van de nacht verzameld waren voor het huis van Heber, de herbergier en Manasse het kind In de armen van Maria, zijn moeder mocht leggen, alvorens zij op haar muildier steeg, dat haar dooi de woestijnen naar het verre land van de Nyl zou biengen. De vreemdelingen waren zo w roerd door dit bewys van liefdeken aanhankelijkheid, dat zij de herders een ry'k geschenk aanboden, genoeg om hun kudden aanzienlijk uit te breiden. Manasse echter gaf zijn deel aan aan de anderen en zag alleen naar het kind. „Ik zal geen deel meer hebben aan dit aardse goed", zei hy zacht. „Neemt gy het en doet ermee wat u goed dunkt" Toen zette de kleine karavaan zich in beweging en verdween in de sterrelichte nacht. De herbergier noodde de herders in zyn huis, want allen, die de heilige nacht in de stal ervaren hadden, wilden met elkander zyn, nu het Kind uit hun midden was heenge gaan. Ook Manasse haastte zich niet en zyn vrienden drongen niet meer aan, als gevoelden zy, dat het 1< t van Manasse niet te scheiden was van het kind. Tegen de morgen werden zy opge schrikt door heftig rumoer in de nauwe straten en angstig weeklagen in de huizen. Zy ijlden naar buiten en zagen in het woest flikkerende licht van flam bouwen, het geschitter van helmen en zwaarden. Vrouwen liepen, luid roepend en handenwringend in radeloos verdriet heen en weer. Sommigen wierpen zich op de krijgslieden en werden doorstoken. Als dode ratten werden de vermoorde kindéren op straat geworpen en door de rampzalige ouders beurtelings gestreeld en aan het hart gedrukt, alsof het hierdoor mogelijk ware, hen in het leven terug te roepen. Verlamd van ontzetting staarden de herders en de herbergier naar het gruwelijk toneel. Zy waren niet in staat iets te ondernemen tegen deze satanische kindermoord en zagen het onschuldig bloed met onderdrukt gekerm in hun harten, wegstromen. Op dit schrikkelijke moment dachten allen aan hetgeen de »ngelen geju beid hadden over vrede en heil ei waren zy de eersten, die tot het besef kwamen, dat de beloofde vrede niet zou komen dan na een smarte- ïyke weg van duizenden jaren ge richt. In een visioen zag Manasse de aarde in bloed en vuur, maar noch- thans was er vrede in zyn hart, toen hy het valse gelaat van Nathan voor zich zag opdoemen. „Dit is de verrader", schreeuwde Nathan. Toen kwamen zyn zonen en doorstaken Manasse op de plaats waar hy stond. Aldus waren de kinderen van Bethlehem en de herder Manasse de eerste martelaren voor het Kind, dat eens de vrede op aarde zal brengen voor alle mensen van goede wil Drie en veertig jaar is notaris Krabben dyke uu getrouwd met Annabel, de dochter van oud-burgemeester Dirksmans. En twee en veertig jaar lang heeft het echtpaar Krabbendyke— Dirksmans met Kerstmis gans gegeten. „Ongans van de gans", dat was het slagwoord van de notaris, waarmee hy zich elk jaar op 25 December achter de tafel placht te zetten. Want de notaris is een olykerd als het er op aan komt. Er leek geen enkele reden om dit jaar van de traditie af te wyken. Toen notaris Krabbendyke gistermorgen zorgvuldig de rimpels van zyn nek over zyn staande boord plooide zou hy niet hebben verwacht, dat hy dit jaar geen kerstgans zou eten. Maar de erven Dubbeldam hebben om zo te zeggen roet in de kerstgans gegooid. Want tante Amalie Dubbeldam is overleden en notaris Krabbendyke was de enige die wist, waar haar spullen heen zouden gaan. „Zo dubbeltjesdam", groette de no taris opgewekt to9n Gysbert Dubbel dam 't kantoor binnen kwam stappen. Mynheer de notaris", zei Gysbert triistig, „ik kwam eens praten over de nalatenschap van wylen tante Auiaiie. V\ y zouden er nu wel eens iets van willen weten". „Dat kan, Dubbeltjesdam, dat kan, want ik heb net een boodschap rondgestuurd aan de familie dat morgen om 2 uur het testament geopend wordt. .Enne..." viste Gysbert Dubbeldam, „'t Is niet om nieuwsgierig te wezen, maar eh... sta ik er zogezegd ook nog in genoemd...?" Gysbert Dubbeltjesdam,je begrijpt wel dat ik daar nu nog niets van kan zeggen. Maar je brengt morgen maar een prima kerstgans voor me mee, dan zal de zaak best in orde komen". Opgetogen ging Gysbert naar huis. s Anderdaags, precies om twee uur was hy present. Samen met de andere erven, die allemaal hun Zondagse pakken aan hadden en sigaren rook ten. Iedereen gaf iedereen een hand alsof ze meKaar in geen jaren hadden gezien, en iedereen was razend zenuw achtig. De notaris was joviaal en olyk als steeds. Een kwinkslag hier, een aar digheidje -daar, en de erven lachten uit beleefdheid zo hard, dat het hemelsblauwe Meer van Genève op het schrijfbureau ervan begon te schudden. Toen brak het plechtige moment aan, de notaris zette zyn lorgnet op, keek de zwijgende kring rond en nam een langwerpige enveloppe. Hy ver brak de krakende lakzegels, keek weer de kring rond en begon te lezen. „Voor mij, Jacob Jan Hendrik Lodewyk Krabbendyke verscheen heden, den..." en zo voort, tot hy aan de legaten kwam. De erven zaten op het puntje van hun stoel. Even rechtopschietend als hun naam werd genoemd. Als ver moeid terugzygend in hun stoel als bleek, wat de erfenis was. Cato van Ome Tinus kreeg de kooi met het kanariepietje. „Omdat ze zo goed zingen kan". Pieter van Gys Dubbel dam kreeg de oude Bijbel. „Omdat hy zo goed lezen kan". Cathrien kreeg de poppetjes van de schoorsteen mantel. „Omdat ze zo goed stof af nemen kan". Daarop kwam Gysbert Dubbeldam aan de beurt. De notaris keek over zyn lorgnet heen even de kamer in om te zien, of Gysbert er wel wer kelijk was. Gysbertus Dubbeldam las hy met verheffing van stem krygt de poes, omdat hy zo goed miauwen kan. Het was even nog stiller in de kamer. De erven keken elkaar aan en toen naar Gysbert, die paars begon aan te lopen. Er werd wat gemonkeld. Maar de notaris ging gewoon verder: duizend gulden voor het klooster, duizend gulden voor Marie Spruit, de werkvrouw. Gysbertsnaam werd niet meer genoemd. Ruw trekkend aan de sigaar van de notaris stapte hy naar huis. Die avond werd er by de notaris gebeld. Mevrouw Krabbendyke-Dirks- mans deed zelf de deur open. Het Gysbert. Met een bebloed pakje. Mevrouw", tikte hy beleefd aan zyn pet, „ik had de notaris gisteren half en half een kerstgans beloofd..." Mevrouw van de notaris begon al ja te knikken en de handen naar het pakje uit te steken. „Maar", liet Gysbert Dubbelman er 'meteen op volgen, „nou is die erfenis nogal tegen- gevallén en nou had ik gedacht... de tranzen beunen nogal duur van 't en nou had ik maar een haas "meegebracht. Een kersthaas, dacht ik, die zal meneer de notaris ook wel lusten". „Nou, dat vind ik aardig van je hoor", zei mevrouw Krabbendyke enigszins teleurgesteld. „Rook je een cigaret voor de moeite?" Dat slaan ik niet af mevrouw", zei Gysbert, en paffend ging hy weg. Die eenvoudige mensen", doceerde de"notaris toen hy die avond in zyn bed stapte, „ze vallen je toch steeds weer mee. Neem nou die Dubbeldam... Dubbeltjesdam zeg ik altijd, hahaha... die dacht heel wat te erven... Ik zeg tegen 'm, breng me maar eens een fijne kerstgans mee... En wat doet Hij komt met een haas aan... In onze kringen ontmoet je nooit zoveel... zoveel, hoe zal ik 't zeggen... zoveel ongeveinsde hartelijkheid. Dat is 't ja ongeveinsde hartelijkheid. We moesten die mensen er maar een ezier voor terug doen. Stuur er morgen Leentje maar heen met een fles wijn en wat koekjes..." De volgende morgen ging Leentje naar de familie Dubbeldam. Met een fles wijn van de kruidenier en een half pond kerstkransjes, ook van de kruidenier. En d6 groeten van me- I vrouw en meneer de notaris. o- „Dat is de eerste keer sinds jaren, dat we geen gans eten met kerstmis" zei notaris Krabbendyke, toen hy zyn gouden horlogeketting achter zyn servet stopte. Mevrouw knikte. De notaris keuvelde opgewekt over koetjes en kalfjes en over het som bere weer en toen begon hy en zijn vrouw te eten. Hij smulde en kloof, tot zijn hele gezicht er van begon te glimmen. Net, toen hy zich weer wilde bedienen ging de telefoon. „Hé", deed de notaris verwonderd Telefoon? Op de eerste Kerstdag en dan onder etenstijd Wie kan dat zyn Zeker Jane, of we van de week komen bridgen. Die belt altijd onder het eten". „Hallo", begon hy, ..met notaris Krabbendyke". „Miauw", zei de telefoon. „Hoe zegt u?" vroeg de notaris. „Miauw" antwoordde de telefoon. „Mevrouw? Ja, die is hier. Wie kan ik zeggen dat er..." „Miauuw", ging de telefoon onver stoorbaar verder. Langzamerhand drong de waarheid in het brein van de notaris door. „Mi... mi..." stotterde hy. Toen smeet hy de hoorn op de haak. Dit jaar met kerstmis was de notaris, naar zyn eigen slagwoord, écht ongans. Maar niet van de gans. Wy hebben er geen klagen over, dat er zo weinig te doen is op deze wereld. Er is iumoër en laweit overal. Er is krakeel en gescheld en het is al lang zo ver gekomen, dat degen die zeggen brave mensen te zyn ook al aan hetherrieönzyn geslagen en woorden spreken en gedachten koesteren, die helemaal niet met hun houding passen. Het is zó, dat iedereen gelyk wil hebben, en aan een ander het recht daartoe ontzegt. Daarom al die herrie. De een wil de ander z'n onfeil baarheid opleggen en „het" volmaak te systeem aan de hand doen. Meestal .it daar iets achter, niet zelden eigen gewin. Tussen die twee een of meer krakelende lieden staat de massa. Die spreekt zoals ze gebekt is. Ge woonlijk is het zo, dat men met alle middelen die massa op de hand te hebben en als het eenmaal zo ver is kan men er by wyze van spreken piano op spelen. Dat noemt men regeren. We zyn vaker getuigen geweest van verschrikkelijke staaltjes van domheid. Lieden schaarden zich achter bewegingen, die het er langs een omweg en nog niet zo'n heel grote op aanlegden, de man, die door het idee gevangen werd, de das om te doen. Zy begrepen dat niet, of wilden het niet begrijpen, omdat zij er per soonlijk voordeel mee boekten. Dan begonnen ook zy aan het produceren van lawaai. Als we zo rondkijken, moeten we eerlijk zeggen, dat de regeerders van onze generatie er bitter weinig van terecht hebben gebracht. Als zy voor datgene wat ze hebben gewrocht punten kregen gelyk de kinderen op school, dan zouden zy aan geen hoge cijfers komen. Want hun werk zit vol fouten, grote en kleine grote helaas het meest En merkwaardig: ze worden daar voor doorgaans niet gestraft. Terwyl men elders degenen, die ernaast deden, eens flink in het zonnetje zet en men hun de verzekering af perst, dat ze het in het vervolg beter zullen doen, gaat een staats man vry uit. De krullejongen, die een stukje hout verkeerd bewerkt heeft, krygt ongenadig op z'n zielement, maar de regeerder, die hele volksstammen verkeerde wegen heeft aangewezen, of onzalige idee's propageert, wordt beschermd. Grote honden bijten elkaar niet, zegt 't spreekwoord. Daar is veel van waar. Als we tegemoet moeten komen aan een algemene tendenz schuldigen te straffen, trekken we Uitbarstingen van de Etna mogelijk van invloed. En over 10.000 jaar een nieuwe ijstijd Strenge winters zijn niet zeldzaam. De sneeuwjachten, waardoor velen al sinds de Sint Nicolaasdagen on aangenaam wellicht ook wel aan genaam werden verrast, herinner den er ons plotseling aan, dat wy ons in de koude maanden van het jaar bevinden. Uitgezonderd een aantal hart stochtelijke liefhebbers van winter sport, heeft, naar wy menen, toch wel het grootste deel van ons volk een afkeer van uitgesproken strenge winters. Nu de nood in een groot deel van Europa nog zo dreigend is en de huishoudbudgetten door de hoge kosten van levensonderhoud, toch al zo licht een tekort aanwijzen, vragen wy ons met nog meer zorg in het hart dan anders af, of wy werkelijk een strenge winter tegemoet gaan. De laatste jaren zyn de weergoden ons over het algemeen niet onguns tig gezind geweest. Uitgezonderd het jaar 1947, waren de winters zelfs zacht te noemen en zeer zeker niet abnormaal streng. Er zyn zelfs tal van theorieën geboren, die ons vertellen van het warmer worden der aarde, naarmate wy verder van de ijstijd leven, die onge veer 15000 jaar geleden moet zyn geëindigd. Men meent te weten, dat de peri oden, die tussen de ijstijden liggen, even lang duren als die ijstijden zelf. Wanneer het nu juist is, dat de ons bekende ystyd 25000 jaar heeft geduurd, dan mogen we verwachten, dat ons nog 10.000 „warmere" jaren wachten en kunnen we dus gerust zyn Tal van andere voor de tijd van het jaar opwekkende verklaringen sluiten by het bovenstaande aan Elk jaar trekken er een aantal poolgeleerden naar de koudste streken van dit ondermaanse. Op deze onder zoekingstochten vonden zy midden de ijsvelden aan de Zuidpool, waar de temperaturen soms wel 50 graden onder nul zyn, binnenzeeën, die nooit dichtvriezen. Ook zijn daar landstreken aange troffen, die men kan bebouwen. Komt men op IJsland, dan kan daar groene weiden vinden, die eeuwenlang bedekt zyn geweest onder meters dik ijs. In de Poolzeeën wordt thans wel meer vis aangetroffen dan voorheen. In de Barendszee wordt tegenwoor dig wel ongeveer 900 millioen kilo kabeljauw gevangen, terwijl men 100 jaar geleden nog niet de helft van dit gewicht uit het koude water vermocht op te halen. Een geheel juist beeld van de zo veranderde visstand geven deze cy'fers echter niet, want ook de techniek van het vissen is in de loop der tyden aanzienlijk verbeterd, terwyl men zich in de moderne wereld door betere kleding en doelmatiger voe ding ook beter tegen de koude kan wapenen. Meer gletschers smelten. Toch geeft het te denken, dat de poolzeeën niet meer zoveel maanden per jaar als voorheen voor de schepen onbevaarbaar zyn. Voegt men daar nog aan toe, dat veel gletschers op Groenland zich ir smeltende toestand bevinden, dan moet men toegeven, dat deze theo rieën over het warmer worden der aarde geenszins op fantasie be rusten. Intussen zou al dat smeltende ijs grote problemen met zich brengen voor de afvoer van al het geprodu ceerde water. De watertoevoer naar de wereld zeeën zou enorm toenemen en waar nemers hebben dan ook vastgesteld, dat het peil der oceanen per jaar gemiddeld met drie mm. stygt. Zouden alle gletschers op Groen land smelten, dan zou het peil van de wereldzeeën ongeveer vijftig meter hoger komen te liggen. Een groot deel van de continenten zou daardoor onder water stromen. Een laag land als Nederland zou daardoor geheel verdrinken evenals de grote steden Londen, New York, Washington enz. Voordat het echter zo ver is, zul len er nog 15000 jaren verstrijken. We behoeven ons dus niet al te angstig te maken, want volgens een in het voorgaande gegeven theorie, zal er in die tussentijd al weer een nieuwe ijstijd aanbreken. Hieruit blykt echter, dat wy die koudegolven niet al te zeer moeten verguizen. We kunnen er 't bestaan van ons land nog wel aan te danken hebben. De valkaan-theorie. Men noemt ook wel eens de vul kanen als oorzaak van een strenge winter. Telkens wanneer er vóór een winter een uitbarsting van een of andere vulkaan heeft plaats gehad, voorspelt men, dat er een zeer stren ge winter volgt. Deze gedachte vloeit voort uit de opvatting, dat de grote hoeveelheden stofdeeltjes, die door de werkende vulkaan tot op zeer grote hoogte in de lucht worden geworpen, daar jarenlang buiten het bereik van regen en wind blijven hangen. Deze stofjes zouden grote invloed uitoefe nen op de hoeveelheid zonneschijn, die de aarde kan bereiken. Men heeft berekeningen gemaakt, die aantonen, dat slechts een klein gedeelte van een kubieke kilometer stof voldoende zal zyn om de tempe ratuur gedurende lange tyd onguns tig te beïnvloeden. Sommigen menen zelfs hier de oorzaak in te moeten zoeken van het ontstaan van een nieuwe ijstijd. Hoe gevoelig de temperatuur op aarde wel is voor invloeden van buiten, blykt uit de dalende temperatuur by het optreden van zonnevlekken. En dan te beden ken, dat de temperatuur in ons Europa maar ongeveer acht graden behoeft gemiddeld te dalen om een nieuwe ijsveld tot werkelijkheid te maken. De vulkaan-theorie maakt juist de laatste tyd weer veel indruk, omdat de vuurspuwende berg, de Etna, op Sicilië onlangs weer is gaan werken en bij die gelegenheid zonder twijfel millioenen stofdeeltjes het luchtruim heeft ingeblazen. We zullen daar wel geen ijstijd uit mogen verwachten, maar het is toch niet ondenkbaar, dat de tem peratuur van de komende winter er door beïnvloed wordt. In dat geval mogen we zeer zeker een koude winter tegemoet zien Zijn strenge winters zeldzaam Het zal wel erg moeilijk zyn om de ongetwijfeld interessante theorieën over het al dan niet toenemen van het aantal koude of zachtewinters met zekerheid te bewijzen. Hoe het ook zy, de statistiek over honderd jaar winter in Nederland wijst uit, dat wy van 1850 tot heden nog meer ijswinters dan slappe winters hebben doorgemaakt. Wanneer men zo dikwyls spreekt over de „strenge winters van vroe ger", dan bedoelt men meestal de winters van 1885 tot 1909. In dit tydstip vielen er maar twee uitgesproken zachte winters. Zo'n lange rij van yswinters is nadien nog niet weer voorgekomen, maar dat betekent, dat we nu niets anders meer kunnen verwachten dan regenwinters. Als we de statistiek bekijken, dan mag er gerust een regenwinter komen en dan kan niemand spreken van een abnormaal verschijnsel. Liefhebbers van veel schaatsen rijden zullen wel hopen, dat de vul kaan- theorie opgaat, maar wanneer er dan een ijstijd op volgt, moeten ze die ook maar op de koop toe nemen De drie gebroeders Verhees uit Helmond en J. van Arkel uit Den Haag zyn per vliegtuig naar Australië geëmigreerd. Op 6 November j.l. kwamen zy behouden te Melbourne aan en schreven onderstaande brief aan de Helmondse Courant, waaraan wy dit schrijven ontlenen het koude het zwaard en plaatsen de weeg schaal op scherp, om de allerkleinste rakkers te grypen en hen te kerkeren de stakkers, die met één korreltje zand knoeiden. Terwijl we de grote )ieten, die met bergen van zand moeiden, vanwege de schittering er van, niet zien. Daarom dan ook, dat er herrie en rumoer op de wereld blijft. Zolang de rechtvaardigheid we benadrukken het: in alle geledingen geen kans krygt, zullen we met Geachte Vrienden Noorden. Hier komt ons eerste pennekrab- betje uit het warme Zuiden, waar een edel Helmonds trio in gezelschap van een Hagenaar, die het kwartet volmaakt hun vreugdevol verblyf in hun nieuwe Vaderland genieten. Het begin van ons avontuur was het taxiën van de „Overloon" op het vliegveld Schiphol, waar wy afscheid namen van 't vaderland. De reis was schitterend en bracht al de eerste dag vele bewonderens waardige dingen om slechts te noemenhet zo prachtige Rhóne-dal, de Alpen, de helderblauwe Middel landse Zee en Rome als blokkendoos uitgespreid over een met alle kleuren bedekt tapijt. Vervolgens Caïro, voor door zware wolken en dumpings van onze kist, en een ont vangst van in nachthemd geklede Arabieren, een heerlijk diner, goede service en 'n gloeiend hete nachtrust. De 2e vliegdag bezorgde al evenzeer een hoop nieuwe dingen, waarvan de reeks geopend werd met 't Suez- kanaal, de Arabische woestijn en Basrah als rust- en Karachi als nachtverblijf. Zo ging onze vliegtocht verder de plaatsen Colombo (berucht om zyn zakkenrollers) en Singapore naar Port Darwin, dat ons als eerste stad in ons nieuwe vaderland enige rillingen bezorgde. De laatste trip van de Darwin-rimboe naar de stad Sydney was wel wat taai. Een koude overviel ons bij het verlaten van de ons in 6 dagen zo dierbaar geworden „plane". In het douanestation werd hartelijk afscheid genomen van de bemanning, die wis waarachtig een flinke pluim op hun met 't K.L.M.-embleem versierde pet verdiende. De bemanning heeft alles gedaan om het de 64 passagiers zo aange naam mogelyk te maken. Nu begon het onbekende gedeelte van het avontuur. Door de heersende spoorwegstaking Victoria werden wy genoodzaakt om de afstand Sydney-Melbourne ook per vliegtuig af te leggen, en zo stapten wij in de nacht van Zaterdag November om 00.15 Melbourne binnen. Zonder bed, zonder dak en zonder veel kennis. Na enige moeilijkheden kregen we eerste op Maandagavond 19 uur een dak boven ons hoofd, een bed en een pracht van een kamer, waar we ons dadelijk thuisvoelden. Ook het werk was gauw gevonden, want iedere dag staan pl.m. 8 pagina's advertenties in de krant voor werk krachten in iedere branche. Al gauw hadden we in de gaten, dat toch alles niet zo gemakkelijk als we dachten en dat taaiheid doorzettingsvermogen nodig zyn om hier door de zure appel heen te byten. Dat hy zuur is, daar kan men van op aan. Heus, we hebben de geeste lijke krachten van ons alle vier er onder moeten zetten. De lichamelijke krachten sly'ten hier nier. Zo is bij voorbeeld het woningprobleem hier een grote moeilijkheid en wil men niet onder inwoning bly'ven, dan is eenieder verplicht zyn eigen huisje te bouwen. Zo heeft Australië zyn voor en tegen, maar alles tezamen is het hier voor een hard, doorzettend mens, die ook tegenslagen kan incasseren, een hemels oord. Wéé hy, die deze eigenschappen niet bezit I Die zal al heel gauw de terugtocht aanvaarden. Heeft men genoemde eigenschappen dan is Australië een paradijsje in verpeste wereld! De ver diensten zijn abnormaal goed, het levensonderhoud is niet zo duur, het z'n allen een voze wereld in stand houden Kijk maar eens naar vele dingen om U heen 1 het woningprobleem en de textiel. De kennis van de Engelse taal wordt al gauw uitgebreid en enige kennis van deze taal, voordat men hier komt, behoort tot de noodzake lijke dingen. Dat spaart moeilijk heden. Het weer is hier momenteel ont zettend heet, 102 gr. F. en dit kan nog wel 112 gr. F. worden. Als men bedenkt, dat op de warmste dag in Nederland de temperatuur ongeveer 75 gr. F. is, dan kan men zich voor stellen hoe heet het hier is. Reeds met doodstil zitten is je lichaam gelyk aan een waterval! De mentaliteit van de Australiër is al heel verschillend van die van de Nederlander in Nederland. (Een Ne derlander hier is al binnen 4 dagen Australiër). De Australiër is naar onze opvattingen erg lui en „gemak kelijk"; eten en drinken vormen de hoofdschotel. Teatime, lunch-time, coffee-time en te laat komen vormen de dagtaak. In Nederland rusten de arbeiders niet, al is de baas moe, maar hier rust de baas als de arbei ders moe uitrusten. EHart 7.45, re rust 8.15 etc. Nu komt er voor de Nederlander een grote moeilijkheid en wel deze: door de beknopte kennis van de Engelse fabriekstaal raak je niet in het gesprek. Een vlot gesprek tussen Australiërs onderling en het lachen van deze mensen, het niet verstaan en begrypen, maakt je ner veus, doet je in je zelve keren en veroorzaakt piekeren met de daaraan verbonden narigheid van gevoelens van eenzaamheid, waarbij men zich sterk moet behoeden voor heimwee, dat zich niet makkelijk laat onder drukken. Dit vormt buiten alle andere moeilijkheden, waar ieder mens afzonderlijk tegenover komt te staan, de grootste en dikwijls onoverwinne lijke. Dit laatste en ook de andere moei lijkheden gelden niet voor ons, want als getrouwe kameraden en broeders hebben we van de beginne af alle moeilijkheden met vier paar schouders gedragen, en dat is de reden van ons welvaren. Nu waarde lieden, vrienden en kennissen in het kleine landje, dit zyn dan onze eerste belevenissen en onze adviezen voor hen, die willen komen naar dit heerlijke oord. INGEZONDEN DAAR NIET HIER WEL het lekkerste middel tegen verkoudheid 30 cent oer 100 gram

Peel en Maas | 1950 | | pagina 6